Vinken in Nederland: complete gids met soorten, herkenning & zang

Kneu (de Natuur van hier)

Vinken komen in allerlei vormen en kleuren voor. De familie van de vinkachtigen telt wereldwijd meer dan 180 soorten, waarvan er ongeveer 13 in Nederland voorkomen. Het zijn stuk voor stuk herkenbare zangvogels met een stevige, kegelvormige snavel en vaak een opvallende en melodieuze zang.

In deze uitgebreide gids bespreken we alle vinkensoorten die in Nederland voorkomen, inclusief kenmerken, zang, leefgebied en verspreiding. Verderop vind je per soort een overzichtelijke tabel met de belangrijkste kenmerken én handige tips om ze in het veld te herkennen.

Omslagfoto: de Natuur van hier

Inhoudsopgave

Wat zijn vinken?

De vinkachtigen zijn een familie in de orde van de zangvogels, waar onder andere de vinken, sijzen, kruisbekken en kanaries tot behoren. Wereldwijd zijn er meer dan 180 soorten vinkachtigen, in Nederland komen er ongeveer 13 soorten voor.

Een opvallend kenmerk bij veel vinken is de (in verhouding) grote en krachtige snavel. Deze is vaak kort en kegelvormig. De krachtige snavel gebruiken ze om (overwegend) zaden te eten. Naast zaden wordt het menu door veel soorten aangevuld met insecten en bessen.

Daarnaast zijn veel vinken soorten goede zangers. Vaak hebben ze een krachtige en melodieuze zang met verschillende tonen en trillers. Soorten als de vink, sijs, groenling en distelvink staan bekend om hun gevarieerde en vaak uitbundige zang.

Vinken zijn kenmerkende vogels met een grote, krachtige snavel en mannetjes hebben vaak een kleurrijk verenkleed (de Natuur van hier)
De gewone vink is veruit de bekendste en algemeenste vinkensoort in Nederland (de Natuur van hier)

Alle vinken in Nederland (overzicht)

Hieronder vind je een overzicht van alle in Nederland voorkomende vinkensoorten. Bij elke soort bespreken we kenmerken, zang, voedsel, broeden en leefgebied. Op de soortpagina’s vind je per soort ook nog een uitgebreide tabel met alle kenmerken per soort.

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Status Grootte Korte herkenning Soortpagina
Vink Fringilla coelebs Standvogel / trekvogel 14–16 cm M: blauwgrijze kop, oranje borst
Keep Fringilla montifringilla Wintergast 14–16 cm Oranje borst, zwarte kop (broedkleed)
Distelvink (Putter) Carduelis carduelis Standvogel 12–13 cm Rood gezicht, gele vleugelstrepen
Kneu Linaria cannabina Standvogel / broedvogel 13–15 cm M: rode borst; V: bruin
Groenling Chloris chloris Standvogel 15 cm Groengeel, dikke snavel
Appelvink Coccothraustes coccothraustes Standvogel 17–18 cm Zeer dikke snavel, massieve kop
Goudvink Pyrrhula pyrrhula Standvogel 14–16 cm M: fel oranje borst; V: grijziger
Sijs Spinus spinus Standvogel / wintergast 11–12 cm Geelgroen, zwarte kop (man)
Kruisbek Loxia curvirostra Standvogel / invasievogel 16–17 cm Kruisende snavelpunten
Roodmus Carpodacus erythrinus Trekkende broedvogel 13–15 cm M: framboosrood; V: bruin
Europese kanarie Serinus serinus Broedvogel / standvogel 11–12 cm Klein, geelgroen, fijne zang
Kleine barmsijs Acanthis cabaret Standvogel / wintergast 11–12 cm Gestreept, rood petje

Vinken herkennen

De vinken zijn kenmerkende vogels, die onderling weliswaar van elkaar verschillen, maar toch een aantal gezamenlijke kenmerken dragen. Op basis van deze kenmerken zijn vinken in het veld gemakkelijk te onderscheiden van andere zangvogels zoals gorzen en mezen.

Uiterlijke kenmerken

Vinken hebben een stevige kop met krachtige kaakspieren en een korte, kegelvormige snavel. Hiermee zijn ze in staat om harde zaden te kraken, een van de voornaamste voedselbronnen van veel vinkensoorten. Verder hebben de meeste vinken een compact lichaam, met een een lichaamslengte van 11 tot 18 centimeter en een spanwijdte tussen de 18 en 33 centimeter.

De meeste soorten vinken hebben een kleurrijk verenkleed, met duidelijke patronen op de vleugel of op de staart. Voorbeelden van vinken met een kleurrijk verenkleed zijn vink, groenling en appelvink. Daarnaast is er bij de meeste vinkensoorten sprake van seksueel dimorfisme: mannetjes en vrouwtjes van dezelfde soort verschillen duidelijk van elkaar in verenkleed. Over het algemeen hebben de mannetjes een wat feller en kleurrijker verenkleed en zijn vrouwtjes wat bruiner en doffer gekleed. Meest logische verklaring voor het onderlinge verschil is zodat vrouwtjes dan minder goed opvallen in de vegetatie als ze gaan broeden.

Voorbeelden van vinken waarbij seksuele dimorfisme duidelijk zichtbaar is zijn de vink en de goudvink. Bij appelvinken is het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes dan weer veel minder duidelijk.

Distelvinken zijn kleurrijke vogels (de Natuur van hier)
Distelvinken zijn, net zoals veel andere vinkensoorten, kleurrijke vogels (de Natuur van hier)

Zang en roep

Naast dat vinken er over het algemeen kleurrijk uitzien, hebben ze vaak ook een krachtige en melodieuze zang. Dit is vaak een rollende of snelle zang, met een bekende strofe erin (zoals de vinkenslag). Ondanks dat ze vrijwel allemaal een uitbundige zang hebben, zijn ze voor het geoefend oor goed uit elkaar te houden en daardoor heel goed op geluid te determineren.

De zang is vaak uitbundig en melodieus, maar naast de zang gebruiken vinkensoorten ook contactroepjes en alarmroepjes om met elkaar te communiceren. Dit zijn over het algemeen korte en krachtige roepjes die ze gebruiken om elkaar te waarschuwen of om met elkaar te communiceren.


Lees ook: vogelgeluiden leren herkennen


Voedsel

De meeste vinkensoorten zijn uitgesproken zaadeters. Evolutionair zijn ze hier ook op aangepast met hun grote, krachtige snavel. Hiermee kunnen ze hardere zaden kraken dan de meeste andere zangvogels. Zaden van grassen, kruiden, cultuurgewassen, struiken en bomen worden allemaal gegeten.

Naast zaden pakken sommige soorten zo nu en dan ook insecten. Dit doen ze met name in de broedperiode wanneer de vraag naar eiwitten het hoogste is. Ze pikken dan insecten, larven, rupsen, bladluizen, etc. van de bladeren in de struiken en bomen en gebruiken deze hoofdzakelijk om aan de jonge dieren te voeren, om groei te stimuleren. Zelf kunnen de ouderdieren in deze drukke periode ook wat extra eiwitten gebruiken.

In het najaar worden er aanvullend door een aantal soorten ook bessen, knoppen en soms zelfs andere plantdelen gegeten. Het menu van vinken verschilt erg per seizoen en ze eten vooral wat er beschikbaar is.

In de winter kun je grote groepen (een paar honderd stuks, soms zelfs meer) vinken bij elkaar zien, die zich verzameld hebben op wintervoedselakkers. Buiten de broedperiode zijn ze minder territoriaal en zoeken ze elkaar op. Op deze manier zijn ze goed beschermd tegen predatoren en zoeken ze gezamenlijk voedsel op de akkers. In deze groepen zie je vaak verschillende soorten vinken zoals: vinken, keepen, groenlingen en distelvinken.


Lees ook: akkervogels in Nederland


Een groep met verschillende soorten vinken heeft zich verzameld boven een wintervoedselakker. In deze groep vind je vinken, keepen en distelvinken (de Natuur van hier)
Een groep met verschillende soorten vinken heeft zich verzameld boven een wintervoedselakker. In deze groep vind je vinken, keepen en distelvinken (de Natuur van hier)

Leefgebieden van vinken

De verschillende soorten vinken in Nederland maken gebruik van diverse leefgebieden in het Nederlandse landschap. Zo zijn er soorten, zoals de appelvink, die hoofdzakelijk in loofbos leven. Andere soorten, zoals sijzen en kruisbekken komen meer voor in naaldbossen. Vinken, goudvinken en groenlingen komen daarnaast ook voor in groene tuinen en parken met veel struiken. Invasiesoorten zoals kruisbekken kunnen daarnaast ook in heideterreinen met veel naaldbomen voorkomen. Ook het rivierenlandschap kan een geschikt leefgebied zijn voor een aantal soorten als er een goede afwisseling te vinden is van uiterwaarden, struwelen, wilgen- en elzenbosjes.

Ook zijn er een aantal soorten regelmatig in agrarisch gebied terug te vinden. Kneu, distelvink, groenling en keepen zijn soorten die (in sommige seizoen) veelal in het cultuurlandschap aanwezig zijn, vaak op zoek naar voedsel.

Vinken in de tuin

Ook zijn er een aantal soorten graag geziene tuingasten. Ze komen vooral in de herfst en de winter naar tuinen, wanneer ze in hun directe omgeving minder voedsel kunnen vinden. Ze komen vooral af op zaden, zoals zonnepitten en gemengd strooivoer. Gebruik biologisch vogelvoer om te voorkomen dat vogels pesticiden binnen krijgen Hiervan kunnen ze ziek worden of zelfs dood gaan als ze teveel van bepaalde pesticiden binnen krijgen. Biologisch vogelvoer is hier te bestellen bij Vivara. Met je aankoop draag je ook nog eens bij aan natuurbeschermingsprojecten in heel Europa!

Veel soorten vinken foerageren graag op de grond. Strooi dus wat strooivoer en/of zaden op de grond en doe wat in een voederhuis. Sommige soorten eten ook uit voedersilo’s. De vinken zullen er als eerste op af komen, ook groenlingen zullen in de gaten hebben dat je voer aanbiedt. Bij voedselschaarste kunnen ook keepen, sijzen en distelvinken je tuin bezoeken.

Een aantal vinkensoorten zijn ook graag geziene tuingasten. Zo kun je de vink, distelvink (puttter) en groenlingen geregeld in tuinen zien.
Een aantal vinkensoorten zijn ook graag geziene tuingasten. Zo kun je de vink, distelvink (puttter) en groenlingen geregeld in tuinen zien.

Het belang van een groene tuin voor vinken

Naast vogelvoer aanbieden is het ook belangrijk om je tuin op de juiste manier in te richten voor vinken en andere vogels. Vinken houden niet van strak onderhouden tuintjes, maar van groene tuinen met veel planten, struiken en bomen. Plant zaadplanten zoals kruldistel en grote kaardebol en plant zaaddragende struiken en bomen zoals vlier, meidoorn, berk en els voor voldoende zaden in het najaar. Veel planten en struiken zijn te bestellen bij Sprinklr. Dit is allemaal biologisch gekweekt en dus niet schadelijk voor de vogels.


Lees ook: van tegeltuin naar groene tuin!


Zorg voor inheemse planten die zaad vormen in je tuin, hier houden vinken van (de Natuur van hier)
Zorg voor inheemse planten die zaad vormen in je tuin, hier houden vinken van (de Natuur van hier)

Trekgedrag van vinken

Qua trekgedrag zijn de vinken die te zien zijn in ons land een gevarieerde groep. Er zijn echte standvogels zoals de kneu en appelvink. Daarnaast zijn er ook soorten die deels standvogel zijn, maar ook deels zuidelijk trekken zoals distelvink, vink en groenling. De roodmus is een echte trekvogel en trekt helemaal naar India. Maar er zijn ook soorten die in de winter (gedreven door voedselschaarste) massaal naar ons land komen. Deze vogels noemen we invasievogels en zien we veel bij sijs en kruisbek.

Verschil voor- en najaarstrek

Vogels trekken in het voor- en najaar, maar wist je dat deze twee trekbewegingen erg van elkaar verschillen? Dit geldt ook voor de soorten vinken die je tijdens de voorjaarstrek of najaarstrek ziet.

In het voorjaar trekken vinken en andere vogels in smallere, geconcentreerde stromen, waardoor de trek minder lang en opvallend is. De najaarstrek is de tijd waarin vogels weer vertrekken veel langer uitgestrekt. Daarnaast zijn er meer jonge vogels waardoor er simpelweg meer te zien is. Ook zijn de groepen dan vaak groter, wat spectaculaire beelden oplevert. Als het koud genoeg wordt in het noorden hebben we tijdens de najaarstrek ook meer kans op invasies van soorten zoals barmsijzen, kruisbekken, sijzen en keepen.

Vinken op trek herkennen
Wil je vinken op trek gaan spotten, dan zijn er een aantal dingen om rekening mee te houden. Ga op een open plek staan, het liefst hoog in het landschap, of zoek een trektelpost op. Denk aan duintoppen, uitkijkheuvels en dijken. Let op hoog overvliegende vogels die vaak in groepjes of in stromen voorbij komen. En leer de verschillende geluiden die alle soorten maken goed uit je hoofd, zo ga je veel meer zien. Ga het liefst vroeg in de ochtend en vergeet zeker je verrekijker niet!

Bescherming & bedreigingen

Hoewel de meeste vinkensoorten in Nederland nog stabiele populaties hebben, staan ze wel onder druk door veranderingen in hun leefgebied. Intensieve landbouw zorgt voor minder zaden, kruidenrijke akkerranden en struikgewas, waardoor soorten als kneu, groenling en barmsijs afnemen. Ook het verdwijnen van heggen, bosranden en struweelzranden maakt het moeilijker om geschikte broedplekken te vinden.

Daarnaast spelen predatie, ziektes en botsingen met ramen een rol. In de winter kunnen koude perioden leiden tot extra sterfte. Bescherming bestaat vooral uit het behouden en herstellen van natuurvriendelijke tuinen, hagen, struweelranden, zaaddragende planten, wintervoedselakkers en rustige broedgebieden. Door gevarieerde beplanting en minder bestrijdingsmiddelen kunnen zowel tuinen als landbouwgebieden een belangrijk toevluchtsoord voor vinken blijven.

Veelgestelde vragen over vinken in Nederland

Hoeveel vinkensoorten komen er voor in Nederland?

In Nederland worden jaarlijks ongeveer 13 soorten vinkachtigen gezien. Een aantal daarvan broedt hier (zoals vink, distelvink en groenling), terwijl andere soorten vooral doortrekker of wintergast zijn (zoals keep, barmsijs en kruisbek).

Wat is het verschil tussen een vink en een distelvink?

De gewone vink heeft een oranjerode borst, blauwgrijze kop (mannetje) en duidelijke witte vleugelstrepen. De distelvink is veel kleurrijker, met een rood gezicht, zwart-witte kop en felgele vleugelstrepen. Ook de zang van de distelvink is sneller en vrolijker dan de vinkenslag.

Welke vinkensoort hoor je het vaakst zingen in Nederland?

De vink is veruit de meest algemene zanger. Van februari tot juni is hij vrijwel overal te horen. Groenlingen en kneuen zingen ook veel, maar komen minder algemeen voor in tuinen.

Welke vinken zie je het vaakst in de tuin?

De drie meest voorkomende tuinsoorten zijn: vink, groenling en distelvink. Sijzen verschijnen vooral in de winter, afhankelijk van de hoeveelheid berken- en elzenzaad.

Waarom zie ik ’s winters soms grote groepen keep, sijs of barmsijs?

Dat zijn invasiesoorten: hun aantallen wisselen sterk per jaar, afhankelijk van voedselbeschikbaarheid in Noord- en Oost-Europa. In sommige winters zijn ze massaal aanwezig.

Wat eten vinken en andere vinkachtigen?

Het grootste deel van hun dieet bestaat uit zaden. In het voorjaar schakelen veel soorten over op insecten, omdat die meer eiwitten bevatten en belangrijk zijn voor de jongen.

Hoe kan ik vinken aantrekken in mijn tuin?

Plant inheemse struiken (zoals meidoorn en lijsterbes), laat vaste planten in zaad schieten en voer bij met zonnebloempitten of een zadenmix. Een rustige, groene tuin is ideaal voor vinken.

Welke vinkensoorten broeden in Nederland?

Broedvogels zijn onder andere de vink, distelvink, groenling, kneu, sijs en goudvink. Keep, barmsijs, kruisbek en grote kruisbek broeden hier niet structureel.

Wat is het verschil tussen een kruisbek en een grote kruisbek?

De grote kruisbek is groter, zwaarder gebouwd en heeft een stevige, diepe snavel. Zijn roep klinkt lager. De grote kruisbek is een zeldzame invasievogel, terwijl de gewone kruisbek vrijwel jaarlijks aanwezig is.

Wat is de zeldzaamste vink in Nederland?

De Europese kanarie, roodmus en grote kruisbek behoren tot de zeldzaamste soorten die in Nederland worden gezien.

Hoe herken ik het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes vinken?

Bij de meeste soorten zijn mannetjes fel gekleurd (rood, geel, blauw, groen tinten), terwijl vrouwtjes meer bruin of beige zijn. Bij sijzen zijn vrouwtjes sterk gestreept, terwijl het mannetje een zwarte kap heeft.

Waarom zingen vinken?

Vinken zingen om hun territorium af te bakenen, een partner aan te trekken en contact te houden met soortgenoten. De zangperiode loopt van februari tot juni, al zingen sommige soorten ook in de winter.

Meer lezen per soort

Wil je meer lezen over een specifieke vinkensoort? Ga dan via onderstaande link naar de betreffende soortpagina. De soortpagina’s zijn nog in aanbouw, dus het is nog niet mogelijk om door te klikken. Kom later terug om de soortpagina’s te bekijken!

Tot slot

Heb jij alle vinkensoorten in Nederland al gezien?! Laat het ons weten door een comment achter te laten, of laat het ons weten via Instagram (@denatuurvanhier). We zijn erg benieuwd!

Wil je meer weten over vogels, zoogdieren, reptielen, amfibieën en vlinders in Nederland? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief. Zo blijf je op de hoogte van nieuwe blogs, praktische natuurtuin tips en winacties!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Natuurtuin in ontwikkeling deel IX – een zomer vol leven

Zwartstip-boktor Natuurtuin

Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website kochten we een huis met ruim 3.500 m² grond. Ons doel: deze 35 are omvormen tot een natuurtuin vol leven — een plek waar vogels, insecten en andere dieren zich thuis voelen. In onze reeks Natuurtuin in ontwikkeling nemen we je mee in dat proces. In deel 9 kijken we terug op de lente en zomer van 2025.

23 april 2025 -15 november 2025

Wilde cichorei - Natuurtuin in ontwikkeling
Wilde cichorei

Inhoudsopgave

In het vorige deel van Natuurtuin in ontwikkeling bespraken we de winter en het vroege voorjaar. We zagen wat er allemaal voorbij kwam in de tuin op de wildcamera (o.a. steenmarter en kerkuil). Daarnaast bespraken we de vele vlindersoorten die we in het voorjaar al in het kruidenrijk grasland zagen. Ook deze periode hebben we weer bijzondere waarnemingen gedaan, dus lees snel verder.

Een levendige zomer in de natuurtuin

We hebben een droge zomer achter de rug. Waar er in het begin van het voorjaar nog wel wat regen viel, werd het later in de lente droger en hield dit ongeveer de hele zomer aan. Dit merkten we ook duidelijk aan het kruidenrijk grasland. Het gras groeide veel minder hard dan het jaar ervoor (waarin het erg nat was). Gedurende het jaar werd water schaarser en kwamen meer dieren drinken uit onze poel. In het steeds kruidenrijkere grasland wemelde het van de insecten en deden we ook op het gebied van flora nieuwe ontdekkingen.

Gewone oeverlibel (de Natuur van hier)
De gewone oeverlibel liet zich dit jaar voor het eerst in onze vijver zien, natuurlijk in de buurt van de aangelegde poel (de Natuur van hier)

Nieuwe soorten in onze tuin

In deze periode zijn we van 502 soorten naar 629 soorten gegaan. In het kruidenrijk grasland zagen we voor het eerst gewone brunel, slibbladige ooievaarsbek en gewone rolklaver. Door het juiste beheer uit te voeren krijgen we steeds meer kruiden in ons grasland, niet alleen qua soorten, maar ook qua aantal. Langzaam maar zeker worden stukken met dominant raaigras vervangen door stukken met verschillende grassoorten, zoals kropaar en rietzwenkgras, en kruiden zoals paardenbloem, duizendblad en wilde peen. Ook smeerwortel en knoopkruid vinden we op steeds meer plekken.

📥 Download de infographic van alle waargenomen soorten in onze natuurtuin (2022–2025) — inclusief foto’s en verhalen van bijzondere soorten.
Ontvang het gratis per e-mail en blijf op de hoogte van nieuwe natuurtuinupdates.
BINNENKORT DOWNLOADBAAR

Preview infographic natuurtuin in ontwikkeling deel IV (de Natuur van hier)
Preview infographic natuurtuin in ontwikkeling deel IV (de Natuur van hier)

Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


De ontwikkeling van ons kruidenrijk grasland heeft ook effect op de soorten insecten die we steeds meer vinden in onze tuin. Vlinders, wantsen, kevers, juffers en libellen komen in allerlei soorten en maten voor in alle hoeken van de natuurtuin.

Vlinders en wantsen

Nieuwe vlinders in de tuin waren onder andere de distelvlinder en het kaasjeskruiddikkopje. Vooral het kaasjeskruiddikkopje is een bijzondere soort in Nederland, in de infographic aan het eind van deze blog lees je waarom. Vooral in de groep van de wantsen hebben we veel nieuwe soorten waargenomen. Zo zagen we onder andere de pyjamawants, knoopkruidschildwants (ook over deze soort lees je meer in de infographic), gemaskerde roofwants en zeer zeldzame beemdkroonschildwants in de natuurtuin.

Kevers, zweefvliegen en bijen

Ook zagen we een aantal leuke keversoorten voor het eerst in onze tuin. Zo zagen we in mei de roodkopvuurkever en de bleekgele weekschildkever en in juni zagen we voor het eerst het klein vliegend hert! Binnen de groep van de (zweef)vliegen zagen we ook enkele bijzondere soorten: de gewone wolzwever, hommelreus en gewone driehoekszweefvlieg. Binnen de groep van de bijen zagen we deze periode onder andere voor het eerst de klaverdikpoot, die in groepsverband onder het blad van rode kornoelje slaapten. Verder zagen we ook de tronkenbij en de steenhommel.


Lees ook: De 8 beste inheemse struiken voor een diervriendelijke tuin


Juffers en libellen

Ondanks het feit dat we nog niet zoveel water in de natuurtuin hebben (op een kleine poel na) kunnen we toch ieder jaar rekenen op een aantal juffers en libellen in onze tuin. Zo zagen we deze periode voor de eerste keer een weidebeekjuffer in de tuin, maar ook de koraaljuffer en gewone oeverlibel lieten zich voor het eerst zijn. Dat belooft nog wat voor volgend jaar, als we klaar zijn met de natuurlijke zwemvijver (hierover later meer).

Beheer van kruidenrijk grasland

Veel van de nieuwe soorten vinden we in ons kruidenrijk grasland. Drie jaar geleden, toen we het huis kochten was het grasland nog erg rijk en stond er nagenoeg alleen maar raaigras in. Na een aantal jaren juist beheer uit te voeren komen er steeds meer kruiden (en andere grassoorten) in ons grasland, wat automatisch nieuwe insectensoorten aantrekt.

Verschralen en sinsusbeheer

De voedingsrijkdom van de bodem was erg (extreem) hoog toen we het kochten, bemesten is dus overbodig. Wat we wel doen is (in de beginfase) 2 á 3 keer per jaar maaien en afvoeren. Dit wordt ook wel verschralingsbeheer genoemd. Hierdoor neemt de voedingsrijkdom van de bodem af, waardoor raaigras minder dominant wordt en andere grassoorten en kruiden meer kansen krijgen.

Tijdens het maaien laten we steeds kruidenrijke stukken staan. Ieder maaibeurt laten we andere stukken staan, zodat er geen houtige gewassen in kunnen groeien. Dit wordt ook wel sinusbeheer genoemd. Laat bij iedere maaibeurt zo’n 15-25% staan. Laat ook gedurende winter stukken staan. Veel insecten gebruiken hoog gras als overwinteringsplek.

Meer weten over kruidenrijk grasland

Wil je meer weten over de verschillende graslandtypen en hoe je zelf van een raaigras naar een kruidenrijk grasland toe werkt? Lees dan het boek Ontwikkelen van kruidenrijk grasland van Wim Schippers. Hier staat echt alles in wat je moet weten over het ontwikkelen van een kruidenrijk grasland. Daarnaast lees je ook hoe je dit in stand houdt. Deze mag niet ontbreken in de kast van een kruidenrijk graslandbeheerder. Je bestelt het boek via onderstaande knop.

Ontwikkelen van kruidenrijk grasland (bol.com)c

Wat viel ons op na het maaien

Doordat we gefaseerd maaien en steeds stukken laten staan, lijken soorten die in het kruidenrijk grasland leven zich sneller te herstellen. Insecten zoals (micro)vlinders, sprinkhanen, kevers en wantsen werden niet volledig weggemaaid, omdat we steeds 15-25% lieten staan. Vanuit deze hoge stukken gras konden deze insecten zich weer gemakkelijk verplaatsen naar het vers gemaaide gras. Op deze manier kunnen insectensoorten zich beter herstellen en kunnen ze de hele levenscyclus doorlopen.

Waarom niet alles in één keer maaien een heel goed idee is (de Natuur van hier)

Terugblik en vooruitkijken

We hebben een productief jaar achter de rug, waarin we veel nieuwe soorten tegenkwamen in onze natuurtuin. Het langjarige, duurzame beheer van het grasland begint langzaam zijn vruchten af te werpen. Ook de scheerheg en struweelhaag die we 3 jaar geleden hebben aangeplant begint steeds groter te worden en trekt steeds meer biodiversiteit aan.

We zijn erg benieuwd hoe de natuurtuin zich volgend jaar verder gaat ontwikkelen. Alle ingrediënten voor een natuurtuin vol leven zijn aanwezig, dus het kan bijna niet anders dan dat we volgend jaar weer nieuwe soorten in onze tuin mogen verwelkomen.

Het enige wat nog in grote hoeveelheid ontbreekt is water. Daarom zijn we inmiddels gestart met de bouw van een natuurlijke zwemvijver met moerasfilter. Op onderstaande afbeelding zie je al een tipje van de sluier. Wil je weten hoe dit verder gaat? Houd de website dan goed in de gaten, in deel 10 van deze serie zullen we de aanleg van de natuurlijke zwemvijver uitvoerig bespreken.

📥 Download het overzicht van alle waargenomen soorten in onze natuurtuin (2022–2025) — inclusief foto’s en verhalen van bijzondere soorten.
Ontvang het gratis per e-mail en blijf op de hoogte van nieuwe natuurtuinupdates. BINNENKORT BESCHIKBAAR

Tot slot

Heb jij ook iets bijzonders gezien in je (natuur)tuin? Of wil je meer weten over het beheer van een natuurtuin? Laat het ons weten door een reactie onder deze blog achter te laten, of stuur ons een foto via social media (@denatuurvanhier). We zijn erg benieuwd!

Wil je meer tips over inheemse planten, de aanleg van een natuurtuin of andere tuintips? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief. Zo blijf je op de hoogte van nieuwe blogs, praktische tuintips en winacties!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

De 8 beste inheemse struiken voor een diervriendelijke tuin

Sleedoorn inheemse struiken

Natuurlijke tuinen zijn niet af zonder één of meerder inheemse struiken. Veel dieren, zoals insecten (bijen, hommels, vlinders), zoogdieren (egels) en vogels zijn in meerder opzichten afhankelijk van deze planten. Struiken (ook wel heesters genoemd) bieden daarnaast privacy en zorgen ervoor dat je tuin body krijgt. In alle opzichten mogen deze multifunctionele planten dus niet ontbreken in je tuin of op je erf. In deze blog geven we onze 8 beste tips voor inheemse struiken in een diervriendelijke tuin.

Inhoudsopgave

Waarom zijn inheemse struiken belangrijk?

Inheemse struiken/heesters zijn onmisbaar in een natuurlijke tuin. Je moete deze struiken zien als multifunctionele planten die bijna alle dieren in je tuin wat te bieden hebben. Het dichte struikgewas zorgt ervoor dat zangvogels er veilig in kunnen broeden. Een struweelhaag van meerdere inheemse heesters is ideaal voor egels en ander zoogdieren. Sommige heesters bloeien rijkelijk, wat een walhalla is voor insecten zoals bijen, hommels, zweefvliegen en dagvlinders. Daarnaast zijn sommige struiken uitstekende waardplanten voor tal van nachtvlinders. Tot slot krijgen veel heesters na de bloei nog bessen, die vaak erg in trek zijn bij vogels zoals lijsters (merels, zanglijsters, koperwieken, etc.), spreeuwen en in sommige gevallen zelfs de bijzondere pestvogel! Redenen genoeg dus om zelf ook aan de slag te gaan met inheemse struiken/heesters in je tuin!

1. Gele kornoelje (Cornus mas)

De eerste inheemse struik, of heester, die we bespreken is gele kornoelje. Een belangrijke heester voor de natuur, omdat de stuik al vroeg in het jaar bloeit. Tussen februari en april verschijnen de gele bloemen op de nog kale takken (gele kornoelje is niet wintergroen). In deze periode bloeien nog weinig andere planten en struiken, waardoor vroeg vliegende bijen en andere insecten de broodnodige nectar kunnen vinden in de bloemen van gele kornoelje.

Gele kornoelje inheemse struiken
Gele kornoelje krijgt al vroeg in het jaar gele bloemen op het nog kale hout

Gele kornoelje wordt tot 6 meter hoog, maar kan prima gesnoeid worden wanneer deze te groot zou worden. Snoeien is echter niet noodzakelijk, heb je de ruimte dan kun je de struik het beste laten groeien. Gele kornoelje stelt weinig eisen aan de standplaats, maar heeft wel een lichte voorkeur voor kalkhoudende grond. De heester staat het liefst op een plekje in de zon of halfschaduw, maar doet het op vrijwel iedere plek goed. Alleen extreem natte of extreem droge standplaatsen verdraagt de struik niet.

2. Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)

Wilde kardinaalsmuts is een andere inheemse struik die absoluut een plekje in de natuurtuin verdient! Deze tot 6 meter hoog wordende heester bloeit van mei tot en met juni met onopvallende, lichtgroene bloemen. De echte sierwaarde van de wilde kardinaalsmuts zijn echter de rozerode bessen, die zeer in trek zijn bij vogels zoals lijsters (merels, zanglijsters) en mezen zoals koolmezen en pimpelmezen. De bessen verschijnen in de vroege herfst aan de struik.

Naast vogels maken ook nachtvlinders veelvuldig gebruik van wilde kardinaalsmuts. Of beter gezegd: de rupsen van nachtvlinders. Diverse soorten spanners en stippelmotten zetten de eitjes af op kardinaalsmuts. De rupsen voeden zich met de planten totdat ze groot genoeg zijn om te verpoppen naar nachtvlinder. Dit kan als resultaat hebben dat in het voorjaar hele struiken kaal gevreten zijn door de rupsen. De struik herstelt hier in principe vrij gemakkelijk weer van gedurende het seizoen.

Wilde kardinaalsmuts
Wilde kardinaalsmuts krijgt kleine, onopvallende lichtgroene bloemetjes, maar heeft veel andere sierwaarde zoals bessen en een prachtige rode herfstkleur

Wilde kardinaalsmuts stelt weinig eisen aan de standplaats. Staat het liefste op een plek in de halfschaduw, maar een plek in de volle zon wordt ook verdragen als de grond voldoende vochtig is. Ze hebben een voorkeur voor kalkhoudende grond. Een extra sierwaarde van de plant is de prachtige rode herfstkleur. Tevens is wilde kardinaalsmuts ook zeer goed te gebruiken in een wilde, gemengde haag. Een perfecte allround struik die dus niet in je tuin mag ontbreken!

3. Sporkehout (Rhamnus frangula)

De derde inheemse heester/struik in de lijst is sporkehout, die ook wel vuilboom wordt genoemd. Sporkehout kan tot 5 meter hoog worden en zal het op vrijwel iedere standplaats goed doen (al heeft deze struik graag wat licht, dus een plek in de volle schaduw is niet ideaal). Daarnaast heeft sporkehout een voorkeur voor een wat zuurdere grond.

Sporkehout
De bessen van sporkehout zijn in trek bij vogels zoals lijsters

De grootste troef die sprokehout in handen heeft is de lange bloeitijd. Deze inheemse struik bloeit van mei tot en met september. De bloemen zijn klein en stervormig en wit en groen van kleur. De struik bloeit rijkelijk en lang en is daarom zeer in trek bij nectar-etende insecten zoals bijen en zweefvliegen.


Lees ook: de beste inheemse vaste planten


Ook vlinders zijn gebaat bij de aanwezigheid van sporkehout. Het is een belangrijke waardplant voor het groentje, de citroenvlinder en het boomblauwtje. Daarnaast zijn er ook diverse nachtvlinders die gebruik maken van sporkehout. De bessen die in het najaar aan de struik komen zijn in trek bij veel vogels waaronder lijsters zoals de kramsvogel en grote lijster.

4. Hondsroos (Rosa canina)

Hondsroos is de volgende struik/heester die we tippen. Van nature vind je hondsroos in hagen, houtwallen, mantelvegetaties, struweelranden en als solitaire struiken in halfopen (begraasde) landschappen. Hondsroos groeit op een (matig) voedselrijke, niet te zure bodem. De bodem is droog tot vochtig.

Hondsroos
Hondsroos krijgt in juni en juli prachtige bloemen die druk bezocht worden door insecten

De sierwaarde van hondsroos zijn de bloemen en de rood-oranje rozenbottels. De bloemen verschijnen in juni en juli aan de struik en zijn witroze van kleur. De bottels zijn oranje-rood van kleur en worden tot 2 centimeter groot. Hondsroos kan tot 5 meter hoog worden, maar laat zich goed snoeien (en is daardoor ook heel goed te gebruiken in een natuurlijke gemengde haag).

Sierwaarde bloemen en rood-oranje rozenbottels. Bloeit in juni en juli met witroze bloemen. Kan tot 5 meter hoog worden, laat zich goed snoeien (daardoor ook ideaal om in een gemengde haag te gebruiken).

Het is een ontzettende biodiversiteitsbom. De nectar in de bloemen is in trek bij insecten zoals bijen en zweefvliegen. De rozenbottels zijn uitstekend voedsel voor vogels zoals kramsvogel en koperwiek. De stekels aan de takken zorgen voor een dicht struikgewas, waarin zangvogels veilig kunnen broeden. Daarnaast is het nog de waardplant voor diverse nachtvlinders. Hondsroos mag in een natuurlijke tuin dus eigenlijk niet ontbreken.

5. Eenstijlige meidoorn (Crateagus monogyna)

Een van de bekendste en aantrekkelijkste inheemse heesters is de eenstijlige meidoorn. Deze heester bloeit in mei en juni rijkelijk met witte bloemen. Daarna krijgt de struik rode besjes, die erg in trek zijn bij vogels.

Eenstijlige meidoorn
Eenstijlige meidoorn bloeit rijkelijk met witte bloemen

Meidoorn werd vroeger veel gebruikt, in de tijd dat er nog geen prikkeldraad was, als natuurlijke veekering. De stevige doorns kunnen tot 2,5 centimeter lang worden, waardoor het een ideale plant wordt om als haag te gebruiken rondom een weiland. Toen prikkeldraad kwam verdwenen de meidoornhagen langzaam uit het landschap en daarmee ook een groot stuk biodiversiteit.

Meidoorn is namelijk een zeer belangrijke plant voor allerlei dieren. Zangvogels kunnen veilig broeden in de doornstruik, vogels maken dankbaar gebruik van de eetbare bessen en insecten doen zich te goed aan de nectar die in overvloed aanwezig is door de vele bloemen. Tot slot is het een belangrijke waardplant. Tientallen nachtvlinders zijn er afhankelijk van, maar ook de dagvlinder groot geaderd witje heeft de meidoorn als waardplant.

Eenstijlige meidoorn wordt doorgaans tot 4,5 meter hoog en staat het liefst op een plek in de halfschaduw of zon. Daarnaast verlangt deze heester een droge tot vochtige standplaats.

6. Sleedoorn (Prunus spinosa)

Een van de belangrijkste heesters is wat ons betreft sleedoorn. Het is de eerste heester die aan het einde van de winter in bloei komt, waardoor het een zeer belangrijke nectarplant is voor vroeg vliegende insecten zoals vlinders, bijen, hommels en zweefvliegen.

Sleedoorn (de Natuur van hier)
De eerst bloeiende heester aan het einde van de winter is sleedoorn (de Natuur van hier)

Op het naakte hout krijgt sleedoorn vanaf maart prachtig witte bloemen. De bloei duurt tot ongeveer begin mei. Vanaf de zomer krijgt sleedoorn blauwe besjes, die tot diep in de winter op de struik te vinden zijn.

In het wild kom je sleedoorn tegen in heggen, struwelen, bosranden en als solitaire struik. De struik wordt over het algemeen tot 3 meter hoog. De heester verlangt het liefst een vochtig plekje in de halfschaduw of zon.

Vanwege de doorns is ook sleedoorn een belangrijke broedplek voor zangvogels. Daarnaast is het de waardplant van tientallen nachtvlinders (zoals de boogsnuituil, het donker klaverblaadje en het zwart weeskind). Ook dagvlinders gebruiken sleedoorn graag als waardplant: sleedoornpage, grote vos én groot geaderd witje. Dagpauwoog is een belangrijke bestuiver van sleedoorn.

7. Gelderse roos (Viburnum opulus)

Een andere leuke inheemse heester is Gelderdse roos, een mooie aanvulling op iedere tuin of erf. Deze tot ongeveer 3 meter hoog wordende heester krijgt opvallende witte, schermvormige bloemen en groeit van nature in beekdalen, hagen, struwelen en bosranden.

Gelderse roos
De Gelderse roos krijgt opvallende schermvormige, witte bloemen

Gelderse roos staat het liefst op een ietwat vochtige plek, in de halfschaduw of zon. De witte, schermvormige bloemen verschijnen in mei en juni aan de heester. Feitelijk gezien heeft de Gelderse roos twee soorten bloemen: de grote, opvallende, witte randbloemen én de hele kleine groenwitte bloemen in het midden. De grote randbloemen hebben als functie om insecten aan te trekken. De kleine witte, onopvallende bloemen bevatten daadwerkelijk de nectar waarvoor de insecten komen.

Na de bloei verschijnen de rode bessen aan de struik. Deze blijven lang aan de plant hangen, vaak tot diep in de winter. De reden dat de bessen zo lang blijven hangen is omdat ze heel bitter zijn. Pas wanneer er een goede nacht vorst overheen is gekomen verdwijnt de bittere smaak, iets wat vogels ook weten. Vooral lijsters en de bijzondere wintergast de pestvogel komen dan op de bessen af. Met één of meerdere Gelderse rozen heb je dus kans deze fotogenieke wintergast in je tuin of op je erf waar te nemen!

Inheemse heesters struiken pestvogel
Heb jij weleens een pestvogel in je tuin gezien?

8. Gewone vlier (Sambucus nigra)

Tot slot bespreken we nog de gewone vlier, welke veelal bekend is om zijn (vlier)bessen, waar diverse producten van gemaakt kunnen worden. Iedereen heeft wel eens vlierbessensap, -jam, likeur of pannenkoeken met vlierbloesem gehad!

Gewone vlier inheemse heester
Gewone vlier staat bekend om de bijna zwarte bessen waar diverse producten van gemaakt worden

Gewone vlier wordt tot 7 meter hoog en is daarmee een van de hoogst groeiende heesters uit deze lijst. De witte schermachtige bloemen verschijnen in mei, juni en soms in juli aan de struik. De bestuiving van de bloemen vindt plaats via insecten. Een aantal nachtvlinders, zoals de witte tijger, bijvoetdwergspanner en ligusterpijlstaart gebruiken de gewone vlier als waardplant.

Na de bloei verschijnen de bijna zwarte bessen aan de plant. Vooral spreeuwen zijn dol op deze bessen, die ook grotendeels verantwoordelijk zijn voor de verspreiding van het zaad dat in de bessen zit.


Lees ook: de beste inheemse bijenplanten


Gewone vlier stelt weinig specifieke eisen aan de standplaats en kan zowel in de zon als halfschaduw geplaatst worden. Alleen een plekje vol in de schaduw moet vermeden worden, omdat ze dan niet goed groeien.

Overzichtstabel

Zie je na het lezen van de 8 soorten door de bomen het bos niet meer? In onderstaande tabel vind je de belangrijkste kenmerken per soort nog eens terug.

Naam Belangrijkste kenmerken Bloemkleur Bloeiperiode Besdragend Goed voor (dieren)
Gele kornoelje (Cornus mas) Vroege bloei op kale takken; verdraagt snoei; voorkeur voor kalkrijke grond; zon of halfschaduw Geel Februari–april Ja Vroeg vliegende bijen, insecten
Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus) Lichtgroene bloemen; opvallende rozerode bessen; rode herfstkleur; goed in gemengde haag Lichtgroen Mei–juni Ja Vogels (lijsters, mezen), rupsen van nachtvlinders
Sporkehout / Vuilboom (Rhamnus frangula) Lange bloeitijd; stervormige wit-groene bloemen; voorkeur voor zure grond; zon/half schaduw Wit-groen Mei–september Ja Bijen, zweefvliegen, dagvlinders (citroenvlinder, groentje, boomblauwtje), vogels
Hondsroos (Rosa canina) Witroze bloemen; rood-oranje bottels; stekelig, goed in gemengde haag; tot 5 m hoog Wit-roze Juni–juli Ja Bijen, zweefvliegen, zangvogels (kramsvogel, koperwiek), nachtvlinders
Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) Witte bloemen; rode bessen; doornig; belangrijke waardplant; goed in zon/half schaduw Wit Mei–juni Ja Zangvogels, insecten, dagvlinder groot geaderd witje, nachtvlinders
Sleedoorn (Prunus spinosa) Vroege bloei; witte bloemen op naakt hout; blauwe bessen tot in winter; doornig Wit Maart–begin mei Ja Vroege bijen, vlinders (sleedoornpage, grote vos, groot geaderd witje), zangvogels, nachtvlinders
Gelderse roos (Viburnum opulus) Schermvormige bloemen; twee typen bloemen (rand- en binnenbloemen); rode bessen tot winter Wit Mei–juni Ja Insecten, vogels (lijsters, pestvogel)
Gewone vlier (Sambucus nigra) Witte schermbloemen; bijna zwarte bessen; tot 7 m hoog; veelzijdig gebruik bessen en bloesem Wit Mei–juli Ja Insecten, nachtvlinders, spreeuwen

Kant-en-klaar pakket

Dat waren onze 8 tips voor inheemse struiken/heesters voor een diervriendelijke tuin. Wil je écht een verschil maken, dan kun je het beste meerdere heesters aanplanten. Heb je hulp nodig bij een aantal leuke soorten samen te stellen? Via Sprinklr zijn een aantal kant-en-klaar pakketten te bestellen met daarin meerdere soorten heesters, ieder met zijn eigen specifieke doel. Eventueel is er een emmertje natuurlijk alternatief voor kunstmest bij te bestellen, om te zorgen voor een flitsende start van de heesters in je tuin of op je erf.

Heestermix Vogelparadijs

Met de heestermix Vogelparadijs lok je gegarandeerd vogels naar je tuin. In dit pakket zitten de heesters: eenstijlige meidoorn, gewone vlier, krentenboompje, wilde kardinaalsmuts en wilde lijsterbes. Allen krijgen ze bessen, onweerstaanbaar voor vogels zoals lijsters en spreeuwen. Ga maar klaar zitten met je verrekijker, want dat wordt genieten!

Heestermix Bijenparadijs

In het heesterpakket Bijenparadijs zitten vijf soorten heesters, die gegarandeerd gaan zorgen voor gezoem in je tuin. Gele kornoelje, Gelderse roos, sleedoorn, zoete kers en sprokehout zorgen er samen voor dat bijen van maart tot en met september je tuin komen bezoeken op zoek naar nectar. Ook de rijpe bessen van sommige heesters zullen bijen aantrekken. Garantie op een bijenparadijs dus!

Heestermix Bloeiparadijs

Voor wie houdt van bloemen moet voor het pakket Bloeiparadijs gaan. Hiermee verleng je de bloeiboog van je tuin ongetwijfeld. Egelantier, gele kornoelje, krentenboompje, sleedoorn en wilde kardinaalsmuts zorgen ervoor dat er bloemen in je tuin te vinden zijn, van februari tot diep in de zomer. De geurende bloemen van de egelantier en de bessen van krentenboompje, kardinaalsmuts en sleedoorn na de bloei maken het feestje in je tuin compleet!

Tot slot

Heb jij de keuze al gemaakt voor welke inheemse heesters je gaat! Laat het ons weten door een comment achter te laten, of stuur ons een foto via social media van je nieuw aangeplante heesters (@denatuurvanhier). We zijn erg benieuwd!

Wil je meer tips voor over inheemse planten, een klimaatbestendige tuin of andere tuintips? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief. Zo blijf je op de hoogte van nieuwe blogs, praktische tuintips en winacties!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Droogte in je tuin? 10 duurzame oplossingen voor een groene oase!

Droogte tuin

De zomers in Nederland worden steeds warmer en droger. Planten verdorren, gras wordt geel en tuinen veranderen langzaam in stoffige vlaktes. Reden genoeg dus om bewust aan de slag te gaan met droogte in je tuin. In deze blog geven we je 10 duurzame en eenvoudige oplossingen voor een tuin die groener en klimaatrobuuster is, waardoor deze beter bestand is tegen droogte en warmte!

Droogte tuin
Steeds drogere zomers dwingen ons anders naar de tuin te kijken – tijd om maatregelen te nemen

Inhoudsopgave

1. Maak gebruik van regenwater: vang het op in een regenton

Een van de belangrijkste tips is om een deel van het regenwater op te vangen in periodes dat het veel valt. Zo kun je het gebruiken in periodes dat het langdurig droog en warm is. Voordeel: regenwater is gratis en ideaal om je planten mee water te geven. Er zijn verschillende manieren waarop je regenwater kunt opvangen, de meest bekende is met een regenton. Met een regenton vang je met gemak tientallen tot honderden liters water op, die je eenvoudig op een later moment kunt gebruiken. Tip: koop meerdere regentonnen en zet er één bij iedere regenpijp om nog meer water op te vangen. Heb je nog meer ruimte? Kijk dan ook eens naar ondergrondse opvang van regenwater.

Bekijk hier het aanbod regentonnen bij bol.com. Er zijn kleine regentonnen van 30 liter, maar ook waarmee je meer dan 600 liter kunt opvangen! Voor ieder wat wils dus!

2. Plant inheemse bomen en struiken voor schaduw

Als je minder overlast wil ervaren van droogte dan is het wijs om meer schaduw te creëren. Meer schaduw zorgt ervoor dat de tuin minder snel uitdroogt én dat het minder snel bloedheet wordt in je tuin. Win-win dus. Bomen en grote struiken zorgen voor meer schaduw in je tuin waardoor de bodem minder snel uitdroogt en de bodem minder snel opwarmt. Daarnaast verdampen bomen en struiken water om af te koelen, wat er automatisch voor zorgt dat de omgevingstemperatuur afneemt. Kies voor inheems en biologisch gekweekte soorten zoals meidoorn, hazelaar, Gelderse roos of vlier. Goed voor schaduw (kijk hier voor schaduwplanten die je kunt gebruiken onder bomen en struiken) én biodiversiteit!

Het belang van biologisch gekweekt
Waarom zou je kiezen voor biologische gekweekte planten? Over het algemeen zijn deze duurder en minder goed verkrijgbaar. Toch is het van zeer groot belang als je iets goeds wil doen voor de lokale biodiversiteit. Reguliere tuinplanten bevatten vaak pesticiden, welke giftig zijn voor dieren (zoals insecten) en de leefomgeving. Insecten die dus afkomen op de bloemen van regulier gekweekte planten lopen als het ware in een val. Ze komen af op de nectar om zich daarmee te voeden, maar deze bevatten vaak nog diverse pesticiden. De pesticiden zijn giftig voor ze en tast het zenuwstelsel aan en kan zelfs dodelijk zijn. Er is dus een grote kans dat insecten die nectar eten van reguliere tuinplanten een paar honderd meter verderop het loodje leggen. Het tegenovergestelde van wat je wil bereiken dus!

3. Kies droogtetolerante planten

Aanhoudende droogte dwingt je om anders na te denken over de planten die je kiest voor je tuin. Soorten als hortensia en hosta’s zullen gauw het kopje gaan laten hangen als de bodem uitdroogt. Beter kies je dus inheemse soorten die graag in de zon staan en het niet erg vinden om droge voeten te hebben. Hierdoor hoef je minder water te geven en zien je planten er een stuk florissanter uit. Kies voor soorten zoals wilde marjolein, duizendblad, zeepkruid of wilde cichorei. Naast dat ze het goed doen in droge periodes zijn ze ook nog eens aantrekkelijk voor bijen en vlinders. Wederom een win-win situatie dus!

Wilde cichorei droogte tuin
Wilde cichorei doet het uitstekend op een droge en zonnige standplaats en is ook nog eens in trek bij vlinders en bijen (de Natuur van hier)

Lees ook: de beste inheemse planten voor in de volle zon


4. Werk met bodembedekking en mulch

Zwarte grond (een kale bodem) in je border droogt snel uit. Daarnaast groeit er snel onkruid. Bedek de grond tussen de planten daarom met boomschors, houtsnippers, bladeren of stro. Dit zorgt ervoor dat de zon niet direct op de aarde schijnt, waardoor deze minder snel uitdroogt. Vocht wordt beter vastgehouden, het bodemleven wordt beschermd en onkruid heeft minder kans. Door met een bodembedekking te werken hoef je dus minder snel water te geven en minder vaak onkruid te trekken. Ook bodembedekkers kunnen helpen tegen minder uitdrogen. Kies bijvoorbeeld voor kleine maagdenpalm of ooievaarsbek. Hier vind je nog meer tips voor inheemse bodembedekkers!

5. Leg een vijver, poel of wadi aan

Water in je tuin hoeft niet meteen weg te lopen – vang het op! Leg een vijver, poel of wadi aan en leidt het regenwater hier naartoe. Maak flauwe en ondiepe oevers en plant deze aan met moerasplanten zoals gele lis, lisdodde, grote kattenstaart en koninginnekruid. Zo zorg je voor een groene oase in je tuin die zorgt voor verkoeling en de biodiversiteit in je tuin een boos geeft!

Poel aanleggen droogte tuin
Een poel in de tuin zorgt voor verkoeling én geeft een boost aan de biodiversiteit (de Natuur van hier)

6. Overweeg een groendak

Platte daken op schuurtjes en aanbouwen zijn ideaal om groendaken op aan te leggen. Relatief eenvoudig kan een sedumdak gerealiseerd worden. Deze groendaken staan er om bekend dat ze regenwater langer vasthouden en geleidelijk vrij geven. Een deel van het water verdampt meteen weer waardoor het helemaal niet afgevoerd hoeft te worden en als resultaat de omgeving verkoelt. Daarnaast zorgt het er ook nog eens voor dat je huis of schuur beter geïsoleerd is (zowel tegen warmte als tegen kou). Tot slot ziet het er ook nog eens prachtig uit!

7. Gebruik compost en verbeter de bodem

Een gezonde bodem met veel organisch materiaal werkt als een spons. Voeg compost toe om de structuur en het waterhoudend vermogen van de bodem te verbeteren. Hierdoor kan de bodem meer water vasthouden en droogt deze beter uit. Bovendien profiteert het bodemleven er van mee en kunnen planten beter wortelen, waardoor deze eerder de grond zullen bedekken met hun bladeren (waardoor deze dus weer minder snel uitdroogt). Dit werkt dus dubbelop!

8. Verminder verharding – tegels eruit, groen erin

Hoe meer verharding, hoe warmer het in de tuin is en hoe slechter het water de bodem in kan. Groen (planten, struiken en bomen) verdampen water via de huidmondjes in hun bladeren bij warm weer, waardoor de omgeving afkoelt. Hierdoor is je tuin koeler dan wanneer er alleen maar tegels liggen. Daarbij komt ook nog eens dat water in tegeltuinen geen kant op kan, alleen naar het riool. Het water wordt afgevoerd en ben je kwijt. In groene tuinen wordt het opgevangen in de bodem waardoor deze minder snel uitdroogt. Tegels er dus uit en groen erin!


Lees ook: van tegeltuin naar groene tuin


Tuintransformatie
Van tegeltuin naar groene tuin: het heeft zoveel voordelen (de Natuur van hier)

9. Plant in lagen: van bodembedekker tot boom

Plant je tuin aan net zoals een bosrand. Wie wel eens goed naar een bosrand heeft gekeken ziet dat deze geleidelijk is opgebouwd: bodembedekkende planten – kruidachtige planten – struiken en dan bomen. Deze gelaagdheid zorgt ervoor dat de verschillende lagen elkaar beschermen tegen zon en wind. Zo wordt er ook meer water vastgehouden, waardoor de bodem minder snel uitdroogt. Ga zo dus ook te werk in je tuin, om minder snel last te krijgen van droogte.

10. Geef slim water: weinig, maar gericht

Soms ontkom je er niet aan om toch water te geven, bij extreme droogte. Doe dit dan wel op een slimme manier. Geef water in de vroege ochtend of laat op de avond. Overdag in de volle zon verdampt veel van het water voordat het de grond in kan trekken. Geef daarnaast liever één keer in de week veel water dan iedere dag een beetje (wederom omdat kleine beetjes water veelal verdampen). Daarnaast kun je in je border een druppelslang gebruiken en bij bomen een gietrand, zodat het water niet wegspoelt en wél bereikbaar blijft voor de wortels.


Lees ook: hoe plant ik een boom?


Droogte tuin
Soms ontkom je er niet aan om water te geven

Tot slot: elke tuin kan bijdragen

Ook al heb je misschien een kleine tuin – iedere vierkante meter telt. Steden worden steeds warmer door het vele gebruik van tegels en andere verhardingen en (over het algemeen) weinig plek voor groen in de stad. Dit zorgt ervoor dat het leven in een stad minder aangenaam wordt. Door bewust om te gaan met water en te kiezen voor slimme, natuurlijke oplossingen, maak je jouw tuin weerbaar tegen droogte én help je de natuur een handje. Samen zorgen we dat hittestress in de tuin verleden tijd wordt!

Wil je meer tips voor een klimaatbestendige tuin. inspiratie over inheemse planten of andere tuintips? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief. Zo blijf je op de hoogte van nieuwe blogs, praktische tuintips en winacties!

Welke maatregelen heb jij toegepast om droogte tegen te gaan? Laat het ons weten in de comments, of tag ons op een van onze socials (@denatuurvanhier)!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Blauwe vlinders herkennen in Nederland – foto’s en tips

Icarusblauwtje blauwe vlinders

Vlinders zijn er in allerlei afmetingen en kleuren. Blauwe vlinders vallen echter goed op, omdat ze qua kleur veel afwijken van andere vlinders. Er zijn echter veel verschillende soorten blauwe vlinders in Nederland, sommige die vrij algemeen voorkomen en sommige die zeldzaam zijn. In deze blog bespreken we alle blauwe vlinders die in Nederland voorkomen.

Boomblauwtje (Shutterstock)
Boomblauwtje (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Overzichtstabel

Soort (Nederlands) Wetenschappelijke naam Spanwijdte Bovenzijde (man/vrouw) Onderzijde & kenmerken Vliegtijd Habitat & tips
Icarusblauwtje Polyommatus icarus 28–36 mm Mannetje egaal blauw, vrouwtje bruin met oranje vlekjes Onderzijde met twee wortelvlekken Mei–oktober (2–3 generaties) Kleinschalige graslanden, akkerranden, rups op vlinderbloemigen
Boomblauwtje Celastrina argiolus 26–34 mm Man blauw met dunne zwarte rand, vrouw lichtblauw met brede zwarte rand Zilvergrijze onderzijde met zwarte stippen Maart–oktober (2 generaties) Bomen en struiken, rups op klimop, vuilboom
Bruin blauwtje Aricia agestis 25–31 mm Bovenzijde bruin met oranje vlekjes (man/vrouw) Onderzijde lichtbruin met zwarte stippen, geen wortelvlekken Mei–oktober (2–3 generaties) Graslanden, bermen, Rode Lijst gevoelige soort
Heideblauwtje Plebejus argus 29–31 mm Mannetje helderblauw met zwarte band, vrouwtje bruin met oranje vlekjes Onderzijde: oranje rand met zwarte vlekjes Juni–augustus (1 generatie) Vochtige heide, symbiose met mieren, waardplant dopheide
Staartblauwtje Cupido argiades ± 25 mm Mannetje violetblauw, vrouwtje bruin Zilvergrijze onderzijde met zwarte stippen Sinds 2021 standvlinder Opkomst sinds waarnemingen in Limburg vanaf 2011

Icarusblauwtje (Polyommatus icarus)

In één oogopslag: mannetjes zijn egaalblauw van boven. Vrouwtjes zijn van boven meer bruin gekleurd met oranje vlekjes. Is te onderscheiden van andere blauwtjes door de twee wortelvlekken op de onderkant van de voorvleugel.

Het icarusblauwtje is het meest algemene blauwtje van ons land. Ze vliegen van mei tot en met oktober in twee, of soms drie, generaties. Icarusblauwtjes worden 2,8 centimeter tot 3,6 centimeter groot. Mannetjes zijn van boven egaal blauw met een witte franje (buitenste rand). Vrouwtjes zijn meer bruin gekleurd met oranje vlekjes. De vrouwtjes van het icarusblauwtje kunnen sterk op het bruin blauwtje lijken. Icarusblauwtjes zijn echter van andere soorten te onderscheiden door de twee wortelvlekken op de onderkant van de voorvleugel.

Waardplanten zijn diverse vlinderbloemigen, zoals gewone rolklaver, moerasrolklaver en kleine klaver. Ook nectar halen ze vaak uit bloemen van vlinderbloemigen, maar ook andere bloemplanten worden bezocht. De rupsen van het icarusblauwtje zijn lichgroen van kleur met een wat donkerdere groene streep op de rug. Overwintering gebeurt als rups, laag op een waardplant of in de strooisellaag.

Icarusblauwtjes komen in het hele land voor en verspreid zich via wegbermen door het land. Ze leven in allerlei kruidenrijke vegetaties zoals graslanden, akkerranden, wegbermen en dijken.

Boomblauwtje (Celastrina argiolus)

In één oogopslag: de mannetjes van het boomblauwtje hebben een geheel blauwe bovenzijde met een dunne zwarte rand. Vrouwtjes zijn lichtblauw van boven en hebben een brede zwarte rand. De onderkant is zilvergrijs met zwarte stippen.

Boomblauwtjes bereiken een spanwijdte van 2,6 tot 3,4 centimeter. Het is een algemene standvlinder en komt verspreid over het land voor. Alleen op kleigronden zijn ze wat minder goed verspreid.

Het boomblauwtje zie je over het algemeen echter wat minder goed. Dit komt omdat ze meestal wat hoger vliegen, in de toppen van bomen en struiken. Waardplanten zijn dan ook onder andere vuilboom, klimop en kardinaalsmuts. Naast nectar voeden boomblauwtjes zich ook met sap van bloedende bomen en honingdauw, een nectarachtige stof die wordt vrijgegeven door onder andere bladluizen.

De rupsen van boomblauwtjes zijn groen gekleurd met een witte lengtestreep. Het boomblauwtje vliegt in twee generaties per jaar en kunnen gezien worden van maart tot en met oktober. Ze komen vooral voor in gebieden met bossen. Akker(randen), tuinen, struwelen, boomgaarden, bosranden en (open plekken in) loofbossen kunnen een geschikt habitat vormen voor het boomblauwtje.


Lees ook: van tegeltuin naar groene tuin


Bruin blauwtje (Aricia agestis)

In één oogopslag: zowel bij mannetjes als vrouwtjes zijn de bovenzijde van de vleugels bruin met langs de achterrand oranje vlekjes. De onderzijde van de vleugels zijn lichtbruin met zwarte vlekjes.

Het bruin blauwtje bereikt een spanwijdte tussen de 2,5 en 3,1 centimeter en blijft daarmee iets kleiner dan het icarusblauwtje en het boomblauwtje. Zowel bij het mannetje als het vrouwtje zijn de bovenzijde van de vleugels bruin, met oranje vlekken langs de achterrand. De onderzijde van de vleugels is lichtbruin met zwarte vlekken. Het vrouwtje van icarusblauwtje kan sterk lijken op het bruin blauwtje. Bruin blauwtjes hebben echter geen wortelvlekken (vlekken aan de basis van de voorvleugel) op de onderzijde. Daarnaast zijn de bovenzijde van de vleugels van het icarusblauwtje (vrouwtje) weliswaar bruin, maar hebben deze vaak een blauwe basis.

De rupsen van het bruin blauwtje zijn groen met een paarsachtige streep over de lengte. Ze overwinteren als halfvolwassen rups in de strooisellaag. De waardplanten zijn reigersbek, ooievaarsbek en zonneroosje.

Het bruin blauwtje is een vrij schaarse standvlinder en komt voornamelijk voor in graslanden, wegbermen en op dijken. Ze staan als gevoelig op de Rode Lijst. Bruin blauwtjes zijn echter steeds beter verspreid door Nederland. Ze winnen vermoedelijk terrein door klimaatverandering, alleen in de meest noordelijke provincies worden ze nog minder waargenomen. Het bruin blauwtje vliegt van mei tot en met oktober in meestal twee, soms drie, generaties.

Heideblauwtje (Plebejus argus)

In één oogopslag: mannetje helderblauw met een zwarte band. Vrouwtje bruin met op de bovenzijde enkele oranje vlekjes. Op de onderzijde van de vleugels hebben ze aan de achterkant van de vleugel een oranje rand met zwarte vlekjes.

Het heideblauwtje bereikt een spanwijdte van 2,9 tot 3,1 centimeter. De bovenzijde van de vleugels zijn blauw met een zwarte rand en witte franje. Vrouwtjes hebben bruine vleugels met enkele oranje vlekjes aan de rand en een bruine franje. Op de onderzijde heeft het heideblauwtje aan de achterkant van de vleugel een oranje rand met zwarte vlekjes.

De rupsen zijn groen met een bruine lengtestreep. Ze leven in symbiose met mieren. De rupsen voorzien de mieren van een zoete voedingsstof (rijk aan suikers), in ruil daarvoor beschermen de mieren de rupsen en poppen tegen predatoren.

Het habitat van het heideblauwtje is vooral vochtige heide. De waardplant is de gewone dopheide. Rupsen eten van de uitlopers van de plant, terwijl de vlinders zich voeden met de nectar van de dopheide.

Het heideblauwtje is een schaarse standvlinder en staat op de Rode Lijst als kwetsbaar. De soort komt voornamelijk nog voor op de hogere zandgronden. In de duinstreek komt het heideblauwtje alleen nog voor op Texel. De afname van het heideblauwtje heeft met name te maken met de grote afname van heide in ons land. Daarnaast spelen verdroging en vergrassing van heide ook een rol. Het heideblauwtje vliegt in één generatie van juni tot en met augustus.


Lees ook: wat is een symbiose?


Buiten in het veld s het soms lastig om vlinders op naam te brengen. Je hebt geen internet, waardoor opzoeken en apps zoals ObsIdentify niet beschikbaar zijn. Met een zakgids kun je dan snel een vlinder opzoeken. De Zakgids Vlinders van de Benelux is hiervoor perfect. In deze gids vind je meer dan 100 soorten dagvlinders die in de Benelux voorkomen. De gids is rijkelijk geïllustreerd en van alle vlinders zijn de belangrijkste kenmerken terug te vinden. De gids is in zakformaat te verkrijgen, waardoor je hem dus gemakkelijk mee het veld in neemt. De zakgids is via deze link te bestellen bij bol.com.

Zakgids vlinders van de Benelux (bol.com)

Zeldzame blauwe vlinders

Daarnaast zijn er nog een aantal zeldzame vlinders, die maar sporadisch/een stuk minder algemeen te zien zijn in Nederland.

Allereerst het staartblauwtje (Cupido argiades). In 2011 werden een aantal exemplaren van deze soort ontdekt in Limburg. De jaren daarna heeft het staartblauwtje zich vanuit hier verder verspreid en wordt deze sinds 2021 beschouwd als standvlinder. Mannetjes hebben een violetblauwe bovenzijde en vrouwtje een bruine bovenzijde. De onderkant is zilvergrijs met zwarte stippen.

Het gentiaanblauwtje (Phengaris alcon) is een zeldzame standvlinder die op een aantal plekken voorkomt. Mannetjes hebben een volledig egale blauwe bovenzijde. Het vrouwtje is grijsbruin gekleurd.

Dan een soort die uit Nederland verdwenen was, maar weer geherintroduceerd: het pimpernelblauwtje (Phengaris teleius). De soort staat als ernstig bedreigd op de Rode Lijst. De bovenzijde van de vleugels is donkerblauw, met ene zwarte rand. Vrouwtjes hebben een bredere zwarte rand en zwarte vlekken. De soort komt voor in de Moerputten in Noord-Brabant.

Tegelijkertijd werd ook het donker pimpernelblauwtje (Phengaris nausithous) geherintroduceerd in de Moerputten. Helaas is deze daar inmiddels weer verdwenen. De soort heeft zich wel spontaan gevestigd in Limburg, maar ook daar is de situatie precair. Ook het donker pimpernelblauwtje staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. Ze lijken erg op het pimpernelblauwtje maar zijn, zoals de naam al aangeeft, donkerder gekleurd.

Tot slot nog het dwergblauwtje (Cupido minimus). Het dwergblauwtje was verdwenen uit Nederland, maar in 2016 vestigde de soort zich weer in Nederland. De soort wordt bijna uitsluitend alleen maar in Limburg gevonden. De bovenzijde van de vleugels zijn bruin, en bij mannetjes zijn deze vanuit de basis blauw. De onderzijde is grijs met zwarte vlekken. Zoals de naam al zegt zijn ze erg klein: een spanwijdte van 1,6 tot 2,7 centimeter.

Een andere vlinder gezien?

Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje.

Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?

Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.

Brandnetels, brandnetels, brandnetels

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.

Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)
Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)

Maak je tuin niet ‘winterklaar’

Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.

Zorgen voor nectar

Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch gekweekte planten en een groot aandeel inheemse soorten in je tuin. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop, wanneer ze in je tuin staan.

Zorg voor inheemse, biologische planten

Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Tot slot

Nu kun je blauwe vlinders herkennen en weet je wat je moet doen om meer vlinders naar je tuin te trekken. Wil je meer handige tips ontvangen voor een natuurvriendelijke tuin, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Wouwen in Nederland – Roofvogels deel IV

Zwarte wouw (Shutterstock)

In deel IV van de blogserie Roofvogels in Nederland is het tijd om de wouwen in Nederland te bespreken. Deze elegante roofvogels zijn bezig met een opmars vanuit het zuiden en inmiddels broeden er alweer twee soorten in ons land. En wellicht kunnen we in de nabije toekomst een derde wouwensoort als broedvogel in ons land verwelkomen. Naast de wouwen wordt ook de majestueuze wespendief in deze blog besproken. Lees dus snel verder!

Omslagfoto: zwarte wouwen (Shutterstock)

Wespendief
Wespendief

Inhoudsopgave

Rode wouw (Milvus milvus)

De eerste wouw die we bespreken is de rode wouw. Deze prachtige roofvogel haalt een lichaamslengte van 60 tot 72 centimeter, met een spanwijdte van 143 tot 171 centimeter. Ze hebben een oranjerood verenkleed, met een vrij lichte kop en lichte vlekken op de vleugels. De rode wouw heeft een diep gevorkte staart en heeft de vleugels vaak licht gebogen in vlucht.

Rode wouw
De diepgevorkte staart en het oranjerode verenkleed maakt de rode wouw onmiskenbaar

Leefwijze en voedsel

Rode wouwen komen veel voor in een halfopen landschap, waarin een afwisseling van bossen en extensieve landbouwgebieden te zien is. Vroeger werden ze zelfs in steden waargenomen, waar ze vaak aas aten. Echter, door vervolging zijn ze uit de steden verdwenen.

Ze eten desondanks wel nog steeds veel aas. Naast aas worden ook vogels en kleine en middelgrote zoogdieren (muizen, konijnen en jonge hazen) gegeten. Het zijn echter opportunisten en ze vangen wat er beschikbaar is. Naast vogels en zoogdieren worden ook wel eens reptielen en ongewervelden dieren gevangen.

Voortplanting en trekgedrag

In 1976 werd het eerste broedgeval in Nederland gemeld. Sinds 2010 zijn er jaarlijks broedgevallen bekend. De laatste jaren zijn er steeds enkele tientallen broedparen in ons land waargenomen.

Rode wouwen maken hun nest in hoge bomen. Ze maken niet ieder jaar een nieuw nest, maar knappen soms ook oude nesten op. Meestal worden er twee eieren gelegd. In een maand tijd worden de eieren uitgebroed. De jongen vliegen na zo’n 50 tot 60 dagen uit het nest.

De meeste rode wouwen trekken in het najaar naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Echter komt het steeds vaker voor dat er exemplaren in Nederland, of dichtbij de grens overwinteren.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Zwarte wouw (Milvus migrans)

De volgende roofvogel die we in deze blog bespreken is de zwarte wouw. De zwarte wouw blijft iets kleiner dan de rode wouw, met een lichaamslengte van 44 tot 66 centimeter en een spanwijdte van 120 tot 153 centimeter.

De zwarte wouw heeft een donkerbruin verenkleed, met een lichtere kop en ondervleugels. De buitenste slagpennen zijn zwart. De staart van de zwarte wouw is minder diep gevorkt dan deze van de rode wouw. De staart en vleugels zijn daarnaast ook wat korter.

Zwarte wouw
Zwarte wouwen hebben een donkerbruin verenkleed met lichtere en donkere delen

Leefwijze en voedsel

Ook in leefwijze zijn er verschillen op te merken met de rode wouw. Zo zijn zwarte wouwen meer watergebonden en komen ze vooral voor in halfopen en waterrijke gebieden. Rivierlandschappen met ooibossen en moerasachtige stukken zijn ideaal voor de zwarte wouw. In het buitenland worden zwarte wouwen vaak ook in de buurt van steden en vuilnisbelten gezien.

Het menu bestaat uit aas, vis, kleine zoogdieren, amfibieën en reptielen. Daarnaast worden soms ook insecten en ongewervelden zoals regenwormen gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Sinds 2009 is de zwarte wouw een jaarlijkse broedvogel in ons land. Het gaat echter maar steeds op enkele paartjes. De zwarte wouw maakt het nest in hoge bomen, vaak in de buurt van water. Ze hebben één legsel per jaar, waarin 2 tot 3 eieren worden gelegd. Na ongeveer een maand broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine 50 dagen vliegvlug, maar worden dan nog enkele weken bijgevoerd door de ouders.

De zwarte wouw is een van de meest algemene roofvogels wereldwijd. In Nederland neemt de soort als broedvogel de laatste jaren toe. Eind augustus/september vertrekken de zwarte wouwen naar het overwinteringsgebied in Afrika, ten zuiden van de Sahara.


Lees ook: vogelen in RivierPark Maasvallei – Tips, soorten en podcast


Grijze wouw (Elanus caeruleus)

Dan de laatste wouwen van de drie, de grijze wouw. Al behoort deze wel tot een ander geslacht dan de rode en zwarte wouw. De grijze wouw bereikt een lichaamslengte van 30 tot 37 centimeter en een spanwijdte van 77 tot 92 centimeter. Hiermee is deze beduidend kleiner dan de andere wouwen en qua grootte meer te vergelijken met een torenvalk.

De grijze wouw heeft een witte kop met koraalrode ogen en een zwart masker. Verder hebben ze een blauwgrijs verenkleed, met zwarte schouders en zwarte vleugelpunten.

Grijze wouw (Shutterstock)
Grijze wouwen hebben een blauwgrijs verenkleed (Shutterstock)

Ze behoren niet tot het geslacht Milvus, maar tot het geslacht Elanus, grijze wouwen. Wereldwijd zijn er vier soorten die tot dit geslacht behoren. Mogelijk behoren de grijze wouwen tot een eigen familie (net zoals bijvoorbeeld de visarend) en worden ze in de toekomst buiten de familie havikachtigen geplaatst.

Leefwijze en voedsel

De grijze wouw komt vooral voor in Afrika en Azië, maar breidt zich verder uit naar Europa. Ze broeden inmiddels al in onder andere Frankrijk en Spanje en de verwachting is dat zich dit de komende jaren verder uitbreidt in andere Europese landen.

Het zijn bewoners van graslanden, savannes en landbouwgebieden met enkele bomen. Hier jagen ze op een diversiteit aan prooien. Kleine zoogdieren, reptielen, vogels en insecten staan onder andere op het menu. Ze jagen vanaf een uitkijkpunt of bidden in de lucht, zoals torenvalken doen.

Voorkomen in Nederland

Grijze wouwen broeden dus (nog) niet in Nederland, maar dit zou in de komende jaren zomaar eens kunnen veranderen. Tot 2015 was de grijze wouw een zeldzame dwaalgast in Nederland, maar sinds die tijd zijn het aantal waarnemingen sterk toegenomen. De verdere verspreiding richting het noorden is opmerkelijk en zou zomaar iets te maken kunnen hebben met klimaatverandering. Ze leven een vrij nomadisch bestaan en vogels blijven plakken in gebieden waar voldoende prooien te vinden zijn.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Wespendief (Pernis apivorus)

Tot slot bespreken we in deel IV van de serie ‘Roofvogels in Nederland’ nog de wespendief. Dit is geen wouw, zoals de voorgaande drie, maar behoort tot het geslacht Pernis (ook wel wespendieven genoemd). In totaal zijn er wereldwijd vier soorten wespendieven, waarvan er maar één in Nederland voorkomt.

De wespendief bereikt een lichaamslengte van 52 tot 60 centimeter en een spanwijdte van 118 tot 150 centimeter. Wespendieven lijken veel op buizerds, en hebben ook een gevarieerd verenkleed, van lichtbruin tot donkerbruin. Duidelijke verschillen tussen wespendief en buizerd zijn echter: de wespendief is slanker en heeft een langere staart. Ze hebben daarnaast op de staart drie donkere dwarsbanden. Ook de kop is anders bij de wespendief. Deze is kleiner en steekt verder uit. Mannetjes hebben een wat grijze kop. Ze hebben tot slot een soepelere en tragere vleugelslag.

Wespendief (Shutterstock)
Wespendieven lijken veel op buizerd, maar er zijn enkele verschillen op te merken (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Wespendieven leven vooral in loofbossen en gemengde bossen. De bossen dienen afgewisseld te zijn met open plekken, zoals graslanden en heidegebieden.

Qua voedsel zijn het echte specialisten. Het dieet bestaat voor het grootste deel uit de larven, poppen en volwassen exemplaren van wespen, bijen en hommels. Verder eten ze ook de honing en de honingraat. Vooral in de grond levende wespen staan op het menu, waarvan de nesten met de krachtige poten worden uitgegraven. Wespendieven zijn uitstekend aangepast op het speciale voedsel: de poten zijn voorzien van een dikke huid, waardoor ze minder gevoelig zijn voor steken. Ook op de kop hebben ze dikke, stugge veren. Het dieet vullen ze verder aan met andere insecten, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren.

Voortplanting en trekgedrag

De wespendief broedt vooral in het midden, oosten en zuiden van ons land. Ze maken het nest in de kruin van hoge bomen. Ze hebben één legsel per jaar, met meestal twee eieren. Na ruim een maand broeden komen de jongen uit, welke nog zo’n 40 dagen worden gevoerd voordat ze uitvliegen.

Wespendieven arriveren in mei en vertrekken op zijn laatst in september weer naar het overwinteringsgebied. Ze overwinteren in tropisch Afrika.

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de verschillende wouwen en de wespendief kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

De beste inheemse bodembedekkers

Beste inheemse bodembedekkers

Inheemse bodembedekkers zijn de perfecte planten om te gebruiken in je tuin. Ze hebben vaak leuke bloemen die in trek zijn bij insecten en dekken de grond af, waardoor je ook nog eens minder onderhoud hebt! In deze blog bespreken we de 6 beste inheemse bodembedekkers. Lees dus snel verder!

Inhoudsopgave

Waarom kiezen voor inheemse bodembedekkers?

Bodembedekkers zijn ongelofelijk fijne planten om te gebruiken in je tuin, om diverse redenen. Allereerst zorgen ze ervoor dat je een stuk minder onderhoud hebt. Bodembedekkers hebben als eigenschap dat ze de bodem snel bedekken met hun bladeren, waardoor onkruid veel minder de kans krijgt om te groeien. Je border vol zetten met bodembedekkers zorgt er dus voor dat je minder tijd kwijt bent aan het wieden van onkruid. Ze vragen daarnaast weinig onderhoud. Bodembedekkers groeien nauwelijks in hoogte, waardoor ze bijna nooit gesnoeid hoeven te worden.

Het aanplanten van bodembedekkers zorgt er verder voor dat je andere planten in je border minder snel uitdrogen en je minder water hoeft te geven. Doordat de grond afgedekt is komt de zon niet tot op de grond, waardoor deze minder snel uitdroogt. Ook de andere planten in de border zijn dus blij met de bodembekkers! Tot slot zijn bodembedekkers ook heel goed voor de biodiversiteit in je tuin. De bloemen (die ze vaak in veelvoud hebben) trekken bijen, vlinders en andere insecten. Het dichte bladerpakket zorgt ervoor dat kleine dieren een schuilplek hebben en zich onopgemerkt door de tuin kunnen verplaatsen.

De 6 beste inheemse bodembedekkers

Dan is het nu tijd om de beste inheemse bodembedekkers te bespreken. We delen onze 6 favoriete inheemse bodembedekkers om te gebruiken in de tuin. Er zitten soorten tussen die je kunt gebruiken voor een plekje in de zon en soorten die je beter in de schaduw gebruikt.

Ga voor biologisch!
Een van de redenen waarom het zo slecht gaat met bijen en andere insecten is het gebruik van bestrijdingsmiddelen. In de landbouw, maar ook zeker bij het kweken van planten en door gebruik van particulieren. Wil je iets goeds doen voor insecten, koop dan uitsluitend biologisch gekweekte planten. Zo weet je zeker dat er geen bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt en dat bijen (en andere insecten) niet doodgaan wanneer ze de nectar uit jouw bloemen komen eten. Zo kun je dus écht genieten van de bloemenpracht in je tuin!


Lees ook: van tegeltuin naar groene tuin


Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)

Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)

De eerste inheemse bodembedekker die we bespreken is kruipend zenegroen. Deze bodembedekker wordt tot 15 centimeter groot en bloeit met prachtige blauw-paarse kegelvormige bloemen in de periode april tot juni. Kruipend zenegroen breidt zich gemakkelijk via ondergrondse uitlopers uit, waardoor deze snel in je border of elders in de tuin toeneemt.

Kruipend zenegroen staat het liefst op een plekje in de halfschaduw of schaduw, op ietwat vochtige grond. Let op dat deze niet te vochtig staat. Bij voortdurend natte wortels zal de plant het niet redden. De nectar in de bloemen is in trek bij dagvlinders en bijen. Kruipend zenegroen vormt een dicht tapijt en is daarom ideaal om onder struiken en bomen te gebruiken.

Je bestelt kruipend zenegroen hier, biologisch gekweekt, bij Sprinklr!

Lievevrouwbedstro (Galium odoratum)

Lievevrouwebedstro (Galium odoratum) - inheemse bodembedekkers
Lievevrouwebedstro (Galium odoratum)

De volgende inheemse bodembedekker in de lijst is lievevrouwebedstro. Lievevrouwebedstro is een fijn plantje met witte, sterachtige bloemen. Ze staat het liefst op een vochtig plekje in de schaduw of halfschaduw, in humusrijke grond. Lievevrouwbedstro breidt zich gemakkelijk uit doormiddel van wortelstokken, waardoor je binnen een mum van tijd een dicht tapijt van lievevrouwebedstro hebt. Perfect voor de onderhoudsarme border en tuin dus! De bloemen verschijnen in mei en juni aan de plant en verspreiden een lekkere geur.

In het wild komt lievevrouwebedstro in Nederland voornamelijk in Zuid-Limburg voor. Het is familie van het welbekende glad walstro en kleefkruid. De bladeren en bloemen van lievevrouwebedstro zijn eetbaar. Zo wordt het gebruikt in Maitrank (een zoete witte wijn), maar kun je het ook gebruiken voor salade.

Je bestelt lievevrouwbedstro hier, biologisch gekweekt, bij Sprinklr!

Kleine maagdenpalm (Vinca minor)

Klein maagdenpalm (Vinca minor)
Kleine maagdenpalm (Vinca minor)

Een andere uitstekende inheemse bodembedekker is kleine maagdenpalm. Deze groenblijvende bodembedekker heeft een leerachtig blad en krijg blauwe bloemen die zichtbaar zijn van april tot augustus. Kleine maagdenpalm doet het op zo’n beetje iedere plek goed. Je kunt hem gebruiken in de schaduw, halfschaduw, maar ook een plekje in de zon verdraagt deze bodembedekker.

Kleine maagdenpalm breidt zich vanzelf uit via bovengrondse uitlopers die vanzelf weer wortels gaan vormen. Hierdoor kun je snel een kale plek in de border, in het gras of elders in de tuin laten bedekken met deze prachtige bodembedekker!

Je bestelt kleine maagdenpalm hier bij Sprinklr, biologisch gekweekt!

Beemdooievaarsbek (Geranium pratense)

Beemdooievaarsbek (Geranium Pratense)
Beemdooievaarsbek (Geranium pratense)

Dan zijn we aangekomen bij beemdooievaarsbek. Deze inheemse bodembedekker wordt wat hoger dan de meeste andere in deze lijst: tot 75 centimeter. De prachtige helderblauwe bloemen verschijnen van juni tot en met augustus aan de plant. De bloemen zijn zeer in trek bij allerlei insecten zoals bijen, dag- en nachtvlinders en zweefvliegen. Het is daarnaast de waardplant van het bruin blauwtje, een prachtige blauwe vlinder.

Beemdooievaarsbek verlangt een plekje in de halfschaduw of in de volle zon. De plant is niet wintergroen, maar schiet in het voorjaar weer fris uit en bedekt dan snel weer de hele bodem.

Je bestelt beemdooievaarsbek hier, biologisch gekweekt, bij Sprinklr!


Lees ook: een poel aanleggen in de tuin


Gewone brunel (Prunella vulgaris)

Gewone brunel (Prunella vulgaris) inheemse bodembedekkers
Gewone brunel (Prunella vulgaris)

De volgende inheemse bodembedekker in de lijst is gewone brunel, die ook wel bijenkorfje wordt genoemd. Gewone brunel heeft van mei tot en met september paarse bloemetjes die enorm in trek zijn bij wilde bijen en hommels.

Gewone brunel staat het liefst op een plekje in de zon of halfschaduw op een ietwat vochtige plek. De plant is wintergroen en kan naast als bodembedekker ook prima in een bloemrijk gazon worden toegepast.

De bladeren en bloemen van gewone brunel zijn eetbaar. Ze kunnen gebruikt worden in thee, soepen, salades en in stoofpotjes en zijn rijk aan vitamine C, K en B1. Naast dat het een prachtig plantje in de border is, is het ook nog eens een uitstekend plantje voor in de keuken!

Je bestelt gewone brunel hier, biologisch gekweekt, bij Sprinklr!

Bosaardbei (Fragaria vesca)

Bosaardbei (Fragaria vesca) inheemse bodembedekkers
Bosaardbei (Fragaria vesca)

Tot slot nog de bosaardbei. Deze inheemse bodembedekker lijkt veel op de gewone aardbei, maar heeft wat kleinere vruchten. De aardbeitjes zijn heerlijk zoet en kunnen gebruikt worden voor jam, siroop en vruchtensalades. De bladeren kunnen daarnaast ook gebruikt worden in salades of thee.

Bosaardbei krijgt witte bloemen die bloeien van juni tot en met september. De bloemen worden druk bezocht door wilde bijen, hommels en zweefvliegen. Het is daarnaast de waardplant voor de aardbeivlinder. Bosaardbei is wintergroen en breidt zich gemakkelijk uit, waardoor dit een ideale bodembedekker voor in de border is. Reserveer een plekje in de halfschaduw of zon voor deze multifunctionele bodembedekker!

Bosaardbei is hier te bestellen bij Sprinklr, biologisch gekweekt!

Bodembedekkers combineren met andere inheemse planten

Dit waren onze zes beste tips voor inheemse bodembedekkers in de tuin. Bodembedekkers laten zich goed combineren met andere planten. Combineer ze met inheemse vaste planten, inheemse klimplanten, inheemse schaduwplanten, inheemse planten voor in de volle zon of waardplanten voor vlinders. Op deze manier maak je van je tuin een groene oase vol leven en biodiversiteit!

Tot slot

Nu weet je welke inheemse bodembedekkers je in je tuin kunt gebruiken. Wil je meer handige tips ontvangen voor een natuurvriendelijke tuin, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Kiekendieven in Nederland – Roofvogels deel III

Grauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven

Nadat in deel II van Roofvogels in Nederland de buizerd, sperwer en havik besproken zijn, is het in deel III van deze serie tijd voor de verschillende soorten kiekendieven die in Nederland voorkomen. Maak kennis met deze majestueuze roofvogels die ons land kleur geven.

Omslagfoto: grauwe kiekendief (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Het geslacht Circus

Tot het geslacht Circus, oftewel kiekendieven, behoren zestien soorten middelgrote roofvogels. Ze onderscheiden zich ten opzichte van veel andere roofvogels omdat de meeste soorten op de grond broeden. Ze jagen veelal op kleine zoogdieren en op vogels, maar het menu verschilt per soort. Ten opzichte van bijvoorbeeld buizerds zijn kiekendieven wat slankere roofvogels en hebben ze relatief lange en smalle vleugels. Vier van de zestien soorten kiekendieven hebben in een recent verleden gebroed in Nederland, deze soorten worden verder besproken in deze blog.

Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)

We starten met de grootste kiekendief van de vier, de bruine kiekendief. Bruine kiekendieven bereiken een lichaamslengte van 43 tot 54 centimeter en een spanwijdte van 115 tot 145 centimeter. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes.

Het mannetje heeft daarentegen het opvallendste verenkleed. Ze hebben zwarte vleugelpunten en een verder hoofdzakelijk bruin verenkleed met een grijze staart en grijze delen in de vleugels. Vrouwtjes zijn volledige bruin met okergele delen in en rondom de kop. Het verenkleed zorgt ervoor dat de vrouw minder opvalt wanneer ze in het riet op het nest zitten. Ook juveniele dieren zijn minder opvallend gekleurd en hebben een bruin en zwart verenkleed.

Bruine kiekendief
Het mannetje bruine kiekendief heeft zwarte vleugelpunten en een grijze staart met daarnaast ook grijze delen in de vleugels

Leefwijze en voedsel

De bruine kiekendief leeft voornamelijk in een open moerasgebied met rietkragen. Soms komen ze ook voor in het boerenland op akkers, wanneer er voldoende voedsel te vinden is.

Ze hebben een uitgebreid menu en jagen op kleine zoogdieren zoals muizen, jonge konijnen en hazen en op vogels. Daarnaast vangen ze verder ook nog onder andere kikkers. Bruine kiekendieven hebben een opvallende jachtvlucht. Ze zweven dan laag boven de grond of een rietkraag en hebben hun vleugels in de bekende v-vorm. Ze maken dan lange glijvluchten en bidden op zoek naar hun prooi. Wanneer ze deze gevonden hebben storten ze zich naar beneden en grijpen ze de prooi met de lange, krachtige, gele poten.


Lees ook: spechten in Nederland


Voortplanting en trekgedrag

Het nest maken bruine kiekendieven verscholen in het riet. Mannetjes kunnen in een seizoen meerdere vrouwtjes hebben, die dan kort bij elkaar broeden. Een legsel bestaat meestal uit drie tot zes eieren, welke na iets meer dan een maand worden uitgebroed. Na 35 tot 40 dagen zijn de jongen vliegvlug. Ze worden dan nog enige tijd bijgevoerd door de ouders.

Bruine kiekendieven overwinteren hoofdzakelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Kleine aantallen overwinteren ook in Zuidwest Nederland. Het is de meest algemene kiekendief in ons land, maar de aantallen nemen helaas wel al jaren af.

Kiekendieven op trek volgen
Kennisorganisatie Grauwe kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA) doet veel onderzoek naar kiekendieven. Ze doen onder andere monitoring in het leefgebied van kiekendieven in Nederland en ze zenderen kiekendieven om ze te kunnen volgen op trek. Via de website kun je een aantal kiekendieven op trek volgen. Je kunt precies zien waar ze overwinteren, welke route ze nemen en waar en hoe vaak ze onderweg tussenstops maken. Met de gegevens wordt er meer kennis vergaard over kiekendieven en kunnen ze beter beschermd worden.

Grauwe kiekendief (Circus pygargus)

Dan volgt de kleinste en slankste kiekendief van het stel. De grauwe kiekendief kan een lichaamslengte bereiken van 39 tot 49 centimeter, met een spanwijdte van 102 tot 123 centimeter.

Mannetjes van de grauwe kiekendief zijn van boven grijs gekleurd met zwarte vleugelpunten en zwarte strepen op de ondervleugels. Een goed verschil met mannetje blauwe kiekendief zijn de vier zichtbare vleugelpunten in vlucht, in tegenstelling tot de vijf die zichtbaar zijn bij de blauwe kiekendief. Vrouwtjes zijn bruin gekleurd met zwarte banden op de vleugels en staart. Vrouwtjes grauwe kiekendieven zijn slanker dan vrouwtjes blauwe kiekendieven.

Grauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven
Grauwe kiekendieven zijn het kleinste en de slankste van het stel (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Vroeger bewoonde de grauwe kiekendieven in Nederland hoogveengebieden, duinen en moerassen. Tegenwoordig zijn ze noodgedwongen vooral in akkergebied te vinden, omdat er te weinig ander leefgebied beschikbaar is. Nesten zijn in agrarisch gebied helaas kwetsbaar voor maaimachines en predatie. Door een intensief beschermingsprogramma van onder andere Vogelbescherming en Kenniscentrum Akkervogels is de grauwe kiekendief als broedvogel in Nederland behouden. De grauwe kiekendief heeft de status ‘ernstig bedreigd’ op de Rode Lijst.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit muizen. Daarnaast worden ook vogels gegeten. In het overwinteringsgebied eten ze vooral sprinkhanen.

Voortplanting en trekgedrag

Grauwe kiekendieven maken ieder jaar een nieuw nest, waarin drie tot vijf eieren worden gelegd. Na ongeveer een maand broeden komen de jonge uit het ei. Na 28 tot 42 dagen vliegen de juveniele dieren uit. Ze worden dan nog zo’n twee weken bijgevoerd.

Het zijn lange-afstandstrekkers en ze vertrekken naar het overwinteringsgebied tussen eind juli en september. Ze trekken tot ver in Afrika. Ten zuiden van de Sahara in landen als Mali en Nigeria overwinteren ze, wanneer ze vanaf half april weer terugkeren in het broedgebied.

Blauwe kiekendief (Circus cyaneus)

Dan zijn we aangekomen bij de derde kiekendief die in Nederland voorkomt, de blauwe kiekendief. Blauwe kiekendieven bereiken een lichaamslengte van 42 tot 50 centimeter en een spanwijdte van 100 tot 121 centimeter. Ook hier worden vrouwtjes groter dan mannetjes. Mannetjes zijn effen blauwgrijs, met zwarte vleugelpunten en een witte stuit. Ook het vrouwtje (en de juveniele dieren) is een prachtige verschijning om te zien. Ze hebben een bruin verenkleed met zwarte banden op de vleugels en de staart. Ze hebben een witte stuit, waardoor ze goed te onderscheiden zijn van vrouwtje bruine kiekendief. Blauwe kiekendieven zijn wat forser gebouwd dan grauwe kiekendieven.

Blauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven
Mannetjes blauwe kiekendieven zijn spectaculaire roofvogels om te zien (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Blauwe kiekendieven houden van open en vochtige gebieden. Duinen, akkers (graanvelden) en in andere landen (vroeger ook in Nederland) heidegebieden. ’s Winters zie je overwinterende vogels ook wel in weilanden, maar vooral ook op wintervoedselakkers waar nog voldoende voedsel te vinden is.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit kleine zoogdieren, zoals muizen en jonge konijnen of hazen. Verder worden er ook vogels gegeten en in sommige gevallen amfibieën, reptielen of insecten.

Voortplanting en trekgedrag

De blauwe kiekendief broedt op de grond, in hoge vegetatie zoals droog riet of graan. Ze hebben één legsel waarin 3 tot 7 eieren in ruim een maand worden uitgebroed. Na 32-42 dagen zijn de jongen vliegvlug. Ze blijven dan nog een tijd in de buurt van de ouders.

In Nederland broeden ze alleen nog op een aantal plekken. In 1998 waren er nog 102 broedparen, in 2024 waren er hier helaas nog maar 3 van over (zie SOVON voor meer cijfers). Om het tij te keren heeft Vogelbescherming in 2024 een beschermingsplan opgesteld. Hierin presenteren ze diverse maatregelen om de blauwe kiekendief als broedvogel te behouden.

Blauwe kiekendieven trekken in het najaar naar West- en Zuid-Europa. In de winter komen Scandinavische exemplaren naar ons land om hier te overwinteren.


Lees ook: akkervogels in Nederland


Steppekiekendief (Circus macrourus)

Tot slot nog de meest mysterieuze van de vier: de steppekiekendief. Deze kiekendief kwam hier tot voor kort alleen maar als dwaalgast voor, maar in 2017 werd er plots een broedpaar vastgesteld in een graanakker in Groningen.

De steppekiekendief wordt 40 tot 48 centimeter groot en bereikt een spanwijdte van 100 tot 121 centimeter. De mannetjes zijn goed te herkennen, maar vrouwtjes zijn zeer lastig te onderscheiden van grauwe en blauwe kiekendief. Het mannetje heeft een bijna volledig lichtgrijs verenkleed met enkel op de vleugelpunten een zwarte witvormige vlek. Het zijn slanke, sierlijke vogels met smalle vleugels en een lange staart.

Steppekiekendief man (Shutterstock)
De wigvormige zwarte vlekken op het verder overwegend lichtgrijze verenkleed vallen goed op bij het mannetje steppekiekendief (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Van oorsprong komt de steppekiekendief dus niet als broedvogel voor in Nederland. Ze broeden hoofdzakelijk op steppes in landen als Kazachstan, Mongolië en Rusland. Tegenwoordig worden ze echter steeds vaker gezien in agrarisch gebied in Oost- en West-Europa. Naast in Nederland zijn er ook nog broedgevallen bekend in onder andere Frankrijk, Spanje, Tsjechië en Finland.

Het voedsel van de steppekiekendief varieert en verschilt mogelijk ook per leefgebied. Zo eten ze kleine zoogdieren zoals muizen en jonge konijnen. Daarnaast worden vogels zoals veldleeuweriken en graspiepers gegrepen, maar worden er ook insecten en reptielen gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Broeden doen steppekiekendieven dus op de steppes of in agrarisch gebied. Net zoals andere kiekendieven broeden ze op de grond en stelt het nest niet zoveel voor. Vaak is het niet meer dan wat gras, bladeren en stengels. Er worden meestal drie tot vijf eieren gelegd.

Steppekiekendieven trekken in het najaar naar het zuiden. Afhankelijk van waar ze broeden naar een ander gebied. Zo zijn er steppekiekendieven die in tropisch Afrika overwinteren en exemplaren die in India overwinteren. Door afname van steppelandschap en intensivering van de landbouw neemt het aantal steppekiekendieven helaas af.

Steppekiekendief vrouw (Shutterstock) kiekendieven
Bij kiekendieven komen ook mengparen voor. Dit zijn twee verschillende soorten kiekendieven die paren en een nest proberen groot te brengen (Shutterstock)

Mengparen
Wist je dat er bij kiekendieven regelmatig mengbroedparen voorkomen? Dit zijn broedparen van twee verschillende soorten kiekendieven. Vaak mislukt het nest echter, maar soms lukt het de twee vogels wel om succesvolle jongen groot te brengen. Benieuwd welke soorten kiekendieven het wel gelukt is om met elkaar te paren en succesvolle jongen groot te krijgen? Lees dan het boek ‘Dwaalgast in het graan’ van Ben Koks & Elvira Werkman! Daarin wordt dit onderwerp ruimschoots behandeld.

Dwaalgast in het graan

Wil je meer te weten komen over de mysterieuze steppekiekendief?

Dan is het boek ‘Dwaalgast in het graan’ van Ben Koks & Elvira Werkman een must-read. In dit boek gaan Ben en Elvira op zoek naar antwoorden nadat de steppekiekendief in 2017 voor het eerst in Nederland broedde. Hoe komt het dat de steppekiekendief opeens broedt op een plek 2500 kilometer verder dan het dichtstbijzijnde bekende nest? Op deze en veel meer andere vragen geven de schrijvers antwoorden. Het boek is te bestellen via bol.com en bevat 285 bladzijdes.

Veel gestelde vragen

Hoeveel soorten kiekendieven zijn er in Nederland?

In Nederland komen vier soorten kiekendieven voor. De bruine kiekendief, de blauwe kiekendief, de grauwe kiekendief en de steppekiekendief. Allen broeden ze in Nederland, al heeft de steppenkiekendief nog maar twee keer in Nederland gebroed (broedt ‘normaal’ in landen als Kazachstan en Rusland). Van de blauwe kiekendief broeden er helaas nog maar enkele paartjes, waar het er in 1998 nog meer dan 100 waren.

Hoe herken je een kiekendief?

Kiekendieven zijn slank gebouwde, middelgrote roofvogels, met relatief lange vleugels en staart. Ze jagen op een kenmerkende manier: laag zwevend en flappend boven het riet of een akker, waarbij ze regelmatig bidden en draaiend hoger in de lucht te zien zijn. Bij kiekendiefparen zie je ook vaak prooioverdrachten in de lucht.

Wat zijn de verschillen tussen de verschillende soorten kiekendieven?

De bruine kiekendief is de grootste van de vier en overwegend bruin gekleurd. Het mannetje heeft zwarte vleugelpunten en het vrouwtje heeft okergele delen in de kop. De vrouwtjes van de blauwe, grauwe en steppekiekendief lijken veel op elkaar. Ze zijn overwegend bruin gekleurd met zwarte banden. Mannetjes van deze drie soorten zijn meer uitgesproken en hebben een overwegend grijs verenkleed met subtiele verschillen onderling. Alle kenmerken lees je verder in de blog!

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief– deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de verschillende kiekendieven kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs én op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Vogelen in RivierPark Maasvallei – Tips, soorten & podcast

Blauwe reiger (de Natuur van hier)

Vogelen in RivierPark Maasvallei in Limburg. In dit gebied vormt de Maas de grens tussen België en Nederland en is, na jarenlang werken aan waterveiligheid, veel nieuwe natuur ontstaan. Samen met podcastmakers Tjif en Tjaf ontdekten we dit gebied. In deze blog lees je alles over dit dynamische gebied van grindbanken, grindgaten en ooibossen dat gestuurd wordt door het water van de Maas. In de podcast hoor je wat we allemaal tegen zijn gekomen in het grensoverschrijdende natuurgebied.

Omslagfoto: blauwe reiger in RivierPark Maasvallei (de Natuur van hier)

Rivierpark Maasvallei (de Natuur van hier)
De Grensmaas, de levensader door het RivierPark Maasvallei (de Natuur van hier)

Inhoudsopgave

RivierPark Maasvallei

RivierPark Maasvallei is een groot en uitgestrekt waarin zo’n 3500 hectare wilde natuur te vinden is. De Maas loopt als een levensader door het gebied heen en bepaalt grotendeels hoe het gebied eruit ziet. Van Borgharen (nabij Maastricht) tot in Maasbracht strekt het RivierPark zich uit en bevind je je in een dynamische mozaïek van bloemrijke uiterwaarden, ooibossen, grindgaten, nevengeulen, grindbanken en oude Maasarmen. Het nog relatief jonge gebied heeft een grote aantrekkingskracht op watervogels en herbergt bijzondere flora. Verder voelt ook de bever zich er thuis en zijn er ook steeds vaker waarnemingen van otter(sporen). Vogelen in RivierPark Maasvallei laat je kennis maken met meer dan vogels.

Huyskensplas, Stevensweert RivierPark Maasvallei (de Natuur van hier)
In RivierPark Maasvallei vind je een dynamisch en afwisselend landschap (de Natuur van hier)

Grensmaasproject

Het gebied van Borgharen tot aan Roosteren mag wel als het bijzonderste (en mooiste?) deel bestempeld worden. Hier is het unieke plan tot uitvoering gekomen waarbij een combinatie wordt gerealiseerd van waterveiligheid, natuurontwikkeling en grindwinning.

In 2008 ging het zogenaamde Grensmaasproject van start. Van Borgharen tot Roosteren is er de afgelopen 17 jaar hard gewerkt om oevers af te graven en de stroomgeul te verbreden én om grind langs de Maas te winnen (waardoor grindgaten zijn ontstaan). Alles met het oog op grindwinning, waterveiligheid en het creëren van nieuwe natuur. Als het project in 2027 is afgerond, is er zo’n 1250 hectare aan nieuwe natuur bijgekomen in RivierPark Maasvallei. Het project wordt gefinancierd met de grindwinning.

Doordat er geen scheepsvaart plaatsvindt op de Grensmaas en het totale gebied nu vergroot en verbreed is, wordt het een zeer interessante plek voor vogels, zoogdieren en andere dieren om er te leven. De grindgaten die ontstaan zijn na de grindwinning worden door de grindmaatschappijen nog aangepast, zodat deze in de toekomst een ecologische waarde in het gebied kunnen vervullen. Op onderstaande afbeelding heeft Ark Rewilding schematisch weergegeven hoe het gebied aan het veranderen is (Ark Rewilding).

Grensmaas uitvoering (Ark Rewilding)
Uitvoering van het Grensmaasproject (Ark Rewilding)

Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Interessante locaties in RivierPark Maasvallei

Door de uitgevoerde werkzaamheden (en werkzaamheden die nu nog worden uitgevoerd) over een lengte van ongeveer 43 kilometer, zijn er langs de Grensmaas veel interessante locaties ontstaan. Hier bespreken we er een aantal. Het gebied kenmerkt zich doordat je op veel plekken mag struinen. Buiten de locaties die we hier noemen zijn er echter nog veel andere plekken te ontdekken, de ene nog mooier dan de andere. Bezoek je het gebied, ga dan zeker niet alleen bij onderstaande locaties kijken, maar ga ook zelf op avontuur. Struin zelf de Maas af, op deze manier leer je het gebied pas écht kennen.

Nederlandse zijde

Iedere locatie in RivierPark Maasvallei is uniek en kan per seizoen totaal verschillend zijn. De voornaamste reden hiervoor is het dynamische karakter van het natuurgebied en het wisselende waterpeil. De Maas is een regengevoerde rivier, waardoor de waterstanden erg kunnen fluctueren. Het gebied wordt begraasd door Galloways en koninkspaarden. Zij zorgen er mede voor hoe het landschap eruit ziet, er ontstaat een bepaalde structuur en paadjes bijvoorbeeld. Het is aan te bevelen om gebieden in wisselende seizoenen en jaren te bezoeken. Ieder bezoek zal tot een andere ervaring leiden.

Je kunt zowel de Nederlandse als de Belgische zijde op dezelfde dag combineren. Er zijn op verschillende plekken langs de Maas pontjes, waarmee je over de Maas kunt. Niet ieder pontje is geschikt om met de auto over te steken, dus kijk hier voor je op pad gaat even naar. Dit kun je handig checken met Google Maps.

Itteren

Bij Itteren is ruim tien jaar gewerkt aan de herinrichting van het Maasdal. Dit heeft een prachtig resultaat gekregen: een ruig, dynamisch landschap waar je vrij kunt struinen. De Maas heeft meer ruimte gekregen. In de Maas en rondom de Maas ontstaan grindbanken, plassen en gevarieerde, levendige oevers.

Je kunt hier onder andere de ijsvogel, cetti’s zanger, oeverlopers, kievit en grote zaagbek (winter) tegenkomen. Het gebied ziet er elk seizoen anders uit en verrast je elke keer weer. In mei van dit jaar heeft er zelfs enige tijd een zeer zeldzame vorkstaartplevier vertoeft.

Koeweide – Grevenbicht

Bij de Koeweide zijn de werkzaamheden op moment van schrijven nog in volle gang. Eind 2027 zouden de werkzaamheden afgerond moeten zijn. Dan kan de natuur eindelijk weer haar gang gaan. De verbrede stroomgeul is een vogelrijk gebied in ontwikkeling. Er is een uitkijkpunt aanwezig. In het uitkijkpunt vind je allerlei informatie over vogelsoorten, de ontwikkeling, geschiedenis en vondsten in het gebied.

Vogels die je hier kunt tegenkomen, zijn bijvoorbeeld visdief, scholekster, kleine plevier, bontbekplevier en boomvalk. Hoewel er nog gewerkt wordt, is het gebied nu al de moeite waard om te bezoeken.

Belgische zijde

Ook aan Belgische zijde is het RivierPark Maasvallei volop in beweging. Hier zie je hoe oude grindwinningsgebieden veranderen in ruige natuur, met nieuwe plassen en geulen. Net als aan de overkant van de Maas mag je in veel gebieden vrij struinen.

De dynamiek van de rivier bepaalt hier het landschap. Dat betekent dat sommige paden tijdelijk onder water kunnen staan of dat je zomaar oog in oog staat met konikpaarden of Gallowayrunderen.

Net als aan Nederlandse zijde is het ook hier de moeite waard om in verschillende seizoenen terug te komen. Door het wisselende waterpeil en de voortdurende ontwikkeling is geen bezoek hetzelfde. En het mooiste? Veel van de Belgische gebieden liggen direct tegenover Nederlandse natuurgebieden — dus je beleeft de Maas echt van twee kanten.

Rotem – Bichterweerd

Dit gebied bestaat uit graslanden, grote grindplassen met eilandjes en struinnatuur. Je kunt hier onder andere diverse eendensoorten zoals krakeend, kuifeend en bergeend zien. Verder maak je ook kans op zwarte stern of witgat en roofvogels als rode wouw en soms zeearend.

Negenoord-Kerkeweerd

Ook hier heeft grindwinning plaatsgevonden en vindt het nog steeds plaats in de buurt. Hier is het gebied nu in ontwikkeling naar ruige, vrije natuur. Er zijn hier veel plassen, opkomende wilgenbossen, struweel, en open oevers. Er zijn wandelpaden aanwezig en een uitkijktoren, gemaakt van klei en ander natuurlijk materiaal uit de omgeving.

Je kunt hier onder andere lepelaar, grauwe klauwier en zomertortel tegenkomen. Ook hier maak je kans op rode wouw en zwarte wouw.

Soorten van RivierPark Maasvallei

Het uitgestrekte en afwisselende landschap heeft een grote aantrekkingskracht op veel planten- en diersoorten. Doordat de verschillende grindwingebieden op andere momenten zijn opgeleverd, zijn er kleine natuurgebieden van verschillende leeftijden ontstaan, die allemaal met elkaar via de Grensmaas zijn verbonden. Zo zijn er kale grindbanken te vinden, bloemrijke graslanden die open worden gehouden door grazers en dichte ooibossen van wilgen en populieren. Het wisselende waterpeil zorgt ervoor dat deze gebieden zo nu en dan onder water komen te staan. Deze wisselende omstandigheden zorgen voor een rijke biodiversiteit in het gebied, ondanks dat de meeste natuur in het gebied nog erg jong is.

Grote grazers

Een belangrijk natuurlijk proces in het natuurgebied wordt gevormd door grote grazers. In RivierPark Maasvallei worden vooral konikpaarden en Galloway runderen ingezet om het (half)open landschap te behouden. De dieren zijn jaarrond in het gebied aanwezig, en met hun natuurlijke gedrag zorgen ze voor een afwisselend landschap waarin veel dieren zich thuis voelen.

Het gedrag van de grazers bepaalt voor een groot deel hoe het landschap in RivierPark Maasvallei eruit ziet. Door het grazen blijft het gebied open. In het open veld zijn er enkele doornachtige struiken zoals meidoorn, sleedoorn en diverse rozensoorten die ontkomen aan het graasgedrag en uitgroeien tot een volwaardige struik, die zeer belangrijk is voor vogels om in te schuilen, te broeden of om vanuit te zingen. Op plekken waar de grazers minder komen, ontstaan ooibossen van wilgen, elzen en populieren.

De poep van de koniks en de Galloways wordt verspreid in het landschap achtergelaten en trekt allerlei insecten aan. In combinatie met de kruidenrijke vegetatie en de (vaak) solitaire doornstruiken zorgt dat insectenetende vogels zich hier helemaal thuis voelen.

Vogelsoorten

De insectenetende vogels die je in dit halfopen landschap kunt tegenkomen zijn onder andere de roodborsttapuit, gele kwikstaart en grasmus. Grotere insecten zoals kevers die worden aangetrokken door de mest van de grote grazers zijn ideale prooien voor de grauwe klauwier. De wat meer open uiterwaarden zijn geschikte plekken voor veldleeuwerik en graspieper en aan de oevers van de Grensmaas vliegen oeverzwaluwen op en af. In de gebieden met wat meer bomen verspreid in het landschap heb je daarnaast kans om het prachtige gekoer van de zomertortel te horen.


Lees ook: de teloorgang van de zomertortel en de opkomst van de bijeneter


Steltloperachtigen

Ook de orde van steltloperachtigen is goed vertegenwoordigd in het waterrijke gebied. Pioniersoorten kleine plevier en (in mindere mate) bontbekplevier speuren op karakteristieke wijze (lopen-stoppen-pikken) naar insecten op grindbanken en aan de oevers van de Grensmaas. Ook andere steltlopers zoals witgat, oeverloper en groenpootruiter zijn op dergelijke wijze regelmatig waar te nemen, terwijl scholeksters en kieviten luid roepend overvliegen.

Meeuwen en sternen zijn verder ook veelvuldig in de gebieden te vinden. Eilanden in de grindplassen zorgen dat kokmeeuwen er veilig kunnen broeden. In deze kolonies worden vaak ook visdieven, zwartkopmeeuwen en zwarte sterns gezien.

Roofvogels

Uiteraard zijn er ook roofvogels in de Maasvallei te vinden. Soorten als buizerd, torenvalk en boomvalk broeden in het gebied. Rode wouw en zwarte wouw broeden in de buurt van Rivierpark Maasvallei en zijn daardoor ook vaak in het gebied te zien. Ook visarend en zeearend worden soms in het gebied waargenomen.

En verder

Eenden, ganzen en zwanen zijn daarnaast ook goed vertegenwoordigd. In de zomer zie je onder andere krakeend, kuifeend en bergeend. In de winter zijn leuke soorten zoals het nonnetje en de grote zaagbek op de Grensmaas te zien. Zo nu en dan wordt er in de Maasvallei ook regelmatig een zeldzaamheid zoals een kleine topper of een bronskopeend ontdekt.

Tot slot zijn ook nog de wat grotere watervogels in RivierPark Maasvallei te vinden. Blauwe reiger en grote zilverreiger zijn bij praktisch iedere plas aan te treffen. Sporadisch worden ook andere reigersoorten zoals kleine zilverreiger, koereiger en kwak gezien. Ook lepelaars zijn steeds vaker bij grindplassen te zien.

Zoogdieren

Tot slot dienen we nog de zoogdieren te benoemen en dan met name de bever. De bever heeft het natuurgebied RivierPark Maasvallei omarmt en vormt het landschap naar zijn zin. De werklust van dit bijzondere dier zorgt ervoor dat er veel dode bomen (staand en liggend) zijn, wat de biodiversiteit in het gebied enorm verhoogt. In 2024 zijn ook weer sporen van de otter in het Grensmaasgebied gevonden. De terugkeer van dit bijzondere roofdier is een teken dat dit weelderige en dynamische ecosysteem zich aan het herstellen is.

Tot slot

In deze blog heb je kennis gemaakt met het bijzondere RivierPark Maasvallei. Wil je meer inspiratie krijgen over bijzondere natuurgebieden, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Buizerd, sperwer en havik – Roofvogels in Nederland – deel II

buizerds en haviken in Nederland

In het eerste deel van de blogserie roofvogels in Nederland hebben we gezien wat roofvogels precies zijn en welke soorten er in Nederland voorkomen. In het tweede deel gaan we dieper in op de eerste soorten: de buizerd, sperwer en havik. We bespreken de kenmerken, voedsel, leefwijze, voortplanting en trekgedrag van iedere soort. Tot slot kom er ook nog een wintergast aan bod. Lees dus snel verder!

Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)
Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)

Inhoudsopgave

Buizerd (Buteo buteo)

We starten de lijst met de meest algemene roofvogel van ons land, de buizerd. Buizerds zijn middelgrote tot grote roofvogels en kunnen een lichaamslengte van 40 tot 52 centimeter bereiken en een spanwijdte van 109 tot 136 centimeter. Vrouwtjes worden wat groter dan mannetjes. Buizerds hebben een variërend verenkleed. Van heel licht (bijna volledig wit) tot heel donker(bruin) komt voor. In vlucht zijn ze goed te herkennen: enkele vleugelslagen, waarna ze kort zweven en dan weer een paar vleugelslagen doen. Het is een forse, brede roofvogel, met lange, brede vleugels en een korte, brede staart. In vlucht is een ondiepe V-vorm in de vleugels op te merken.

Buizerd
De buizerd is de meest voorkomende roofvogel in Nederland én in Europa

Leefwijze en voedsel

Waar voorheen buizerds in ons land bijna alleen maar in bosrijke gebieden voorkwamen, hebben ze zich tegenwoordig ook weten te verspreiden naar andere leefgebieden. Ze leven (en broeden) tegenwoordig ook in bosranden, kleine bosjes, cultuurlandschap, heidegebieden duinen met struweel en bomen. Ze worden zelfs steeds vaker in en aan de randen van steden waargenomen.

Buizerds zijn echte opportunisten als het op voedsel aankomt. Hierdoor hebben ze zich ook breed weten te verspreiden in Europa. Ze eten wat in het leefgebied voor handen is. Kleine zoogdieren zoals muizen en jonge konijnen, maar ook vogels en amfibieën staan op het menu. Verder worden er ook regenwormen en insecten gegeten. Ook eten ze soms aas.

Voortplanting en trekgedrag

Buizerds maken een groot nest. Ze gebruiken daarnaast ook oude nesten van andere roofvogels. Ze hebben in hun territorium vaak meerdere nesten en wisselen per jaar nog wel eens van nest. Meestal worden er twee tot vier eieren gelegd, in de periode april-mei. Na meer dan een maand broeden komen de jongen uit het ei. Na een kleine twee maanden vliegen de jongen uit, maar worden dan nog zes á zeven weken bijgevoerd door de ouders.

Als broedvogels is de buizerd de laatste decennia flink toegenomen. Dit komt met name door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen in de jaren ’70. Als overwinteraar neemt de buizerd echter licht af.

In Nederland zijn buizerds hoofdzakelijk standvogels, maar Scandinavische exemplaren zijn wel trekvogels. In de winter worden ‘onze’ buizerds dan ook vergezeld door Scandinavische vogels.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Sperwer (Accipiter nisus)

Een andere roofvogel die je jaarrond in Nederland kunt aantreffen is de sperwer. Deze kleine roofvogel kan een lichaamslengte bereiken tussen de 28 en 40 centimeter en een spanwijdte van 56 tot 78 centimeter. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes.

Opvallend zijn de gele iris en de gele poten van de sperwer. Verenkleed is aan de onderzijde lichtgekleurd en de bovenzijde donker. Bij mannetjes is de bovenzijde meer grijsachtig, bij vrouwtjes en juveniele dieren is het meer bruin. Sperwers hebben een gebandeerde staart en ook de onderzijde van het lichaam is gebandeerd. Verder zijn de brede vleugels opvallend en de grote, hoekige staart.

Sperwer (shutterstock)
De sperwer is een van de kleinere roofvogels in ons land. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

De sperwer heeft zich in Nederland wijd verspreid en komt bijna overal waar bomen staan voor. Open bossen zijn favoriet, maar ze komen ook voor in het halfopen landschapen soms in tuinen en parken. Vooral in de winter zijn sperwers in tuinen te zien, ze jagen dan rondom de voedertafels.

Ze eten namelijk voornamelijk zangvogels. Mezen, zoals pimpelmees en koolmees, huismussen en vinken worden gegrepen. Het grotere vrouwtje vangt daarnaast ook spreeuwen, lijsters en tortels.

Voortplanting en trekgedrag

Sperwers bouwen ieder jaar een nieuw nest, waarin ze twee tot zes eieren leggen. Het nest wordt meestal gebouwd in een boom, soms in een struik. Na 32 tot 34 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine maand vliegvlug.

Nederlandse vogels zijn hoofdzakelijk standvogels. In de winter zijn er ook exemplaren uit Scandinavië en Rusland in ons land te vinden. Sinds de jaren ’70 is de sperwer in Nederland toegenomen, voornamelijk door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen. De laatste jaren is er echter weer een afname zichtbaar.

Sperwer in vlucht (de Natuur van hier)
Sperwer in vlucht (de Natuur van hier)

Lees ook: Marters in Nederland


Havik (Astur gentilis)

Dan zijn we aangekomen bij de havik. Deze middelgrote tot grote roofvogel lijkt veel op de sperwer, maar is groter en hebben een wat verder uitstekende kop. Het vrouwtje wordt een stuk groter dan het mannetje. Ze kunnen een lichaamslengte van 46 tot 63 centimeter bereiken, met een spanwijdte van 89 tot 122 centimeter.

Wat verder opvalt in tegenstelling tot de sperwer is de afgeronde staart. Volwassen haviken hebben een grijze bovenzijde en een licht gekleurde onderzijde, met dunne, grijze strepen. Opvallend is verder de witte wenkbrauwstreep.

Havik
De havik heeft een opvallende witte wenkbrauwstreep

Leefwijze en voedsel

Haviken hebben een vast en groot territorium. Ze broeden in bosgebied, maar het jaaggebied is gevarieerder. Dit bestaat uit (open) bossen, weilanden en soms zelfs akkers. Op sommige plekken worden ze zelfs in steden gezien.

Het voedsel bestaat voornamelijk uit zoogdieren en middelgrote vogels. Konijnen, eekhoorns, duiven, lijsters en kraaien zoals gaai en soms ekster worden gegeten. Een prooi wordt vaak gevangen door onbeweeglijk op een tak te wachten totdat het prooidier voorbij komt. Door op het juiste moment pijlsnel op zijn prooi af te vliegen weet de havik deze te vangen. Soms jagen haviken ook vanuit een stootduik vanuit de lucht, zoals slechtvalken dit doen.

Voortplanting en trekgedrag

Haviken maken een groot nest, hoog in de boomkruin. Over het algemeen hebben ze één legsel, met één tot vijf eieren. De eieren worden in 32 tot 38 dagen uitgebroed. Na iets meer dan een maand vliegen de jongen uit. Ze worden dan nog geruime tijd bijgevoerd.

De haviken in Nederland zijn echte standvogels. Net zoals bij de andere roofvogels in deze blog is de populatie haviken in Nederland sinds de jaren ’70 weer toegenomen.

Wintergast

In de winter is er nog een kans om een andere buizerd dan de gewone buizerd in ons land te zien: de ruigpootbuizerd (Buteo lagopus). In de voorjaar broeden ze in de Noorse bergen en komen ze voor in een gebied langs de noordpool, maar in de winter trekken ze naar het zuiden en overwinteren verspreid in Europa. Het is echter wel een zeldzaamheid om te zien en vaak worden gewone buizerds aangezien voor ruigpootbuizerden.

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerdere zwarte banden. Daarnaast hebben ze opvallend zwarte polsvlekken. Ook het vlieggedrag verschilt ten opzichte van de gewone buizerd. De ruigpootbuizerd heeft een trage vleugelslag, die van de gewone buizerd is een stuk sneller. De gewone buizerd heeft een sterk variërend verenkleed en kan daardoor in sommige gevallen veel lijken op de ruigpootbuizerd.

Ruigpootbuizerd (Shutterstock)
De ruigpootbuizerd heeft zwarte polsvlekken en een witte staart met een of meerdere zwarte banden (Shutterstock)

Veelgestelde vragen

Wat is het verschil tussen een sperwer en een havik?

Haviken zijn over het algemeen groter en steviger gebouwd dan sperwers. Echter zijn vrouwtjes haviken een stuk groter dan mannetjes haviken, waardoor man havik gemakkelijk met een sperwer verward kan worden. Haviken hebben echter nog meer uitgesproken hoofdtekening met een duidelijke witte wenkbrauwstreep.

Wat is het verschil tussen een sperwer en een buizerd?

Buizerds zijn veel grotere en stevigere vogels dan sperwer. Buizerds vliegen daarnaast vaak hoog in de lucht, zwevend op thermiek, en sperwers vliegen lager bij de grond in de zoektocht naar voedsel. Het verenkleed van buizerd varieert enorm, van heel licht tot heel donkerbruin. Sperwers hebben een lichte onderzijde en een donkere (grijs of bruin) bovenzijde.

Wat is het verschil tussen een buizerd en een ruigpootbuizerd?

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerder zwarte banden en zwarte polsvlekken. De ruigpootbuizerd is over het algemeen alleen in de winter in Nederland te zien. Het verenkleed van de gewone buizerd kan sterk variëren, van bijna wit tot donkerbruin. Sommige exemplaren lijken daarom soms erg op een ruigpootbuizerd.

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de buizerd, sperwer en havik kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs én op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!