Buizerd, sperwer en havik – Roofvogels in Nederland – deel II

buizerds en haviken in Nederland

In het eerste deel van de blogserie roofvogels in Nederland hebben we gezien wat roofvogels precies zijn en welke soorten er in Nederland voorkomen. In het tweede deel gaan we dieper in op de eerste soorten: de buizerd, sperwer en havik. We bespreken de kenmerken, voedsel, leefwijze, voortplanting en trekgedrag van iedere soort. Tot slot kom er ook nog een wintergast aan bod. Lees dus snel verder!

Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)
Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)

Inhoudsopgave

Buizerd (Buteo buteo)

We starten de lijst met de meest algemene roofvogel van ons land, de buizerd. Buizerds zijn middelgrote tot grote roofvogels en kunnen een lichaamslengte van 40 tot 52 centimeter bereiken en een spanwijdte van 109 tot 136 centimeter. Vrouwtjes worden wat groter dan mannetjes. Buizerds hebben een variërend verenkleed. Van heel licht (bijna volledig wit) tot heel donker(bruin) komt voor. In vlucht zijn ze goed te herkennen: enkele vleugelslagen, waarna ze kort zweven en dan weer een paar vleugelslagen doen. Het is een forse, brede roofvogel, met lange, brede vleugels en een korte, brede staart. In vlucht is een ondiepe V-vorm in de vleugels op te merken.

Buizerd
De buizerd is de meest voorkomende roofvogel in Nederland én in Europa

Leefwijze en voedsel

Waar voorheen buizerds in ons land bijna alleen maar in bosrijke gebieden voorkwamen, hebben ze zich tegenwoordig ook weten te verspreiden naar andere leefgebieden. Ze leven (en broeden) tegenwoordig ook in bosranden, kleine bosjes, cultuurlandschap, heidegebieden duinen met struweel en bomen. Ze worden zelfs steeds vaker in en aan de randen van steden waargenomen.

Buizerds zijn echte opportunisten als het op voedsel aankomt. Hierdoor hebben ze zich ook breed weten te verspreiden in Europa. Ze eten wat in het leefgebied voor handen is. Kleine zoogdieren zoals muizen en jonge konijnen, maar ook vogels en amfibieën staan op het menu. Verder worden er ook regenwormen en insecten gegeten. Ook eten ze soms aas.

Voortplanting en trekgedrag

Buizerds maken een groot nest. Ze gebruiken daarnaast ook oude nesten van andere roofvogels. Ze hebben in hun territorium vaak meerdere nesten en wisselen per jaar nog wel eens van nest. Meestal worden er twee tot vier eieren gelegd, in de periode april-mei. Na meer dan een maand broeden komen de jongen uit het ei. Na een kleine twee maanden vliegen de jongen uit, maar worden dan nog zes á zeven weken bijgevoerd door de ouders.

Als broedvogels is de buizerd de laatste decennia flink toegenomen. Dit komt met name door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen in de jaren ’70. Als overwinteraar neemt de buizerd echter licht af.

In Nederland zijn buizerds hoofdzakelijk standvogels, maar Scandinavische exemplaren zijn wel trekvogels. In de winter worden ‘onze’ buizerds dan ook vergezeld door Scandinavische vogels.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Sperwer (Accipiter nisus)

Een andere roofvogel die je jaarrond in Nederland kunt aantreffen is de sperwer. Deze kleine roofvogel kan een lichaamslengte bereiken tussen de 28 en 40 centimeter en een spanwijdte van 56 tot 78 centimeter. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes.

Opvallend zijn de gele iris en de gele poten van de sperwer. Verenkleed is aan de onderzijde lichtgekleurd en de bovenzijde donker. Bij mannetjes is de bovenzijde meer grijsachtig, bij vrouwtjes en juveniele dieren is het meer bruin. Sperwers hebben een gebandeerde staart en ook de onderzijde van het lichaam is gebandeerd. Verder zijn de brede vleugels opvallend en de grote, hoekige staart.

Sperwer (shutterstock)
De sperwer is een van de kleinere roofvogels in ons land. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

De sperwer heeft zich in Nederland wijd verspreid en komt bijna overal waar bomen staan voor. Open bossen zijn favoriet, maar ze komen ook voor in het halfopen landschapen soms in tuinen en parken. Vooral in de winter zijn sperwers in tuinen te zien, ze jagen dan rondom de voedertafels.

Ze eten namelijk voornamelijk zangvogels. Mezen, zoals pimpelmees en koolmees, huismussen en vinken worden gegrepen. Het grotere vrouwtje vangt daarnaast ook spreeuwen, lijsters en tortels.

Voortplanting en trekgedrag

Sperwers bouwen ieder jaar een nieuw nest, waarin ze twee tot zes eieren leggen. Het nest wordt meestal gebouwd in een boom, soms in een struik. Na 32 tot 34 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine maand vliegvlug.

Nederlandse vogels zijn hoofdzakelijk standvogels. In de winter zijn er ook exemplaren uit Scandinavië en Rusland in ons land te vinden. Sinds de jaren ’70 is de sperwer in Nederland toegenomen, voornamelijk door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen. De laatste jaren is er echter weer een afname zichtbaar.


Lees ook: Marters in Nederland


Havik (Astur gentilis)

Dan zijn we aangekomen bij de havik. Deze middelgrote tot grote roofvogel lijkt veel op de sperwer, maar is groter en hebben een wat verder uitstekende kop. Het vrouwtje wordt een stuk groter dan het mannetje. Ze kunnen een lichaamslengte van 46 tot 63 centimeter bereiken, met een spanwijdte van 89 tot 122 centimeter.

Wat verder opvalt in tegenstelling tot de sperwer is de afgeronde staart. Volwassen haviken hebben een grijze bovenzijde en een licht gekleurde onderzijde, met dunne, grijze strepen. Opvallend is verder de witte wenkbrauwstreep.

Havik
De havik heeft een opvallende witte wenkbrauwstreep

Leefwijze en voedsel

Haviken hebben een vast en groot territorium. Ze broeden in bosgebied, maar het jaaggebied is gevarieerder. Dit bestaat uit (open) bossen, weilanden en soms zelfs akkers. Op sommige plekken worden ze zelfs in steden gezien.

Het voedsel bestaat voornamelijk uit zoogdieren en middelgrote vogels. Konijnen, eekhoorns, duiven, lijsters en kraaien zoals gaai en soms ekster worden gegeten. Een prooi wordt vaak gevangen door onbeweeglijk op een tak te wachten totdat het prooidier voorbij komt. Door op het juiste moment pijlsnel op zijn prooi af te vliegen weet de havik deze te vangen. Soms jagen haviken ook vanuit een stootduik vanuit de lucht, zoals slechtvalken dit doen.

Voortplanting en trekgedrag

Haviken maken een groot nest, hoog in de boomkruin. Over het algemeen hebben ze één legsel, met één tot vijf eieren. De eieren worden in 32 tot 38 dagen uitgebroed. Na iets meer dan een maand vliegen de jongen uit. Ze worden dan nog geruime tijd bijgevoerd.

De haviken in Nederland zijn echte standvogels. Net zoals bij de andere roofvogels in deze blog is de populatie haviken in Nederland sinds de jaren ’70 weer toegenomen.

Wintergast

In de winter is er nog een kans om een andere buizerd dan de gewone buizerd in ons land te zien: de ruigpootbuizerd (Buteo lagopus). In de voorjaar broeden ze in de Noorse bergen en komen ze voor in een gebied langs de noordpool, maar in de winter trekken ze naar het zuiden en overwinteren verspreid in Europa. Het is echter wel een zeldzaamheid om te zien en vaak worden gewone buizerds aangezien voor ruigpootbuizerden.

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerdere zwarte banden. Daarnaast hebben ze opvallend zwarte polsvlekken. Ook het vlieggedrag verschilt ten opzichte van de gewone buizerd. De ruigpootbuizerd heeft een trage vleugelslag, die van de gewone buizerd is een stuk sneller. De gewone buizerd heeft een sterk variërend verenkleed en kan daardoor in sommige gevallen veel lijken op de ruigpootbuizerd.

Ruigpootbuizerd (Shutterstock)
De ruigpootbuizerd heeft zwarte polsvlekken en een witte staart met een of meerdere zwarte banden (Shutterstock)

Veelgestelde vragen

Wat is het verschil tussen een sperwer en een havik?

Haviken zijn over het algemeen groter en steviger gebouwd dan sperwers. Echter zijn vrouwtjes haviken een stuk groter dan mannetjes haviken, waardoor man havik gemakkelijk met een sperwer verward kan worden. Haviken hebben echter nog meer uitgesproken hoofdtekening met een duidelijke witte wenkbrauwstreep.

Wat is het verschil tussen een sperwer en een buizerd?

Buizerds zijn veel grotere en stevigere vogels dan sperwer. Buizerds vliegen daarnaast vaak hoog in de lucht, zwevend op thermiek, en sperwers vliegen lager bij de grond in de zoektocht naar voedsel. Het verenkleed van buizerd varieert enorm, van heel licht tot heel donkerbruin. Sperwers hebben een lichte onderzijde en een donkere (grijs of bruin) bovenzijde.

Wat is het verschil tussen een buizerd en een ruigpootbuizerd?

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerder zwarte banden en zwarte polsvlekken. De ruigpootbuizerd is over het algemeen alleen in de winter in Nederland te zien. Het verenkleed van de gewone buizerd kan sterk variëren, van bijna wit tot donkerbruin. Sommige exemplaren lijken daarom soms erg op een ruigpootbuizerd.

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven en wespendief – deel III

Wouwen – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Roofvogels in Nederland

Roofvogels in Nederland

Een van de sierlijkste vogels in de lucht zijn de roofvogels. Deze majestueuze dieren zijn de heersers van de lucht en altijd een beleving wanneer je er een spot. In Nederland kennen we veel verschillende soorten roofvogels, ieder met zijn eigen kenmerken. Van de kleine sperwer tot de vliegende deur, de zeearend. In deze blogserie komen ze allemaal voorbij!

Sperwer - roofvogels in Nederland
De sperwer is een van de kleinste roofvogels die je in Nederland kunt tegen komen. Vergis je echter niet door het formaat, het zijn zeer goede jagers.

Inhoudsopgave

Wat zijn roofvogels?

Met roofvogels wordt over het algemeen de ordes Falconiformes en Accipitriformes bedoeld. Echter blijkt uit onderzoek uit 2008 dat de Falconiformes, de valken, een eigen familie in een eigen orde vormen. Door dit onderzoek zijn ze een stapje dichter bij de papegaaiachtigen en zangvogels geplaatst dan de rest van de roofvogels. Ook de uilen vormen een aparte orde, maar dit was al langer bekend. De valken en uilen worden beide in een aparte blog(serie) besproken. In deze blogserie worden dus alleen de Accipitriformes besproken. Hiertoe behoren de families havikachtigen, gieren van de nieuwe wereld (niet in Nederland voorkomend), visarend en secretarisvogel (niet in Nederland voorkomend).


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Wat nou precies roofvogels zijn is taxonomisch dus lastig uit te leggen. Qua uiterlijk en gedrag vertonen de twee ordes (Falconiformes en Accipitriformes) wel een aantal overeenkomsten. Al zijn er natuurlijk ook nog andere soorten met zulke kenmerken, zoals uilen en sommige zangvogels zoals klauwieren.

Roofvogels jagen op prooien en eten (in sommige gevallen) aas. De verschillende soorten jagen op allerlei prooidieren zoals zoogdieren, vogels, vissen en insecten. Torenvalken jagen vooral op muizen, boomvalken, steenuilen en wespendieven eten ook insecten en zeearenden jagen onder andere op eenden en op ganzen. Prooidieren worden gevangen in de lucht, op de grond en in het water. Ze staan (meestal) bovenaan de voedselketen en behoren tot de toppredatoren van een ecosysteem.

Welke roofvogels zijn er in Nederland?

Zoals gezegd zijn er van de orde Accipitriformes twee families waarvan soorten in Nederland voorkomen: de Accipitridae (havikachtigen) en de Pandionidae (visarend). De familie Pandionidae bestaat enkel uit de visarend, die sinds 2016 weer in Nederland broedt. Van de familie havikachtigen komen veel meer soorten voor in Nederland. Tot deze familie behoren onder andere de kiekendieven, wouwen en de arenden.

Visarend roofvogels in Nederland
De visarend verschilt in verschillende opzichten van de andere roofvogels, waardoor deze in een aparte familie is geplaatst

In totaal zijn er 12 soorten die in Nederland broeden:

  • Sperwer (Accipiter nisus)
  • Havik (Astur gentilis)
  • Buizerd (Buteo buteo)
  • Blauwe kiekendief (Circus cyaneus)
  • Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)
  • Grauwe kiekendief (Circus pygargus)
  • Steppekiekendief (Circus macrourus)
  • Wespendief (Pernis apivorus)
  • Rode wouw (Milvus milvus)
  • Zwarte wouw (Milvus migrans)
  • Zeearend (Haliaeetus albicilla)
  • Visarend (Pandion haliaetus)

Dan zijn er nog een aantal soorten die hier niet broeden, maar wel voorkomen, bijvoorbeeld als dwaal-, zomer- of wintergast. Voorbeelden hiervan zijn de ruigpootbuizerd, slangenarend, steenarend, grijze wouw, vale gier, lammergier en monniksgier.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Taxonomie roofvogels in Nederland (De Natuur van hier)
Taxonomie roofvogels in Nederland. In deze taxonomische indeling zijn de valken buiten beschouwing gelaten. Deze worden in een andere deel besproken (De Natuur van hier)

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven en wespendief – deel III

Wouwen – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Zwarte wouw, een van wouwen die je in Nederland kunt zien
Zwarte wouw, een van wouwen die je in Nederland kunt zien

Niets meer missen? Volg ons via onze socials!

Slangen in Nederland

Gladde slang

In het laatste deel van reptielen in Nederland bespreken we de slangen die in Nederland voorkomen. Ondanks dat de meeste bij Nederland niet meteen aan slangen denken, komen er toch drie inheemse soorten voor, waarvan er één zelfs giftig is. In deze blog bespreken we de drie slangensoorten uitvoerig. Zo weet je dus meteen welke soort je straks tegenkomt tijdens je wandeling in de Nederlandse natuur.

Omslagfoto: gladde slang (Shutterstock)

Adder (Shutterstock)
Adder (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Het leven van slangen

De laatste groep reptielen die we bespreken, zijn de slangen. Slangen zijn opmerkelijke dieren, vooral omdat ze geen ledematen hebben. Ooit hebben ze wel poten gehad, maar in de loop der tijd (evolutie) zijn ze deze verloren en gaan ze dus zonder door het leven. Maar dat is niet het enige opmerkelijke aan slangen. Zo hebben ze bijvoorbeeld ook bijzondere kaken. Deze zijn zo aangepast dat ze extreem ver open kunnen, waardoor ze prooien kunnen eten die groter zijn (in diameter) dan hun eigen lichaam.

Het belangrijkste zintuig voor slangen is de reuk. Ruiken doen ze niet via de neus, zoals wij dat doen, maar via de tong. Met de tong worden geurdeeltjes opgevangen, die vervolgens bij het orgaan van Jacobson terecht komen, gelegen in het gehemelte. Hier worden de geuren die de slang uit de omgeving opneemt geanalyseerd en zo bepaalt de slang of er een prooi in de buurt is of niet.

Over het algemeen leven slangen solitair. In de winter gaan ze in winterslaap en zoeken dan een vorstvrije plek op waar ze dan gedurende een ruime tijd verblijven. In het voorjaar, wanneer het warm genoeg is, komen ze weer tevoorschijn. Snel daarna volgt de paring en is het seizoen voor slangen officieel van start gegaan.


Lees ook: salamanders in Nederland


Ringslang (Natrix helvetica)

We starten met de grootste slang in Nederland, de ringslang. Deze liefhebber van waterrijke omgevingen is gemakkelijk te herkennen als je weet waar je op moet letten.

Ringslang (Shutterstock) slangen in Nederland
De ringslang is de grootste slang in Nederland (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Het beste kenmerk waar je de ringslang aan kunt herkennen is de gele (in sommige gevallen wittige) ring achter de kop. Deze worden aangevuld met twee zwarte vlekken. De rest van het lichaam kan variëren, maar is meestal lichtbruin, lichtgroenig of grijs. Op de flanken zijn vaak zwarte vlekjes te zien. Een ander opvallend kenmerk zijn de ronde pupillen.

In Nederland wordt de ringslang meestal niet groter dan 1,20 meter. De vrouwtjes althans, de mannetjes blijven wat kleiner en worden vaak niet groter dan 1 meter. In sommige gevallen worden ze groter, maar dit is sterk afhankelijk van de locatie waar ze voorkomen en de omstandigheden waarin ze leven. Ook is er verschil in de verschillende ondersoorten.

Ringslangen houden van een waterrijke omgeving en kunnen goed zwemmen. Ook het hoofdvoedsel is te linken aan de waterrijke omgeving. Vooral amfibieën, zoals kikkers, worden gegeten, maar daarnaast ook vis en andere gewervelde dieren.

Vanaf begin april komen de ringslangen uit de winterslaap en dan start ook vrijwel meteen de paartijd. Vervolgens worden er 20-30 eieren afgezet. Over natuurlijke eiafzetplaatsen is weinig bekend, maar het aanleggen van broeihopen voor de eiafzet blijkt erg succesvol te zijn. Broeihopen zijn hopen van compost en/of mest (met name paardenmest). Deze broeihopen zijn zeer geschikt voor ringslangen om hun eieren in te leggen. Doordat de hopen gaan broeien, wordt de temperatuur in de broeihoop warmer waardoor de eieren tot ontwikkeling komen.

Ringslangen houden van waterrijke gebieden
Ringslangen houden van waterrijke gebieden

Voorkomen in Nederland

Zoals gezegd houdt de ringslang van een waterrijke omgeving, dit is dus ook erg bepalend voor waar ze voorkomen in Nederland. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt dan ook rondom het IJsselmeer. Verder in het land komen ze op plekken ook voor, maar beduidend minder goed verspreid. De ringslang staat op de Rode Lijst als kwetsbaar. De laatste 12 jaar is een matige afname zichtbaar (cijfers via RAVON).

Naast de gewone ringslang komt er nog een ringslang voor in Nederland, de Oostelijke ringslang (Natrix natrix). De oostelijke ringslang is een invasieve exoot welke erg lijkt op de inheemse ringslang, maar over het algemeen wat kleiner blijft. Pas sinds enkele jaren is dit onderscheid gemaakt in soorten. De oostelijke ringslang is uitgezet in de Nederlandse natuur en is te vinden in Zuid-Holland en Zuid-Limburg. Ze kunnen hybridiseren met de ‘gewone’ ringslang, wat een bedreiging kan vormen voor de inheemse soort.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Gladde slang (Coronella austriaca)

Dan volgt de gladde slang, een ander lid uit de familie toornslangachitgen. De gladde slang is een wat minder bekende soort door zijn verborgen levenswijze, maar daarom niet minder mooi!

Gladde slang (Shutterstock) slangen in Nederland
De gladde slang dankt zijn naam aan de ongekielde schubben, die ze een glad uiterlijk geven (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Het belangrijkste kenmerk van de gladde slang zijn de ongekielde, gladde schubben. Dit geeft de slang een glad uiterlijk, waardoor deze er anders uitziet dan de andere twee voorkomende slangen in ons land. Ze kunnen tot 80 centimeter groot worden, maar worden vaak niet groter dan 65 centimeter. In tegenstelling tot de adder (waarmee ze wel eens verward worden) hebben ze geen duidelijk zigzagpatroon op de rug, maar meestal een rij zwarte vlekjes over het lichaam (hier kan per individu wel groot verschil in zitten). Ze hebben ronde pupillen en een enigszins eivormige/spatelvormige kop. De slanke lichaamsbouw valt verder ook op.

Doordat ze een wat teruggetrokken en verborgen levenswijze hebben, is het de minst bekende slang die voorkomt in ons land. Ze overwinteren in holen in de grond. Dit doen ze meestal vanaf oktober tot april. In april komen ze weer tevoorschijn, en na enige tijd begint de paartijd. Gladde slangen zijn (net zoals de levendbarende hagedissen en hazelworm) eierlevendbarend, wat betekent dat ze de eieren in de buik uitbroeden (met behulp van de lichaamswarmte). In totaal hebben ze tussen de 2 en 13 eieren die na zo’n 3 maanden uitkomen.

Het voedsel van de gladde slang is gevarieerd en bestaat uit muizen, hagedissen en andere slangen. Daarnaast worden ook eieren van andere dieren gegeten. Ook soortgenoten worden gegeten. Kannibalisme is bij gladde slangen niet vreemd.


Lees ook: wat is het verschil tussen kikkers en padden


Voorkomen in Nederland

De gladde slang komt in Nederland voor in het oosten en zuiden van het land. Ze komen niet voor op kleigronden. Vooral hoge zandgronden en hoogveengronden. Droge heidegebieden, open bossen en hoogveengebied zijn geschikte leefgebieden. Het meest voorkomend zijn ze op de Hoge Veluwe. Versnippering en vergrassing van heidegebieden zijn de belangrijkste bedreigingen voor het leefgebied van de gladde slang in ons land. Op de Rode Lijst staat de gladde slang als kwetsbaar. De laatste jaren is er een matige afname te zien (zie RAVON voor de meest actuele cijfers).

Adder (Vipera berus)

Tot slot nog de enige giftige slang in ons land, de adder. Het enige familielid uit de familie adders die voorkomt in ons land.

Adder - Vipera berus (Shutterstock) slangen in Nederland
De adder is de enige gifslang in Nederland (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Adders worden gemiddeld 50 tot 70 centimeter groot. Het bekende beeld van de adder is met een donker zigzagpatroon op de rug. Dit is een goed kenmerk, maar is niet altijd aanwezig. De basiskleur van de adder kan sterk verschillen, van grijsbruin tot bijna helemaal zwart. Dit is mede afhankelijk van de locatie en het habitat waarin ze voorkomen. Wel hebben ze altijd verticale pupillen en een vrij driehoekige kop. De schubben voor op de neus staan ietwat omhoog.

Vanaf maart komen adders tevoorschijn uit hun winterslaap. Deze hebben ze doorgebracht in holen onder de grond, soms met een aantal exemplaren bij elkaar. Mannetjes komen als eerste tevoorschijn. Deze zonnen dan volop, in deze periode rijpt het sperma. Wanneer ook de vrouwtjes tevoorschijn zijn gekomen, begint het paargedrag. Dit start met de adderdans, waarbij twee mannetjes om elkaar heen kronkelen. De adderdans bepaalt welk mannetje mag paren met de addervrouw. Vaak paart het vrouwtje met meerdere mannetjes. Net zoals de gladde slang is de adder eierlevendbarend. In totaal worden er 4 tot 20 eieren in de buik uitgebroed.

Het voedsel van de adder is gevarieerd en bestaat voornamelijk uit gewervelden dieren zoals muizen, hagedissen, kikkers en vogels. Ook eieren van vogels worden gegeten. Adders zijn zowel dag- als nachtactief.

Adder - slangen in Nederland
Adders hebben vaak een kenmerkend zigzagpatroon op de rug (Saxifraga – Hans Dekker)

Voorkomen in Nederland

In Nederland komt de adder vooral voor op de hoge zandgronden. De voornaamste leefgebieden zijn de Hoge Veluwe en het Drents-Friese Wold. Daarnaast komen ze ook nog voor in Limburg en Overijssel. Op de Rode Lijst staat de adder, net zoals de andere twee inheemse slangen, als kwetsbaar vermeld. De laatste jaren is er een matige afname zichtbaar. De meest actuele cijfers vind je via RAVON.

De beet van een adder
Zoals gezegd zijn adders giftig. Een beet van een adder is pijnlijk en kan misselijkheid veroorzaken en zorgen voor zwellingen rondom de bijtwond. De beet is echter zelden dodelijk. Word je gebeten, neem dan wel altijd contact op met een huisarts. In sommige gevallen is een antiserum nodig. Hier vind je een protocol opgesteld door RAVON voor meer informatie over hoe te handelen bij een bijtwond van de adder.
Voorkomen is altijd beter dan genezen. Blijf op gepaste afstand als je een adder ziet. Zolang de slang zich niet bedreigd voelt, heeft het dier geen reden om een mens te bijten.

Veelgestelde vragen

Welke slangen komen er voor in Nederland?

In Nederland komen drie soorten inheemse slangen voor. De ringslang, de gladde slang en de adder. Hierboven lees je de verschillende kenmerken van de verschillende slangen. Ook komt de hazelworm voor in Nederland. Dit is echter geen slang, maar een pootloze hagedis.

Wat is het verschil tussen een adder en een gladde slang?

De adder en gladde slang worden nog weleens door elkaar gehaald. Er zijn echter een aantal belangrijke verschillen. De gladde slang heeft ronde pupillen, de adder verticale. De adder heeft (meestal) een duidelijk zigzag patroon op de rug, bij de gladde slang is dit meer een rij zwarte vlekken. Gladde slangen zijn daarnaast slanker gebouwd en hebben een langere staart.

Wat is de grootste slang van Nederland?

De grootste slang van Nederland is de ringslang. Deze wordt in Nederland tot ongeveer 1,20 meter groot. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes, al is dit ook het geval bij de andere slangen. De gladde slangen worden meestal niet groter dan 65 centimeter. Adders bereiken een lengte tot ongeveer 70 centimeter.

Komen er giftige slangen voor in Nederland?

Ja, de adder is een gifslang. Een beet van een adder is pijnlijk en kan zorgen voor misselijkheid en zwellingen, maar is meestal niet dodelijk. Houd altijd gepaste afstand om een beet te voorkomen en de dieren niet onnodig met stress op te zadelen.

Komen er wurgslangen voor in Nederland?

Ja, ringslangen en gladde slangen verwurgen hun prooi. Nadat ze de prooi gebeten hebben, kronkelen ze zich om het lichaam van de prooi heen en persen deze steeds harder samen. Ze zijn echter niet groot genoeg om een bedreiging te vormen voor mensen.

Waar komen slangen voor in Nederland?

Slangen leven vooral op de hogere zandgronden in Nederland. Vooral in het oosten en het zuiden van het land dus. De Hoge Veluwe is een goed gebied om slangen te zoeken, maar ook in andere zandige natuurgebieden maak je een goede kans.

Zijn slangen in Nederland gevaarlijk?

In principe zijn slangen in Nederland niet gevaarlijk. De adder is echter wel giftig en een beet van deze slang is zeker niet prettig. Blijf dus altijd op gepaste afstand. Mocht je gebeten worden door een adder, neem dan altijd contact op met een huisarts. In sommige gevallen is een antiserum nodig.

Wat moet je doen als je een slang tegenkomt?

Blijf op gepaste afstand en laat het dier niet schrikken. Zolang je niet te dichtbij komt en geen bedreiging vormt voor de slang, zal de slang ook geen bedreiging vormen voor jou. Geniet van deze bijzondere waarneming, niet iedereen heeft het geluk om een slang tegen te komen!

Lees verder:

Deel I: reptielen in Nederland

Deel II: hagedissen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Hagedissen in Nederland

Levendbarende hagedis (Shutterstock)

In het vervolg op Reptielen in Nederland duiken we in deze blog dieper in op de inheemse hagedissen in Nederland. Deze warmteaanbidders hebben het zwaar in ons hedendaagse landschap en kunnen dus wel wat extra aandacht gebruiken. Maak kennis met de vier inheemse hagedissensoorten van Nederland.

Omslagfoto: levendbarende hagedis (Shutterstock)

Hazelworm hagedissen in Nederland
De hazelworm, een pootloze hagedis

Inhoudsopgave

Lees hier deel I: reptielen in Nederland

Het leven van hagedissen

Van de vier inheemse hagedissen behoren er drie tot de familie echte hagedissen en één tot de familie hazelwormen. De familie echte hagedissen is een grote groep die wijdverspreid zijn over de hele wereld. De hazelwormen zijn een groep van (meestal) pootloze hagedissen en komen voor in Azië, Europa, het Caribisch gebied en Noord- en Zuid-Amerika.

Veel hagedissen hebben een bijzonder verdedigingsmechanisme tegen predatoren. Ze kunnen in een noodsituatie hun staart afwerpen. In sommige gevallen blijft deze staart zelfs nog enige tijd nabewegen. Het roofdier wordt dan afgeleid door de (bewegende) staart, waardoor de hagedis tijd heeft om te vluchten. Ook hazelwormen kunnen hun staart afwerpen als ze in gevaar zijn.

Muurhagedis (De Natuur van hier)
Hagedissen gebruiken open plekken en stenige ondergronden om op te warmen (De Natuur van hier)

Een van de belangrijkste vereisten in het habitat voor hagedissen is een goede afwisseling tussen schuilplaatsen en open plekken waar de zon schijnt. Hagedissen zijn koudbloedige dieren, waarvoor opwarmplekken essentieel zijn. Als ze opgewarmd zijn door de zon, zijn ze veel sneller waardoor ze een minder makkelijke prooi zijn voor predatoren. Ook kunnen ze wanneer ze opgewarmd zijn zelf makkelijker voedsel vangen, omdat ze simpelweg sneller kunnen bewegen. In de winter zoeken hagedissen een vorstvrije plek voor een winterslaap. Wanneer de temperaturen in het voorjaar weer stijgen, komen ze weer tevoorschijn.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara)

We starten met de kleinste hagedis die in ons land voorkomt, de levendbarende hagedis. Het is ook de meest algemene hagedis in Nederland, al wordt deze wel steeds minder algemeen helaas.

Hagedissen in Nederland
De levendbarende hagedis is de kleinste hagedis van ons land (De Natuur van hier)

Kenmerken en levenswijze

Levendbarende hagedissen kunnen een maximale lichaamslengte van 18 centimeter bereiken, maar dit wordt maar zelden behaald. De lichaamskleur is sterk variërend, maar vaak overwegend bruin of grijsbruin (al hebben sommige individuen ook een wat groenige kleur). Opvallend zijn vaak de lichte strepen op de flanken, welke lopen over de hele lengte van het lichaam. Ze hebben een lange staart en een wat cilindrisch lichaam.

Zoals de naam al aangeeft zijn ze eierlevendbarend. Dit betekent dat de eieren in het lichaam van de moeder bijna volledig tot ontwikkeling komen. Vrijwel meteen na het afzetten van de eieren komen de eieren ook uit. Het voordeel van deze strategie is dat de eieren in de buik een (relatief) warme temperatuur behouden (lichaamswarmte van de moeder), waardoor ze tot ontwikkeling kunnen komen. Hierdoor kan de soort ook goed overleven in koudere leefomgevingen.

Levendbarende hagedissen eten ongewervelden zoals insecten en spinnen. Ze vangen hun prooi en proberen deze dan dood te slaan. De prooi wordt vervolgens in zijn geheel doorgeslikt.

Levendbarende hagedissen in Nederland (Shutterstock)
De levendbarende hagedis was ooit zeer algemeen in ons land, maar ze nemen al jaren in aantal af (Shutterstock)

Voorkomen in Nederland

In Nederland komen levendbarende hagedissen voor in structuurrijke gebieden. Heideterreinen, overgangen van grasland naar bos en hoogveen zijn de beste gebieden voor de levendbarende hagedis. Ten opzichte van de andere hagedissen in Nederland hebben ze een duidelijke voorkeur voor wat vochtigere gebieden. Ze kunnen ook uitstekend zwemmen.

Vooral in het oosten en zuiden van het land zijn levendbarende hagedissen te vinden. In het westen van het land komen ze ook wel voor, maar daar zijn ze veel minder algemeen. Ooit was de levendbarende hagedis zeer algemeen in ons land, maar dat is tegenwoordig helaas niet meer het geval. De laatste jaren is er steeds een afname in aantallen te zien en zijn er gaten aan het ontstaan in het verspreidingsgebied. De levendbarende hagedis staat op de Rode Lijst als gevoelig.

Zandhagedis (Lacerta agilis)

De tweede hagedis in Nederland die we bespreken is de zandhagedis. Deze forsgebouwde hagedis is minder algemeen dan de levendbarende en komt vooral voor op de hogere zandgronden zoals de duinen.

Hagedissen in Nederland
Zandhagedissen zijn forsgebouwde en felgekleurde hagedissen (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Zandhagedissen zijn forsgebouwde hagedissen met een opvallend forse kop. Ze worden 18 tot 21 centimeter groot en worden daarmee een stukje groter dan de levendbarende hagedis. Mannetjes zijn in het voorjaar en in de zomer opvallend groen gekleurd. Vrouwtjes en juveniele dieren zijn bruiner van kleur. Meestal hebben zandhagedissen een rij gele met zwart omrande vlekjes die over het hele lichaam lopen. Een goed kenmerk om zandhagedissen te onderscheiden van levendbarende hagedissen is de schubben op de rug. Deze zijn bij de zandhagedis smaller dan de schubben op de flanken, bij levendbarende zijn ze allemaal ongeveer even breed.

In het vroege voorjaar, wanneer de temperaturen stijgen, ontwaken de mannetjes als eerste uit de winterslaap. De vrouwtjes komen zo’n twee weken later naar buiten. Na de paring leggen vrouwtjes ’s nachts zo’n drie tot twaalf eieren. Deze worden onder de grond begraven. De warmte van de zon zorgt ervoor dat de grond en daarmee ook de eieren op warmen. Hierdoor komen ze tot ontwikkeling en komen de juveniele dieren vervolgens uit het ei.

Zandhagedissen zijn over het algemeen alleen actief bij zonnig weer. Ze warmen dan op, op een zonnig plekje. Eens ze warm genoeg zijn, zijn ze snel genoeg om voedsel te vangen. Net zoals de levendbarende hagedis worden ongewervelden gegeten, met name insecten. Alles wat in de mond past wordt gegeten.

Zandhagedis - hagedissen in Nederland
Zandhagedissen zijn voornamelijk actief bij zonnig weer

Voorkomen in Nederland

In Nederland zijn de belangrijkste leefgebieden voor de zandhagedis de hogere zandgronden. De duinen, heide, spoordijken, bosranden en open, zonnige plekken in bossen zijn plekken waar ze te vinden zijn. De belangrijkste eisen die de zandhagedis stelt aan het habitat zijn voldoende zonnige plekken en structuurrijke gebieden met bijvoorbeeld struikheide of helmgras. De hoogste dichtheden van zandhagedissen worden gevonden op de Hoge Veluwe en in het kustduingebied.

Helaas gaat het, net zoals met de meeste andere reptielen, niet zo goed met de zandhagedis in Nederland. De voornaamste redenen zijn verbossing, grootschalig beheer van heidevelden en het verdwijnen van het heidelandschap. Op de Rode Lijst staat de zandhagedis als thans niet bedreigd, echter is er de laatste 12 jaar een sterke afname te zien.


Lees ook: salamanders in Nederland


Muurhagedis (Podarcis muralis)

Dan de derde, en tevens laatste hagedis uit de familie echte hagedissen die in ons land voorkomt. De muurhagedis is wijdverspreid in Europa, maar in Nederland komen ze maar beperkt (van nature) voor, in en rondom Maastricht.

Muurhagedis (Shutterstock)
Muurhagedissen hebben een afgeplat lichaam en een lange staart (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Muurhagedissen bereiken een lengte tot ongeveer 19 centimeter. Ze hebben een afgeplat lichaam en een platte kop, met een relatief spitse snuit. De zeer lange staart valt daarnaast op. De kleur van muurhagedissen kan sterk verschillen. In veel geval zijn ze bruinig, met een of meerdere rijen lichte vlekken. Een goed kenmerk is dat ze geen gekielde schubben hebben, wat bij de levendbarende en zandhagedis wel het geval is.

Net zoals de zandhagedis leggen muurhagedissen eieren. Deze worden afgezet in zand of worden onder stenen gelegd. Met behulp van de warmte van de zon komen de eieren tot ontwikkeling. Muurhagedissen zijn echte warmteliefhebbers en leven in droge en open gebieden. Ze komen veel voor op rotsen en (oude stads)muren. Daarnaast onder andere ook op oude spoorlijnen.

De muurhagedis eet voornamelijk ongewervelden dieren zoals insecten. Ze houden een winterslaap, dan zoeken ze een vorstvrij plekje in scheuren van muren of andere vorstvrije plekken. De muurhagedissen in Nederland gedijen goed bij warme zomers.

Voorkomen in Nederland

In Nederland komt de muurhagedis van nature alleen maar voor in en rondom Maastricht. Het betreft hier een geïsoleerde populatie. Sinds de jaren ’80 groeit de populatie weer, maar deze is nog steeds relatief klein. Op andere plekken in het land worden soms ook muurhagedissen waargenomen, maar hier gaat het hoofdzakelijk om geïmporteerde dieren die zijn meegekomen met importproducten uit Midden- en Zuid-Europa, of om losgelaten dieren.

Hazelworm (Anguis fragilis)

Tot slot nog de hazelworm. Alhoewel deze in eerste instantie doet denken aan een slang is het toch echt een hagedis, een pootloze hagedis wel te verstaan. Het is een van de meest voorkomende reptielen in Europa.

Hazelworm (Shutterstock)
De hazelworm is een pootloze hagedis en een van de meest voorkomende reptielen in Europa (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Hazelwormen worden tot ongeveer 45 centimeter groot. Ze zijn overwegend bruin gekleurd en hebben een glanzend uiterlijk. Meer dan de helft van het lichaam bestaat uit de staart. Ze lijken veel op slangen, maar als je goed kijkt zijn er een aantal verschillen te ontdekken.

Zo hebben ze (bewegende) oogleden, iets wat slangen niet hebben. Ze hebben daarnaast een stijver lichaam dan slangen en de staart beslaat een groot deel van het lichaam. Ook in de schubben is een verschil te ontdekken. Slangen hebben een rij brede schubben op de buik, bij hazelwormen zijn dit veel meer en kleinere schubben. Tot slot kunnen hazelwormen zoals veel andere hagedissen hun staart afwerpen bij gevaar, dit kunnen slangen niet.

Net zoals de levendbarende hagedis zijn ook hazelwormen eierlevenbarend. Dit heeft ervoor gezorgd dat ze zich over een groot deel van Europa hebben weten te verspreiden. Na de winter ontwaken mannetjes als eerste uit hun winterslaap, de vrouwtjes doen dat een stuk later. Het voedsel van hazelwormen bestaat voornamelijk uit naaktslakken, regenwormen en spinnen, maar ook andere ongewervelden dieren worden gegeten.

Voorkomen in Nederland

De hazelworm komt in Nederland het meeste voor op zandgronden. Ze zijn daarnaast goed vertegenwoordigd in Zuid-Limburg. In Zeeland komen ze helemaal niet voor. Ze houden van relatief vochtige landschappen. De aanwezigheid van een strooisellaag is belangrijk, omdat ze zich hier in schuil houden. Ze zijn vooral te vinden in open bossen, bosranden en houtwallen. Verder komen ze ook voor op heidegebieden en op oude spoorlijnen en spoorwegbermen.

Op de Rode Lijst staat de hazelworm als thans niet bedreigd. Het gaat relatief goed met de hazelworm in Nederland. De soort neemt in ieder geval niet af, zoals bij de levendbarende hagedis en zandhagedis wel het geval is.

hazelworm hagedissen in Nederland
Met de hazelworm gaat het goed in Nederland. Althans, er is geen afname zichtbaar zoals bij de veel andere reptielen

Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Veel gestelde vragen

Welke hagedissen leven er in Nederland?

In Nederland komen vier verschillende soorten hagedissen voor. Drie behorend tot de familie echte hagedissen; de levendbarende hagedis, zandhagedis en muurhagedis. En één behorend tot de familie hazelwormen; de hazelworm.

Kunnen hagedissen hun staart afwerpen?

Ja, veel hagedissen zijn in staat hun staart af te werpen. Dit doen ze als er gevaar dreigt. In sommige gevallen kan de afgeworpen staart zelfs nog enige tijd blijven bewegen. De predator wordt door de staart afgeleid, waardoor de hagedis de tijd heeft om te vluchten. De staart groeit vaak weer aan, maar wordt dan over het algemeen korter, stomper en minder mooi.

Is de hazelworm een hagedis of slang?

De hazelworm is een hagedis, of beter gezegd een pootloze hagedis. Ze verschillen van slangen omdat ze een langere staart hebben (meer dan de helft van het lichaam), die ze ook kunnen afwerpen (kunnen slangen niet). Ze hebben daarnaast een veel stijver lichaam dan slangen en ze kunnen hun ogen sluiten, iets wat slangen ook niet kunnen. Tot slot is er ook nog een verschil in de schubben op te merken.

Waar komen hagedissen voor in Nederland?

Helaas komen hagedissen op steeds minder plekken voor in Nederland. Vooral op de hoge zandgronden en structuurrijke gebieden zoals heidegebieden zijn nog geschikte plekken om hagedissen te vinden. Ook open plekken in bos, houtwallen en in sommige gevallen op oude muren zijn goede plekken voor hagedissen. Een combinatie van open plekken (om op te warmen) en goede schuilplekken is belangrijk voor hagedissen.

Zijn hagedissen in Nederland gevaarlijk?

Nee, de vier hagedissen die in Nederland voorkomen zijn niet gevaarlijk voor de mens. Ze blijven over het algemeen vrij klein, waardoor ze geen grote verwondingen kunnen aanrichten. Daarnaast zijn er geen giftige hagedissen in Nederland te vinden.

Wat eten hagedissen?

Hagedissen in Nederland leven voornamelijk van ongewervelden dieren. Geleedpotigen zoals insecten en spinnen worden veel gegeten. Daarnaast in sommige gevallen ook naaktslakken en regenwormen.

Staat je vraag er niet tussen?

Heb je alles gelezen, maar is je vraag nog steeds niet beantwoord? Kijk dan nog even in de andere blogs over reptielen, of stel je vraag hieronder in de comments. Je kunt natuurlijk ook even kijken op de website van RAVON, hét instituut in Nederland als het aankomt op reptielen (en vissen en amfibieën).

Verder lezen

Deel I: reptielen in Nederland

Deel III: slangen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Reptielen in Nederland

Hagedissen in Nederland

Reptielen, niet de eerste dieren waar je aan denkt bij Nederland, maar we hebben er wel degelijk een aantal! In ons land kun je vier inheemse hagedissen en drie inheemse slangen vinden. In deze blogserie bespreken we de soorten uitgebreid en beschrijven we de beste gebieden voor reptielen in Nederland

Inhoudsopgave

Reptielen in de delta

De verschillende soorten reptielen in Nederland hebben het allemaal vrij lastig. Voor zowat alle soorten geldt dat de totale populaties in Nederland afnemen. Dit heeft alles te maken met het verdwijnen van het habitat waarin reptielen in Nederland leven.

De meeste reptielen zijn vooral te vinden op gevarieerde heideterreinen en daarnaast ook nog in het kleinschalige cultuurlandschap. Het heidelandschap, waarin een afwisseling te vinden is van dop- en struikheide, pijpenstrootje, jeneverbessen en open zandige plekken vormt een uitstekend landschap voor reptielen. Helaas wordt dit landschap steeds schaarser in Nederland.

Daarnaast vinden reptielen een geschikt leefgebied in het kleinschalige cultuurlandschap. Dit landschap bestaat uit kleine percelen, zoals kruidenrijke graslanden, omzoomd met hagen, struweelranden en -hagen, houtsingels en knotbomen. De overgangen van graslanden naar landschapselementen zijn structuurrijk, het ideale leefgebied voor reptielen en andere dieren. Helaas is dit landschap ook steeds minder te vinden in ons land.

Reptielen in Nederland

Onderstaand een lijst van de inheemse reptielen in Nederland.

Levendbarende hagedisZootoca vivipara
ZandhagedisLacerta agilis
MuurhagedisPodarcis muralis
HazelwormAnguis fragilis
RingslangNatrix helvetica
Gladde slangCoronella austriaca
AdderVipera berus
Taxonomie reptielen in Nederland (de Natuur van hier)
Taxonomie reptielen in Nederland (de Natuur van hier)

Lees ook: padden in Nederland


Hagedissen

Vier soorten inheemse hagedissen is ons land rijk. Hagedissen kenmerken zich door het afgeplatte lichaam en de duidelijke kop-lichaam en staart verdeling. Er is echter ook een soort die er afwijkend uitziet en zelfs geen poten heeft, maar daarover later meer.

Net zoals alle andere reptielen zijn hagedissen koudbloedige dieren. Dat betekent dat het lichaam niet zoals bij ons zoogdieren automatisch warm blijft, maar dat ze de warmte van de zon op moeten zoeken om op te warmen en actief te worden. Voor hagedissen is het dus belangrijk dat ze in hun habitat schuilplekken én warme plekken zoals grote stenen, stapelmuren en open plekken op korte afstand van elkaar kunnen vinden.

Levendbarende hagedis (De Natuur van hier)
De levendbarende hagedis was ooit zeer algemeen in ons land, maar de aantallen nemen sterk af (De Natuur van hier)

Hagedissen in Nederland

Van de vier soorten hagedissen behoren er drie tot de familie echte hagedissen en een soort behoort tot de familie hazelwormen. De drie uit de familie echte hagedissen zijn de levendbarende hagedis, zandhagedis en muurhagedis.

De levendbarende hagedis is de kleinste van het stel. Deze was ooit zeer algemeen, maar neemt de laatste jaren sterk af. De zandhagedis is een wat grotere en robuuster gebouwde hagedis. Ze zijn minder algemeen dan de levendbarende hagedis en komen vooral voor op de hoge zandgronden. Ook de zandhagedis neemt de laatste jaren sterk af. Ook de muurhagedis is een stukje groter dan de levendbarende hagedis. Muurhagedis komen van nature in Nederland voor enkel in en rondom Maastricht. Hier leeft een kleine en geïsoleerde populatie. Verspreid door het land komen echter losse exemplaren voor, vaak meegekomen met importproducten uit Midden- en Zuid-Europa.

Tot slot nog de hazelworm. Hazelwormen zien er op het eerste oog uit als slangen, maar het zijn pootloze hagedissen. De staart betreft ongeveer de helft van het lichaam en ze hebben dus geen poten. Hazelwormen komen op veel plekken voor, maar niet in Zeeland. De populatie in Nederland is vrij stabiel.

Hazelworm (Shutterstock)
De hazelworm lijkt op het eerste oog een slang, maar het is een pootloze hagedis (Shutterstock)

Slangen

Net zoals hagedissen hebben slangen ook baat bij kleinschalige en structuurrijke gebieden. Heidelandschappen, kleinschalig landschap en voor de ringslang ook laagveen kunnen een geschikt habitat zijn. Slangen houden van heidegebieden met wat oudere heidestruiken, pijpenstrootje en pitrussen. Open plekken in het landschap zijn daarnaast ook cruciaal om op te warmen en te zorgen voor een geschikt microklimaat.

Ringslang
Ringslangen houden van waterrijke gebieden

Slangen in Nederland

Van de drie in Nederland levende slangen is er één giftig; de adder. De ringslang en gladde slang zijn beide niet giftig. De ringslang is de grootste slang in Nederland en kan wel tot 1,20 meter groot worden. De ringslang komt voornamelijk voor in waterrijke gebieden. De laatste jaren is er een kleine afname te zien van de ringslang.

De gladde slang blijft een stuk kleiner dan de ringslang en wordt tot maximaal 65 centimeter groot. Ze hebben ongekielde schubben, wat ze een gladde aanblik geven. Het aantal gladde slangen neemt de laatste jaren licht af. De derde slang, de adder, is de enige giftige slang in Nederland. Ze worden tot 60 centimeter groot en leven voornamelijk op de hogere zandgronden. Ook bij de adders is er een afname te zien.

Gladde slang (shutterstock)
De ongekielde schubben geven de gladde slang een glad uiterlijk (shutterstock)

Lees ook: kikkers in Nederland


Dwaalgasten en exoten

Naast de vier inheemse hagedissen en de drie inheemse slangen in Nederland zijn er ook nog een dwaalgasten (soorten die hier sporadisch (op eigen kracht) voorkomen) en een aantal exoten die in meer of mindere mate in de Nederlandse natuur leven.

Dwaalgasten zijn zeeschildpadden zoals de soepschildpad en de lederschildpad. De meest bekende exoten zijn moerasschildpadden die klein gekocht werden in de dierenwinkel, maar na een aantal jaren uit werden gezet in het nabijgelegen natuurgebied. Voorbeelden hiervan zijn de geelbuik-, geelwang-, roodwang- en zaagrugschildpadden. Daarnaast zijn er ook nog enkele hagedissen die hier als exoot soms voorkomen. Voor meer exoten (en nog meer informatie over onze inheemse soorten) kijk op RAVON, hét instituut als het aankomt op reptielen (en amfibieën) in Nederland.

Roodwangschildpad
Roodwangschildpadden en andere moerasschildpadden zijn veel uitgezet nadat ze ongewenst werden als huisdier

Veelgestelde vragen

Welke reptielen leven er in Nederland?

In Nederland komen 7 verschillende inheemse reptielen voor, 4 hagedissen en 3 slangensoorten. De levendbarende hagedis, zandhagedis, muurhagedis, hazelworm, ringslang, gladde slang en adder. Daarnaast komen er soms dwaalgasten voor (zeeschildpadden) en exoten.

Wat is het verschil tussen reptielen en amfibieën?

Reptielen en amfibieën lijken veel op elkaar, maar er zijn toch een aantal verschillen. Zo kunnen amfibieën ook ademen via de huid en hebben amfibieën een gedaanteverwisseling. Dit is niet het geval bij reptielen. Meer lees je er hierover.

Waar in Nederland leven er reptielen?

De verspreiding van reptielen is verschillend per soort. Veelal komen ze voor op (hogere) zandgronden. Echte habitats zijn structuurrijke heidegebieden en kleinschalige landschappen.

Verder lezen

Deel II: hagedissen in Nederland

Deel III: slangen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Oranje vlinders herkennen – deel I

Oranje vlinders herkennen

Er zijn vlinders in allerlei soorten, maten en kleuren. Opvallende vlinders zijn vaak niet moeilijk te herkennen, maar vlinders die er grotendeels hetzelfde uitzien, zijn moeilijker om uit elkaar te houden. Zo ook oranje vlinders. Hoe leer je oranje vlinders herkennen? In deze blog geven we je daar tips voor: waar kun je op letten en wat onderscheidt de ene vlinder van de andere? Aan het eind van deze blog geven we nog tips hoe je vlinders zelf kunt helpen.

Inhoudsopgave

Atalanta (Vanessa atalanta)

In één oogopslag: voornamelijk zwarte vleugels met witte vlekken op de bovenvleugels, horizontale en verticale oranje banden.

Oranje vlinders herkennen - De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder, met witte stippen en oranje banden
De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder, met witte stippen en oranje banden

De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder. De vleugels zijn zwart, met witte vlekken op de voorvleugels. De voorvleugels hebben een oranje band die van boven naar beneden loopt. De ondervleugels hebben aan de onderkant een oranje band, waar acht stippen in staan. De spanwijdte bedraagt 5-6 centimeter. Deze vlinder is een van de meest voorkomende vlinders in Nederland. Je kunt ze overal tegenkomen, maar aan de noordelijke kust is de dichtheid het laagst.

Waardplant van deze vlinders is de brandnetel. Op de met name jonge planten worden de eitjes door het vrouwtje afgezet op de bladeren. Vanaf mei kun je de rupsen tegenkomen op brandnetels. Ze kunnen erg verschillen in uiterlijk, van gelig grijs tot zwart. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot.

Atalanta’s zijn trekvlinders. Ze overwinteren in Zuid-Europa. In het voorjaar komen ze weer naar het noorden. Je kunt deze vlinders soms zelfs nog in de winter, op zonnige dagen, tegenkomen. Vliegtijd van de atalanta is mei tot oktober.

Kleine vos (Aglais urticae)

In één oogopslag: voornamelijk oranje, met zwarte en lichtoranje vlekken, zwarte rand met paarse stippen, één witte vlek.

De kleine vos is een voornamelijk oranje vlinder, met gekleurde stippen en zwarte, gestippelde rand (de Natuur van hier)
De kleine vos is een voornamelijk oranje vlinder, met gekleurde stippen en zwarte, gestippelde rand (de Natuur van hier)

Deze oranje vlinder heeft zowel oranje voor- als ondervleugels. Op de voorvleugel zitten zwarte en lichtoranje vlekken een één witte vlek richting de vleugelpunt. Op de ondervleugel is een grote zwarte en lichtoranje vlek. Over beide vleugels loopt langs de rand een zwarte band met paarse stippen.

De kleine vos heeft een spanwijdte tussen de vier en vijf centimeter. Waardplant voor deze vlinder is de brandnetel. Voor de nectar kun je de kleine vos bij onder andere sleedoorn vinden. De eitjes worden op jonge brandnetels afgezet. De eitjes worden in groepen van tientallen tot wel honderden afgezet. De rups worden ongeveer drie centimeter groot.

Je kunt de kleine vos op veel verschillende plekken zien, van bosranden tot parken en van bermen tot dijken, zo lang er maar genoeg nectar te vinden is. De kleine vos kun je van maart tot in oktober zien vliegen.


Lees ook: de beste waardplanten voor vlinders


Oranjetipje (Anthocharis cardamines)

In één oogopslag: witte vlinder met oranje vleugelpunt (mannetje), onderkant groen gemarmerd (vrouwtje) en zwarte stip (beide).

Oranje vlinders herkennen - hier zie je gelijk dat het om een mannelijk oranjetipje gaat, vanwege de oranje vleugelpunt
Hier zie je gelijk dat het om een mannelijk oranjetipje gaat, vanwege de oranje vleugelpunt

De vleugelpunten van deze vlinder hebben een oranje puntje (tipje) met een zwarte stip erin. Tenminste, dat geldt voor de mannelijke oranjetipjes. Verder zijn de vleugels nagenoeg wit. Vrouwtjes hebben geen oranje vleugelpunten, maar wel de witte vleugels en zwarte stip die de mannetjes ook hebben. De onderkant van de vleugels is groenachtig gemarmerd, zodat ze niet opvallen tussen de planten.

Oranjetips behoren tot de familie van de witjes. Deze vlinders worden ongeveer twee centimeter groot en heeft een spanwijdte van 3,5 tot 4,5 centimeter. Waardplanten zijn onder andere pinksterbloem, look-zonder-look en andere kruisbloemigen. De eitjes komen na anderhalve week uit en er is slechts een eitje per plant. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot. De winter wordt doorgekomen als pop.

Oranjetipjes kun je tegenkomen bij vochtige graslanden bij bosranden. De vlinder is een standvlinder in Nederland en komt vrijwel overal voor, hoewel het meeste in het oosten van het land. Vliegtijd van deze vlinders is maart tot en met juni.

Meer vlinders in je tuin
Wil je jouw tuin ook aantrekkelijker maken voor vlinders, dan kun je met biologisch gekweekte planten zorgen voor nectar, het voedsel van vlinders. Belangrijk is dan wel dat planten biologisch gekweekt zijn omdat deze geen pesticiden bevatten. Hierdoor kunnen vlinders onbezorgd van de nectar in de bloemen in jouw tuin genieten.
Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Dagpauwoog (Aglais io)

In één oogopslag: opvallende vlinder, vrij groot en bont gekleurd. Vier oogvlekken met opvallende zwarte, lichte en paarse kleuren.

Oranje vlinders herkennen - De 'ogen' van de dagpauwoog vallen goed op (De Natuur van hier)
De ‘ogen’ van de dagpauwoog vallen goed op (De Natuur van hier)

Op alle vleugels zijn oogvlekken aanwezig. De vleugels zijn oranjerood. Langs de rand loopt een bruine band. Tussen de oogvlekken op de vleugelpunten en het lijf bevinden zich zwarte en lichtere vlekken. De onderkant van de vleugels is bruin, wat een goede camouflage als verdord blad geeft. De spandwijdte van de dagpauwoog is tussen de vijf en zes centimeter.

Waardplanten voor de rupsen zijn brandnetels. De eitjes worden in groepen van ongeveer 50 afgezet, op de onderkant van het blad. De rupsen zijn diepzwart met veel kleine witte stippen. De brandnetels worden helemaal kaalgevreten. De rupsen vervellen enkele keren en worden uiteindelijk vier centimeter groot. De pop is groenbruin van kleur en heeft onderaan kleine stekeltjes. Meestal zie je de poppen op onderkant van een blad, maar ook wel op takken en aan muren. Na een week komt de vlinder uit.

Zodra het zonnig is, ontwaakt de dagpauwoog en begint te vliegen. Dit kan al in maart zijn, soms nog eerder. Tot laat in het jaar kun je ze nog tegenkomen. De soort overwintert als vlinder. Overwinteren gebeurt ook in huizen, schuurtjes en garages.

De dagpauwoog komt algemeen voor, maar is wel afhankelijk van brandnetels. Deze oranje vlinders kun je in bloemrijke graslanden tot in de tuin tegenkomen, als er maar nectar aanwezig is. Nectar halen ze uit vele verschillende soorten planten, bijvoorbeeld paardenbloem, pinksterbloem, duizendblad, boswilg en jakobskruiskruid. De vliegtijd is van maart tot en met september.

Landkaartje (Araschnia levana)

In één oogopslag: twee verschijningsvormen. Voorjaarstekening: oranje met zwart. Zomertekening: zwart met wit. Onderkant van beide tekeningen bestaan uit allemaal lijnen.

Deze oranje vlinder is niet altijd oranje. Het landkaartje kent namelijk twee tekeningen. In het voorjaar is de tekening oranje met zwarte vlekken en in de zomer is de vlinder zwart met witte vlekken en banden en oranjerode streepjes op de bovenvelugel. Dit verschil heeft te maken met de daglengte. Als de rups met korte daglengtes verpopt, krijgt de vlinder een voorjaarstekening. Met lange daglengten verpoppen geeft een zomertekening. De onderkant van de vleugels is in beide tekeningen gelijk: een spinnenweb van lijnen.

De waardplant is grote brandnetel. De eitjes worden in rijtjes van tien afgezet op de onderkant van het blad. De rupsen kun je zien in de perioden mei-juli en augustus-september. Ze worden ongeveer twee centimeter groot. De rupsen zijn zwart met witte spikkels en hebben geelbruine lengtestrepen. Op hun kop hebben ze twee opvallende uitsteeksels. Het verpoppen gebeurt aan of in de buurt van brandnetels. De vlinders in het voorjaar zijn iets kleiner dan de vlinders in de zomer.

Landkaartjes komen algemeen voor. Je komt ze vooral tegen in bossen en bosranden, soms ook in tuinen. Vliegtijd van landkaartjes is in de periode april-oktober.

Distelvlinder (Vanessa cardui)

In één oogopslag: zwarte vleugelpunten met witte vlekken, rest van boven- en ondervleugels zijn oranje met zwarte stippen en vlekken. De randen van de bovenvleugels zijn zwart.

Distelvlinder (de Natuur van hier)
Distelvlinders zijn trekvlinders en komen in het voorjaar weer aan in Nederland vanuit Zuid-Europa (de Natuur van hier)

Distelvlinders zijn overwegend oranje vlinders. In de oranje vleugels zitten zwarte vlekken, variërend in grootte en patroon. De vleugelpunten zijn zwart met witte stippen. Distelvlinders zijn trekvlinders. Ieder voorjaar trekken ze vanuit Zuid-Europa naar het noorden. Distelvlinders planten zich hier voort en trekken in het najaar terug. Ze kunnen hier niet overwinteren.

Wanneer distelvlinders weer in het noorden aan zijn gekomen, paren ze en zet het vrouwtje de eitjes af. Als de rups uit het eitje is gekomen, spint hij een weefsel aan de onderkant van het blad. Vanuit daar eet hij het blad op. Als het blad op is, maakt hij in een naburig blad een nieuw spinsel en begint weer met eten. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot en zijn zwart, met een lengtestreep en kleine witte spikkels.

Deze oranje vlinders zie je vooral in open landschappen, zoals dijken, graslanden en bloemrijke akkers. Het zijn trekvlinders die je vanaf ongeveer april in Nederland kunt zien. Vanaf oktober trekken ze weer terug naar Zuid-Europa.

Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album)

In één oogopslag: voornamelijk oranje vlinder, met zwarte en lichtgele stippen en gekartelde vleugelranden.

Gehakkelde aurelia's hebben scherp gekartelde vleugelranden (gehakkeld)
Gehakkelde aurelia’s hebben scherp gekartelde vleugelranden (gehakkeld)

Gehakkelde aurelia’s zijn opvallende vlinders. Ze zijn voornamelijk oranje. Hun vleugelranden zijn sterk gekarteld (gehakkeld). Beide vleugels zijn getekend met zwarte en lichtgele stippen. Vanaf de ondervleugel loopt tot in de vleugelpunt een gestipte rand. Deze vlinders hebben een zomervorm en wintervorm, waarbij ze in de wintervorm donkerder van kleur zijn. De spanwijdte van deze oranje vlinder is tussen de vier en vijf centimeter.

De eitjes worden alleen of samen afgezet op bladeren in bossen en struwelen, waar het vochtig en niet te zonnig is. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot. Ze zijn zwart, maar hebben een witte vlek op de achterkant van het lijf, waardoor het op een vogelpoepje lijkt. Zo zal het minder gauw opgegeten worden. Nectarplanten zijn bijvoorbeeld wilg en braam, maar ze houden ook erg van rottend fruit.

Je kunt deze oranje vlinders tegenkomen bij bosranden en open plekken in het bos. Ook in meer bebouwde omgeving kun je ze zien. Gehakkelde aurelia’s komen in Nederland algemeen voor. Hun vliegtijd is van maart tot oktober.

Een andere vlinder gezien?

Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje. Zo zijn er nog een aantal witte vlindersoorten en gele vlindersoorten.

Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?

Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.

Brandnetels, brandnetels, brandnetels

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.

Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)
Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)

Maak je tuin niet ‘winterklaar’

Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.

Zorgen voor nectar

Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch gekweekte planten en een groot aandeel inheemse soorten in je tuin. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop, wanneer ze in je tuin staan.

Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Inspiratie om een levend paradijs van je tuin te maken

Zoek je inspiratie om je tuin om te toveren tot een paradijs vol leven, geur en kleur? Waar plek is voor bijen, hommels, (kleine) zoogdieren, vogels en gele, witte en oranje vlinders? Hieronder vind je een aantal blogs die je op weg kunnen helpen:

Van tegeltuin naar groene tuin

De beste inheemse vaste planten

De beste inheemse planten voor in de zon

Een bloemrijk gazon aanleggen, onderhouden en de voordelen ervan

De beste inheemse bijenplanten

De beste inheemse schaduwplanten

Tips voor het aanleggen van een natuurtuin

De beste inheemse klimplanten

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Halfganzen in Nederland – deel VII

Bergeenden

In deel VI van de blogserie eenden, ganzen en zwanen in Nederland zijn de eider, ijseend en zee-eenden besproken. In dit deel maken we de overgang van de eenden naar de ganzen en komen de halfganzen aan bod. Van deze bijzondere onderfamilie vinden we drie soorten in Nederland terug. In deze blog vertellen we er alles over.

Halfganzen

Inhoudsopgave

Halfganzen

Zoals al eerder in deze blogserie benoemd is er nog geen volledige overeenstemming gevonden over de taxonomische indeling van de eenden, ganzen en zwanen. Onder andere bij de indeling van de halfganzen is nog enige onduidelijkheid. In principe komen er in Nederland drie halfganzen voor: de bergeend, de casarca en de Nijlgans. De mandarijneend en de muskuseend hebben we eerder besproken bij de grondeleenden, maar zouden wellicht beter ook bij de halfganzen ingedeeld moeten worden. Het toont in ieder geval aan dat de grondeleenden en halfganzen nauw aan elkaar verbonden zijn.

Bergeend (Tadorna tadrona)
Casarca (Tadorna ferruginea)
Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)
Halfganzen in Nederland

Bergeend (Tadorna tadorna)

De eerste halfgans die we bespreken is de bergeend. Deze grote eendensoort (of kleine ganzensoort?) bereikt een lichaamslengte van 58 tot 67 centimeter en een spannwijdte van 110 tot 133 centimeter. Mannetjes en vrouwtjes hebben hetzelfde verenkleed; overwegend wit met zwarte accenten en een brede bruine baan over de borst. De kop en hals zijn donkergroen tot bijna zwart gekleurd. Ze hebben een felrode snavel. Bij de mannetjes zit hier nog een knobbel op, deze ontbreekt bij de vrouwen, waardoor ze goed van elkaar te onderscheiden zijn.

Bergeenden - halfganzen
Bergeenden hebben een mooi gevarieerd verenkleed en een felrode snavel
Roep bergeend (Xerno Canto – Albert Lastukhin)

Leefwijze en voedsel

Bergeenden vinden we in Nederland voornamelijk langs de kust in de duinen en in kwelders. In mindere mate komen ze ook in het binnenland voor, meestal dichtbij de grote rivieren. In de nazomer verzamelen zich grote groepen bergeenden in de Waddenzee, om daar met z’n allen te ruien. Doordat ze in deze periode niet, of niet goed kunnen vliegen zijn ze in een grote groep veiliger.

Voedsel vinden bergeenden vooral foeragerend in ondiep water op slikvelden en andere vlakten. Het grootste deel van het menu bestaat uit kleine ongewervelden, zoals slakken, kreeftjes, regenwormen en insecten. Daarnaast wordt soms ook plantaardig voedsel gegeten.


Lees ook: arenden in Nederland


Voorplanting en trekgedrag

Bergeenden broeden voornamelijk in oude konijnenholen of andere holtes. Er worden zo’n acht tot tien eieren gelegd, welke in 28 dagen worden uitgebroed. Het vrouwtje broedt de eieren uit, het mannetje staat buiten op de uitkijken. Omdat ze graag in konijnenholen broeden zijn de duinen in het Nederlandse landschap het meest geschikte broedgebied.

Er zijn in Nederland tussen de 5000 en 8000 broedparen. Dit aantal is redelijk stabiel. Omdat de konijnenpopulatie wel jaarlijks afneemt, zijn er minder holen om in te broeden en moeten bergeenden op zoek naar andere geschikte broedplekken. Ze broeden daardoor tegenwoordig ook in dichte vegetatie.

Na het broeden trekken bergeenden naar de Waddenzee, om daar in grote groepen veilig te ruien. Hier verblijven ze meestal gedurende de winter, om in het voorjaar weer terug te keren naar het broedgebied. In strenge winters trekken bergeenden nog wel eens zuidelijker.

Bergeenden maken gebruik van creches. Enkele tientallen jongen worden dan tijdelijk verzorgd door enkele volwassen dieren (Saxifraga - Piet Munsterman)
Bergeenden maken gebruik van creches. Enkele tientallen jongen worden dan tijdelijk verzorgd door enkele volwassen dieren (Saxifraga – Piet Munsterman)

Casarca (Tadorna ferruginea)

De tweede halfgans die we bespreken is de casarca. Deze opvallende eendensoort wordt iets groter dan de bergeend. Ze bereiken een lichaamslengte van 61 tot 67 centimeter en een spanwijdte van 121 tot 145 centimeter. Zowel de mannen als de vrouwen hebben een helder oranjebruin verenkleed. Ze hebben een roomkleurige kop en een zwarte snavel. Mannetjes hebben in het zomerkleed een zwarte halsring. Opvallend zijn verder nog de witte vlekken op de boven- en ondervleugels waardoor ze in vlucht goed opvallen.

Casarca
De casarca heeft een exotisch uiterlijk
Roep Casarca (Xeno Canto – Johannes Dag Mayer)

Leefwijze en voedsel

De casarca is vooral een soort van het zuiden van Europa, noordelijk Afrika en zuidelijk Azië. In Centraal- en West-Europa is er een populatie ontstaan, waarschijnlijk vanuit watervogelcollecties.

Het menu van casarca’s is hoofdzakelijk plantaardig. Ze eten op land gras en planten en onder water grondelen ze, net zoals grondeleenden dat doen, naar onder water planten.


Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Voortplanting en trekgedrag

Meestal worden er acht of negen eieren gelegd. Deze worden in ongeveer 28 dagen uitgebroed. In het oorspronkelijke leefgebied broeden ze in rotsholen of in boomholten. Hier worden ook boomholten gebruikt, maar soms wordt er ook gebroed in de oevervegetatie. In Nederland is het aantal broedparen beperkt tot enkele tientallen, dus vormt deze exoot (vooralsnog) geen problemen voor inheemse soorten.

De hoogste aantallen zijn in de zomer waar te nemen. Na het broeden verzamelen casarca’s zich (onder andere op het Eemmeer), om gezamenlijk te ruien. Na de rui trekken de casarca’s iets zuidelijker om te overwinteren. Uit onderzoek blijkt dat dit vooral in Zuid-Duitsland en Zwitserland is.

Casarca halfgans (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
De casarca’s die in Nederland leven overwinteren in Zuid-Duitsland en Zwitserland (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)

Tot slot nog een soort die zich, net als de casarca, ook heeft gevestigd in West-Europa vanuit watervogelcollecties. De ontwikkeling van deze populaties is echter in niets te vergelijken met die van de casarca’s. Nijlganzen hebben zich sinds 1967 dusdanig hard weten te ontwikkelen dat ze op de lijst van invasieve exoten terecht zijn gekomen en daardoor een bedreiging vormen voor inheemse soorten.

Nijlganzen zijn met de donkere oogvlek onmiskenbaar (De Natuur van hier)
Nijlganzen zijn met de donkere oogvlek onmiskenbaar (De Natuur van hier)

Nijlganzen zijn de grootste halfganzen in ons land, ze bereiken een lichaamslengte van 63 tot 73 centimeter en een spanwijdte van 134 tot 154 centimeter. Ze hebben een overwegend grijsbruin verenkleed, maar zijn overduidelijk te herkennen aan de donkere vlek rondom het oog en op de borst. Ze hebben zwarte vleugels met witte schouders en grote, roze poten.

Roep Nijlgans (Xeno Canto – Jorge Leitão)

Leefwijze en voedsel

De meeste nijlganzen zijn in het Westen en Noorden van ons land te vinden. Maar ook in het binnenland zijn nijlganzen te zien, vooral langs de grote rivieren. Verder kun je nijlganzen overal tegen komen waar water te vinden is.

Het menu van nijlganzen is hoofdzakelijk plantaardig. Op land eten ze bijvoorbeeld gras en planten. In het water zoeken ze ook naar plantaardig voedsel. Zowel oppervlakteplanten als onderwaterplanten worden gegeten.

Nijlgans halfganzen
Nijlgans in vlucht

Voortplanting en trekgedrag

Nijlganzen broeden in boomholten, onder struiken nabij water of in (oude) nesten van onder andere grauwe gans, reigers, ooievaars en buizerds. Ze zijn zeer fel in het verdedigen van hun eigen nesten, maar ook in het verdringen van andere soorten die al aan het broeden zijn. Dit is ook een van de hoofdredenen (naast het lange broedseizoen) dat de nijlgans zich zo explosief heeft ontwikkeld in West-Europa.

Meestal worden er 6 tot 9 eieren gelegd, welke in 28 tot 30 dagen worden uitgebroed. De meeste broedgevallen vinden plaats van april tot eind mei, maar buiten deze periode is zeker geen uitzondering. Nijlganzen kunnen vrijwel het gehele jaar broedend aangetroffen worden.

In West-Europa zijn nijlganzen standvogels. Na het broeden zwerven ze rond en hebben ze niet per see een vaste plek.


Lees ook: welke zeehonden leven er in Nederland?


De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – grondeleenden

Deel 3 – grondeleenden vervolg

Deel 4 – duikeenden

Deel 5 – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eider, ijseend en zee-eenden

Deel 7 – halfganzen

Deel 8 – zwarte ganzen

Deel 9 – grijze ganzen

Deel 10 – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Akkervogels in Nederland

Gele kwikstaart (de Natuur van hier)

Nederland bestaat voor een groot deel uit agrarisch gebied. Van oudsher zijn veel vogelsoorten gebonden aan dit landschap, wat bestond uit kleinschalige bloeiende akkerpercelen omringd met heggen en houtsingels. Dit landschap is de laatste decennia sterk veranderd, waardoor veel akkervogels het zwaar hebben. In deze blog aandacht voor de akkervogels die we in Nederland kennen.

Omslagfoto: gele kwikstaart (de Natuur van hier)

Patrijs
De patrijs is misschien wel het bekendste voorbeeld van een akkervogel in nood

Inhoudsopgave

Wat zijn akkervogels?

Akkervogels zijn vogels die op of in de buurt van akkers broeden en daar ook hun voedsel vinden. Veelal broeden akkervogels op de grond, goed verscholen tussen de vegetatie of aan de voet van een haag. Akkervogels vinden voedsel in de vorm van granen en onkruidzaden, maar sommige soorten eten ook de insecten die op de bloemen afkomen. Er zijn ook een aantal roofvogels die in de akkers jagen op (zang)vogels en muizen.


Lees ook: de teloorgang van de zomertortel en de opkomst van de bijeneter


Akkervogels

De akkervogels zijn grofweg in te delen in de zangvogels, fazantachtigen, roofvogels & uilen en een overige categorie. Ieder met hun eigen levenswijze, op hun eigen plek in het akkerlandschap.

Zangvogels

Zoals in praktisch ieder biotoop zijn er zangvogels te vinden. De kleine, vlugge en luidruchtige vogels zorgen voor leven in de brouwerij. Binnen het akkerlandschap zijn er zangvogels die het kleinschalige landschap prefereren, maar ook soorten die houden van de open en weidse velden.

Zangers van het kleinschalige landschap

Een aantal zangvogels prefereren het kleinschalige landschap, waarin akker worden afgewisseld met landschapselementen zoals scheerheggen, struweelhagen en houtsingels. Kneuen leven in grote groepen en bewonen meidoornhagen en braamstruwelen. De ringmus voelt zich thuis in een kleinschalig landschap met akkers en bomen met holen, waarin ze kunnen broeden

Geelgorzen broeden in heggen en houtsingels en vinden voedsel (grotendeels zaden) op de akkers. Ook de grauwe gors kwam vroeger een stuk meer voor in Nederland, maar is tegenwoordig nog maar op enkele plekken te vinden in ons land.

Zangers van het open veld

Meer in het open terrein voelen andere zangvogels zich thuis. De bekendste hiervan is misschien wel de veldleeuwerik. Met zijn prachtige zang en sierlijke vlucht geven ze kleur aan het landschap. Helaas is de soort sinds de jaren ’70 met 95% afgenomen.

Ook kwikstaarten zijn bewoners van de open akkergebieden. De witte kwikstaart, gele kwikstaart en Engelse kwikstaart voelen zich thuis op de akkers. Ze broeden er veelal op de grond en struinen de akkers af op zoek naar insecten.

Gele kwikstaarten op de akkers
In Nederland komen verschillende soorten gele kwikstaarten voor. Twee daarvan zijn geregeld te vinden op akkers: de gele kwikstaart en de Engelse kwikstaart. De gele kwikstaart (man) heeft een gele keel en borst, en een prachtige blauwgrijze kop met een witte wenkbrauwstreep. De mannetjes van de Engelse kwikstaart hebben ook een gele keel en borst, maar een geelgroene kop.
De andere twee gele kwikstaarten zijn de grote gele kwikstaart en de Noordse kwikstaart. De grote gele kwikstaart leeft voornamelijk langs stromende beken en de Noordse kwikstaarten is enkel in ons land te bewonderen als doortrekker.

Wintervoedsel

Dan zijn er nog een aantal zangvogels die akkers gebruiken om in de winter voldoende voedsel te vinden. Op speciaal ingerichte akkers vinden soorten zoals graspiepers, groenlingen, vinken, en distelvinken in de winter voedsel in de vorm van zaden van granen, kruiden en grassen. Cruciaal voor deze soorten om de winter door te komen.

Fazantachtigen

Dan zijn er nog een aantal typische akkervogels die behoren tot de fazantachtigen. Drie soorten behorend tot deze familie komen voor in de Nederlandse akkers: de kwartel, de patrijs en de fazant. Deze grondbroedende vogels leggen over het algemeen veel eieren (meer dan 10 is vrij normaal) en voeden zich met zaden van grassen, onkruiden en granen en met insecten.

De kwartel is de kleinste van het stel. Ze hebben een donkerbruin verenkleed met lichtgele strepen. Maar zien doe je ze niet snel, je zult ze eerder horen. Het bekende kwik-me-dit, kwik-me-dat geluid is vooral op zomeravonden goed te horen in graanvelden.

De patrijs is een stukje groter dan de kwartel. Het is misschien wel hét bekendste voorbeeld van vogelsoorten die drastisch te leiden hebben gehad onder de intensivering van de landbouw. De populatie is sinds de jaren ’70 met 95%(!) afgenomen. De eens zo normale broedvogel is nu bijna een zeldzaamheid geworden.

Tot slot nog de fazant. Deze kleurrijke verschijning komt hier van origine niet voor maar is in het verleden (en nu nog steeds, maar dan illegaal) uitgezet als jachtwild. Fazanten zijn in Nederland het hele jaar door op akkerland te zien, het zijn standvogels.


Lees ook: Kraaien in Nederland – deel I


Roofvogels & uilen

Een van de kleinste roofvogels die je boven een akker zult zien is de torenvalk. Deze valk hangt vaak biddend boven een akker of grasland, op zoek naar veldmuizen. Torenvalken hebben een roodbruine rug. Het mannetje heeft een grijze kop en staart. Vrouwtjes zijn minder opvallend bruin en hebben een gebandeerde staart.

Daarnaast zijn er nog de slanke en elegante kiekendieven die graag gebruik maken van akkers. De grauwe kiekendief broedt nog met enkele tientallen, vooral in de provincie Groningen. Hier broeden ze vooral in graan- en luzerneakkers. Met de blauwe kiekendief is het minder goed gesteld in ons land. Deze is namelijk bijna uitgestorven als broedvogel in Nederland. Tot slot is er zo nu en dan nog een dwaalgast in de akkers in Nederland ontdekt: de steppekiekendief. Deze mysterieuze vogel van de steppes in Rusland is echter voor het eerst in 2017 tot broeden gekomen in Nederland, ergens in (wederom) Groningen.

Uilen

Dan zijn er ook nog een aantal uilen die gebruik maken van het (half)open akkerlandschap. Het kleinste uitlje van Nederland, de steenuil, is een typisch voorbeeld van kleinschalig agrarisch cultuurlandschap. Ook de ransuil en kerkuil maken gebruik van het open akkerveld om op muizen te jagen. Ransuilen broeden in bomen, kerkuilen broeden vaak ook op (boeren)erven in schuren.

Tot slot komt ook de velduil voor in het akkerlandschap. Wanneer de omstandigheden gunstig genoeg zijn kunnen ze er zelfs soms broeden. Het nest maken ze op de grond. Het zijn geen echte trekvogels, maar verplaatsen zich naar waar de omstandigheden het beste zijn.

Overige akkervogels

Dan zijn er nog een aantal akkervogels die niet in bovenstaande groepen in te delen zijn. Sommige soorten zijn typische akkervogels, andere komen naast het akkerlandschap ook nog in andere biotopen voor.

De zomertortel, een duivensoort die zich thuis voelt in het kleinschalige agrarische landschap. Helaas is de soort sterk afgenomen, onder andere door jacht in Zuid-Europa en de schaalvergroting in de landbouw. Een andere bijzondere akkervogel is de kwartelkoning. Kwartelkoningen laten zich lastig zien, een belangrijk aspect van het leefgebied is dan ook voldoende dekking. Mannetjes maken in het voorjaar een kenmerkend crex-crex geluid, dat tot ver te horen is.

Tot slot zijn er nog twee soorten die normaliter eerder tot de weidevogels worden gerekend, maar toch ook regelmatig op bouwland te vinden zijn. Dit geldt zowel voor de scholekster als voor de kievit. Beide soorten profiteren van het open land en de afwisseling van gras- en bouwland.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Eider, ijseend en zee-eenden in Nederland – deel VI

Eider

In deel V van de serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland werden de stekelstaarten, brilduikers en zaagbekken besproken. In deel VI worden de eider, ijseend en zee-eenden besproken. Allereerst worden de broedende soort(en) besproken, vervolgens de soorten die ons land af en toe bezoeken.

Inhoudsopgave

Zee-eenden en consorten

De eendensoorten die in deze blog worden besproken horen, samen met de brilduiker en zaagbekken uit de vorige blog in deze reeks, tot de onderfamilie Merginae. Deze soorten zijn voornamelijk op, of in de buurt van zee te vinden. Het zijn grote eendensoorten, welke voornamelijk dierlijk voedsel eten. Ze hebben daarom ook een grote en krachtige snavel.

De eider behoort tot het geslacht Somateria, samen met de brileider en koningseider, welke niet in Nederland voorkomen (al wordt de koningseider heel soms gezien als dwaalgast en is de brileider recentelijk voor het eerst in Nederland waargenomen). De ijseend behoort tot een monotypisch geslacht, wat betekent dat het de enige soort binnen het geslacht is. De zee-eenden behoren tot het geslacht Melanitta, die zes soorten telt. Niet alle soorten hiervan komen voor in Nederland.

Koningseider
De koningseider is een voorbeeld van een prachtige dwaalgast die hier maar enkele keren gezien is
Eider (Somateria mollissima)IJseend (Clangula hyemalis)
Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)Grote zee-eend (Melanitta fusca)
De te bespreken eenden in deze blog

Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Eider (Somateria mollissima)

De eerste eend die we bespreken is de eider, ofwel eidereend. Dit zijn grote eenden die een lichaamslengte van 50 tot 71 centimeter bereiken en een spanwijdte van 95 tot 105 centimeter. Het is daarmee een van de grootste eenden van Europa. Mannetjes hebben een zwart-wit verenkleed, met een groenige vlek in de nek een rozige buik. Vrouwtjes zijn overwegend bruin gekleurd. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een grote, driehoekige snavel. Eiders staan ook wel bekend om hun dons, wat wordt gezien als het zachtste dons ter wereld.

Eider
Het mannetje eider heeft een zwart-wit verenkleed met een olijfgroene vlek in de nek

Leefwijze en voedsel

Eiders leven hoofdzakelijk langs de kust, in zout water. Het zijn enorm goede vliegers en kunnen snelheden tot wel 113km/u bereiken. In Nederland zien we de eider voornamelijk in het Waddengebied.

Het voedsel is hoofdzakelijk dierlijk. Weekdieren zoals mossels, kokkels en krabben, maar ook kreeftachtigen worden gegeten. Deze worden in zijn geheel doorgeslikt, waarna de sterke maag ervoor zorgt dat de harde schelpen van schelpdieren verteert worden. Bij krabben worden eerst de scharen en dergelijke verwijderd, waarna het lichaam als geheel wordt doorgeslikt.

Voortplanting en trekgedrag

De eerste broedende eider in Nederland werd ontdekt op Vlieland in 1906. Sinds die tijd zijn de aantallen flink toegenomen, maar recentelijk ook weer afgenomen. Het vrouwtje gebruikt het dons van de borst (hier zit het zachtste dons) voor de nestbouw. Na zo’n 25 dagen komen de eieren (meestal 4 tot 6) uit. De jongen zijn na ruim twee maanden vliegvlug

Eiders zijn geen lange afstandstrekkers. In de koudere maanden zakken ze wat af langs de kust, tot in Zuid-Frankrijk. In de winter hebben we in Nederland overwinteraars van vogels die meer noordelijk broeden.

IJseend (Clangula hyemalis)

Een van de mooiste eenden die je in ons land kunt treffen (als je geluk hebt) is de ijseend. Deze eend komt hier voornamelijk als wintergast voor, maar is één keer tot broeden gekomen. IJseenden bereiken een lichaamslengte van 40 tot 47 centimeter en een spanwijdte van 73 tot 79 centimeter.

Het zijn dus relatief kleine zee-eenden. Het mannetje valt het meeste op, met zijn verlengde staartpennen die wel dertien centimeter lang kunnen worden! In zomerkleed hebben mannetjes een zwarte kop en borst en is de rest van het lichaam bruin, zwart en wit gekleurd. In de winter is het verenkleed van de man overwegend wit, met zwarte tekening. Het vrouwtje is wat meer bruinig gekleurd. In zomerkleed heeft het vrouwtje een donkere, bruine kop. In de winter is deze meer wit van kleur, vooral rondom het oog.

IJseend (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
IJseenden zijn een van de fraaiste eendensoorten. Hier een mannetje in winterkleed (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Leefwijze en voedsel

Zoals gezegd zijn het in ons land voornamelijk wintergasten. Ze overwinteren dan veelal op zee, maar ook soms in diepere zoute of brakke wateren. In het broedgebied leven ze vooral op het toendralandschap en worden ze ook gezien in bergmeren.

Het menu van ijseenden is hoofdzakelijk dierlijk. Vissen, schelpdieren, garnalen en (water)insecten worden veel gevangen. IJseenden kunnen diep duiken om aan het voedsel te komen. Soms wordt ook plantaardig materiaal gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

In de regel broeden ijseenden dus veel noordelijker dan Nederland. Op de arctische toendra’s broeden ze in paartjes of in groepen. In Nederland heeft een paartje ijseenden voor het eerst gebroed in 2019, in Marker Wadden. Hoog uitzonderlijk, want het is tot nu toe ook bij dit ene broedgeval gebleven.

In oktober vliegen ijseenden van het broedgebied naar de meer zuidelijk gelegen overwinteringsplaatsen. Hieronder valt ook Nederland, al is dit zeker niet de meeste bezochte overwinteringsplek. De meeste ijseenden overwinteren op de Oostzee.

Doortrekkers, wintergasten en dwaalgasten

De resterende eenden in deze blog broeden allen niet in ons land, maar zijn hier enkel als doortrekker, wintergast of dwaalgast aanwezig.

Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)

De zwarte zee-eend bereikt een lichaamslengte van 44 tot 54 centimeter, met een spanwijdte van 79 tot 90 centimeter. Mannetjes zwarte zee-eenden zijn volledig zwart, enkel de vleugelpunten zijn iets minder zwart en neigen naar donkergrijs. De bovenkant van de snavel is geel. Het vrouwtje is bruin van kleur, de bovenkant van de kop is donker en ze hebben licht gekleurde wangen. De snavel is donker van kleur. Beide geslachten hebben een puntige staart.

Zwarte zee-eend (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
Mannetje zwarte zee-eend (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Leefwijze en voedsel

Zwarte zee-eenden zien we hier in Nederland bijna uitsluitend op zout water, maar in het broedgebied broeden ze op zoetwatermeren en langzaam stromende rivieren. Het broedgebied van deze soort bevindt zich in het hoge noorden, onder andere in Rusland en het noorden van Scandinavië.

De zwarte zee-eend zien we in Nederland vooral als doortrekker en wintergast. In het verleden waren de aantallen wintergasten aan de Nederlandse Noordzeekust veel hoger dan tegenwoordig. Vermoedelijk heeft dit te maken met de overbevissing die plaatsvindt in de Noordzee.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Zwarte zee-eenden eten voornamelijk schelpdieren. Dit wordt verder aangevuld met kreeftachtigen. Wanneer ze op zoet water verblijven eten ze ook insecten, kleine vis en soms zelfs plantaardig materiaal. Het zijn zeer goede duikers, welke tot 30 meter diep kunnen duiken om bij de schelpdieren te komen.

Grote zee-eend (Melanitta fusca)

De laatste zee-eend die hier met enige regelmaat voorkomt is de grote zee-eend. De grote zee-eend wordt 51 tot 58 centimeter groot, met een spanwijdte van 86 tot 99 centimeter. Ze lijken veel op de zwarte zee-eend, maar hebben meer wit in het verenkleed. Ze hebben een witte achtervleugel, welke heel goed opvalt in vlucht en een kleine witte vlek onder het oog. De bovenzijde van de snavel is geel. Het vrouwtje is niet zwart, maar donkerbruin. Verder heeft het vrouwtje wel dezelfde witte delen in het kleed als de man. Grote zee-eenden zijn in Nederland vaak samen te zien met zwarte zee-eenden.

Zwarte zee-eend (Saxifraga - Tom Heijnen)
Grote zee-eenden zijn uitstekende duikers (Saxifraga – Tom Heijnen)

Leefwijze en voedsel

De grote zee-eend komt hier voor als wintergast en doortrekker. Broeden doen ze meer noordelijk. Hier broeden ze op zoewaterplassen. In Nederland verblijven ze vaak op zee, in de buurt van de kust. Het zijn zeer goede duikers, welke tot wel 40 meter diep kunnen duiken voor voedsel.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit schelpdieren, zoals mosselen. Daarnaast worden ook kreeftachtigen en soms kleine vis gegeten. In het broedgebied staan ook insecten en plantaardig materiaal op het menu.

Het aantal overwinteraars is de laatste jaren afgenomen. Waarschijnlijk om dezelfde reden als bij de zwarte zee-eend: overbevissing in de Noordzee.

Dwaalgasten

Tot slot benoemen we nog een paar dwaalgasten die wel eens zijn waargenomen in Nederland. Allereerst de koningseider (Somateria spectabilis), waarvan eerder in de blog al een afbeelding voorbij kwam. Het leven van deze prachtige eendensoort is vooral verbonden aan de arctische kusten van Noord-Europa, Noord-Amerika en Noord-Azië. Een enkele keer duikt er een koningseider op voor de kust van Nederland. In januari (2025) werd in Nederland zelfs voor het eerst een brileider (Somateria fischeri) waargenomen. Deze fotogenieke soort houdt zich normaliter veel noordelijker op en is pas een aantal keren waargenomen in Europa.

Tot slot zijn er enkele meldingen bekend van de Amerikaanse zee-eend (Melanitta americana) voor de kust van Nederland. Deze zee-eend komt eigenlijk voor in Alaska en Canada, maar het komt dus wel eens voor dat een individu de tocht over de oceaan weet te volbrengen. Erg uitzonderlijk dus!

De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – grondeleenden

Deel 3 – grondeleenden vervolg

Deel 4 – duikeenden

Deel 5 – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eider, ijseend en zee-eenden

Deel 7 – halfganzen

Deel 8 – zwarte ganzen

Deel 9 – grijze ganzen

Deel 10 – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Waar kun je in Nederland zeehonden zien?

Grijze zeehond

In Nederland maak je kans om twee zeehonden te zien: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Maar waar heb je nou de meeste kans om deze geweldige zeezoogdieren te zien? In deze blog bespreken we de beste plekken om zeehonden te zien. Daarnaast bespreken we ook wat de beste tijd in het jaar is om op zoek te gaan en hoeveel zeehonden er in Nederland leven.

Zeehonden

Inhoudsopgave

Wanneer heb je de meeste kans om zeehonden te zien?

Als je graag zeehonden wil zien, dan is het goed te weten wanneer je hiervoor het beste op pad kunt gaan. Je hebt namelijk niet altijd even veel kans om er een te zien. Het leven van zeehonden hangt nauw samen met eb en vloed.

Tijdens vloed zijn zeehonden in zee, op jacht naar vis. Tijdens eb liggen ze vaak op zandbaken die door eb droog zijn komen te liggen. Hier verzamelen zich dan zeehonden (van verschillende soorten) en liggen ze met tientallen en soms wel honderden samen. Het beste ga je dus op pad tussen twee uur voor laagwater en twee uur na laagwater. De meeste kans heb je bij rustig weer. Zeehonden zijn gevoelig voor verstoring, houd dus altijd rekening met onderstaande regels om ze zo min mogelijk te verstoren.

  • Houd voldoende afstand, altijd minstens 30 meter;
  • Laat honden thuis. Als ze wel mee zijn houd ze dan aangelijnd en blijf op ruime afstand zodat de zeehonden zich niet bedreigd voelen;
  • Blijft rustig en veroorzaak geen overlast zodat de zeehonden niet verstoord worden.

Lees ook: welke zeehonden leven er in Nederland?


Zeehondencentrum

Ondanks dat je een goede kans maakt om zeehonden te spotten als je gebruik maakt van bovenstaande tips, heb je nooit een garantie. Het is immers natuur en deze laat zich niet regisseren. Wil je zekerheid, ga dan naar het Zeehondencentrum. Hier worden zieke en gewonde zeehonden opgevangen en weer uitgezet als ze voldoende fit zijn. Daarnaast is er een bezoekerscentrum, waar je van alles te weten komt over zeehonden.

Hoeveel zeehonden leven er in Nederland?

Zeehonden leven in Nederland voornamelijk in het Waddengebied en in de Delta. In het internationale Waddengebied wordt de totale populatie gewone zeehonden op ongeveer 40.000 dieren geschat. Hiervan leeft ongeveer 25% in het Nederlandse gedeelte. Daarnaast werden er nog 7800 grijze zeehonden geteld in het Nederlandse gedeelte van de Waddenzee.

In de Delta zijn ook gewone en grijze zeehonden geteld. Hier kwamen in 2022 zo’n 1500 gewone zeehonden en bijna 3500 grijze zeehonden. Grofweg kan er dus gesteld worden dat er momenteel circa 22.000 zeehonden (gewone en grijze) leven in Nederland. Bovenstaande cijfers zijn afkomstig van het Compendium voor de leefomgeving.

Gewone zeehond
Veruit de meeste zeehonden leven in Nederland in de Waddenzee

Zeehonden kijken

Zeehonden spotten in Nederland kan dus op meerdere plekken. Om de dieren niet te verstoren is het belangrijk om eerder genoemde regels in acht te nemen. Om de dieren toch goed van een afstand te kunnen bekijken is het raadzaam om een verrekijker of telescoop aan te schaffen. Zo kun je van een veilige afstand de dieren rustig bekijken.

Verrekijker
Als je zeehonden wil gaan spotten is een verrekijker geen overbodige luxe. Met behulp van een verrekijker kun je vanaf gepaste afstand de zeehonden goed bekijken en kun je het natuurlijke gedrag van deze dieren goed waarnemen. Maar de ene verrekijker is de andere niet. Als je besloten hebt om een verrekijker aan te schaffen, let dan goed op de volgende punten:
– Vergroting
– Helderheid
– Gebruiksgemak

Ga voor een verrekijker 8×42 of 10×42. Het eerste getal staat voor de vergroting: 8×42 kan dus 8x vergroten, 10×42 kan 10x vergroten. Omdat zeehonden vaak in zee zwemmen, of op zandbanken rusten is het wijs om voldoende vergroting te kiezen. Zo krijg je de zeehonden goed in beeld. Het tweede getal staat voor de diameter van het objectief. Hoe groter de diameter, hoe meer licht er wordt opgevangen en hoe helderder het beeld.

Houd tenslotte ook rekening met het gebruiksgemak. Meer vergroting en een grotere diameter is leuk, maar hiermee wordt de verrekijker ook automatisch zwaarder en lastiger te hanteren. Ga dus voor jezelf na wat je het belangrijkste vindt en maak vervolgens je keuze. Denk ook na over je budget. Als je een beperkt budget hebt dan is bijvoorbeeld Vortex een goede keuze. Hier hebben we persoonlijk goede ervaringen mee. Maakt het budget niet zoveel uit, dan kun je natuurlijk voor een Zeiss of Swarovski gaan!


Lees ook: eenden in Nederland – deel I


Zeehonden kijken in het Waddengebied

Veruit de meeste zeehonden in Nederland leven in de Waddenzee, dus op de Waddeneilanden en in de rest van het Waddengebied maak je een goede kans om zeehonden te zien.

Texel

Op Texel maak je een goede kans op zeehonden bij de zandbank De Razende Bol. Hier zijn bij laag water bijna altijd zeehonden te zien. Voor de beste zeehondenervaring boek je een boottocht. Zo kom je veel dichterbij de dieren, zonder dat je ze afschrikt, en de boottochtleiders weten precies waar ze moeten zijn. Daarnaast kun je ook een bezoek brengen aan Ecomare. Hier leer je alles over de zee en zijn zeehonden van dichtbij te bekijken.

Overige eilanden

Ook vanaf de andere eilanden zijn zeehonden te zien. Op de zandbanken rondom zijn vaak vaste groepen zeehonden te zien. Op Engelsmanplaat, een zandbak tussen Ameland en Schiermonnikoog, rusten soms honderden zeehonden. Een andere goede plek is de zandbank de Richel, in de buurt van Vlieland. Op sommige eilanden kunnen ook boottochten geboekt worden, om nog dichter bij zeehonden in de buurt te komen.

Gewone zeehond
Vanaf een boottocht heb je kans om zwemmende zeehonden van dichtbij te zien

Kraamkamer van de Wadden

In de Dollard, de monding van de Eems, is ook een goede kans om zeehonden te spotten. Er is hier zelfs een speciaal kijkscherm geplaatst, om zeehonden van dichtbij te kunnen bekijken. Omdat de zandbanken hier dichtbij de kust liggen en je achter een scherm staat, kun je zeehonden van heel dichtbij zien zonder dat ze het in de gaten hebben.

Zeehonden kijken in het Deltagebied

Een goede plek in het Deltagebied om zeehonden te zien is in het Grevelingenmeer, bij Brouwersdam. Hier leven ze vooral bij het eilandje Stampersplaat. Ook hier worden excursies georganiseerd om de zeehonden van dichterbij te kunnen bekijken.
Daarnaast kunnen zeehonden ook gespot worden in de Ooster- en Westerschelde. Goede plekken zijn hier de Roggenplaat en de Plompe Toren. Tot slot kun je bij laagwater vanuit uitzichtpunt het Groene Punt in natuurgebied Voornes Duin ook nog zeehonden zien.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!