Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie.In deel zeven bespreken we het groeiseizoen van 2024.
Niet veel later vond er nog een bijzonder tafereel plaats in onze tuin. In onze poel specifieker gezegd. Hier veranderde namelijk een larve van de grote keizerlibel, een van de grootste libellen in ons land, in een volwassen exemplaar. Dit uitsluipen (het ondergaan van een onvolledige gedaanteverwisseling) hebben we weten vast te leggen. Het hele proces nam ruim één uur in beslag.
Beheer van de natuurtuin
Gedurende de lente en zomer heeft er weinig beheer plaatsgevonden in de natuurtuin. Enkel om het gras te beheren zijn werkzaamheden uitgevoerd. Het plan is om het grasland drie keer per jaar te maaien: de eerste keer rond half/eind mei, de tweede keer begin juli en de laatste maaibeurt begin november, aan het einde van het groeisezoen.
Het gras wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Dit zorgt ervoor dat de voedselrijkdom van het grasland afneemt. Hierdoor worden grassen minder dominant en komt er meer plaats voor kruidachtige planten. Bloeiende planten trekken op hun beurt weer insecten aan en insecten trekken weer vogels aan. Het totaalplaatje zorgt voor een kleurrijk grasland met een hoge biodiversiteit. Het beheerplan past daarnaast ook binnen de criteria van een onverwachte, maar zeer aangename (én zeldzame) gast in onze tuin.
Toen we in het najaar namelijk de laatste maaironde uit aan het voeren waren, zagen we (gelukkig op tijd) een felgroen kikkertje in het hoge gras zitten. Dit kon natuurlijk niets anders zijn dan een heuse boomkikker! We wisten dat deze zeldzame amfibieën in de nabij gelegen natuurgebieden te vinden waren, maar hadden absoluut niet verwacht er zo snel een in onze eigen natuurtuin tegen te komen. Zeker niet omdat er (nog) geen geschikt voortplantingswater aanwezig is.
De prachtige boomkikker, verscholen in het groene gras (de Natuur van hier)
We hopen in de toekomst de natuurtuin verder geschikt te maken voor de boomkikker. Een struweel, gemengde haag en braamstruiken zijn al aangeplant. We zijn nog van plan een grote poel aan te leggen, die voldoet aan de specifieke eisen die boomkikkers daaraan stellen. Wellicht kan deze poel in de toekomst dan een belangrijk voortplantingshabitat vormen voor boomkikkers in de regio.
Zoogdieren
Tijdens een maaibeurt in het voorjaar kwamen we een ander dier tegen dat zich schuil hield in het hoge gras. Het was een jonge haas die we vonden. De haas was nog erg jong, hoogstens een aantal weken oud. Het stuk waar de jonge haas zat hebben we met rust gelaten.
Sinds de herfst zijn intrede heeft gedaan zien we steeds vaker een vrij jonge haas in onze tuin, druk knabbelend aan het hoge gras en de afgevallen bladeren. De witte vlek op zijn hoofd (zie onderstaande foto) verraadt dat het om een jonge haas gaat. We hebben sterke vermoedens dat de jonge haas die we in het voorjaar vonden dezelfde is als de iets grotere (maar nog steeds jonge) haas die we de afgelopen weken zien. Het gefaseerd maaien blijkt hoe dan ook een positieve ontwikkeling te hebben op de hazen in onze natuurtuin.
De witte vlek tussen het oog en de neus verraadt dat het om een jonge haas gaat (de Natuur van hier)
Steenmarter
Sinds enkele weken hebben we ook nog bezoek van een ander zoogdier, de steenmarter. De eerste keer zagen we deze marterachtige met de wildcamera, in de buurt van de kerkuilenkast. Zo’n twee weken later kwam de steenmarter op een koude zondagochtend onder de auto vandaan toen we deze startten. Om schade te voorkomen gaan we maatregelen treffen zodat deze niet meer onder de auto’s kan en ook niet in de nestkast van de kerkuil kan. Daarnaast gaan we ergens achterin de tuin een plek maken waar de marter kan schuilen. Dit kan heel simpel door een rommelhoek te maken met daarop een stuk golfplaat. Hierdoor kan de steenmarter droog en ongestoord rusten en is de kans dat deze onder de auto of zelfs in huis (spouwmuren) gaat rusten een stuk kleiner.
Vogels
Ook bij de vogels was het alles behalve rustig. De buizerds hebben weer gebroed op hetzelfde nest als vorig jaar, in de bosrand bij het kasteel. Gedurende het seizoen hebben we ze van heel dichtbij kunnen waarnemen. Roepend vanaf het nest, majestueus in de lucht en in een immer durend conflict met de zwarte kraaien.
Daarnaast liet een kleine rover zich ook vaak zien, de torenvalk. Laag hangend boven het grasland op zoek naar veldmuizen en soms druk roepend in de lucht. De steenuil horen we de afgelopen maand ook meerdere keren roepen tijdens de schemering en vlak daarna. Ook de kerkuil is sinds een maand weer vaste gast. Hij (of zij?) gebruikt de nestkast overdag weer als rustplaats, net zoals vorig jaar.
Inmiddels hebben de boerenzwaluwen, kwikstaarten en roodstaarten plaats gemaakt voor de gaaien, kauwen, roeken en staartmezen. De gaaien, kauwen en roeken komen naar onze tuin voor de wal- en hazelnoten. De staartmezen trekken in groepjes door de hoge bomen. Daarnaast zien we de merel, zowel man als vrouw, regelmatig vanuit de nabij gelegen boomgaard en struweelhaag naar onze taxus vliegen, waar ze zich te goed aan de bessen.
Uitzicht vanuit de tuin, op een mistige herfstochtend(De Natuur van hier)
Resultaten
In totaal hebben we nu 469 soorten organismen waargenomen in onze natuurtuin. Ruim 21% hiervan zijn planten, ruim 15% nachtvlinders en micro’s en 12% vogels. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode zijn: de grijze wespenboktor (zeldzaam), grauwe spaandermot (zeldzaam), de roestbruine kniptor (zeldzaam) en de boomkikker (zeldzaam).
Natuurtuin overzicht, december 2024 (De Natuur van hier)
Je kent het wel: je koopt een huis en gaat binnen aan de slag met verbouwen en het huis naar je smaak maken. Als dit klaar is blijft de tuin nog over: een groot tegelpaleis welke in de zomer véél te warm is en welke blank staat wanneer het in het najaar begint te regenen. Tijd voor een groene oase! Maar waar begin je? In deze blog laten we je stap voor stap zien hoe je van deze tegeltuin een levendige groene tuin maakt!
omslagfoto:de Natuur van hier
Waarom is een groene tuin belangrijk?
Een groene tuin kent veel voordelen ten opzichte van een tegeltuin. Het extreme weer waar we tegenwoordig mee te kampen hebben zorgt in steden en dorpen steeds vaker voor wateroverlast. Dit komt omdat er veel beton, asfalt en tegels in steden aanwezig zijn, waardoor het water allemaal via de riolering afgevoerd moet worden. Groene tuinen zorgen ervoor dat niet al het water via het afvoerputje hoeft weg te lopen, maar dat het rustig in de grond kan infiltreren.
Daarnaast is een tegeltuin veel warmer dan een groene tuin. Handig zou je in eerste instantie denken, maar wanneer het meer dan 30 graden in de zomer wordt ben je blij dat je wat schaduw hebt in je tuin. Als we ervoor kiezen om steden te vergroenen kan de gevoelstemperatuur in steden met meer dan 10 graden zakken op hete dagen! Plant dus planten, struiken en bomen in je tuin, om hittestress te voorkomen.
Tot slot dragen groene tuinen bij aan de lokale biodiversiteit en is het goed voor de mentale gezondheid.
Reden genoeg dus om je tegeltuin om te turnen naar een groene oase. Maar hoe pak je dit aan? Voordat je enthousiast aan de slag gaat, is het goed om eerst een en ander op papier te zetten. Dit kan met een simpele schets, of door een echt tuinontwerp te maken.
Ontwerp
Belangrijk is om goed na te denken wat je allemaal wil in je tuin. Wil je een terras in je tuin? Denk dan goed na over wanneer je gebruik maakt van dit terras. Heb je een ‘gewone’ 9-5 baan? Kies er dan voor je terras op die plek te leggen waar je in de namiddag zon hebt. Werk je bijvoorbeeld in de horeca en ben je vooral ’s ochtends vrij? Kies er dan voor je terras op een plek te leggen waar je kunt genieten van de ochtendzon.
Heb je veel buren en wil je geen inkijk hebben? Zorg er dan voor dat je genoeg (winter)groene struiken en (lei)bomen aanplant om het zicht te belemmeren. Denk ook na of je een vijver wil (zorg dan dat deze niet de hele dag in de schaduw ligt), een gazon, plantvakken en wellicht een moestuin.
Voordat je aan de slag gaat is het goed om je ideeën op papier te zetten
Vlekkenplan
Als je alle dingen hebt opgeschreven die zeker in je tuin terug moeten komen, is het tijd om een vlekkenplan te maken. Met een vlekkenplan maak je een schets van je tuin waarin je alle elementen die in de tuin terug moeten komen een plekje krijgen. Dit kun je digitaal doen, er zijn veel gratis en betaalde softwareprogramma’s te vinden, maar dit kan ook heel prima met de hand. Ook als je geen grafisch ontwerper of tekenaar bent kun je dit doen. Het gaat erom dat het voor jou duidelijk is waar wat moet komen en dat je er voldoende plek voor gereserveerd hebt.
Je kunt veel tijd in een ontwerp steken door een 3D ontwerp van je tuin te maken (zoals hierboven), maar een simpele schets op papier werkt ook (De Natuur van hier)
Tegels eruit
Dan is het eindelijk zover dat de handen vies gemaakt kunnen worden. Allereerst moeten die tegels eruit! Gooi ze niet gelijk weg, deze kun je prima hergebruiken. Als je de stoeptegels doormidden slaat, kun je ze heel mooi gebruik om stapelmuren en borders mee te maken. Stapel deze dan met de ruwe kant naar buiten en plant er zo nu en dan een muurplantje tussen. Zo krijg je een robuuste stapelmuur, welke bijzonder geschikt is voor allerlei dieren om tussen te kruipen. Meer tips over hoe je een stapelmuur maakt vind je hier!
Oude stoeptegels zijn uitermate geschikt om een stapelmuur van te maken. Begin met wat gele zand en een hele tegel als fundering. Stapel daarna halve tegels (met de ruwe kant naar buiten) licht hellend naar achteren en vul de ruimte erachter met tuinaarde. Zo krijg je een unieke plantenborder. (De Natuur van hier)
Nu de tegels eruit zijn kijk je waarschijnlijk tegen een laag gele zand aan. Volledig ongeschikt om planten in te zetten. Verwijder de gele zand (zet als gratis af te halen op Marktplaats, wellicht heb je geluk en hoef je zelf niet eens te scheppen!) en vul het ontstane gat op met tuinaarde. Of gebruik het gat om een grote vijver te maken! Als alle gele zand eruit is kun je eindelijk gaan nadenken over opnieuw inrichten!
Inrichten
Als het goed is heb je in je ontwerp of vlekkenplan bedacht waar je groen wil, waar je een terras wil, waar een gazon en waar een waterpartij. Zodra je klaar bent met het terras kun je starten met het water en het groen.
De aanleg van een rond terras (De Natuur van hier)
Water
Afhankelijk van de grote van je tuin kun je een kleine of grote waterpartij maken. Een kleine waterpartij kan een simpel waterornament zijn, of een kleine voorgevormde vijverbak. Als je enkel plaats hebt voor een waterornament, kies hier dan zeker voor. Vogels zoals huismussen, kool- en pimpelmezen komen hier graag uit drinken. Heb je iets meer ruimte ga dan voor een poel of vijver. Naast vogels zullen amfibieën zoals kikkers, padden en salamanders het water gauw vinden. Wil je het helemaal perfect maken voor amfibieën? Laat vissen dan achterwege. Deze eten namelijk de eitjes van de amfibieën, waardoor deze zich lastig kunnen huisvesten. Een poel zonder vissen is in no-time bevolkt door amfibieën!
Water in de vorm van een poel of vijver zorgt voor meer biodiversiteit in de tuin (De Natuur van hier)
Gazon
Ook een gazon mag niet ontbreken in een groene tuin. Onder andere merels maken dankbaar gebruik van een gazon, om te zoeken naar regenwormen. Kies ervoor een deel van het gazon (of helemaal) minder te maaien. Hierdoor krijgen kruidachtige inheemse planten de kans om te groeien en tot bloei te komen, perfect voor insecten. Paardenbloem, pinksterbloem, witte klaver, rode klaver en biggenkruid zijn voorbeelden van bloemen die met minder maaien zomaar in je gazon kunnen komen. Maai maar één keer per maand (of nog minder) en voer het gemaaid gras altijd af. Om het proces te bevorderen kun je er ook voor kiezen een inheems bloemenmengsel in te zaaien.
Minder maaien is meer kruiden in je gazon
Groen
Dan is het eindelijk tijd om het groen aan te planten. Hierbij zijn er een paar dingen belangrijk om ervoor te zorgen dat je voldoende insecten naar je tuin lokt. Varieer genoeg, kies voor inheems en bij voorkeur ook voor biologisch. Niet biologische planten worden bespoten met bestrijdingsmiddelen, wat dodelijk is voor insecten. Als je zo’n plantje koop bevat deze vaak nog bestrijdingsmiddelen waardoor insecten die erop af komen niet lang meer zullen leven. Wil je een levende tuin, dan is dit natuurlijk het laatste wat je wil.
Variatie
Er zijn verschillende soorten groen die je in je tuin kunt gebruiken. Op plekken waar je wil dat het groen niet te hoog wordt (vooraan in de plantenborder bijvoorbeeld) kun je gebruik maken van bloembollen (deze kunnen ook in het gazon gestoken worden), mossen, een- en tweejarige planten, vaste planten en varens. Daarachter gebruik je (hogere) vaste planten of struiken. Zo krijg je laagtes in het groen, wat zorgt voor verschillende micro-klimaten. In iedere micro-klimaat houden zich weer andere dieren op. Vergeet daarnaast niet om bomen aan te planten. Bomen zorgen voor schaduw tijdens warme zomer dagen, houden water vast en zijn een ware biodiversiteitsbron. Een tuin zonder bomen is dus niet af!
Tot slot kun je er nog voor kiezen om een heg aan te planten. Vogels vinden een veilige broedplek in heggen. Daarnaast zitten op de stammetjes vaak rupsen, perfect voedsel voor kool- en pimpelmezen. Wanneer de heg voldoende oud wordt komt er misschien zelfs wel een hele mussenfamilie wonen!
Het aanleggen van een nieuwe tuin kan veel geld kosten. Zeker wanneer je net klaar bent met het huis van binnen opknappen kan de rekening voor de tuin flink tegenvallen. Hier een aantal tips om op deze kosten te besparen.
Voer het werk zelf uit. Als je een beetje handig bent en je hebt groene vingers dan loont het om zelf aan de slag te gaan. Op deze manier kun je al gauw een paar honderd tot (meer dan) duizend euro besparen.
Hergebruik materialen, zoals het voorbeeld wat we gaven van de stoeptegels. Maar ook dakpannen, andere tegels en oude schuttingen kunnen op een creatieve manier hergebruikt worden.
Heb je een grote voor- en achtertuin? Ga dan gefaseerd te werk. Vind je de achtertuin het belangrijkste? Pak deze dan eerst aan en laat de voortuin nog een jaar liggen.
Doe een oproep op social media. Veel mensen die al een tuin hebben met inheemse soorten hebben na een aantal jaren veel plantmateriaal over, omdat inheemse soorten hard groeien. Soms kun je op deze manier gratis stekjes van vaste planten, vijverplanten, struiken en bomen ophalen.
Kijk eens op Marktplaats of andere 2e hands websites. Hier zijn vaak ook goede kopen te doen met betrekking tot planten, struiken en bomen. Wil je een grote struik of boom overnemen die ergens in de volle grond staat? Bereid je goed voor en vergis je niet in het gewicht. Struiken en bomen kunnen het beste verplaatst worden vanaf november t/m februari, omdat de grond dan voldoende nat is. Hierdoor kan de struik/boom sneller aangroeien op zijn nieuwe plek. Ook sites zoals Meer bomen nu en Voer de bij bij hebben soms (gratis) plantmateriaal beschikbaar.
Wil je graag een vijver, maar past dit niet binnen het budget? Kies dan voor een Wadi in plaats van een folievijer. Hiervoor graaf je enkel een gat op een laagpunt in de tuin. Leidt het water van het dak naar deze Wadi zodat er voldoende water in komt. Hier beginnen vanzelf waterminnende plantensoorten te groeien!
Wil je nestkastjes ophangen in je tuin? Maak deze dan zelf van afvalhout. Deze gaan wellicht iets minder lang mee, maar afvalhout is vaak wel gratis of voor weinig geld te krijgen. Als zo’n kastje na een aantal jaren slecht wordt, maak je gewoon weer een nieuwe. Op onze site vind je tal van voorbeelden van nestkastjes die je zelf kunt maken.
Van tegeltuin naar groene tuin. Een wereld van verschil (De Natuur van hier)
Tot slot
Als je eenmaal klaar bent is het tijd om van je groene tuin te gaan genieten. Als je stoeptegels hebt verwijderd, kun je dit nog doorgeven bij het NK tegelwippen. Hier wordt ieder jaar bijgehouden hoeveel stoeptegels in tuinen vervangen zijn door groen. Heb je in je tuin vooral inheemse en streekeigen soorten gebruikt, dan kun je je tuin ook nog aanmelden bij Streektuinen.
Nu je een groene tuin hebt is het een kwestie van tijd voordat de eerste diersoorten zich gaan melden. Vind je het leuk om bij te houden welke soorten je allemaal ziet en wil je bijdragen aan de wetenschap? Kies er dan voor om mee te doen aan de jaarrond tuintelling. Hier kun je alle waargenomen soorten doorgeven. Dit is zeer belangrijk voor onderzoek naar (algemene) tuinsoorten.
Tot slot zijn wij ook razend benieuwd naar je tuin metamorfose. Dus heb jij jouw tuin flink onderhanden genomen en ben je trots op het eindresultaat? Laat het ons dan zeker weten. Dit kun je doen door onder deze blog een opmerking achter te laten. Of stuur ons een bericht (of tag ons) op Instagram (@denatuurvanhier). Wij kijken uit naar jouw tuinproject!
Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie.In deel zes bespreken we de afgelopen winterperiode en het begin van de lente.
4 mei 2024
Uilen
In deel V van de natuurtuin in ontwikkeling serie schreven we dat we sinds enkele tijd bezoek krijgen van maar liefst twee uilensoorten: de steenuil en de kerkuil. Deze bezoeken hebben zich gedurende de winter en het begin van de lente voortgezet.
Steenuilen
Te beginnen met de steenuiltjes. Nadat we deze in het najaar een enkele keer gezien hadden, bleef het stil. In de tussentijd hadden wij niet stil gezeten, via STONE (steenuilenwerkgroep) hadden we een nestkast aangeschaft en opgehangen in een van de notenbomen. Even leek het erop dat het meteen raak was. Enkele avonden (en nachten) in het vroege voorjaar hoorden we de steenuilen luidkeels roepen en elegante vluchten achter elkaar aan maken.
Steenuil bij de ingang van de nestkast (De Natuur van hier)
Helaas lijkt het er niet op dat het tot een succesvol broedpaar heeft geleid in onze nestkast. We hebben echter wel vernomen dat een paar honderd meter verderop een paartje aan het broeden is. Dus wie weet kunnen we volgend jaar wel een paartje in onze nestkast bewonderen. In deze video zijn het vrouwtje en mannetje samen voor de nestkast te zien.
Kerkuil(en)
Dan de kerkuil. Gedurende de winter heeft een kerkuil de nestkast dagelijks gebruikt als rustplek. Begin januari zagen we echter dat er naast een ongeringde kerkuil ook nog zo nu en dan een geringde kerkuil voor de camera verscheen. Er moeten dus minstens twee exemplaren de schuur gebruikt hebben tijdens de winter. Een keer is het gelukt om beide kerkuilen gelijktijdig op de wildcamera vast te leggen.
Sinds het begin van de lente zijn de kerkuilen niet meer dagelijks aanwezig in de nestkast. Ons vermoeden is dat er op een andere plek wordt gebroed. Wel zien we we de kerkuilen nog minstens een aantal keren per week voor de wildcamera verschijnen. In deze video zie je een van de twee kerkuilen de nestkast binnen komen. Ook kun je hier het (angstaanjagende) geluid horen wat kerkuilen maken.
Een selectie van momenten dat we de kerkuilen wisten vast te leggen met de wildcamera (De Natuur van hier)
Lente betekent ook trekvogeltijd. Dit voorjaar zagen (en hoorden) we maar liefst drie keer grote groepen kraanvogels over ons huis trekken. De waarneming van de grootste groep was het bijzonderste. Boven ons bleef een groep van ongeveer 100 kraanvogels een aantal minuten rondcirkelen, waarna er van diverse kanten kleine groepjes kraanvogels aansloten. Uiteindelijk vertrokken er zo’n 200 kraanvogels weer in noordelijke richting.
Kraanvogels verzamelen zich boven ons huis, om na een aantal minuten weer in een grote groep verder te trekken (De Natuur van hier)
Paringsgedrag en nieuwkomers
Er wordt ook weer gebroed in de natuurtuin dit jaar. In een van de nestkasten heeft een koolmezenpaar al jongen en de houtduif zit ook stevig te broeden in de taxus. Van onder andere merels, pimpelmezen, zwarte roodstaarten en tortelduiven hebben we paringsgedrag waargenomen, maar (nog) geen broedplekken in de tuin weten te ontdekken. Wellicht volgen deze later in het seizoen nog, of zitten ze niet ver van hier te broeden.
Daarnaast zien we dit jaar voor het eerst twee wilde eenden (mannetje en vrouwtje) gebruik maken van de poel in de tuin. Ook hebben we tot twee keer toe twee patrijzen waargenomen. De patrijzenpopulatie nam de afgelopen 40 jaar met bijna 90% (!) af in Europa, we zijn dus erg blij dat onze tuin aantrekkelijk genoeg is voor deze soort. Vanaf dit jaar worden aangrenzende akkers ook ingericht met patrijzenbeheer via het ANLb (Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer). Hopelijk kunnen we de patrijs dan ook vaker gaan zien in onze tuin.
Een greep uit de wildcamera-collectie. V.l.n.r.: nijlgans, ekster, holenduif (De Natuur van hier)
Wildcamera’s Benieuwd geworden wat er zoal in jouw tuin te zien is, wanneer jij van huis bent of in bed ligt? Met behulp van een wildcamera kun je bewegingen in je tuin vastleggen via foto’s of videos. Via bol.com zijn wildcamera’s in alle prijsklassen te bestellen, dus toegankelijk voor iedereen. Besluit jij zelf een wildcamera aan te schaffen, dan kun je dat doen via deze link. Wij ontvangen hiervoor dan een kleine vergoeding (het kost jou niets extra’s), waardoor we dit soort content kunnen blijven maken.
Beheer natuurtuin
Wat betreft beheer is het een redelijk rustige periode geweest. We hebben in de voortuin een witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) aangeplant. Daarnaast hebben we nog twee sterappeltjes (een lokaal ras) aangeplant.
Daarnaast is het grasland door het wisselvallige weer (vooral héél véél regen) weer flink aan het groeien. Om meer kruiden te krijgen zijn we het, in het verleden intensief bemeste, grasland daarom zo’n 3x per jaar aan het maaien (inclusief afvoeren van het maaisel). De eerste maaironde wordt nu gefaseerd uitgevoerd. Tot slot hebben we voorbereidingen getroffen voor een kleine keverbank te maken, achterin de natuurtuin. Hierover in het volgende deel meer!
Resultaat
In totaal hebben we nu 355 soorten organismen in de natuurtuin waargenomen, verdeeld over 18 soortgroepen en 174 families. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode waren de dwarsbandkakkerlak (zeldzaam), bruingemarmerde schildwants (zeer zeldzaam), ovale dennenspanner (zeldzaam) en pocota (zeer zeldzaam). Deze laatste is een zweefvlieg welke een hommel imiteert (mimicry).
Schaduwrijke plekken in de tuin zijn soms lastig aan te planten. De zon schijnt er maar weinig, waardoor het er erg vochtig en koel is. Door de juiste beplanting te kiezen kun je de schaduwrijke plekken toch goed opvullen met beplanting. Als je kiest voor inheemse planten zorg je er ook nog eens voor dat de lokale biodiversiteit er wat aan heeft. In deze blog geven we je de beste tips voor inheemse schaduwplanten.
Bosanemoon (Anemone nemorosa)
We trappen af met de bosanemoon. Bosanemoon is een vaste plant welke in het vroege voorjaar in sommige bossen in ons land hele oppervlaktes bedekt met witte bloemen. Dit is een perfecte bodembedekker om te gebruiken onder struiken en bomen. De plant wordt niet hoger dan 25 centimeter en voelt zich prima in de volle schaduw. Ook een plekje in de halfschaduw kan de plant nog wel verdragen. De bloei duurt soms tot in mei en het is een drachtplant voor wilde bijen en honingbijen. Je bestelt de bosanemoon hier (bol.com).
Bosanemoon bloeit in het voorjaar met prachtige witte bloemen
Daslook (Allium ursinum)
Ben je opzoek naar een andere vaste plant met witte bloemen voor in de schaduw, dan is daslook een goede optie. Daslook bloeit in de periode april en juni met witte bloemen en is dan ook rijkelijk bloeiend te vinden in de duinen en in Zuid-Limburg. Daslook staat het liefst op een vochtige plek in de schaduw of halfschaduw en wordt 20 tot 40 centimeter groot.
De witte bloemen van daslook vallen goed op en de bladeren kunnen gebruikt worden voor salades en soepen
Het is daarnaast een belangrijke drachtplant (een plant die voedsel levert in de vorm van nectar) voor wilde bijen, honingbijen en hommels. Het is daarnaast ook een eetbare plant voor onszelf, de bladeren kunnen gebruikt worden in salades en soepen en hebben een uiachtige smaak (behoort ook tot dezelfde familie als de ‘gebruikelijke’ ui). De plant kan ook een sterke uiachtige geur afgeven, waardoor deze soms wordt aangeplant om katten te weren uit de tuin. Deze schijnen niet van de sterke geur te houden.
Gele dovenetel (Lamium galeobdolon)
Wil je meer gele bloemen in je tuin, houd dan een schaduwrijk plekje vrij voor de gele dovenetel. Deze inheemse plant doet het uitstekend in de schaduw en halfschaduw en bloeit van april tot juni met prachtige, gele bloemen. De plant is een fijne bodembedekker, omdat hij 20 tot 60 centimeter groot wordt én zich vermeerderd door wortelstokken.
Gele dovenetel is een drachtplant voor onder andere hommels en wilde bijen
Gele dovenetel is tevens een prima drachtplant voor diverse insecten, waaronder hommels en wilde bijen. Daarnaast is de plant eetbaar. Je kunt er thee van zetten en jonge blaadjes smaken voortreffelijk door een salade. Reserveer een plekje onder een grote boom of een aantal struiken voor deze multifunctionele inheemse plant.
Een van de mooiste inheemse planten van ons land is vingerhoedskruid. Deze twee- of meerjarige plant krijgt in de periode mei tot oktober een prachtige tros bloemen met kleuren die variëren van wit naar verschillende tinten paars, roze en rood. De bladeren van de rozetplant blijven laag bij de grond, maar de bloementros kan wel tot 1,50 meter hoog worden. Na de bloei vormt het vingerhoedskruid zaad en zaait zich gemakkelijk. Geef de plant dan ook de ruimte in je border of in je (natuur)tuin.
Vingerhoedskruid, één van de mooiste bloeiende planten van Nederland
Vingerhoedskruid staat het liefst op een plek in de schaduw of halfschaduw. De uitbundige bloemen zijn een belangrijke nectarplant voor hommels en bijen. Het is een uitstekende plant voor het fotograferen van hommels en bijen. Ze blijven vaak lang in de bloem zitten om al het nectar eruit te krijgen en zitten dan vaak helemaal onder het stuifmeel.
Je bestelt vingerhoedskruid hier, bij Vivara. Met je aankoop steun je ook nog eens de groene parnters van Vivara, die onze inheemse natuur beschermen. Hieronder vallen onder andere Sovon, RAVON en De Zoogdiervereniging.
Bosaardbei (Fragaria vesca)
Een plant die zeker niet in deze lijst mag ontbreken is bosaardbei. Bosaardbei is inheems, wintergroen, eetbaar én belangrijk voor biodiversiteit in je tuin. Met een hoogte van 5 tot 30 centimeter is het een perfecte bodembedekker voor schaduwrijke plekken, onder bomen en struiken.
Bosaardbei heeft naast de witte bloei ook een kenmerkende, kleine aarbei
De vele witte bloemen met gele kern zorgen voor een kleurrijk gezicht, vanaf mei tot soms wel in oktober! Gedurende het seizoen vormen zich ook de kleine, eetbare aardbeien aan de plant. De bladeren zijn daarnaast te gebruiken om thee te maken of in salades. Tot slot is het een drachtplant voor wilde bijen, honingbijen en hommels. Bosaardbei is via deze link te bestellen bij Vivara.nl.
Een andere inheemse plant met prachtige bloemen is wilde akelei. Wilde akelei staat het liefst op een licht zonnige plek, maar op een plekje in de halfschaduw doet deze plant het ook goed. In de periode mei tot en met juli bloeit wilde akelei met knikkende bloemen in de kleuren, paars, wit, rood en blauw. De echte inheemse soort heeft donkerblauwe bloemen. De plant wordt zo’n 40 tot 60 centimeter groot.
Wilde akelei bloeit met prachtige, knikkende bloemen
Van oorsprong komt wilde akelei voor in Zuid-Limburg en in Oost-Gelderland. Maar doordat wilde akelei veelvuldig in tuinen wordt gebruikt, kun je de plant overal in Nederland in de natuur tegenkomen. Wilde akelei zaait zich gemakkelijk uit en gaat daardoor een beetje ‘zwerven’ door de tuin. Het is een belangrijke drachtplant voor honingbijen en voornamelijk hommels. Met name hommels met een lange tong zoeken graag naar nectar in de bloem. Je bestelt wilde akelei hier bij Vivara (biologisch gekweekt!).
Donkere ooievaarsbek (Geranium phaeum)
Donkere ooievaarsbek is een vaste plant die het heel goed doet op een plekje in de zon, maar ook in de halfschaduw doet de plant het goed. Wanneer donkere ooievaarsbek in de schaduw staat zal deze iets minder bloemen hebben ten opzichte van een donkere ooievaarsbek in de zon, maar alsnog zal het een mooie toevoeging zijn in de tuin. De bloemen zijn paars tot lilazwart en zijn van mei tot september aanwezig. De donkere ooievaarsbek wordt 45 tot 60 centimeter groot. In de herfst krijgen de bladeren een beetje een oranje (herfst)kleur.
Donkere ooievaarsbek doet het uitstekend op een zonnige plek, maar ook op een plekje in de halfschaduw weet de plant zich te handhaven (Saxifraga – Jelle van Dijk)
De donkere ooievaarsbek staat in Nederland te boek als ingeburgerd. Dit wil zeggen dat deze plant zich niet na de IJstijd spontaan heeft ontwikkeld (inheems), maar dat deze zich op eigen kracht (dus zonder hulp van de mens) in de periode daarna heeft weten te vestigen en wordt beschouwd tot de natuurlijke vegetatie van Nederland. De bestuiving van de plant wordt verzorgd door hommels, wilde bijen en honingbijen. Het is een waardplant voor het bruin blauwtje.
Gewone smeerwortel (Symphytum officinale)
Een andere dankbare inheemse plant voor in de tuin is gewone smeerwortel. Smeerwortel vind je in de natuur vaak in bermen en op dijken in het gras. Ze vallen op door hun uitbundige bloei, die kan variëren van paars tot roze en wit. De bloeiperiode valt in de periode april tot augustus. Smeerwortel wordt 30 centimeter tot 100 centimeter hoog en kan het beste staan op een plekje in de halfschaduw of in de zon.
Smeerwortel bloeit rijkelijk in de periode april tot augustus en trekt veel insecten aan
De bloemen worden voornamelijk bestoven door hommels. Deze kunnen met hun lange tong goed bij de nectar komen. Andere insecten zoals bijen bestuiven de bloem van de smeerwortel ook wel. Ze hebben een minder lange tong, maar maken een gaatje in de bloem waardoor ze toch bij de nectar kunnen komen. De geboorde gaten zijn te herkennen aan het bruine randje wat ze vaak hebben. Smeerwortel is hier te bestellen via bol.com.
Dubbelloof (Blechnum spicant)
Voor de echte schaduwplekken in je tuin, waar nauwelijks zon komt, zijn varens uitermate geschikt. Dubbelloof is zo’n fraaie inheemse varensoort die goed in de tuin gebruikt kan worden. De bladeren van dubbelloof ontvouwen zich in het voorjaar en worden 20 tot 65 centimeter groot. Varens vermeerderen zichzelf door het verspreiden van sporen. Ze nemen dus vanzelf toe ieder jaar. Naast een plekje in de schaduw verdraagt dubbelloof ook een halfschaduw plek, zolang deze maar niet in direct zonlicht en op een vochthoudende bodem staat. Een plekje onder grote bomen of struiken is uitstekend voor deze prachtige varensoort.
Dubbelloofvaren is een perfecte inheemse schaduwplant voor in de tuin (Saxifraga – Ed Stikvoort)
Tot slot nog een varensoort, maar totaal anders dan dubbelloof. Tongvaren is een unieke varensoort en heeft een leerachtig blad en is niet ingesneden, waarmee deze niet lijkt op de doorsnee varens. Het blad doet ook wel wat denken aan een lange tong, waaraan het de naam te danken heeft.
Tongvaren heeft een leerachtig blad en het blad is niet ingesneden, waardoor deze anders lijkt dan de meeste varensoorten
Tongvaren staat graag op een plek in de schaduw of halfschaduw. De plant wordt 15 tot 50 centimeter groot. Kies een plek met goed doorlatende grond, zodat de wortels niet constant in het water staan. Ook een schaduwrijke plek op een stapelmuurtje is een uitstekende plek voor de tongvaren. Tongvaren is hier te bestellen, via bol.com.
Een goede manier om de natuur, vogels in het bijzonder, een handje te helpen is door het plaatsen van nestkasten. Door de toenemende verstedelijking, kunnen vogels soms lastig een geschikte broedplaats vinden. Nestkasten kunnen hier op een goedkope en efficiënte manier een oplossing voor bieden. Het aantal ringmussen in Nederland is sinds 1990 gehalveerd. Een beetje hulp in de vorm van een nestkast kan de ringmus dus wel gebruiken.
De ringmus (Passer montanus)
De ringmus is een kleine vogel die behoort tot de familie mussen en erg veel lijkt op de beter bekende huismus. Er zijn echter enkele verschillen op te merken. Ringmussen bereiken een lichaamslengte van 12,5 tot 14 centimeter en een spanwijdte van ongeveer 21 centimeter. Daarmee blijven ze een fractie kleiner dan de huismus.
Het roodbruine kopje en de zwarte wangvlek zijn opvallend bij de ringmus
De mannetjes en vrouwtjes ringmussen lijken sprekend op elkaar. Ze hebben een roodbruine kop, zwarte wangvlek en bef en een witte halsring. Verder zijn ze overwegend bruin gekleurd met een witte vleugelstreep. Vooral op basis van het roodbruine kopje in combinatie met de zwarte wangvlek zijn ze goed te onderscheiden van mannetje huismus.
Verspreiding
Ringmussen zijn in tegenstelling tot huismussen niet overal in de stad te vinden, maar meer aan de stads- en dorpsranden en op boerderijen. Ze zoeken graag het kleinschalig cultuurlandschap op, waar ze gebruik maken van hagen, solitaire bomen en struiken en van aangrenzend bouwland om te foerageren. Dit verklaart ook meteen de afname in de populatie. De laatste decennia is dit type landschap op veel plekken in ons land verdwenen, waar het plaats heeft moeten maken voor monocultuurlandschappen en steriele en weinig groene (boeren)erven. Daarnaast is heeft veel graanteelt (een belangrijke voedselbron voor de ringmus) plaats moeten maken voor grootschalige maïsteelt.
In oktober zijn de meeste ringmussen in ons land te vinden. Bijna alle ringmussen in ons land zijn standvogels, maar in oktober krijgen ‘onze’ ringmussen bezoek van ringmussen uit Noord- en Oost-Europa, die hun broedgebied tijdelijk verlaten om hier (of verderop in West-Europa) te overwinteren.
Het dieet van ringmussen is hoofdzakelijk plantaardig, aangevuld met dierlijk voedsel in de vorm van insecten. Ze eten hoofdzakelijk granen en zaden. Dit doen ze vaak in groepen, ook wel flocks genoemd, gemengd met andere zangvogels zoals huismussen en vinken. Al druk foeragerend over de grond zie je dan grote groepen zangvogels op zoek naar zaden of graanresten op boerenland. Vooral tijdens het broedseizoen wordt dit aangevuld met insecten. De jonge dieren krijgen in de eerste levensfase hoofdzakelijk eiwitrijk, dierlijk voedsel gevoerd.
Het efficiënter worden van de landbouw heeft ervoor gezorgd dat ringmussen steeds vaker niet voldoende voedsel kunnen vinden (Saxifraga – Piet Munsterman)
Ringmussen broeden van nature in boomholtes, hagen en struiken. Daarnaast maken ze ook dankbaar gebruik van nestkasten. Per legsel worden er twee tot zeven eieren gelegd. Het aantal legsels per jaar varieert tussen de twee en vier. Beide ouders dragen zorg voor het uitbroeden van de eieren, wat zo’n twee weken in beslag neemt. Wanneer de juveniele dieren uit het ei zijn gekomen, duurt het nog ruim twee weken voordat ze kunnen vliegen.
Nestkast ringmus
Een nestkast voor een ringmus ophangen kan dus een goed idee zijn, mits in de juiste leefomgeving. Soms gebruiken ringmussen ook koolmees of pimpelmees nestkasten.
Meestal worden nestkasten van hout gemaakt, op onze bouwtekening gaan we daar ook vanuit, omdat dit praktisch is en vaak het goedkoopste. Uit onderzoek blijkt echter dat nestkasten gemaakt van houtbeton vaak succesvoller zijn. Ze worden daarnaast ook sneller en meer gebruikt. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze warmte beter vast houden en dat het in de nestkast net een beetje warmer is.
Heb je dus geen zin om zelf een nestkast te maken en wil je het beste resultaat, bestel dan hier je houtbeton nestkast. Als je de kast via deze link besteld, dan bestel je hem bij Vivara en lever je met je aankoop ook nog eens een bijdrage aan de Nederlandse natuur!
Wil je wel graag zelf een nestkast voor een ringmus maken, gebruik dan gratis onderstaande bouwtekening. Op deze tekening staan alle gegevens die je nodig hebt om een goede nestkast te maken. Hierop vind je de afmetingen van de kast (en de invliegopening), welke houtsoort je het beste gebruikt en een zaagschema zodat je precies weet hoeveel hout je moet kopen. Bij veel bouwmarkten kun je het hout dat je koopt meteen in de juiste afmetingen laten zagen. Neem je bouwtekening dus mee naar de bouwmarkt, dat bespaart je een hoop werk.
Bouwtekening nestkast ringmus (De natuur van hier)
Als houtsoort kun je het beste beuken-, lariks- of eikenhout gebruiken. Daarnaast kan ook watervast multiplex gebruikt worden. Als dikte raden we 15 millimeter aan. Let bij het kopen van het hout op het FSC-keurmerk. Gebruik RVS schroeven om het hout mee vast te schroeven. RVS is beter bestand tegen roesten dan verzinkte schroeven, dus beter geschikt om buiten te gebruiken. Eventueel kun je het dak afwerken met dakleer, zodat het hout minder te verduren krijgt en de nestkast langer mee gaat.
Ophangen nestkast
Bij het ophangen van de nestkast is het belangrijk om met een aantal zaken rekening te houden. Hang de nestkast stevig op zodat deze niet valt. Hang de kast op ongeveer twee á drie meter hoogte, met de opening richting het noorden, noordoosten of oosten. Zo voorkom je dat het constant binnen regent en dat er minder overlast is van wind en zon. Zorg er daarnaast voor dat de kast niet goed bereikbaar is voor katten en andere roofdieren.
In het najaar (rond oktober) is het tijd om de nestkast schoon te maken. Gebruik hiervoor geen schoonmaakmiddelen, maar alleen heet water. Hang de nestkast daarna meteen weer op, want soms worden ze in de winter gebruikt als rustplek.
Ringmussen maken dankbaar gebruik van nestkasten als ze op de juiste plek hangen
Om een ringmus naar je tuin te lokken is het zaak om op de juiste plek te wonen. Ringmussen leven aan de rand van dorpen en steden, in een halfopen landschap. Belangrijk is dat er voldoende schuilplekken in de vorm van hagen, heesters en bomen in de buurt zijn. Daarnaast is het belangrijk dat ze voedsel kunnen vinden, op bijvoorbeeld graanakkers.
Hoe maak ik een nestkast voor een ringmus?
Een nestkast voor een ringmus kun je maken van lariks-, beuken- of eikenhouten planken. Watervast multiplex is ook geschikt. De nestkast moet circa 12x12x27cm groot zijn. Gebruik de bouwtekening (inclusief zaagschema) in deze blog.
Hoe hang ik een nestkast voor een ringmus op?
Hang de nestkast op een beschutte plek, op ongeveer twee á drie meter hoogte stevig op, buiten het bereik van katten en andere roofdieren. Zorg dat de nestkast met de opening naar het noorden, noordoosten of oosten hangt, zodat het niet binnen regent.
Met behulp van vaste planten kun je ervoor zorgen dat je tuin het hele jaar door kleur heeft. Vaste planten bloeien over het algemeen rijkelijk en hoeven, in tegenstelling tot één- en tweejarige planten, niet steeds opnieuw aangeplant te worden. Door inheemse vaste planten te gebruiken, zorg je er ook nog eens voor dat insecten zoals bijen, hommels en vlinders je tuin weten te vinden. In deze blog delen we de beste inheemse vaste planten met je, zodat ook jij een kleurrijke tuin vol leven krijgt.
Wat is een vaste plant?
Vaste planten zijn overblijvende planten, die geen hout vormen, meer dan een keer in het leven tot bloei komen en langer dan ten minste twee jaar leven. Het voordeel ten opzichte van éénjarige en tweejarige planten is dan ook dat vaste planten ieder seizoen terug komen en herplant daardoor minimaal is. Samen met heesters en bomen vormen ze de basis voor iedere groene tuin.
Het kiezen voor inheemse vaste planten, in plaats van uitheemse vaste planten, levert enkel voordelen op. Allereerst zijn inheemse soorten gewend aan ons klimaat. Veel uitheemse planten zijn gewend aan een warmer en droger klimaat, wat vooral in het najaar en de winter voor problemen kan zorgen. Uiterst natte jaren en koude winters kunnen ervoor zorgen dat uitheemse planten snel na aankoop afsterven. Als ze wel al overleven, kan het zijn dat ze door de slechte omstandigheden niet of nauwelijks bloeien of slecht in blad komen. Rekening ermee houdend dat uitheemse planten bij aanschaf vaak ook al duurder zijn, kan het kiezen voor uitheemse soorten ervoor zorgen dat de tuin veel geld kost. Inheemse planten bieden niet de garantie dat het altijd een succesverhaal wordt, maar de kans erop is wel een stuk aannemelijker.
Inheemse vaste planten lokken veel insecten naar de tuin
Tot slot hebben inheemse soorten ook veel meer te bieden voor de natuur. Op inheemse soorten komen veel meer insecten, zoals bijen, hommels en vlinders, af waardoor de biodiversiteit in je tuin stijgt. Doordat er in Nederland vaak maar beperkt ruimte is voor natuur, kan het aanplanten van inheemse soorten in tuinen een oplossing bieden.
Wilde akelei (Aquilegia vulgaris)
De wilde akelei is een prachtige vaste plant om te gebruiken in de border. De plant bloeit van mei tot juli met knikkende, paarse bloemen. Akelei bereikt een hoogte van 45 tot 60 centimeter en kan daarmee het beste vooraan in de border gebruikt worden. Een redelijk vochtig plekje in de halfschaduw of zon is ideaal.
De plant zaait zich gemakkelijk uit, waardoor deze een beetje gaat zwerven in de tuin. Wilde akelei wordt druk bezocht door wilde bijen.
Bloeit van mei tot juli met knikkende, paarse bloemen
Boerenwormkruid is een vaste plant die pas later in het jaar tot bloei komt (van juli tot september), maar bloeit dan wel rijkelijk met vele gele bloemhoofdjes. Deze gele bloemen zijn in trek bij vele insecten; bijen, vlinders en zweefvliegen bezoeken de plant veelvuldig. Boerenwormkruid is de waardplant voor de boerenwormkruidblindwants.
Het boerenwormkruid staat graag in de zon, maar een plekje in de halfschaduw is goed. Verdraagt een droge tot vochtige grond.
Echte betonie, ook wel bekend als koortskruid, is tegenwoordig zeldzaam in Nederland omdat de aantallen sterk zijn afgenomen de laatste jaren. Het is een prachtige zomerbloeier (juni-augustus), die rijkelijk bloeit met paarse bloemen. De bloemen worden druk bezocht door bijen, hommels en vlinders.
Betonie wordt 30 tot 90 centimeter hoog. Deze staat graag op een zonnige plek en houdt van een kalkrijke bodem. Voeg tijdens het planten dan ook wat kalk toe, zodat de plant sterk groeit en goed tot bloei komt.
Een van de mooiste inheemse vaste planten voor een plekje in de schaduw of halfschaduw is toch wel het vingerhoedskruid. Vingerhoedskruid bloeit met prachtige roze of witte bloemen die waren hommelmagneten zijn.
De plant draagt de bloemen in de periode van mei tot soms nog in oktober. De bloem verschijnt pas in het tweede jaar. Soms is het een tweejarige plant, maar doordat deze zich heel makkelijk uitzaait is herplant nauwelijks nodig. De bloemtrossen kunnen soms wel tot twee meter hoog worden.
Perfecte inheemse vaste plant voor in de schaduw of halfschaduw
Een andere inheemse vaste plant om vooraan in de border te gebruiken is beemdooievaarsbek, ook wel bekend als geranium. De plant wordt 30 tot 75 centimeter groot en kan fungeren als bodembedekker, wanneer geplant in groepen.
Beemdooievaarsbek bloeit rijkelijk in juni en juli met paarse bloemen en kan in het najaar soms nog een tweede keer gaan bloeien als na de eerste bloei de bloemen weg geknipt worden. De geranium is in trek bij vele insecten. Wilde bijen, hommels, dag- en nachtvlinders bezoeken de plant veel. Voor het bruin blauwtje (dagvlinder) is het de waardplant.
Iedereen kent de margriet wel. Deze inheemse vaste plant bloeit met opvallende witte lintbloemen en gele buisvormige bloemen in de kern. Margriet bloeit van mei tot september en wordt in die periode druk bezocht door insecten. Voornamelijk wilde bijen, zweefvliegen en dagvlinders bezoeken de margriet.
Geef de wilde margriet een plekje in de zon of halfschaduw. Ze verdragen droge tot vochtige grond, maar belangrijk is wel om bij droge periodes water te geven zodat ze niet uitdrogen. Wilde margriet wordt 30 tot 60 centimeter hoog.
Bloeit met gele bloemen en witte lintbloemen van mei tot september
De wilde cichorei is een inheemse vaste plant die hier al eeuwen te vinden is, maar oorspronkelijk uit het Middenlandse Zeegebied komt. Deze is waarschijnlijk door de Romeinen geïntroduceerd in Nederland. Reden van introductie is waarschijnlijk omdat de cichorei eetbaar is. De wortels en bladeren van de plant kunnen gegeten worden.
Wilde cichorei bloeit met lichtpaarse bloemen van juli tot augustus en is daarmee een echte zomerbloeier. De plant bereikt een hoogte tot 120 centimeter. Net zoals alle andere vaste planten in deze lijst is wilde cichorei enorm belangrijk voor insecten. Bijen, hommels, zweefvliegen en vlinders komen de cichorei graag bezoeken.
Bloeit met lichtpaarse bloemen in juli en augustus
Grote kattenstaart is een uitstekende keuze wanneer je een vochtige plek in de tuin hebt. Een plek langs de vijver of poel bijvoorbeeld is ideaal voor deze kleurrijke inheemse vaste plant.
Grote kattenstaart wordt tussen de 60 en 120 centimeter hoog en bloeit in de periode juni tot september uitbundig met rood-paarse bloemen. Het is een geliefde plant onder insecten en trekt onder andere wilde bijen en dagvlinders aan. Voor het boomblauwtje is het de waardplant. Grote kattenstaart sterft in het najaar af, maar schiet weer snel uit in het voorjaar.
Bloeit met rood-paarse bloemen van juni tot september
De laatste inheemse vaste plant uit deze lijst is het muskuskaasjeskruid. Muskuskaasjeskruid is een laagblijvende plant (30 tot 70 centimeter hoog) die bloeit van juni tot september, met grote roze bloemen.
De plant wordt bezocht door wilde bijen, hommels en vlinders en is de waardplant van de distelvlinder. Naast insecten komen vogels ook graag een kijkje nemen bij de plant. De zaden vallen in de smaak bij enkele vinkensoorten, zoals de distelvink en groenling.
Muskuskaasjeskruid verlangt een plekje in de halfschaduw of zon en een droge tot vochtige grond.
Bloeit van juni tot september met grote, roze bloemen
Wanneer het gaat over vaste planten die goed zijn voor insecten, dan wordt ook vaak vlinderstruik genoemd. Op zich klopt het dat je op een vlinderstruik vaak vlinders ziet zitten, maar dit is een vertekend beeld.
Volwassen vlinders vinden voedsel op vlinderstruiken, maar voor de rupsen is er geen voedsel te vinden. Rupsen zijn afhankelijk van de bladeren van de waardplant, wat de vlinderstruik niet is. Vlinderstruiken bieden dus maar een deel van het voedsel voor vlinders. Voor veel wilde bijensoorten biedt het helemaal geen voedsel.
Daarnaast, en wellicht nog verontrustender, vertoont de vlinderstruik invasieve kenmerken. De plant zaait zich erg snel uit en komt zo ook terecht in natuurgebieden en langs onze belangrijke watergangen. Hier vormt het een bedreiging voor onze inheemse flora.
Wij raden dus altijd aan om de vlinderstruik in het tuincentrum te laten staan en te kiezen voor een inheemse soort!
Dit waren negen inheemse vaste planten soorten waarmee je je tuin kunt voorzien van kleur en voedsel voor veel insecten en indirect ook vogels. In deze blog lees je nog meer tips om meer bijen en vlinders in je tuin te krijgen. Wil je nog tips voor meer vogels in je tuin, lees dan deze blog.
Een van de meest veelzijdige planten zijn klimplanten. Het maakt niet uit of je een grote, kleine, smalle of brede tuin hebt, voor een klimplant is altijd wel een plek te vinden. Vooral inheemse soorten hebben veel te bieden voor de lokale fauna. Schuil- en nestgelegenheid, voedsel in de vorm van nectar en voedsel in de vorm van bessen, zullen allerlei vogels en insecten aantrekken. Heb je dus nog een kale muur, twijfel dan niet om hier een inheemse klimplant tegenaan te laten groeien.In deze blog geven we je enkele uitstekende suggesties.
Waarom een klimplant?
Klimplanten zijn perfect voor die plekken in de tuin die vaak leeg blijven. Qua oppervlakte nemen ze weinig ruimte in, maar kunnen in de hoogte voor veel extra groen zorgen. Heb je nog een stukje muur, schutting of hekwerk wat nog kaal is, dan kun je hier uitstekend een klimplant kwijt. Vaak hoef je maar twee stoeptegels eruit te wippen om voldoende plek te creëren voor het planten van een inheemse klimplant.
Afhankelijk van de soort en de standplaats kan een klimplant meters de hoogte in gaan. Hiermee zorg je voor bloemen en groen op plekken waar je anders niet bij zou kunnen komen. Deze plekken hebben een ander micro-klimaat en zijn vaak moeilijk te bereiken voor roofdieren, zoals katten en marters. Ideale schuil- en nestmogelijkheden voor vogels. Maar ook het feit dat sommige klimplanten bloemen en vruchten krijgen, kan voor een verhoging van de biodiversiteit zorgen. De bloemen (vaak geurend) trekken van heinde en verre insecten aan. De bessen (en de aangetrokken insecten) trekken dan weer veel vogels aan. Voor je het weet is je klimplant een ware trekpleister voor insecten en vogels geworden.
De geurende bloemen van kamperfoelie zijn een ware trekpleister voor insecten
Soorten klimplanten
Er zijn twee soorten klimplanten, de klimplanten met hechtwortels en de klimplanten met ranken. Soorten die hechtwortels maken, zoals klimop, kunnen zichzelf vasthechten aan een muur of schutting en hebben geen hulp nodig. Dit doen ze met kleine, bovengrondse wortels. Andere soorten, zoals bijvoorbeeld de bosrank, vormen ranken waarmee ze steunpunten in de omgeving zoeken om zich aan omheen te winden. Dit doen ze altijd in een bepaalde richting, of linksom of rechtsom. Als je een klimplant met ranken verder wil begeleiden, let dan op de richting waarop de plant zijn ranken windt. Als een plant linksom windt en jij begeleidt hem rechtsom, dan zal dat voor de plant onnatuurlijk voelen en zal hij dit proberen te corrigeren. Dit kost onnodige energie, waarmee je de klimplant dus eigenlijk afremt in zijn groei.
Klimop kan met behulp van de hechtwortels gemakkelijk tegen ruwe oppervlakten op klimmen (Saxifraga – Jan van der Straaten)
Voor rankende soorten kan het dus soms raadzaam zijn om een klimconstructie aan te brengen. Dit kan in de vorm van een klimrek, klimzuil of door spandraad te spannen. Klimrekken zijn in van allerlei soorten en maten te krijgen, afhankelijk van de oppervlakte en je voorkeur. Via bol.com zijn diverse soorten te bestellen, in alle prijsklassen. Klik hier voor het aanbod en zoek het klimrek dat het beste past in jouw situatie. Naast een klimrek is het in de meeste gevallen ook aan te raden om de grond te verbeteren met tuinaarde. Persoonlijk hebben we goede ervaringen met Vivimus, omdat dit de bodem verrijkt met de juiste nutriënten en de lucht/waterhuishouding van de bodem verbetert.
Bosrank (Clematis vitalba)
Een prachtige bloeiende inheemse klimplant die het in iedere tuin goed doet, is de bosrank, ook wel bekend als Clematis. Bosrank is in veel kleuren en soorten te krijgen, maar de Clematis vitalba is de echte inheemse soort. Het biedt goede nestgelegenheid voor vogels. Gebruik een klimrek of spandraad zodat de ranken zich kunnen hechten.
Bloeit van juni tot augustus met roomwitte bloemen
Een plekje in de halve schaduw (zorg dat de wortels in de schaduw staan)
Misschien wel de bekendste inheemse klimplant uit de lijst. Veel mensen verafschuwen klimop, maar voor de natuur is het een zeer belangrijke plant. Doordat deze snel groeit en kan gaan woekeren is de plant niet zo populair, maar met regelmatig snoeien kun je de klimop in het gareel houden. Als je het aandurft, haal je een echte biodiversiteit-magneet naar je tuin. Doordat klimop pas laat in het jaar bloeit (sep-dec), is het een belangrijke voedselbron voor insecten, wanneer er nog weinig andere soorten bloeien.
De rijpe bessen zijn daarnaast ook beschikbaar aan het einde van de winter, wanneer de bessen op andere struiken al lang verdwenen zijn. Vogels zoals spreeuwen, merels en kramsvogels zullen je dus dankbaar zijn. Het feit dat klimop ook nog eens wintergroen is en daardoor uitstekende schuilplekken in de winter biedt, zorgt ervoor dat we er eigenlijk niet omheen kunnen.
Wintergroen
Bloeit van september tot december (belangrijk voor insecten)
Rijpe bessen aan het einde van de winter, wanneer er weinig ander fruit voor vogels te vinden is
Voor het boomblauwtje is klimop een van de waardplanten (Saxifraga – Arthur van Dijk)
Hop (Humulus lupulus)
Een andere prachtige klimplant om in je tuin toe te passen, is de hop. De hopbellen, vrouwelijke vruchtkegels die in augustus en september aan de plant groeien, bieden een leuke sierwaarde en zijn tevens in trek bij vlinders, zoals de gehakkelde aurelia (waardplant). Deze hopbellen zijn een van de belangrijkste ingrediënten van bier.
Hop kent een snelle groei, waardoor je dat muurtje of die schutting in een mum van tijd groen hebt. Hop staat het liefst op een plek in de halfschaduw.
De wilde kamperfoelie is voor iedere tuin een meerwaarde. De rijkelijke bloei en de rode bessen bieden veel sierwaarde en zijn in trek bij veel dieren.
Vooral tijdens de zwoele zomeravonden zijn de geurende bloemen, die bloeien van juni tot oktober, in trek bij insecten. En dan met name nachtvlinders. ’s Avonds en ’s nachts komen nachtvlinders de kamperfoelie veelvuldig bezoeken. Voor de glasvleugelpijlstaart is het zelfs de waardplant. Naast nachtvlinders komen ook dagvlinders en wilde bijen op de bloemen af.
Naast de bloemen heeft de wilde kamperfoelie nog een troef, de bessen. Deze zijn geliefd bij vogels, vooral bij de heggenmus. Kamperfoelie gedijt goed in zowel de zon als schaduw, maar de wortels staan graag in de schaduw. Dit los je simpel op door er een andere plant of struik voor te zetten.
Een goede manier om de natuur, vogels in het bijzonder, een handje te helpen is door het plaatsen van nestkasten. Door de toenemende verstedelijking, kunnen vogels soms lastig een geschikte broedplaats vinden. Nestkasten kunnen hier op een goedkope en efficiënte manier een oplossing voor bieden.Een soort die vaak over het hoofd gezien wordt is de grauwe vliegenvanger. Deze onopvallende vogel vertoont soms opvallend gedrag, wat het ophangen van een nestkast zeker rechtvaardigt.
De grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata)
De grauwe vliegenvanger is een kleine, onopvallende vogel. Ze bereiken een lichaamslengte van 13,5 tot 15 centimeter en een spanwijdte van 23 tot 25 centimeter. Ze zijn overwegend grijsbruin gekleurd en hebben een lichtere onderzijde. Tussen de mannetjes en vrouwtjes zijn geen verschillen op te merken.
De grauwe vliegenvanger leeft voornamelijk in bossen en bosranden, maar komt ook zo nu en dan voor in parken en natuurtuinen
Ze leven voornamelijk in bossen (loof- en gemende bossen) en in bosranden. Verder komen ze ook voor in parken, grotere natuurlijke tuinen en op boerenerven met veel groen. De grauwe vliegenvanger is een typische trekvogel, die pas eind april/begin mei in ons land arriveert. Eind augustus/september beginnen ze weer aan de trek. Ze trekken helemaal tot in West-Afrika en leggen deze tocht vooral ’s nachts af. De tocht wordt in etappes afgelegd.
Grauwe vliegenvangers zijn echte insecteneters, zoals de naam al doet vermoeden. Vanaf een vast uitkijkpunt scannen ze de omgeving op (vliegende) insecten. Vanaf het uitkijkpunt jagen ze op voornamelijk vliegende insecten, die ze in de lucht vangen. Gedurende de jacht vliegen ze constant op en af vanaf het kijkpunt, opmerkelijk gedrag wat goed te zien is in het veld. Naast vliegende insecten vangen ze soms ook lopende en kruipende insecten vanaf een plant of struik. In het najaar worden ook bessen gegeten.
Grauwe vliegenvangers zijn meesters in het vangen van vliegende insecten (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
Er wordt meestal één nest gemaakt per jaar, met vier tot vijf eieren. De vrouwtjes broeden ongeveer twee weken, waarna de juvenielen uit het ei komen. Na weer ongeveer twee weken kunnen de jongen vliegen. Ze worden hierna nog enige tijd bijgevoerd. Grauwe vliegenvangers broeden voornamelijk in holen van bomen, verder soms ook in kieren en spleten in gebouwen. Ze hebben een voorkeur voor een enigszins open locatie om te broeden. In het cultuurlandschap wordt ook met regelmaat dankbaar gebruik gemaakt van halfopen nestkasten.
Nestkast grauwe vliegenvanger
Een nestkast voor een grauwe vliegenvanger dient dus halfopen te zijn. Met behulp van een nestkast kan het mogelijk zijn een grauwe vliegenvanger naar je tuin te lokken. Wanneer er voldoende groen aanwezig is en er ruimte is voor het jagen op insecten (een weiland met uitkijkpunten is perfect), dan kan het mogelijk zijn dat de vliegenvanger komt broeden. Andere soorten die gebruik kunnen maken van de nestkast zijn winterkoningen, witte kwikstaarten en roodborstjes.
Op onderstaande tekening zijn alle gegevens te vinden die je nodig hebt voor het maken van een nestkast voor een grauwe vliegenvanger. Op deze bouwtekening vind je de afmetingen van de nestkast, welke houtsoort je kunt gebruiken en een zaagschema om de juiste planken te zagen. Bij veel bouwmarkten kun je het hout meteen op maat laten zagen als je het koopt, dus neem de tekening mee naar de bouwmarkt. Geen zin om zelf een nestkast te maken? Bestel dan een kant-en-klare nestkast via Vivara. Met je aankoop lever je ook nog eens een bijdrage aan de Nederlandse natuur, omdat een deel van de opbrengst terecht komt bij één van de groene partners.
Bouwtekening nestkast grauwe vliegenvanger (De natuur van hier)
Als houtsoort kun je het beste beuken-, lariks- of eikenhout gebruiken. Daarnaast kan ook watervast multiplex gebruikt worden. Als dikte raden we 15 millimeter aan. Let bij het kopen van het hout op het FSC-keurmerk. Gebruik RVS schroeven om het hout mee vast te schroeven. RVS is beter bestand tegen roesten dan verzinkte schroeven, dus beter geschikt om buiten te gebruiken. Eventueel kun je het dak afwerken met dakleer, zodat het hout minder te verduren krijgt en de nestkast langer mee gaat.
Ophangen nestkast
Bij het ophangen van de nestkast is het belangrijk om met een aantal zaken rekening te houden. Hang de nestkast stevig op, op ongeveer twee meter hoogte. Hang de nestkast met de opening richting het noorden, noordoosten of oosten. Hiermee voorkom je dat het constant binnen regent en dat er minder last is van wind en zon. Zorg er daarnaast voor dat de kast niet gemakkelijk bereikbaar is voor katten en andere rovers.
In het najaar (rond oktober) is het tijd om de nestkast schoon te maken. Gebruik hiervoor geen schoonmaakmiddelen, maar alleen heet water. Hang de nestkast daarna meteen weer op, want soms worden ze in de winter gebruikt als rustplek.
Grauwe vliegenvangers zijn echte trekvogels en vliegen helemaal tot in West-Afrika
Hoe lok ik een grauwe vliegenvanger naar mijn tuin?
Om een grauwe vliegenvanger naar je tuin te lokken, heb je een wat grotere tuin nodig. Het liefst in de buurt van een bos waar de vliegenvanger al gezien is. Zorg voor voldoende groen en een plek waar ze kunnen jagen op insecten. Een weiland met uitkijkpunten (bijvoorbeeld houten palen) is perfect.
Hoe maak ik een nestkast voor een grauwe vliegenvanger?
Een nestkast voor een grauwe vliegenvanger kun je maken van beuken-, lariks- of eikenhouten planken. De kast moet circa 12x12x17,5cm groot zijn en halfopen. Gebruik de bouwtekening (inclusief zaagschema) in deze blog.
Hoe hang ik een nestkast voor een grauwe vliegenvanger op?
Hang de nestkast op een beschutte plek op ongeveer twee meter hoogte, buiten het bereik van katten en andere roofdieren. Zorg dat de nestkast in een ietwat open omgeving hangt, zodat de grauwe vliegenvanger goed overzicht heeft.
Een goede manier om de natuur, vogels in het bijzonder, een handje te helpen is door het plaatsen van nestkasten. Door de toenemende verstedelijking kunnen vogels soms lastig een geschikte broedplaats vinden. Nestkasten kunnen hier op een goedkope en efficiënte manier een oplossing voor bieden.Een van de soorten die wel wat hulp kan gebruiken is de merel. De merel heeft de afgelopen jaren last gehad van het usutu-virus. Door een nestkast op te hangen voor merels, kun je ervoor zorgen dat het de komende jaren weer beter gaat met deze typische soort voor Nederland.
De merel (Turdus merula)
De merel is de meest voorkomende vogel in ons land. Toch neemt de populatie sinds 2007 licht af en hebben merels last van het usutu-virus. Gelukkig zien we de merels wel nog door het hele land en is hij in veel groene tuinen een graag geziene gast.
Merels bereiken een lichaamslengte van 23 tot 29 centimeter en een spanwijdte van 34 tot 38 centimeter. Mannetjes en vrouwtjes zijn duidelijk uit elkaar te houden. Het verenkleed van de mannen is geheel zwart, met een gele snavel en oogring. Vrouwtjes zijn minder opvallend en zijn overwegend bruin gekleurd, met een lichtbruine borst. Juvenielen lijken erg op vrouwtjes qua verenkleed. Merels behoren tot de lijsterachtigen en zijn familie van de zanglijster, kramsvogel en koperwiek.
Mannetjesmerels zijn goed te herkennen aan hun zwart verenkleed en gele snavel en oogring
Van origine zijn merels echte bosvogels, maar ze hebben zich uitstekend aan weten te passen aan het door de mens gecreëerde cultuurlandschap. Naast bos zijn nu ook parken, dorpen en steden met voldoende groen een uitstekend leefgebied voor de merel. De mannetjes hebben een uitbundige zang, die ze vaak in het voorjaar vanaf een hoge plek laten horen. De meeste voorkomende merels in Nederland zijn standvogels.
Voedsel en voortplanting
In het voorjaar en begin van de zomer zijn merels vooral op zoek naar dierlijk voedsel. In grasvelden wordt er actief gejaagd op (regen)wormen, slakken en insecten. Later in het jaar verandert het menu geleidelijk naar meer plantaardig voedsel. Dan zul je merels (en andere lijsterachtigen) vaak zien in besdragende struiken, zoals Gelderse roos, meidoorn en taxus. Ondanks dat bijna alle delen van de taxus giftig zijn, eet de merel toch gewoon de bessen. In het vruchtvlees zit namelijk geen gif. De zaden in de bessen wel, maar deze spuugt de merel gewoon uit.
Vooral in het voorjaar en begin van de zomer is het menu dierlijk van aard
Merels hebben meestal twee broedsels per jaar, waarbij er per legsel vier tot vijf groene eieren, met bruine vlekken worden gelegd. De broedduur duurt ongeveer twee weken. De jongen worden nog een korte tijd bijgevoerd, waarna het vrouwtje vrij snel begint aan het volgende legsel. In goede jaren kunnen ze soms wel drie legsels per jaar hebben.
Broeden wordt over het algemeen gedaan in dichte struiken of in klimop. De nesten zijn vaak een makkelijke prooi voor katten. Een nestkast op een juiste plek ophangen kan ervoor zorgen dat deze minder gevoelig is om ten prooi te vallen aan een kat.
Een geschikte tuin
Om ervoor te zorgen dat je tuin aantrekkelijk wordt voor merels, is het belangrijk om ervoor te zorgen dat er een aantal zaken aanwezig zijn. Allereerst een gazon of een grasveldje. Hier kunnen merels op zoek naar regenwormen, om voldoende eiwitten binnen te krijgen.
Daarnaast is het belangrijk om dichte struiken aan te planten. Soorten als glansmispel en hulst zijn uitstekende plekken om te schuilen en te broeden (hang de nestkast in de struik en zorg dat de invliegopening vrij is). Besdragende struiken zoals Gelderse roos, meidoorn, taxus en lijsterbes bieden daarnaast belangrijke bessen voor in het najaar. Via Vivara (klik hier) zijn vaak dergelijke struiken te bestellen, tegen een goede prijs. Daarnaast draag je met je aankoop bij aan de natuur in Nederland, omdat ze verschillende natuurorganisaties in Nederland steunen. Win-win dus.
Met twee, tot soms wel drie, broedsels per jaar hebben de volwassen exemplaren het druk met eten zoeken voor de hongerige juvenielen
Nestkast merel
Naast in bos en in parken broeden merels dus ook regelmatig in tuinen, mits er voldoende voedsel en groen aanwezig is. Helaas vinden hier ook vaak predaties plaats door, meestal, katten. Door nestkasten op te hangen op plekken waar katten niet bij komen, kan er voor gezorgd worden dat het broedsucces stijgt. Nestkasten voor merels kunnen daarnaast ook gebruikt worden door roodborstjes, witte kwikstaarten en soms winterkoningen.
Op onderstaande tekening zijn alle gegevens te vinden die je nodig hebt voor het maken van een nestkast voor een merel. Op deze bouwtekening vind je de afmetingen van de nestkast, welke houtsoort je kunt gebruiken en een zaagschema om de juiste planken te zagen. Bij veel bouwmarkten kun je het hout meteen op maat laten zagen als je het koopt, dus neem de tekening mee naar de bouwmarkt. Geen zin om zelf een nestkast te maken? Bestel dan een kant-en-klare nestkast via Vivara.
Bouwtekening nestkast merel (De natuur van hier)
Als houtsoort kun je het beste beuken-, lariks- of eikenhout gebruiken. Daarnaast kan ook watervastmultiplex gebruikt worden. Als dikte raden we 15 millimeter aan. Let bij het kopen van het hout op het FSC-keurmerk. Gebruik RVS schroeven om het hout mee vast te schroeven. RVS is beter bestand tegen roesten dan verzinkte schroeven, dus beter geschikt om buiten te gebruiken. Eventueel kun je het dak afwerken met dakleer, zodat het hout minder te verduren krijgt en de nestkast langer mee gaat.
Bij het ophangen van de nestkast is het belangrijk om op een paar dingen te letten. Zorg er allereerst voor dat de nestkast stevig hangt, op circa twee meter hoogte. De nestkast kan het beste met de invliegopening richten het noorden, noordoosten of oosten gericht worden, zodat wind en felle zon vermeden worden. Let er daarnaast op dat de invliegopening goed bereikbaar is en katten en andere roofdieren er niet gemakkelijk bijkomen.
Hang de nestkast in, of in de buurt van groene struiken. De nestkast kan ook opgehangen worden in een klimopmuur, of in een haag. Zorg dat andere nestkasten voldoende ver van deze nestkast afhangen en dat er een gazon of grasveld in de buurt is. In het najaar (rond oktober) is het tijd om de nestkast schoon te maken. Gebruik hiervoor geen schoonmaakmiddelen, maar alleen heet water. Hang de nestkast daarna meteen weer op, want soms worden ze in de winter gebruikt als rustplek.
Veelgestelde vragen
Hoe lok ik een merel naar mijn tuin?
Om een merel naar je tuin te lokken, moet je ervoor zorgen dat er voldoende voedsel en beschutting te vinden is. Zorg voor een gazon of grasveld, waar de merel op zoek kan naar regenwormen en plant struikjes aan. Meidoorn, lijsterbes en Gelderse roos hebben bessen die de merel graag eet in het najaar.
Hoe maak ik een nestkast voor een merel?
Een nestkast voor een merel kun je maken van beuken-, lariks- of eikenhouten planken. De kast moet circa 25x25x22cm groot zijn en halfopen. Gebruik de bouwtekening (inclusief zaagschema) in deze blog.
Hoe hang ik een nestkast voor een merel op?
Hang de nestkast op een beschutte plek op ongeveer twee meter hoogte, buiten het bereik van katten en andere roofdieren. Zorg dat de nestkast in, of in de buurt van een struik of een klimopmuur hangt.
Met het aanleggen van een poel in je tuin creëer je een leefgebied voor allerlei dieren en planten. Insecten zoals juffers en libellen zijn afhankelijk van water, maar ook amfibieën in de vorm van kikkers, padden en salamanders zullen aangetrokken worden door je poel. Daarnaast zullen vogels, zeker in droge periodes, dankbaar gebruik maken van de poel voor te drinken of voor een verfrissend bad. Reden genoeg om dus zelf aan de slag te gaan.
Stappenplan poel aanleggen
Om de poel geschikt te maken voor wilde dieren en planten, is het goed om over een paar zaken na te denken. In deze blog vertellen we stap voor stap waar je aan moet denken en welke keuzes je moet maken.
Vogels maken dankbaar gebruik van een poel in de tuin (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Voorbereiding
Voordat je een schep in de grond steekt, is het raadzaam om eerst na te denken over de locatie, de grootte en diepte en de stand ten opzichte van de zon.
Je start met de locatie. Waar komt de poel te liggen in je tuin? Wil je amfibieën naar je poel lokken? Zorg dan dat er in de nabijheid van de poel groen te vinden is, het liefst in de vorm van (inheems) struikgewas. Buiten de voortplantingsperiode houden veel amfibieën zich hier op. Woon je aan een drukke weg? Probeer de poel dan zo ver mogelijk van deze weg af te leggen, omdat dit een barrière vormt voor veel dieren. Grenst er een (over)bemest landbouwperceel aan je tuin? Zorg er dan voor dat het water wat van het landbouwperceel af komt niet in de poel terecht komt. De voedingsrijkheid van het water en de (kans op) aanwezigheid van pesticiden zijn funest voor het leven in de poel.
Let ten slotte ook nog op de stand van de zon bij het bepalen van de locatie. Het beste is wanneer de poel ongeveer de helft van de dag in de zon ligt. Let dus bij het uitzetten op aanwezige bomen en gebouwen die schaduw veroorzaken. Ook overmatig bladinval van bomen is niet gewenst. Kap liever geen bomen, maar kies een andere locatie voor je poel als een boom in de weg zou staan.
Als je de locatie hebt uitgekozen, is het tijd om na te denken over de grootte en diepte van de poel. Vaak geldt; hoe groter hoe beter. Dat is in dit geval ook zo. Wat vooral belangrijk is, is om zoveel mogelijk oeverrand te creëren. Hier is het meeste leven te vinden, dus probeer hier op te focussen. De diepte is daarnaast ook belangrijk. De diepte is een beetje afhankelijk van de grootte van de poel, maar als het lukt dan zou de poel idealiter 1 tot 1,5 meter diep moeten zijn op het diepste punt. Variatie in diepte is belangrijk. Ondiepe stukken warmen sneller op, welke geschikt zijn voor de voortplanting van amfibieën.
Ondiepe delen in een poel zijn ideaal voor amfibieën
Graafwerk en folie leggen
Als je bovenstaande zaken allemaal duidelijk in beeld hebt, kun je beginnen met graven. Afhankelijk van de grootte van de poel kun je dit gewoon met de schep doen of de (laten) doen met een kleine graafmachine. Probeer zoveel mogelijk flauwe hellingen te maken. Zeker de noordzijde van de poel is belangrijk, dit is namelijk de zonkant. Door hier een flauwe helling en een ondiep stuk te maken, maak je de poel geschikt voor warmte minnende soorten. Maar ook vogels zullen het ondiepe stuk gebruiken om te badderen. Maak daarnaast enkele vlakke stukken op verschillende hoogtes, waar je waterplanten op kwijt kunt.
Wanneer de poel volledig is uitgegraven, is het tijd om folie aan te brengen. Er is keuze tussen PVC en EPDM folie en wel of geen beschermlaag. We zouden er zelf altijd voor kiezen een beschermlaag in de vorm van vilt aan te brengen, om te voorkomen dat scherpe stenen in de bodem voor lekkages kunnen zorgen. De keuze tussen PVC en EPDM is vooral een financiële keuze. PVC is een stuk goedkoper, maar ook een stuk minder dik. Maak je veel gebruik van stenen in je vijver, dan is het wellicht raadzaam om voor EPDM folie te kiezen.
Wanneer de juiste vorm voor de poel is uitgegraven, kan het vilt en de folie gelegd worden
Poel vullen en afwerken
Nu is het tijd om de poel te vullen met water. Terwijl je de poel vult, kun je de folie nog op de juiste plek vouwen, zodat je zo min mogelijk vouwen ziet. Je kunt daarnaast beginnen met de aankleding van de poel. Zuurstof- en andere waterplanten kunnen op hun plek gezet worden en eventuele stenen kunnen aangebracht worden.
Verder kan de oeverrand afgewerkt worden. Wij kiezen er meestal voor de oever aan te planten met inheemse planten, zodat de poel op een natuurlijke wijze dichtgroeit. Maar andere randafwerkingen zijn ook mogelijk. Zorg ervoor dat alles stevig staat (gebruik vijvermandjes en veranker deze met stenen). Houd bij het aanplanten van de oever ten minste één zijde open, of gebruik hier enkel laagblijvende beplanting. Zo heb je goed zicht op het leven in en rondom de poel.
Je kunt daarnaast ook de ruimte rondom de poel verder inrichten. Plant een gemengde haag aan, maak een stapelmuurtje, of tref maatregelen om meer vogels aan te trekken. Gebruik ook dood hout. Hier komen veel insecten op af, wat weer automatisch meer vogels aantrekt. Hiermee zorg je ervoor dat je poel voor steeds meer soorten geschikt wordt. Kikkers, padden, salamanders en veel andere diersoorten zullen je poel snel weten te vinden!
Links de poel net aangelegd. Rechts de poel na één groeiseizoen (De Natuur van hier)