Reptielen in Nederland

Zandhagedis (De Natuur van hier)

Reptielen, niet de eerste dieren waar je aan denkt bij Nederland, maar we hebben er wel degelijk een aantal! In ons land kun je vier inheemse hagedissen en drie inheemse slangen vinden. In deze blogserie bespreken we de soorten uitgebreid en beschrijven we de beste gebieden voor reptielen in Nederland

Inhoudsopgave

Reptielen in de delta

De verschillende soorten reptielen in Nederland hebben het allemaal vrij lastig. Voor zowat alle soorten geldt dat de totale populaties in Nederland afnemen. Dit heeft alles te maken met het verdwijnen van het habitat waarin reptielen in Nederland leven.

De meeste reptielen zijn vooral te vinden op gevarieerde heideterreinen en daarnaast ook nog in het kleinschalige cultuurlandschap. Het heidelandschap, waarin een afwisseling te vinden is van dop- en struikheide, pijpenstrootje, jeneverbessen en open zandige plekken vormt een uitstekend landschap voor reptielen. Helaas wordt dit landschap steeds schaarser in Nederland.

Daarnaast vinden reptielen een geschikt leefgebied in het kleinschalige cultuurlandschap. Dit landschap bestaat uit kleine percelen, zoals kruidenrijke graslanden, omzoomd met hagen, struweelranden en -hagen, houtsingels en knotbomen. De overgangen van graslanden naar landschapselementen zijn structuurrijk, het ideale leefgebied voor reptielen en andere dieren. Helaas is dit landschap ook steeds minder te vinden in ons land.

Reptielen in Nederland

Onderstaand een lijst van de inheemse reptielen in Nederland.

Levendbarende hagedisZootoca vivipara
ZandhagedisLacerta agilis
MuurhagedisPodarcis muralis
HazelwormAnguis fragilis
RingslangNatrix helvetica
Gladde slangCoronella austriaca
AdderVipera berus

Lees ook: padden in Nederland


Hagedissen

Vier soorten inheemse hagedissen is ons land rijk. Hagedissen kenmerken zich door het afgeplatte lichaam en de duidelijke kop-lichaam en staart verdeling. Er is echter ook een soort die er afwijkend uitziet en zelfs geen poten heeft, maar daarover later meer.

Net zoals alle andere reptielen zijn hagedissen koudbloedige dieren. Dat betekent dat het lichaam niet zoals bij ons zoogdieren automatisch warm blijft, maar dat ze de warmte van de zon op moeten zoeken om op te warmen en actief te worden. Voor hagedissen is het dus belangrijk dat ze in hun habitat schuilplekken én warme plekken zoals grote stenen, stapelmuren en open plekken op korte afstand van elkaar kunnen vinden.

Levendbarende hagedis (De Natuur van hier)
De levendbarende hagedis was ooit zeer algemeen in ons land, maar de aantallen nemen sterk af (De Natuur van hier)

Hagedissen in Nederland

Van de vier soorten hagedissen behoren er drie tot de familie echte hagedissen en een soort behoort tot de familie hazelwormen. De drie uit de familie echte hagedissen zijn de levendbarende hagedis, zandhagedis en muurhagedis.

De levendbarende hagedis is de kleinste van het stel. Deze was ooit zeer algemeen, maar neemt de laatste jaren sterk af. De zandhagedis is een wat grotere en robuuster gebouwde hagedis. Ze zijn minder algemeen dan de levendbarende hagedis en komen vooral voor op de hoge zandgronden. Ook de zandhagedis neemt de laatste jaren sterk af. Ook de muurhagedis is een stukje groter dan de levendbarende hagedis. Muurhagedis komen van nature in Nederland voor enkel in en rondom Maastricht. Hier leeft een kleine en geïsoleerde populatie. Verspreid door het land komen echter losse exemplaren voor, vaak meegekomen met importproducten uit Midden- en Zuid-Europa.

Tot slot nog de hazelworm. Hazelwormen zien er op het eerste oog uit als slangen, maar het zijn pootloze hagedissen. De staart betreft ongeveer de helft van het lichaam en ze hebben dus geen poten. Hazelwormen komen op veel plekken voor, maar niet in Zeeland. De populatie in Nederland is vrij stabiel.

Hazelworm (Shutterstock)
De hazelworm lijkt op het eerste oog een slang, maar het is een pootloze hagedis (Shutterstock)

Slangen

Net zoals hagedissen hebben slangen ook baat bij kleinschalige en structuurrijke gebieden. Heidelandschappen, kleinschalig landschap en voor de ringslang ook laagveen kunnen een geschikt habitat zijn. Slangen houden van heidegebieden met wat oudere heidestruiken, pijpenstrootje en pitrussen. Open plekken in het landschap zijn daarnaast ook cruciaal om op te warmen en te zorgen voor een geschikt microklimaat.

Ringslang
Ringslangen houden van waterrijke gebieden

Slangen in Nederland

Van de drie in Nederland levende slangen is er één giftig; de adder. De ringslang en gladde slang zijn beide niet giftig. De ringslang is de grootste slang in Nederland en kan wel tot 1,20 meter groot worden. De ringslang komt voornamelijk voor in waterrijke gebieden. De laatste jaren is er een kleine afname te zien van de ringslang.

De gladde slang blijft een stuk kleiner dan de ringslang en wordt tot maximaal 65 centimeter groot. Ze hebben ongekielde schubben, wat ze een gladde aanblik geven. Het aantal gladde slangen neemt de laatste jaren licht af. De derde slang, de adder, is de enige giftige slang in Nederland. Ze worden tot 60 centimeter groot en leven voornamelijk op de hogere zandgronden. Ook bij de adders is er een afname te zien.

Gladde slang (shutterstock)
De ongekielde schubben geven de gladde slang een glad uiterlijk (shutterstock)

Lees ook: kikkers in Nederland


Dwaalgasten en exoten

Naast de vier inheemse hagedissen en de drie inheemse slangen in Nederland zijn er ook nog een dwaalgasten (soorten die hier sporadisch (op eigen kracht) voorkomen) en een aantal exoten die in meer of mindere mate in de Nederlandse natuur leven.

Dwaalgasten zijn zeeschildpadden zoals de soepschildpad en de lederschildpad. De meest bekende exoten zijn moerasschildpadden die klein gekocht werden in de dierenwinkel, maar na een aantal jaren uit werden gezet in het nabijgelegen natuurgebied. Voorbeelden hiervan zijn de geelbuik-, geelwang-, roodwang- en zaagrugschildpadden. Daarnaast zijn er ook nog enkele hagedissen die hier als exoot soms voorkomen. Voor meer exoten (en nog meer informatie over onze inheemse soorten) kijk op RAVON, hét instituut als het aankomt op reptielen (en amfibieën) in Nederland.

Roodwangschildpad
Roodwangschildpadden en andere moerasschildpadden zijn veel uitgezet nadat ze ongewenst werden als huisdier

Veelgestelde vragen

Welke reptielen leven er in Nederland?

In Nederland komen 7 verschillende inheemse reptielen voor, 4 hagedissen en 3 slangensoorten. De levendbarende hagedis, zandhagedis, muurhagedis, hazelworm, ringslang, gladde slang en adder. Daarnaast komen er soms dwaalgasten voor (zeeschildpadden) en exoten.

Wat is het verschil tussen reptielen en amfibieën?

Reptielen en amfibieën lijken veel op elkaar, maar er zijn toch een aantal verschillen. Zo kunnen amfibieën ook ademen via de huid en hebben amfibieën een gedaanteverwisseling. Dit is niet het geval bij reptielen. Meer lees je er hierover.

Waar in Nederland leven er reptielen?

De verspreiding van reptielen is verschillend per soort. Veelal komen ze voor op (hogere) zandgronden. Echte habitats zijn structuurrijke heidegebieden en kleinschalige landschappen.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Waarom zijn bijen belangrijk?

Waarom zijn bijen belangrijk?

Een van de belangrijkst dieren in het dierenrijk zijn toch wel de bijen. Deze kleine, vliegende insecten zorgen voor een aantal processen in de natuur die ook voor ons, de mens, cruciaal zijn. Helaas gaat het met de bijen wereldwijd niet goed. Tijd dus om uit te zoeken waarom bijen zo belangrijk zijn, waarom het niet goed gaat met deze geel-zwarte insecten en wat we kunnen doen om te zorgen dat het weer beter gaat met de bijen.

Bijen bestuivers

Inhoudsopgave

Welke soorten bijen zijn er?

In Nederland leven ruim 350 soorten bijen (waarvan helaas meer dan de helft bedreigd is). Deze zijn onderverdeeld in drie groepen: de honingbij (1 soort), de hommels (ongeveer 20 soorten) en de solitaire bijen (ongeveer 330 soorten).

Honingbijen leven in grote volkeren (bestaande uit soms wel 40.000 individuen) en hebben een sterke sociale structuur. Hommels zijn vooral te herkennen aan hun dicht behaarde huid. Ook hommels leven (in de zomer) in volkeren, maar deze zijn veel kleiner dan bij de honingbij. Tot slot zijn er nog de solitaire bijen. Zoals de naam al zegt leven deze bijen alleen en kennen ze niet zo’n dergelijke sociale structuur als honingbijen. Bij solitaire bijen is er ook geen sprake van een koningin.


Lees ook: de verschillen tussen bijen, wespen, hommels en hoornaars


Hoe gaat het met bijen?

Net zoals met andere bestuivende insecten zoals zweefvliegen en vlinders, gaat het ook met de bijen niet goed. Meer dan de helft van de ruim 350 bijensoorten in ons land wordt bedreigd. Echter is het niet alleen Nederland waar bijenpopulaties het zwaar hebben. In meerdere delen in de wereld gaan populaties bijen achteruit, vanwege verschillende oorzaken.

Aardhommel
Hommels zijn goed herkenbaar aan de dichte beharing op het lijf

Waarom gaat het niet goed met bijen?

Er zijn verschillende redenen waarom bijen het lastig hebben. Allereerst komt dit door de afname van geschikt leefgebied. In Nederland is de ruimte die we hebben beperkt. De bevolking groeit, dus er is steeds meer ruimte nodig om huizen te bouwen. Daarnaast is een groot deel van het landoppervlak in gebruik door de landbouw. Het aandeel natuur is hierdoor de afgelopen decennia afgenomen, waardoor veel diersoorten (waaronder bijen) in aantal sterk zijn afgenomen.

Verder hebben bijen veel last van het gebruik van bestrijdingsmiddelen op grote schaal. Het is vrij normaal geworden dat groentes en andere landbouwproducten bespoten worden met bestrijdingsmiddelen, wat giftig is voor insecten en veel andere dieren. Residuen van bestrijdingsmiddelen komen in natuurgebieden en wegbermen terecht, daar waar onder andere bijen op zoek zijn naar nectar. De pesticiden hebben onder andere invloed op het zenuwstelsel van bijen en andere insecten.

Een andere bedreiging voor (specifiek) de honingbij is de varroamijt. De varroamijt komt oorspronkelijk voor in Azië, maar heeft zich door toedoen van de mens wereldwijd (met uitzondering van Australië) weten te verspreiden. Deze parasiet heeft een negatief effect op het gewicht van bijen, wat uiteindelijk ervoor zorgt dat de honingbijen minder goed is in navigeren en minder lang leeft. Als enkele bijen geparasiteerd worden is dit geen probleem, maar het kan er ook voor zorgen dat hele volkeren last ervan krijgen. Hierdoor kan een volledig bijenvolk bedreigd worden door de varroamijt.

Tot slot lijken bijen ook nog last te hebben van periodes van slecht weer, welke (soms) het gevolg zijn van klimaatverandering. Lange periodes van regen, koude temperaturen en hevige wind kunnen ervoor zorgen dat bijen niet of nauwelijks kunnen vliegen en daardoor ook niet voldoende voedsel binnen krijgen. Dit kan desastreuze gevolgen hebben voor het voortplantingsproces van bijen.


Lees ook: hoe maakt een bij honing?


Waarom zijn bijen belangrijk?

Bijen zijn om meerdere redenen belangrijk. Allereerst dragen bijen bij aan een rijke biodiversiteit en vervullen ze een belangrijke rol in ecosystemen. Ze vervullen een cruciale rol als bestuivers. Op het moment dat deze weg zouden vallen zouden veel plantensoorten die afhankelijk zijn van bestuiving ook uitsterven, inclusief de dieren die daarvan afhankelijk zijn.

Bijen vormen daarnaast ook een voedselbron voor een aantal dieren. Bijen worden gegeten door vogels zoals de wespendief en de bijeneter. Het bijenwas (wordt onder ander gebruikt als kraamkamer door sommige bijen) wordt gegeten door sommige nachtvlinders zoals de kleine en de grote wasmot. Daarnaast vangen spinnen ook bijen.

Bijeneter
De kleurrijke bijeneter eet naast bijen en hommels ook wespen, vlinders, kevers en libellen

Tot slot kunnen bijen gezien worden als indicatorsoort voor de kwaliteit van natuur in een bepaald gebied. Als in een natuurgebied het aantal bijen en het aantal soorten bijen sterk achteruitgaat, dan is dit vaak een teken dat het met de algehele natuur in het gebied niet goed gaat.

Bestuiven

Nog even terug op het bestuiven, de cruciale rol die bijen (en andere insecten zoals zweefvliegen) spelen in een ecosysteem. Bijen eten nectar, dit vinden ze in de bloemen van bloemplanten. Terwijl ze van bloem tot bloem vliegen om voldoende nectar binnen te krijgen, nemen ze (onbewust) stuifmeel mee wat op hun lichaam blijft plakken. Het stuifmeel wordt op deze manier van de ene naar de andere bloem gebracht, waarmee de planten bestoven worden. Door deze symbiose tussen bestuiver en plant kunnen bloemplanten zich voortplanten zonder daadwerkelijk met elkaar in contact te komen.

Ongeveer 85% van alle wilde planten wordt bestoven door wilde bijen en andere insecten, waarbij bijen het grootste deel van deze rol op zich nemen. Zonder deze bestuivers zouden deze planten waarschijnlijk uitsterven, inclusief al het leven dat weer direct of indirect van die planten afhankelijk is.

Ook een aantal bomen en veel van ons groenten en fruit worden bestoven op deze manier. Onder andere appels, beren, bramen, courgette’s en paprika’s worden bestoven door bijen of andere insecten. Maar ook andere producten zoals zonnebloemolie, mosterd en honing kunnen we gebruiken dankzij het werk van bijen. Dit geeft wel aan hoe groot het (economisch) belang is van bijen en andere bestuivers.

Veel van ons dagelijkse voedsel wordt bestoven door bijen
Veel van ons dagelijkse voedsel wordt bestoven door bijen

Hoe kun je bijen helpen?

Om de bijen in jouw omgeving te helpen kun je een aantal dingen doen. Allereerst kun je ervoor kiezen om een inheems bloemenmengsel te zaaien in je tuin, zodat bijen voldoende nectar kunnen vinden. Via deze link is een biologische zadenmix, samengesteld door Natuurmonumenten, te bestellen, die speciaal is samengesteld voor bijen. Met één zakje zaai je zo’n 2,5m2 in. Dus bestel meerdere zakjes om een grote oppervlakte in te kunnen zaaien!

Daarnaast kun je ook inheemse planten aanplanten in je tuin. Kies dan wel voor biologisch gewkeekt. Via deze link zijn diverse inheemse biologische planten te bestellen. Met je aankoop bij Vivara draag je daarnaast ook nog eens bij aan diverse groene projecten in Europa.

Maar ook zonder in te zaaien of aan te planten kun je al wat doen om je tuin aantrekkelijker te maken. Door je gazon minder vaak te maaien geef je kruidachtige planten meer kans om in bloei te komen. De soorten kruiden die in je gazon komen, zoals paardenbloem, boterbloem en klaver, zijn uitstekende nectarplanten voor vlinders. Meer over bloemrijke gazons lees je hier.

Bloemrijk gazon
Bloemrijke gazons zijn een ideaal nectarveld voor bijen

Gebruik in ieder geval geen bestrijdingsmiddelen in je tuin. Insecten, waaronder bijen kunnen hier slecht tegen. Bloemen komen soms nog wel in bloei, maar kunnen dan alsnog bestrijdingsmiddelen bevatten. Insecten worden gelokt door de bloemen, niet wetende dat er bestrijdingsmiddelen in zitten. De bestrijdingsmiddelen zorgen ervoor dat bijvoorbeeld het zenuwstelsel wordt aangetast, of dat de insecten dood gaan.


Lees ook: de beste inheemse bijenplanten


Daarnaast zijn er nog veel andere dingen die je kunt doen om je tuin meer geschikt te maken voor bijen en andere insecten. Je kunt bijvoorbeeld nog insecten- of bijenhotels ophangen waarin insecten zich kunnen voortplanten of waarin ze kunnen overwinteren. Tot slot kun je je tuin op een nog natuurvriendelijkere manier beheren. In deze blog vind je meer tips hoe je dit aanpakt.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

De beste inheemse bijenplanten

Bijenplanten

In ons land komen ruim 350 soorten bijen voor. Meer dan de helft daarvan is echter bedreigd. Dit heeft meerdere oorzaken, maar de meest bekende zijn het verdwijnen van leefgebied en het gebruik van pesticiden. De bijen kunnen dus wel een beetje hulp gebruiken. Dit kun je doen door de juist inheemse (en biologische) planten te gebruiken in je tuin. In deze blog delen we de beste bijenplanten met je.

Bijen

Inhoudsopgave

Status bijen

Het gaat dus niet goed met de bijen in ons land. De oorzaken hiervan lopen uiteen. Van de ruim 350 bijen (honingbijen, solitaire bijen en hommels) die in ons land voorkomen zijn er meer dan de helft bedreigd. Helaas hebben bijen geen wettelijk beschermde status, zoals veel andere dier- en plantsoorten dit wel hebben. Wel is er sinds 2018 een Nederlandse Rode Lijst, die aangeeft hoe het met de soorten gaat.

Ongeveer 80% van ons voedsel en ongeveer 85% van alle wilde planten worden bestoven door bijen en andere insecten. Bijen zijn dus cruciaal voor onze voedselvoorziening en een onmisbare schakel in de natuur. Het feit dat meer dan de helft van de soorten bijen bedreigd worden is dus zorgwekkend te benoemen. Door inheemse planten aan te planten kun je ervoor zorgen dat bijen weer meer nectar kunnen vinden.

Koop biologisch!
Een van de redenen waarom het zo slecht gaat met bijen is het gebruik van bestrijdingsmiddelen. In de landbouw, maar ook zeker bij het kweken van planten. Wil je iets goeds doen voor de bijen, koop dan uitsluitend biologische planten. Zo weet je zeker dat er geen bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt en dat bijen (en andere insecten) niet doodgaan wanneer ze de nectar uit jouw bloemen komen eten.

Ruig klokje (Campanula trachelium)

De eerste bijenplant die we bespreken is het ruig klokje. Het ruig klokje is een vaste plant die tot 90 centimeter hoog wordt en prachtig blauwe tot lilakleurige bloemen krijgt.
De klokjes (bloemen) verschijnen in juli, maar ook in augustus staan ze nog in bloei. De nectar in de bloemen is geliefd bij bijen, hommels en vlinders. Twee voorbeelden van bijen die vliegen op het ruige klokje zijn de kleine en de grote klokjesbij. Reserveer een plekje in de halfschaduw en een wat vochtige bodem voor het ruige klokje in je tuin.

Campanula trachelium 1, Ruig klokje, Saxifraga-Jan van der Straaten
Ruig klokje (Saxifraga-Jan van der Straaten)

Lees ook: natuurtuin in ontwikkeling – deel I


Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)

Een andere uitstekende bijenplant is kruipend zenegroen. Zoals de naam al zegt is het een bodembedekker, die tot 15 centimeter hoog wordt. Deze vaste plant doet het het beste op een plekje in de halfschaduw.
Kruipend zenegroen bloeit van april tot juni met blauwpaarse bloemen. De bloemen worden veel bezocht door solitaire bijen, zoals de blauwe metselbij en boommetselbij.
Via deze link is kruipend zenegroen te bestellen bij Vivara. Deze zijn biologisch gekweekt en met je aankoop draag je ook nog eens bij aan diverse groene projecten in Europa!

Kruipend zenegroen bijenplanten
Kruipend zenegroen

Grote tijm (Thymus pulegioides)

De volgende in de lijst is grote tijm. Deze fijne bodembedekker wordt maximaal 30 centimeter groot. Grote tijm bloeit rijkelijk in de periode van juni tot september met violetkleurige bloemen.
Grote tijm doet het goed op een zonnige plek en gedijt zowel op een droge als een wat vochtigere bodem. Grote tijm is zeer geliefd bij wilde bijen (zoals behangersbijen en de duinkegelbij) en honingbijen.

Thymus pulegioides 7, Grote tijm, Saxifraga-Peter Meininger
Grote tijm (Saxifraga-Peter Meininger)

Gewone smeerwortel (Symphytum officinale)

De gewone smeerwortel is nog zo’n fantastische bijenplant. Deze vaste plant wordt tot 1 meter hoog en krijgt grote bladeren. Daarnaast krijgt de plant prachtige bloemen welke in trosjes bij elkaar hangen en paars, roze of wit kunnen zijn. De bloei begint in april en duurt tot en met augustus.

Gewone smeerwortel zet je het beste op een plekje in de zon of halfschaduw. De nectar in de bloemen trekt met name veel hommels aan, zoals de akkerhommer, grote tuinhommel, aardhommel en nog diverse andere. Bijen zoals metselbijen en de gewone langhoornbij komen er ook op af.

Via deze link (bol.com) zijn zaden van smeerwortel te bestellen. Zo kun je je eigen planten opkweken en snel zelf genieten van deze bijzondere bijenplant.

Gewone smeerwortel bijenplanten
Gewone smeerwortel

Lees ook: de beste inheemse schaduwplanten


Wilde marjolein (Origanum vulgare)

De volgende bijenplant in deze lijst is wilde marjolein. Wilde marjolein is een vaste plant die tot 60 centimeter hoog wordt. Van juli tot en met september heeft de plant heerlijk geurende, roze bloemen.

Wilde marjolein is een uitstekende insectenplant. Onder andere honingbijen, metselbijen, zandbijen en wespbijen maken gebruik van de bloemen. Daarnaast ook hommels zoals de late hommel en koekoekshommel. Wilde marjolein is ook als keukenkruid te gebruiken. Dus goed voor de bijen, maar ook lekker voor op bijvoorbeeld een pizza!

Via deze link bestel je wilde marjolein bij Vivara, biologisch gekweekt!

Wilde marjolein bijenplanten
Wilde marjolein

Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)

Een prachtige bijenplant die je kunt gebruiken in de schaduw of halfschaduw is vingerhoedskruid. Vingerhoedskruid krijgt grote bloemtrossen die tot 1,5 meter hoog kunnen worden. De bloei begint in mei en duurt soms tot in oktober. De bloemen zijn roze, paars of wit en verschijnen aan het tweede jaar aan de plant.

De bloemen zijn geliefd bij wilde bijen en hommels, die soms volledig onder het stuifmeel uit de bloemen kruipen. Vingerhoedskruid zaait zich gemakkelijk uit dus geef hem de ruimte. Vingerhoedskruid is giftig, dus pas op met huisdieren en kinderen.

Via deze link (bol.com) zijn zaden van vingerhoedskruid te bestellen. Vingerhoedskruid is gemakkelijk op te kweken vanuit zaad.

Vingerhoedskruid bijenplanten
Vingerhoedskruid

Paardenbloem (Taraxacum officinale)

De laatste bijenplant in deze lijst is gereserveerd voor een van de belangrijkste inheemse planten voor bijen in ons land: de paardenbloem. Paardenbloem is bij iedereen wel bekend, maar wordt zeer onderschat.
Uit onderzoek van de WUR blijkt dat maar liefst 107(!) soorten bijen zijn waargenomen op de paardenbloem.
Bij zachte winters kunnen de eerste paardenbloemen in januari al in bloei staan. Wanneer bijen wakker worden uit hun ‘winterslaap‘, dan zijn paardenbloemen vaak een van de weinige bloemen waar ze het broodnodige voedsel kunnen vinden.
Een van de beste dingen die je dus voor bijen kunt doen is die gele paardenbloemen voortaan laten staan in je grasland.

Paardenbloem bijenplanten
Paardenbloem

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

De beste inheemse planten voor in de zon

Planten volle zon

Planten kiezen voor dat plekje in de volle zon in je tuin kan soms best lastig zijn. Niet alle tuinplanten kunnen de intensiteit van de zon en de droge omstandigheden verdragen. Gelukkig is er een ruime keuze aan inheemse planten die een plekje in de volle zon prefereren. Door te kiezen voor de juiste inheemse planten zorg je ervoor dat je planten niet staan weg te kwijnen én lever je een belangrijke bijdrage aan de lokale biodiversiteit. Een win-win situatie dus.

Wilde marjolein - planten volle zon
Een inheemse plant op de juiste plek zal rijkelijk bloeien. Hier staat wilde marjolein volop in bloei. Een ware magneet voor insecten (Saxifraga-Jan van der Straaten)

Inhoudsopgave

Tips voor planten in de volle zon

Op stukken in je tuin die in de volle zon liggen kunnen de omstandigheden behoorlijk extreem worden. Door klimaatveranderingen worden de weersomstandigheden steeds extremer. Dit betekent dat planten in de volle zon tegen hogere temperaturen bestand moeten zijn en langere periodes van droogte moeten overbruggen. Met onderstaande tips kun je ervoor zorgen dat je planten deze omstandigheden beter aan kunnen.

Zorg ervoor dat de grond tussen de planten afgedekt is. Een kale grond droogt sneller uit dan grond die afgedekt is, waardoor planten sneller dorst krijgen. Om de grond af te dekken kun je boomschors gebruiken, of een mulchlaag van plantenresten.

Heb je dit gedaan, maar droogt de grond dan nog steeds heel snel uit? Dan kun je er nog voor kiezen om een druppelslang aan te leggen. Dit maakt het water geven een stuk gemakkelijker. Een druppelslang geeft het water gelijkmatig af. In combinatie met een afdeklaag van boomschors of plantenresten zorgt ervoor dat het water niet onmiddellijk verdampt en de planten de kans krijgen het vocht op te nemen. De afdeklaag zorgt er tevens meteen voor dat de druppelslang niet zichtbaar is (en dat je geen of minder onkruid hoeft te plukken).


Lees ook: natuurtuin in ontwikkeling – deel I


Uitgebloeide kruiden laten staan

Hebben je planten het hele jaar gebloeid en is er in het najaar niet meer over dan een aantal uitgebloeide stengels? Laat deze dan staan tot in het voorjaar. Al lijken het maar een paar uitgebloeide stengels, deze zijn zeer belangrijk voor de overwintering van dieren. Insecten overwinteren in uitbloeide stengels en kleine dieren vinden schuilplaatsen tussen de planten. Op onderstaande afbeelding zie je zo’n uitgebloeid stukje kruiden. Deze heeft de hele winter als schuilplek gediend voor een haas. Als je goed kijkt zie je de oren van de haas (omcirkeld). Maar ook vogels zoals de roodborst en winterkoning vinden er in de schrale wintermaanden voedsel in. Voortaan de uitgebloeide kruiden laten staan dus!

Uitgebloeide kruiden schuilplaats haas (De Natuur van hier)
Uitgebloeide kruiden bieden uitstekende schuilplaatsen en voedselplekken voor kleine zoogdieren en vogels. Als je goed kijkt zie je dat een haas dit stuk gebruikt als rustplek (De Natuur van hier)

Beemdkroon (Knautia arvensis)

Beemdkroon wordt druk bezocht door van allerlei insecten zoals dagvlinders, bijen en hommels. De knautiabij, welke op de rode lijst staat, is zelfs afhankelijk van beemdkroon. De sterke afname van beemdkroon in Nederland zorgt er dan ook voor dat de bij op de rode lijst staat.
Zaden van beemdkroon bestel je via deze link bij bol.com.

Duizendblad (Achillea millefolium)

Duizendblad planten zon

Een andere vaste plant die een plekje in de volle zon goed verdraagt is duizendblad. Duizendblad wordt tot 50 centimeter hoog en heeft uitbundige witte, roze, of soms rode schermbloemen. De bloei start in juni en loopt door tot in november.

Duizendblad kan ook prima op groendaken en in bloemrijke gazons en bloemenweiden toegepast worden.

Net zoals beemdkroon is duizendblad ook een zeer goede plant om insecten aan te trekken. Onder andere zweefvliegen, bijen, vlinders en hommels vliegen op de bloemen. De kortsprietwespbij en duinmaskerbij zijn twee voorbeelden van bijen die je op duizendblad kunt tegenkomen.
Beemdkroon, biologisch gekweekt, bestel je via deze link bij Vivara. Met je aankoop draag je ook nog eens bij aan diverse groene projecten in heel Europa!

Gewone smeerwortel (Symphytum officinale)

In een lijstje met planten voor in de volle zon mag gewone smeerwortel niet ontbreken. Gewone smeerwortel kan tot 1 meter hoog worden. Ze krijgt prachtige hangende bloemen, welke kunnen variëren van witte tot paars. De bloei start al in april en duurt tot en met augustus.
Smeerwortel houdt wel van een wat vochtige grond, dus zorg ervoor dat deze niet te veel uitdroogt.

Smeerwortel (De Natuur van hier)

Smeerwortel (De Natuur van hier)

Gewone smeerwortel wordt veel bezocht door hommels zoals de akkerhommel, aardhommel en grashommel (zeldzaam). Alleen langtongige hommels kunnen bij de nectar. Hommels met een korte tong (zoals de akkerhommel) boren een gaatje aan de voet van de bloemkroon om bij de nectar te komen.
Zaden van gewone smeerwortel bestel je via deze link bij bol.com


Lees ook: de verschillen tussen bijen, wespen, hommels en hoornaars


Dagkoekoeksbloem (Silene dioica)

Silene dioica 4, Dagkoekoeksbloem, Saxifraga-Willem van Kruijsbergen

Dagkoekoeksbloem is ook zo’n prachtige vaste plant die een plek in de volle zon verlangt (of halfschaduw), mits deze wel op een vochtige plek staat. Belangrijk is dus om ervoor te zorgen dat de grond niet uitdroogt.
Dagkoekoeksbloem wordt tot 80 centimeter hoog en bloeit van april tot en met oktober met grote roze bloemen, met vijf diep ingesneden kroonbladeren.

Bijen, hommels, dagvlinders en nachtvlinders vliegen op de bloemen van dagkoekoeksbloem. Hoewel de bloemen overdag open zijn vindt bestuiving voornamelijk plaats door nachtvlinders. Dagkoekoeksbloem is de waardplant voor de gewone Silene-uil, maar ook de koekoeksbloem-spanner is een nachtvlinder die veelvuldig gebruik maakt van de plant.
Dagkoekoeksbloem is via deze link biologisch te bestellen bij Vivara.

Grote centaurie (Centaurea scabiosa)

De grote centaurie is nog zo’n prachtige inheemse plant die het prima doet in de zon. De plant kan tot wel 1,25 meter hoog worden en kent een rijkelijke bloei. De grote rozepaarse bloemen verschijnen in mei aan de plant en blijven doorbloeien tot en met augustus.
Grote centaurie doet het beste op kalkhoudende tot kalkrijke bodems.

Centaurie planten zon

Grote centaurie is voor insecten ook een erg belangrijke plant. Er vliegen veel bijen op grote centaurie, zoals groefbijen en de pluimvoetbij. Verder maken ook hommels en vlinders veelal gebruik van de bloemen. Soorten die je kunt aantreffen op de grote centaurie zijn de distelvlinder, verschillende parelmoervlinders en hommels zoals akkerhommel, aardhommel en steenhommel.
Grote centaurie is via deze link biologisch te bestellen bij Vivara.

Wilde marjolein (Origanum vulgare)

Wilde marjolein planten volle zon

Een andere inheemse plant die in de volle zon gezet kan worden is wilde marjolein. Wilde marjolein wordt tot 60 centimeter groot en heeft een voorkeur voor kalkhoudende grond.
De roze bloemen geuren heerlijk en bloeien van juli tot september.
Wilde marjolein wordt veelal als specerij gebruikt in de Griekse en Italiaanse keuken en staat ook wel bekend als oregano.

Wilde marjolein is een ware insectenmagneet. Van allerlei soorten insecten komen er op af, zoals zweefvliegen, (solitaire) bijen, hommels en dagvlinders. Enkele soorten die vaak gezien worden op wilde marjolein zijn: honingbij, metselbij, stadsreus, dagpauwoog, atalanta en vele anderen.
Via deze link kun je biologisch gekweekte wilde marjolein bestellen (Vivara).

Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis)

Tot slot nog de grote pimpernel. Deze vaste land is vrij zeldzaam geworden in Nederland.
Grote pimpernel wordt tot 1 meter hoog, in sommige gevallen nog hoger, en bloeit met prachtige donkerrode bloemen. De bloeit begint in juni en loopt door tot en met september. Grote pimpernel verdraagt een plek in de volle zon, maar houdt wel van een wat vochtige bodem. Plant je hem dus in de volle zon dan moet je er wel voor zorgen dat de grond niet uitdroogt.

Grote pimpernel planten volle zon

Net zoals de overige inheems planten die besproken zijn in deze blog, is grote pimpernel ook een belangrijke plant voor een aantal insecten. Zweefvliegen, bijen, hommels en dagvlinders maken veelvuldig gebruik van de plant. Voor het pimpernelblauwtje en het donker pimpernelblauwtje is het zelfs de waardplant.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Halfganzen in Nederland – deel VII

Bergeenden

In deel VI van de blogserie eenden, ganzen en zwanen in Nederland zijn de eider, ijseend en zee-eenden besproken. In dit deel maken we de overgang van de eenden naar de ganzen en komen de halfganzen aan bod. Van deze bijzondere onderfamilie vinden we drie soorten in Nederland terug. In deze blog vertellen we er alles over.

Halfganzen

Halfganzen

Zoals al eerder in deze blogserie benoemd is er nog geen volledige overeenstemming gevonden over de taxonomische indeling van de eenden, ganzen en zwanen. Onder andere bij de indeling van de halfganzen is nog enige onduidelijkheid. In principe komen er in Nederland drie halfganzen voor: de bergeend, de casarca en de Nijlgans. De mandarijneend en de muskuseend hebben we eerder besproken bij de grondeleenden, maar zouden wellicht beter ook bij de halfganzen ingedeeld moeten worden. Het toont in ieder geval aan dat de grondeleenden en halfganzen nauw aan elkaar verbonden zijn.

Bergeend (Tadorna tadrona)
Casarca (Tadorna ferruginea)
Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)
Halfganzen in Nederland

Bergeend (Tadorna tadorna)

De eerste halfgans die we bespreken is de bergeend. Deze grote eendensoort (of kleine ganzensoort?) bereikt een lichaamslengte van 58 tot 67 centimeter en een spannwijdte van 110 tot 133 centimeter. Mannetjes en vrouwtjes hebben hetzelfde verenkleed; overwegend wit met zwarte accenten en een brede bruine baan over de borst. De kop en hals zijn donkergroen tot bijna zwart gekleurd. Ze hebben een felrode snavel. Bij de mannetjes zit hier nog een knobbel op, deze ontbreekt bij de vrouwen, waardoor ze goed van elkaar te onderscheiden zijn.

Bergeenden - halfganzen
Bergeenden hebben een mooi gevarieerd verenkleed en een felrode snavel
Roep bergeend (Xerno Canto – Albert Lastukhin)

Leefwijze en voedsel

Bergeenden vinden we in Nederland voornamelijk langs de kust in de duinen en in kwelders. In mindere mate komen ze ook in het binnenland voor, meestal dichtbij de grote rivieren. In de nazomer verzamelen zich grote groepen bergeenden in de Waddenzee, om daar met z’n allen te ruien. Doordat ze in deze periode niet, of niet goed kunnen vliegen zijn ze in een grote groep veiliger.

Voedsel vinden bergeenden vooral foeragerend in ondiep water op slikvelden en andere vlakten. Het grootste deel van het menu bestaat uit kleine ongewervelden, zoals slakken, kreeftjes, regenwormen en insecten. Daarnaast wordt soms ook plantaardig voedsel gegeten.


Lees ook: arenden in Nederland


Voorplanting en trekgedrag

Bergeenden broeden voornamelijk in oude konijnenholen of andere holtes. Er worden zo’n acht tot tien eieren gelegd, welke in 28 dagen worden uitgebroed. Het vrouwtje broedt de eieren uit, het mannetje staat buiten op de uitkijken. Omdat ze graag in konijnenholen broeden zijn de duinen in het Nederlandse landschap het meest geschikte broedgebied.

Er zijn in Nederland tussen de 5000 en 8000 broedparen. Dit aantal is redelijk stabiel. Omdat de konijnenpopulatie wel jaarlijks afneemt, zijn er minder holen om in te broeden en moeten bergeenden op zoek naar andere geschikte broedplekken. Ze broeden daardoor tegenwoordig ook in dichte vegetatie.

Na het broeden trekken bergeenden naar de Waddenzee, om daar in grote groepen veilig te ruien. Hier verblijven ze meestal gedurende de winter, om in het voorjaar weer terug te keren naar het broedgebied. In strenge winters trekken bergeenden nog wel eens zuidelijker.

Bergeenden maken gebruik van creches. Enkele tientallen jongen worden dan tijdelijk verzorgd door enkele volwassen dieren (Saxifraga - Piet Munsterman)
Bergeenden maken gebruik van creches. Enkele tientallen jongen worden dan tijdelijk verzorgd door enkele volwassen dieren (Saxifraga – Piet Munsterman)

Casarca (Tadorna ferruginea)

De tweede halfgans die we bespreken is de casarca. Deze opvallende eendensoort wordt iets groter dan de bergeend. Ze bereiken een lichaamslengte van 61 tot 67 centimeter en een spanwijdte van 121 tot 145 centimeter. Zowel de mannen als de vrouwen hebben een helder oranjebruin verenkleed. Ze hebben een roomkleurige kop en een zwarte snavel. Mannetjes hebben in het zomerkleed een zwarte halsring. Opvallend zijn verder nog de witte vlekken op de boven- en ondervleugels waardoor ze in vlucht goed opvallen.

Casarca
De casarca heeft een exotisch uiterlijk
Roep Casarca (Xeno Canto – Johannes Dag Mayer)

Leefwijze en voedsel

De casarca is vooral een soort van het zuiden van Europa, noordelijk Afrika en zuidelijk Azië. In Centraal- en West-Europa is er een populatie ontstaan, waarschijnlijk vanuit watervogelcollecties.

Het menu van casarca’s is hoofdzakelijk plantaardig. Ze eten op land gras en planten en onder water grondelen ze, net zoals grondeleenden dat doen, naar onder water planten.


Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Voortplanting en trekgedrag

Meestal worden er acht of negen eieren gelegd. Deze worden in ongeveer 28 dagen uitgebroed. In het oorspronkelijke leefgebied broeden ze in rotsholen of in boomholten. Hier worden ook boomholten gebruikt, maar soms wordt er ook gebroed in de oevervegetatie. In Nederland is het aantal broedparen beperkt tot enkele tientallen, dus vormt deze exoot (vooralsnog) geen problemen voor inheemse soorten.

De hoogste aantallen zijn in de zomer waar te nemen. Na het broeden verzamelen casarca’s zich (onder andere op het Eemmeer), om gezamenlijk te ruien. Na de rui trekken de casarca’s iets zuidelijker om te overwinteren. Uit onderzoek blijkt dat dit vooral in Zuid-Duitsland en Zwitserland is.

Casarca halfgans (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
De casarca’s die in Nederland leven overwinteren in Zuid-Duitsland en Zwitserland (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)

Tot slot nog een soort die zich, net als de casarca, ook heeft gevestigd in West-Europa vanuit watervogelcollecties. De ontwikkeling van deze populaties is echter in niets te vergelijken met die van de casarca’s. Nijlganzen hebben zich sinds 1967 dusdanig hard weten te ontwikkelen dat ze op de lijst van invasieve exoten terecht zijn gekomen en daardoor een bedreiging vormen voor inheemse soorten.

Nijlgans halfgans
Nijlganzen zijn met de donkere oogvlek onmiskenbaar (Saxifraga – Luuk Vermeer)

Nijlganzen zijn de grootste halfganzen in ons land, ze bereiken een lichaamslengte van 63 tot 73 centimeter en een spanwijdte van 134 tot 154 centimeter. Ze hebben een overwegend grijsbruin verenkleed, maar zijn overduidelijk te herkennen aan de donkere vlek rondom het oog en op de borst. Ze hebben zwarte vleugels met witte schouders en grote, roze poten.

Roep Nijlgans (Xeno Canto – Jorge Leitão)

Leefwijze en voedsel

De meeste nijlganzen zijn in het Westen en Noorden van ons land te vinden. Maar ook in het binnenland zijn nijlganzen te zien, vooral langs de grote rivieren. Verder kun je nijlganzen overal tegen komen waar water te vinden is.

Het menu van nijlganzen is hoofdzakelijk plantaardig. Op land eten ze bijvoorbeeld gras en planten. In het water zoeken ze ook naar plantaardig voedsel. Zowel oppervlakteplanten als onderwaterplanten worden gegeten.

Nijlgans halfganzen
Nijlgans in vlucht

Voortplanting en trekgedrag

Nijlganzen broeden in boomholten, onder struiken nabij water of in (oude) nesten van onder andere grauwe gans, reigers, ooievaars en buizerds. Ze zijn zeer fel in het verdedigen van hun eigen nesten, maar ook in het verdringen van andere soorten die al aan het broeden zijn. Dit is ook een van de hoofdredenen (naast het lange broedseizoen) dat de nijlgans zich zo explosief heeft ontwikkeld in West-Europa.

Meestal worden er 6 tot 9 eieren gelegd, welke in 28 tot 30 dagen worden uitgebroed. De meeste broedgevallen vinden plaats van april tot eind mei, maar buiten deze periode is zeker geen uitzondering. Nijlganzen kunnen vrijwel het gehele jaar broedend aangetroffen worden.

In West-Europa zijn nijlganzen standvogels. Na het broeden zwerven ze rond en hebben ze niet per see een vaste plek.


Lees ook: welke zeehonden leven er in Nederland?


De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – grondeleenden

Deel 3 – grondeleenden vervolg

Deel 4 – duikeenden

Deel 5 – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eider, ijseend en zee-eenden

Deel 7 – halfganzen

Deel 8 – zwarte ganzen

Deel 9 – grijze ganzen

Deel 10 – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Salamanders in de tuin

Salamander in tuin

Veel mensen hebben salamanders in de tuin. Deze inheemse dieren weten de tuin razendsnel te vinden wanneer hier een poeltje of vijver aanwezig is. Maar hoe komen deze amfibieën in de tuin? En welke soorten salamanders worden zoal in tuinen gezien? Hoe zorg je ervoor dat je tuin nog meer geschikt is voor salamanders? In deze blog gaan we er dieper op in.

Salamander in de tuin
Kleine watersalamander (Saxifraga-Henk Dekker)

Inhoudsopgave

Hoe komen salamanders in de tuin?

De salamanders die over het algemeen in tuinen worden aangetroffen zijn in Nederland watersalamanders. Dit betekent dat ze in de paartijd sterk gebonden zijn aan water. De eitjes worden in het water afgezet en de larve worden in het water geboren. Als volwassen exemplaren kunnen salamanders zich ook prima over land verplaatsen. Hierdoor zijn ze in staat om tussen verschillende poelen te migreren.

De afstand die salamanders afleggen om nieuwe poelen te koloniseren varieert en hangt af van een aantal factoren. Verschillende soorten leggen niet dezelfde afstanden af. Daarnaast bepalen de kwaliteit van het leefgebied en de bereikbaarheid van andere poelen hoever salamanders reizen. Bij de kamsalamander is het bekend dat ze een afstand van meer dan 1 kilometer tussen poelen kunnen overbruggen, al doen ze hier wel meerdere jaren over. Poelen die dichterbij liggen kunnen vaak al binnen één jaar bereikt worden.


Lees ook: salamanders in Nederland


Voor het leven van salamanders in tuinen is het belangrijk dat tuinen goed bereikbaar zijn. Tuinen moeten dus niet volledig afgesloten worden met betonnen of houten schuttingen, maar liever met groene hagen. Daarnaast moeten er in tuinen en in de openbare leefomgeving voldoende groen aanwezig zijn waarin salamanders zich kunnen verplaatsen.

Wat moet ik doen met een salamander in mijn tuin?

Het kan zijn, ook als je geen poel of vijver in je tuin hebt, dat je een salamander in je tuin of zelfs in huis vindt. Op het moment dat je een salamander in huis vindt is het belangrijk eerst je handen te wassen of handschoenen aan te doen, voordat je de salamander verplaatst. Salamanders ademen (onder andere) via de huid, dus kunnen schade oplopen door resten die aan je handen kleven van verzorgingsproducten, schoonmaakmiddelen, et cetera. Verplaatst salamanders alleen als het strikt noodzakelijk is (als ze bijvoorbeeld in huis zitten) en doe dit dan zo snel en efficient mogelijk. Salamanders zijn immers beschermd en vangen, vervoeren en verhandelen is verboden.

Zorg ervoor dat de salamander veilig is voor huisdieren zoals honden en katten. Salamanders leven zowel op het land als in het water, dus zorg voor een geschikt landhabitat als waterhabitat. Hoe je dat doet lees je verderop in de blog. Gebruik tot slot geen chemische bestrijdingsmiddelen voor onkruid, slakken of wat dan ook in je tuin. Salamanders zullen er als een van de eerste dieren last van hebben en vermoedelijk aan overlijden.


Lees ook: paddentrek


Welke salamander heb ik in mijn tuin?

De salamander die het meest voorkomt in tuinen is met stipt de kleine watersalamander. De kleine watersalamander komt in vrijwel heel Nederland voor en ze hebben geen hele grote poelen nodig als voortplantingsbiotoop. Dit zorgt ervoor dat kleine visvrije en visarme vijvers en poelen in tuinen al snel geschikt zijn voor de kleine watersalamander.

Lissotriton vulgaris 3, Kleine watersalamander, Saxifraga-Kees Marijnissen
Kleine watersalamander (Saxifraga-Kees Marijnissen)

Naast de kleine watersalamander worden alpenwatersalamander en kamsalamander ook wel eens in tuinen waargenomen, maar beduidend minder dan eerstgenoemde. Beide soorten komen echter niet in het gehele land voor en ze zijn ook wat veeleisender wat betreft voortplantings- en landbiotoop.

Hoe maak ik mijn tuin meer geschikt voor salamanders?

Zoals al eerder benoemd in deze blog leven salamanders zowel in het water als op het land. Wil je dus salamanders in je tuin dan zul je zowel een geschikt water- als landhabitat moeten creëren.

Waterhabitat

Als waterhabitat is het verstandig om een poel of vijver aan te leggen. Hierbij moet je op een aantal dingen letten. Allereerst is het belangrijk de poel visvrij te houden (of ten minste zo min mogelijk vis). Vissen eten namelijk de eitjes en larven van amfibieën, waardoor kikkers, padden en salamanders zich veel minder snel zullen vestigen in een visvijver. Daarnaast is het belangrijk dat de poel of vijver grotendeels in de zon ligt, er voldoende (inheemse) vijverplanten aanwezig zijn en de taluds/oevers niet te steil zijn, zodat salamanders gemakkelijk in en uit de poel of vijver kunnen. Voor meer tips lees onderstaande blog, daarin lees je precies hoe je een poel aanlegt in de tuin.


Lees ook: poel aanleggen in de tuin


Ben je iets minder handig, of heb je gewoon niet zoveel zin om alles zelf uit te zoeken? Dan kun je ook nog kiezen voor een Tuiny poel. Dit is een starterspakket waarmee je een inheemse poel van zo’n 2m2 aanlegt. Daarnaast zit er een aanleginstructie bij waarin stap voor stap uitgelegd staat hoe je dit aanpakt.

Landhabitat

Naast een poel of vijver is een geschikt landhabitat cruciaal voor salamanders. Dit kan op verschillende manieren gemaakt worden. Allereerst is het goed om wat inheemse, groenblijvende struikjes in de buurt van de poel te hebben. Verder is een stapeltje hout of een takkenril perfect voor salamanders om onder te schuilen en om onder te overwinteren. Ook het maken van een stapelmuurtje kan daarbij helpen.

Naast het aanleggen van een takkenril of een stapelmuurtje is het belangrijk om de tuin niet al te netjes op te ruimen. Zorg ervoor dat er altijd wat rommelhoekjes of een hoop afgevallen bladeren zijn. Dit zijn ideale schuilplaatsen voor salamanders en andere amfibieën. Tot slot willen we nog adviseren om geen gif te gebruiken, in de vorm van onkruidverdelger, muizen- en/of rattengif of slakken- of mierenpoeder. Salamanders ademen onder andere via de huid en zijn zeer gevoelig voor deze gifmiddelen. Ze zullen dan ook als een van de eerste dieren (vaak nog voor dat het ‘ongedierte’ er last van heeft) last ondervinden van deze middelen.


Lees ook: wat eten salamanders?


Akkervogels in Nederland

Veldleeuwerik 2

Nederland bestaat voor een groot deel uit agrarisch gebied. Van oudsher zijn veel vogelsoorten gebonden aan dit landschap, wat bestond uit kleinschalige bloeiende akkerpercelen omringd met heggen en houtsingels. Dit landschap is de laatste decennia sterk veranderd, waardoor veel akkervogels het zwaar hebben. In deze blog aandacht voor de akkervogels die we in Nederland kennen.

Omslagfoto: veldleeuwerik

Patrijs
De patrijs is misschien wel het bekendste voorbeeld van een akkervogel in nood

Inhoudsopgave

Wat zijn akkervogels?

Akkervogels zijn vogels die op of in de buurt van akkers broeden en daar ook hun voedsel vinden. Veelal broeden akkervogels op de grond, goed verscholen tussen de vegetatie of aan de voet van een haag. Akkervogels vinden voedsel in de vorm van granen en onkruidzaden, maar sommige soorten eten ook de insecten die op de bloemen afkomen. Er zijn ook een aantal roofvogels die in de akkers jagen op (zang)vogels en muizen.


Lees ook: de teloorgang van de zomertortel en de opkomst van de bijeneter


Akkervogels

De akkervogels zijn grofweg in te delen in de zangvogels, fazantachtigen, roofvogels & uilen en een overige categorie. Ieder met hun eigen levenswijze, op hun eigen plek in het akkerlandschap.

Zangvogels

Zoals in praktisch ieder biotoop zijn er zangvogels te vinden. De kleine, vlugge en luidruchtige vogels zorgen voor leven in de brouwerij. Binnen het akkerlandschap zijn er zangvogels die het kleinschalige landschap prefereren, maar ook soorten die houden van de open en weidse velden.

Zangers van het kleinschalige landschap

Een aantal zangvogels prefereren het kleinschalige landschap, waarin akker worden afgewisseld met landschapselementen zoals scheerheggen, struweelhagen en houtsingels. Kneuen leven in grote groepen en bewonen meidoornhagen en braamstruwelen. De ringmus voelt zich thuis in een kleinschalig landschap met akkers en bomen met holen, waarin ze kunnen broeden

Geelgorzen broeden in heggen en houtsingels en vinden voedsel (grotendeels zaden) op de akkers. Ook de grauwe gors kwam vroeger een stuk meer voor in Nederland, maar is tegenwoordig nog maar op enkele plekken te vinden in ons land.

Zangers van het open veld

Meer in het open terrein voelen andere zangvogels zich thuis. De bekendste hiervan is misschien wel de veldleeuwerik. Met zijn prachtige zang en sierlijke vlucht geven ze kleur aan het landschap. Helaas is de soort sinds de jaren ’70 met 95% afgenomen.

Ook kwikstaarten zijn bewoners van de open akkergebieden. De witte kwikstaart, gele kwikstaart en Engelse kwikstaart voelen zich thuis op de akkers. Ze broeden er veelal op de grond en struinen de akkers af op zoek naar insecten.

Gele kwikstaarten op de akkers
In Nederland komen verschillende soorten gele kwikstaarten voor. Twee daarvan zijn geregeld te vinden op akkers: de gele kwikstaart en de Engelse kwikstaart. De gele kwikstaart (man) heeft een gele keel en borst, en een prachtige blauwgrijze kop met een witte wenkbrauwstreep. De mannetjes van de Engelse kwikstaart hebben ook een gele keel en borst, maar een geelgroene kop.
De andere twee gele kwikstaarten zijn de grote gele kwikstaart en de Noordse kwikstaart. De grote gele kwikstaart leeft voornamelijk langs stromende beken en de Noordse kwikstaarten is enkel in ons land te bewonderen als doortrekker.

Wintervoedsel

Dan zijn er nog een aantal zangvogels die akkers gebruiken om in de winter voldoende voedsel te vinden. Op speciaal ingerichte akkers vinden soorten zoals graspiepers, groenlingen, vinken, en distelvinken in de winter voedsel in de vorm van zaden van granen, kruiden en grassen. Cruciaal voor deze soorten om de winter door te komen.

Fazantachtigen

Dan zijn er nog een aantal typische akkervogels die behoren tot de fazantachtigen. Drie soorten behorend tot deze familie komen voor in de Nederlandse akkers: de kwartel, de patrijs en de fazant. Deze grondbroedende vogels leggen over het algemeen veel eieren (meer dan 10 is vrij normaal) en voeden zich met zaden van grassen, onkruiden en granen en met insecten.

De kwartel is de kleinste van het stel. Ze hebben een donkerbruin verenkleed met lichtgele strepen. Maar zien doe je ze niet snel, je zult ze eerder horen. Het bekende kwik-me-dit, kwik-me-dat geluid is vooral op zomeravonden goed te horen in graanvelden.

De patrijs is een stukje groter dan de kwartel. Het is misschien wel hét bekendste voorbeeld van vogelsoorten die drastisch te leiden hebben gehad onder de intensivering van de landbouw. De populatie is sinds de jaren ’70 met 95%(!) afgenomen. De eens zo normale broedvogel is nu bijna een zeldzaamheid geworden.

Tot slot nog de fazant. Deze kleurrijke verschijning komt hier van origine niet voor maar is in het verleden (en nu nog steeds, maar dan illegaal) uitgezet als jachtwild. Fazanten zijn in Nederland het hele jaar door op akkerland te zien, het zijn standvogels.


Lees ook: Kraaien in Nederland – deel I


Roofvogels & uilen

Een van de kleinste roofvogels die je boven een akker zult zien is de torenvalk. Deze valk hangt vaak biddend boven een akker of grasland, op zoek naar veldmuizen. Torenvalken hebben een roodbruine rug. Het mannetje heeft een grijze kop en staart. Vrouwtjes zijn minder opvallend bruin en hebben een gebandeerde staart.

Daarnaast zijn er nog de slanke en elegante kiekendieven die graag gebruik maken van akkers. De grauwe kiekendief broedt nog met enkele tientallen, vooral in de provincie Groningen. Hier broeden ze vooral in graan- en luzerneakkers. Met de blauwe kiekendief is het minder goed gesteld in ons land. Deze is namelijk bijna uitgestorven als broedvogel in Nederland. Tot slot is er zo nu en dan nog een dwaalgast in de akkers in Nederland ontdekt: de steppekiekendief. Deze mysterieuze vogel van de steppes in Rusland is echter voor het eerst in 2017 tot broeden gekomen in Nederland, ergens in (wederom) Groningen.

Uilen

Dan zijn er ook nog een aantal uilen die gebruik maken van het (half)open akkerlandschap. Het kleinste uitlje van Nederland, de steenuil, is een typisch voorbeeld van kleinschalig agrarisch cultuurlandschap. Ook de ransuil en kerkuil maken gebruik van het open akkerveld om op muizen te jagen. Ransuilen broeden in bomen, kerkuilen broeden vaak ook op (boeren)erven in schuren.

Tot slot komt ook de velduil voor in het akkerlandschap. Wanneer de omstandigheden gunstig genoeg zijn kunnen ze er zelfs soms broeden. Het nest maken ze op de grond. Het zijn geen echte trekvogels, maar verplaatsen zich naar waar de omstandigheden het beste zijn.

Overige akkervogels

Dan zijn er nog een aantal akkervogels die niet in bovenstaande groepen in te delen zijn. Sommige soorten zijn typische akkervogels, andere komen naast het akkerlandschap ook nog in andere biotopen voor.

De zomertortel, een duivensoort die zich thuis voelt in het kleinschalige agrarische landschap. Helaas is de soort sterk afgenomen, onder andere door jacht in Zuid-Europa en de schaalvergroting in de landbouw. Een andere bijzondere akkervogel is de kwartelkoning. Kwartelkoningen laten zich lastig zien, een belangrijk aspect van het leefgebied is dan ook voldoende dekking. Mannetjes maken in het voorjaar een kenmerkend crex-crex geluid, dat tot ver te horen is.

Tot slot zijn er nog twee soorten die normaliter eerder tot de weidevogels worden gerekend, maar toch ook regelmatig op bouwland te vinden zijn. Dit geldt zowel voor de scholekster als voor de kievit. Beide soorten profiteren van het open land en de afwisseling van gras- en bouwland.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Natuurtuin in ontwikkeling – Deel VII

Knotwilgen (De Natuur van hier)

Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie. In deel zeven bespreken we het groeiseizoen van 2024.

5 mei 2024 – 1 december 2024

Poel (De Natuur van hier)
De poel ruim een halfjaar na aanleg (De Natuur van hier)

Lente en zomer

Meteen na het publiceren van Natuurtuin in ontwikkeling – Deel VI, kregen we enkele menselijke bezoekers in onze tuin. Podcastmakers Tjif & Tjaf kampeerden in onze tuin. Twee dagen namen we samen enkele podcastaflevering op in de omgeving, op zoek naar de bijzondere zomertortel en bijeneter én verkenden we het Kempen~Broek.

Niet veel later vond er nog een bijzonder tafereel plaats in onze tuin. In onze poel specifieker gezegd. Hier veranderde namelijk een larve van de grote keizerlibel, een van de grootste libellen in ons land, in een volwassen exemplaar. Dit uitsluipen (het ondergaan van een onvolledige gedaanteverwisseling) hebben we weten vast te leggen. Het hele proces nam ruim één uur in beslag.

Beheer van de natuurtuin

Gedurende de lente en zomer heeft er weinig beheer plaatsgevonden in de natuurtuin. Enkel om het gras te beheren zijn werkzaamheden uitgevoerd. Het plan is om het grasland drie keer per jaar te maaien: de eerste keer rond half/eind mei, de tweede keer begin juli en de laatste maaibeurt begin november, aan het einde van het groeisezoen.

Het gras wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Dit zorgt ervoor dat de voedselrijkdom van het grasland afneemt. Hierdoor worden grassen minder dominant en komt er meer plaats voor kruidachtige planten. Bloeiende planten trekken op hun beurt weer insecten aan en insecten trekken weer vogels aan. Het totaalplaatje zorgt voor een kleurrijk grasland met een hoge biodiversiteit. Het beheerplan past daarnaast ook binnen de criteria van een onverwachte, maar zeer aangename (én zeldzame) gast in onze tuin.


Lees ook: wat is het verschil tussen juffers en libellen?


Herfst

Toen we in het najaar namelijk de laatste maaironde uit aan het voeren waren, zagen we (gelukkig op tijd) een felgroen kikkertje in het hoge gras zitten. Dit kon natuurlijk niets anders zijn dan een heuse boomkikker! We wisten dat deze zeldzame amfibieën in de nabij gelegen natuurgebieden te vinden waren, maar hadden absoluut niet verwacht er zo snel een in onze eigen natuurtuin tegen te komen. Zeker niet omdat er (nog) geen geschikt voortplantingswater aanwezig is.

Boomkikker (de Natuur van hier)
De prachtige boomkikker, verscholen in het groene gras (de Natuur van hier)

We hopen in de toekomst de natuurtuin verder geschikt te maken voor de boomkikker. Een struweel, gemengde haag en braamstruiken zijn al aangeplant. We zijn nog van plan een grote poel aan te leggen, die voldoet aan de specifieke eisen die boomkikkers daaraan stellen. Wellicht kan deze poel in de toekomst dan een belangrijk voortplantingshabitat vormen voor boomkikkers in de regio.

Zoogdieren

Tijdens een maaibeurt in het voorjaar kwamen we een ander dier tegen dat zich schuil hield in het hoge gras. Het was een jonge haas die we vonden. De haas was nog erg jong, hoogstens een aantal weken oud. Het stuk waar de jonge haas zat hebben we met rust gelaten.


Lees ook: wat is het verschil tussen een haas en een konijn?


Sinds de herfst zijn intrede heeft gedaan zien we steeds vaker een vrij jonge haas in onze tuin, druk knabbelend aan het hoge gras en de afgevallen bladeren. De witte vlek op zijn hoofd (zie onderstaande foto) verraadt dat het om een jonge haas gaat. We hebben sterke vermoedens dat de jonge haas die we in het voorjaar vonden dezelfde is als de iets grotere (maar nog steeds jonge) haas die we de afgelopen weken zien. Het gefaseerd maaien blijkt hoe dan ook een positieve ontwikkeling te hebben op de hazen in onze natuurtuin.

Haas (de Natuur van hier)
De witte vlek tussen het oog en de neus verraadt dat het om een jonge haas gaat (de Natuur van hier)

Steenmarter

Sinds enkele weken hebben we ook nog bezoek van een ander zoogdier, de steenmarter. De eerste keer zagen we deze marterachtige met de wildcamera, in de buurt van de kerkuilenkast. Zo’n twee weken later kwam de steenmarter op een koude zondagochtend onder de auto vandaan toen we deze startten. Om schade te voorkomen gaan we maatregelen treffen zodat deze niet meer onder de auto’s kan en ook niet in de nestkast van de kerkuil kan. Daarnaast gaan we ergens achterin de tuin een plek maken waar de marter kan schuilen. Dit kan heel simpel door een rommelhoek te maken met daarop een stuk golfplaat. Hierdoor kan de steenmarter droog en ongestoord rusten en is de kans dat deze onder de auto of zelfs in huis (spouwmuren) gaat rusten een stuk kleiner.

Vogels

Ook bij de vogels was het alles behalve rustig. De buizerds hebben weer gebroed op hetzelfde nest als vorig jaar, in de bosrand bij het kasteel. Gedurende het seizoen hebben we ze van heel dichtbij kunnen waarnemen. Roepend vanaf het nest, majestueus in de lucht en in een immer durend conflict met de zwarte kraaien.

Daarnaast liet een kleine rover zich ook vaak zien, de torenvalk. Laag hangend boven het grasland op zoek naar veldmuizen en soms druk roepend in de lucht. De steenuil horen we de afgelopen maand ook meerdere keren roepen tijdens de schemering en vlak daarna. Ook de kerkuil is sinds een maand weer vaste gast. Hij (of zij?) gebruikt de nestkast overdag weer als rustplaats, net zoals vorig jaar.

Inmiddels hebben de boerenzwaluwen, kwikstaarten en roodstaarten plaats gemaakt voor de gaaien, kauwen, roeken en staartmezen. De gaaien, kauwen en roeken komen naar onze tuin voor de wal- en hazelnoten. De staartmezen trekken in groepjes door de hoge bomen. Daarnaast zien we de merel, zowel man als vrouw, regelmatig vanuit de nabij gelegen boomgaard en struweelhaag naar onze taxus vliegen, waar ze zich te goed aan de bessen.

Uitzicht (De Natuur van hier)
Uitzicht vanuit de tuin, op een mistige herfstochtend(De Natuur van hier)

Resultaten

In totaal hebben we nu 469 soorten organismen waargenomen in onze natuurtuin. Ruim 21% hiervan zijn planten, ruim 15% nachtvlinders en micro’s en 12% vogels. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode zijn: de grijze wespenboktor (zeldzaam), grauwe spaandermot (zeldzaam), de roestbruine kniptor (zeldzaam) en de boomkikker (zeldzaam).

Natuurtuin december 2024 (De Natuur van hier)
Natuurtuin overzicht, december 2024 (De Natuur van hier)

Lees ook: gele vlinders herkennen


Marker Wadden reisgids

Markerwadden (De Natuur van hier)

In Marker Wadden vind je een van de nieuwste stukjes Nederland. Deze archipel is volledig door de mens aangelegd met als doel natuurherstel in het Markermeer. Op deze eilanden krijgt de natuur een kans om weer op te veren. Eén van de eilanden is te bezoeken, in deze blog bespreken we alles wat je hierover moet weten. Lees dus gauw verder, zodat je voorbereid op pad gaat!

Visdief (De Natuur van hier)
Marker Wadden is een walhalla voor vogels, zoals deze visdief (De Natuur van hier)

Inhoudsopgave

Oorsprong en ligging

Voor het ontstaan van de Marker Wadden moeten we een tijdje terug in de tijd, voordat er überhaupt sprake was van zoiets als Marker Wadden. Toen in 1932 de werkzaamheden aan de Afsluitdijk werden voltooid, veranderde de Zuiderzee in de Waddenzee en het IJsselmeer. In 1976 ontstond uiteindelijk het Markermeer, toen de Houtribdijk voltooid werd.

In 2016 werd er gestart met het realiseren van vijf eilanden, in het noordoosten van het Markermeer. De eerste vijf eilanden werden in 2021 opgeleverd, waarna er nog twee extra eilanden in 2023 werden opgeleverd. In totaal omvat het hele gebied zo’n 1300 hectare aan onder- en bovenwaternatuur. Het doel is om een natuur- en recreatiegebied van 10.000 hectare te creëren. Er worden eilanden aangelegd, onder water worden er paaiplaatsen voor vissen gecreëerd en er komen watergeulen en slenken in het gebied. Hiermee moet de biodiversiteit in het gebied enorm toenemen.

Nationaal Park Nieuw Land

Natuurmonumenten werkt hier samen met Rijkswaterstaat en Boskalis aan natuurherstel. De eilanden worden aangelegd met zand, klei en slib uit het Markermeer. Om de eilanden te beschermen tegen storm en water is vanuit het voorste eiland een dijk getrokken richting het oosten. Dit zorgt ervoor dat de achtergelegen eilanden in de luwte liggen.

Artistieke indruk van Markerwadden (Natuurmonumenten)
Artistieke indruk van Marker Wadden (Natuurmonumenten)

Samen met de Oostvaardersplassen en Lepelaarsplassen behoren de Marker Wadden tot het Nationaal Park Nieuw Land, wat een totale oppervlakte heeft van zo’n 29.000 hectare. Zoals de naam al zegt is dit het jongste Nationale Park van Nederland.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Een bezoek aan Marker Wadden

Het hoofdeiland is het enige eiland dat op Marker Wadden te bezoeken is. De overige eilanden zijn volledig voor de natuur en enkel te bezoeken door onderzoekers. Op het hoofdeiland, wat ongeveer 250 hectare groot is, bevindt zich een haven, strand, bezoekerscentrum (volledig zelfvoorzienend) en is er nog veel meer te vinden.

Boot Markerwadden (De Natuur van hier)
De boot van Natuurmonumenten brengt je naar Marker Wadden (De Natuur van hier)

Haven en strand

Het hoofdeiland is ook het enige eiland met een haven. In de haven komt de boot van Natuurmonumenten aan om bezoekers over te brengen. Daarnaast is er ook ruimte voor zo’n 60 boten om aan te meren. Vlakbij het strand is een recreatiestrand van circa 700 meter lang te vinden.

De natuur ontdekken

Marker Wadden is een perfecte plek voor vogelaars en natuurliefhebbers. In totaal zijn er al 140 vogelsoorten waargenomen. Daarnaast zijn er ruim 190 soorten insecten en zijn er 19 vissoorten waargenomen.

Marker Wadden steltlopers
Veel steltlopers vinden in de Marker Wadden een belangrijk foerageergebied (De Natuur van hier)

Op het eiland is twaalf kilometer aan wandelpad door de nieuwe natuur te vinden. Tijdens deze wandeling door een afwisselend landschap van moerasvegetaties en pioniersvegetaties vliegen de vogels je om de oren. Zwermen oeverzwaluwen, visdieven en diverse soorten meeuwen vliegen op en af. Steltlopers zoals tureluurs, kemphanen en bontbekplevieren trippelen door het ondiepe water op zoek naar voedsel en eenden, ganzen en zwanen dobberen op het water. Onderweg zijn er drie vogelkijkhutten en diverse kijkschermen te vinden om ongezien de vogels goed te bekijken.

Verrekijker
Onmisbaar tijdens het bezoek aan Marker Wadden is een verrekijker. Een verrekijker zorgt ervoor dat je de vogels veel beter kunt bekijken en de specifieke kenmerken kunt zien van de verschillende soorten. Persoonlijk hebben we goede ervaringen met het merk Vortex. Voor een betaalbare prijs krijg je een kwalitatief goede verrekijker. Bekijk hier het assortiment op bol.com.


Lees ook: Teutoburgerwoud wandelvakantie


Slapen op Marker Wadden

Ook is het mogelijk om te blijven slapen op het hoofdeiland. Natuurmonumenten heeft in samenwerking met Landal enkele natuurhuisjes weten te realiseren. Dit geeft je de mogelijkheid om in alle rust te genieten van de natuur in de ochtend en avonduren (vanuit de nederzetting).

Marker Wadden
Marker Wadden, nieuwe natuur in ontwikkeling

Veelgestelde vragen

Wat is er te doen op Marker Wadden?

Marker Wadden is een nieuw gecreëerde groep natuureilanden. Het hoofdeiland is te bezoeken. Op het eiland is twaalf kilometer aan wandelpad te vinden en diverse vogelkijkhutten. Een waar paradijs voor vogelaars en natuurliefhebbers.

Mag ik met een eigen boot naar Marker Wadden?

Ja, je kunt met een eigen boot naar Marker Wadden. De natuurhaven is tegen betaling beschikbaar en je kunt er zowel overdag als ’s nachts verblijven met de boot (verschillende tarieven). Houdt er rekening mee dat het een natuurhaven is en daardoor minder voorzieningen heeft. Klik hier voor meer informatie.

Mag ik mijn hond meenemen naar Marker Wadden?

Een hond meenemen naar Marker Wadden is enkel mogelijk als je met eigen boot komt. Via de veerdienst is het niet toegestaan. Als je een hond meeneemt naar Marker Wadden is het belangrijk dat deze aangelijnd is en enkel rondom de haven wordt uitgelaten. Op de rest van het eiland zijn honden niet toegestaan, om broedvogels rust te bieden.

Kan ik blijven slapen op Marker Wadden?

Ja, je kunt blijven slapen op Marker Wadden. Natuurmonumenten heeft samen met Landal enkele natuurhuisjes gerealiseerd. Ook met de boot kun je ’s nachts om Marker Wadden verblijven. Na zonsondergang is het echter niet toegestaan om de nederzetting en haven te verlaten.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Eider, ijseend en zee-eenden in Nederland – deel VI

Eider

In deel V van de serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland werden de stekelstaarten, brilduikers en zaagbekken besproken. In deel VI worden de eider, ijseend en zee-eenden besproken. Allereerst worden de broedende soort(en) besproken, vervolgens de soorten die ons land af en toe bezoeken.

Zee-eenden en consorten

De eendensoorten die in deze blog worden besproken horen, samen met de brilduiker en zaagbekken uit de vorige blog in deze reeks, tot de onderfamilie Merginae. Deze soorten zijn voornamelijk op, of in de buurt van zee te vinden. Het zijn grote eendensoorten, welke voornamelijk dierlijk voedsel eten. Ze hebben daarom ook een grote en krachtige snavel.

De eider behoort tot het geslacht Somateria, samen met de brileider en koningseider, welke niet in Nederland voorkomen (al wordt de koningseider heel soms gezien als dwaalgast en is de brileider recentelijk voor het eerst in Nederland waargenomen). De ijseend behoort tot een monotypisch geslacht, wat betekent dat het de enige soort binnen het geslacht is. De zee-eenden behoren tot het geslacht Melanitta, die zes soorten telt. Niet alle soorten hiervan komen voor in Nederland.

Koningseider
De koningseider is een voorbeeld van een prachtige dwaalgast die hier maar enkele keren gezien is
Eider (Somateria mollissima)IJseend (Clangula hyemalis)
Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)Grote zee-eend (Melanitta fusca)
De te bespreken eenden in deze blog

Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Eider (Somateria mollissima)

De eerste eend die we bespreken is de eider, ofwel eidereend. Dit zijn grote eenden die een lichaamslengte van 50 tot 71 centimeter bereiken en een spanwijdte van 95 tot 105 centimeter. Het is daarmee een van de grootste eenden van Europa. Mannetjes hebben een zwart-wit verenkleed, met een groenige vlek in de nek een rozige buik. Vrouwtjes zijn overwegend bruin gekleurd. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een grote, driehoekige snavel. Eiders staan ook wel bekend om hun dons, wat wordt gezien als het zachtste dons ter wereld.

Eider
Het mannetje eider heeft een zwart-wit verenkleed met een olijfgroene vlek in de nek

Leefwijze en voedsel

Eiders leven hoofdzakelijk langs de kust, in zout water. Het zijn enorm goede vliegers en kunnen snelheden tot wel 113km/u bereiken. In Nederland zien we de eider voornamelijk in het Waddengebied.

Het voedsel is hoofdzakelijk dierlijk. Weekdieren zoals mossels, kokkels en krabben, maar ook kreeftachtigen worden gegeten. Deze worden in zijn geheel doorgeslikt, waarna de sterke maag ervoor zorgt dat de harde schelpen van schelpdieren verteert worden. Bij krabben worden eerst de scharen en dergelijke verwijderd, waarna het lichaam als geheel wordt doorgeslikt.

Voortplanting en trekgedrag

De eerste broedende eider in Nederland werd ontdekt op Vlieland in 1906. Sinds die tijd zijn de aantallen flink toegenomen, maar recentelijk ook weer afgenomen. Het vrouwtje gebruikt het dons van de borst (hier zit het zachtste dons) voor de nestbouw. Na zo’n 25 dagen komen de eieren (meestal 4 tot 6) uit. De jongen zijn na ruim twee maanden vliegvlug

Eiders zijn geen lange afstandstrekkers. In de koudere maanden zakken ze wat af langs de kust, tot in Zuid-Frankrijk. In de winter hebben we in Nederland overwinteraars van vogels die meer noordelijk broeden.

IJseend (Clangula hyemalis)

Een van de mooiste eenden die je in ons land kunt treffen (als je geluk hebt) is de ijseend. Deze eend komt hier voornamelijk als wintergast voor, maar is één keer tot broeden gekomen. IJseenden bereiken een lichaamslengte van 40 tot 47 centimeter en een spanwijdte van 73 tot 79 centimeter.

Het zijn dus relatief kleine zee-eenden. Het mannetje valt het meeste op, met zijn verlengde staartpennen die wel dertien centimeter lang kunnen worden! In zomerkleed hebben mannetjes een zwarte kop en borst en is de rest van het lichaam bruin, zwart en wit gekleurd. In de winter is het verenkleed van de man overwegend wit, met zwarte tekening. Het vrouwtje is wat meer bruinig gekleurd. In zomerkleed heeft het vrouwtje een donkere, bruine kop. In de winter is deze meer wit van kleur, vooral rondom het oog.

IJseend (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
IJseenden zijn een van de fraaiste eendensoorten. Hier een mannetje in winterkleed (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Leefwijze en voedsel

Zoals gezegd zijn het in ons land voornamelijk wintergasten. Ze overwinteren dan veelal op zee, maar ook soms in diepere zoute of brakke wateren. In het broedgebied leven ze vooral op het toendralandschap en worden ze ook gezien in bergmeren.

Het menu van ijseenden is hoofdzakelijk dierlijk. Vissen, schelpdieren, garnalen en (water)insecten worden veel gevangen. IJseenden kunnen diep duiken om aan het voedsel te komen. Soms wordt ook plantaardig materiaal gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

In de regel broeden ijseenden dus veel noordelijker dan Nederland. Op de arctische toendra’s broeden ze in paartjes of in groepen. In Nederland heeft een paartje ijseenden voor het eerst gebroed in 2019, in Marker Wadden. Hoog uitzonderlijk, want het is tot nu toe ook bij dit ene broedgeval gebleven.

In oktober vliegen ijseenden van het broedgebied naar de meer zuidelijk gelegen overwinteringsplaatsen. Hieronder valt ook Nederland, al is dit zeker niet de meeste bezochte overwinteringsplek. De meeste ijseenden overwinteren op de Oostzee.

Doortrekkers, wintergasten en dwaalgasten

De resterende eenden in deze blog broeden allen niet in ons land, maar zijn hier enkel als doortrekker, wintergast of dwaalgast aanwezig.

Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)

De zwarte zee-eend bereikt een lichaamslengte van 44 tot 54 centimeter, met een spanwijdte van 79 tot 90 centimeter. Mannetjes zwarte zee-eenden zijn volledig zwart, enkel de vleugelpunten zijn iets minder zwart en neigen naar donkergrijs. De bovenkant van de snavel is geel. Het vrouwtje is bruin van kleur, de bovenkant van de kop is donker en ze hebben licht gekleurde wangen. De snavel is donker van kleur. Beide geslachten hebben een puntige staart.

Zwarte zee-eend (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
Mannetje zwarte zee-eend (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Leefwijze en voedsel

Zwarte zee-eenden zien we hier in Nederland bijna uitsluitend op zout water, maar in het broedgebied broeden ze op zoetwatermeren en langzaam stromende rivieren. Het broedgebied van deze soort bevindt zich in het hoge noorden, onder andere in Rusland en het noorden van Scandinavië.

De zwarte zee-eend zien we in Nederland vooral als doortrekker en wintergast. In het verleden waren de aantallen wintergasten aan de Nederlandse Noordzeekust veel hoger dan tegenwoordig. Vermoedelijk heeft dit te maken met de overbevissing die plaatsvindt in de Noordzee.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Zwarte zee-eenden eten voornamelijk schelpdieren. Dit wordt verder aangevuld met kreeftachtigen. Wanneer ze op zoet water verblijven eten ze ook insecten, kleine vis en soms zelfs plantaardig materiaal. Het zijn zeer goede duikers, welke tot 30 meter diep kunnen duiken om bij de schelpdieren te komen.

Grote zee-eend (Melanitta fusca)

De laatste zee-eend die hier met enige regelmaat voorkomt is de grote zee-eend. De grote zee-eend wordt 51 tot 58 centimeter groot, met een spanwijdte van 86 tot 99 centimeter. Ze lijken veel op de zwarte zee-eend, maar hebben meer wit in het verenkleed. Ze hebben een witte achtervleugel, welke heel goed opvalt in vlucht en een kleine witte vlek onder het oog. De bovenzijde van de snavel is geel. Het vrouwtje is niet zwart, maar donkerbruin. Verder heeft het vrouwtje wel dezelfde witte delen in het kleed als de man. Grote zee-eenden zijn in Nederland vaak samen te zien met zwarte zee-eenden.

Zwarte zee-eend (Saxifraga - Tom Heijnen)
Grote zee-eenden zijn uitstekende duikers (Saxifraga – Tom Heijnen)

Leefwijze en voedsel

De grote zee-eend komt hier voor als wintergast en doortrekker. Broeden doen ze meer noordelijk. Hier broeden ze op zoewaterplassen. In Nederland verblijven ze vaak op zee, in de buurt van de kust. Het zijn zeer goede duikers, welke tot wel 40 meter diep kunnen duiken voor voedsel.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit schelpdieren, zoals mosselen. Daarnaast worden ook kreeftachtigen en soms kleine vis gegeten. In het broedgebied staan ook insecten en plantaardig materiaal op het menu.

Het aantal overwinteraars is de laatste jaren afgenomen. Waarschijnlijk om dezelfde reden als bij de zwarte zee-eend: overbevissing in de Noordzee.

Dwaalgasten

Tot slot benoemen we nog een paar dwaalgasten die wel eens zijn waargenomen in Nederland. Allereerst de koningseider (Somateria spectabilis), waarvan eerder in de blog al een afbeelding voorbij kwam. Het leven van deze prachtige eendensoort is vooral verbonden aan de arctische kusten van Noord-Europa, Noord-Amerika en Noord-Azië. Een enkele keer duikt er een koningseider op voor de kust van Nederland. In januari (2025) werd in Nederland zelfs voor het eerst een brileider (Somateria fischeri) waargenomen. Deze fotogenieke soort houdt zich normaliter veel noordelijker op en is pas een aantal keren waargenomen in Europa.

Tot slot zijn er enkele meldingen bekend van de Amerikaanse zee-eend (Melanitta americana) voor de kust van Nederland. Deze zee-eend komt eigenlijk voor in Alaska en Canada, maar het komt dus wel eens voor dat een individu de tocht over de oceaan weet te volbrengen. Erg uitzonderlijk dus!

De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – grondeleenden

Deel 3 – grondeleenden vervolg

Deel 4 – duikeenden

Deel 5 – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eider, ijseend en zee-eenden

Deel 7 – halfganzen

Deel 8 – zwarte ganzen

Deel 9 – grijze ganzen

Deel 10 – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!