Blauwe vlinders herkennen in Nederland – foto’s en tips

Icarusblauwtje blauwe vlinders

Vlinders zijn er in allerlei afmetingen en kleuren. Blauwe vlinders vallen echter goed op, omdat ze qua kleur veel afwijken van andere vlinders. Er zijn echter veel verschillende soorten blauwe vlinders in Nederland, sommige die vrij algemeen voorkomen en sommige die zeldzaam zijn. In deze blog bespreken we alle blauwe vlinders die in Nederland voorkomen.

Boomblauwtje (Shutterstock)
Boomblauwtje (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Overzichtstabel

Soort (Nederlands) Wetenschappelijke naam Spanwijdte Bovenzijde (man/vrouw) Onderzijde & kenmerken Vliegtijd Habitat & tips
Icarusblauwtje Polyommatus icarus 28–36 mm Mannetje egaal blauw, vrouwtje bruin met oranje vlekjes Onderzijde met twee wortelvlekken Mei–oktober (2–3 generaties) Kleinschalige graslanden, akkerranden, rups op vlinderbloemigen
Boomblauwtje Celastrina argiolus 26–34 mm Man blauw met dunne zwarte rand, vrouw lichtblauw met brede zwarte rand Zilvergrijze onderzijde met zwarte stippen Maart–oktober (2 generaties) Bomen en struiken, rups op klimop, vuilboom
Bruin blauwtje Aricia agestis 25–31 mm Bovenzijde bruin met oranje vlekjes (man/vrouw) Onderzijde lichtbruin met zwarte stippen, geen wortelvlekken Mei–oktober (2–3 generaties) Graslanden, bermen, Rode Lijst gevoelige soort
Heideblauwtje Plebejus argus 29–31 mm Mannetje helderblauw met zwarte band, vrouwtje bruin met oranje vlekjes Onderzijde: oranje rand met zwarte vlekjes Juni–augustus (1 generatie) Vochtige heide, symbiose met mieren, waardplant dopheide
Staartblauwtje Cupido argiades ± 25 mm Mannetje violetblauw, vrouwtje bruin Zilvergrijze onderzijde met zwarte stippen Sinds 2021 standvlinder Opkomst sinds waarnemingen in Limburg vanaf 2011

Icarusblauwtje (Polyommatus icarus)

In één oogopslag: mannetjes zijn egaalblauw van boven. Vrouwtjes zijn van boven meer bruin gekleurd met oranje vlekjes. Is te onderscheiden van andere blauwtjes door de twee wortelvlekken op de onderkant van de voorvleugel.

Het icarusblauwtje is het meest algemene blauwtje van ons land. Ze vliegen van mei tot en met oktober in twee, of soms drie, generaties. Icarusblauwtjes worden 2,8 centimeter tot 3,6 centimeter groot. Mannetjes zijn van boven egaal blauw met een witte franje (buitenste rand). Vrouwtjes zijn meer bruin gekleurd met oranje vlekjes. De vrouwtjes van het icarusblauwtje kunnen sterk op het bruin blauwtje lijken. Icarusblauwtjes zijn echter van andere soorten te onderscheiden door de twee wortelvlekken op de onderkant van de voorvleugel.

Waardplanten zijn diverse vlinderbloemigen, zoals gewone rolklaver, moerasrolklaver en kleine klaver. Ook nectar halen ze vaak uit bloemen van vlinderbloemigen, maar ook andere bloemplanten worden bezocht. De rupsen van het icarusblauwtje zijn lichgroen van kleur met een wat donkerdere groene streep op de rug. Overwintering gebeurt als rups, laag op een waardplant of in de strooisellaag.

Icarusblauwtjes komen in het hele land voor en verspreid zich via wegbermen door het land. Ze leven in allerlei kruidenrijke vegetaties zoals graslanden, akkerranden, wegbermen en dijken.

Boomblauwtje (Celastrina argiolus)

In één oogopslag: de mannetjes van het boomblauwtje hebben een geheel blauwe bovenzijde met een dunne zwarte rand. Vrouwtjes zijn lichtblauw van boven en hebben een brede zwarte rand. De onderkant is zilvergrijs met zwarte stippen.

Boomblauwtjes bereiken een spanwijdte van 2,6 tot 3,4 centimeter. Het is een algemene standvlinder en komt verspreid over het land voor. Alleen op kleigronden zijn ze wat minder goed verspreid.

Het boomblauwtje zie je over het algemeen echter wat minder goed. Dit komt omdat ze meestal wat hoger vliegen, in de toppen van bomen en struiken. Waardplanten zijn dan ook onder andere vuilboom, klimop en kardinaalsmuts. Naast nectar voeden boomblauwtjes zich ook met sap van bloedende bomen en honingdauw, een nectarachtige stof die wordt vrijgegeven door onder andere bladluizen.

De rupsen van boomblauwtjes zijn groen gekleurd met een witte lengtestreep. Het boomblauwtje vliegt in twee generaties per jaar en kunnen gezien worden van maart tot en met oktober. Ze komen vooral voor in gebieden met bossen. Akker(randen), tuinen, struwelen, boomgaarden, bosranden en (open plekken in) loofbossen kunnen een geschikt habitat vormen voor het boomblauwtje.


Lees ook: van tegeltuin naar groene tuin


Bruin blauwtje (Aricia agestis)

In één oogopslag: zowel bij mannetjes als vrouwtjes zijn de bovenzijde van de vleugels bruin met langs de achterrand oranje vlekjes. De onderzijde van de vleugels zijn lichtbruin met zwarte vlekjes.

Het bruin blauwtje bereikt een spanwijdte tussen de 2,5 en 3,1 centimeter en blijft daarmee iets kleiner dan het icarusblauwtje en het boomblauwtje. Zowel bij het mannetje als het vrouwtje zijn de bovenzijde van de vleugels bruin, met oranje vlekken langs de achterrand. De onderzijde van de vleugels is lichtbruin met zwarte vlekken. Het vrouwtje van icarusblauwtje kan sterk lijken op het bruin blauwtje. Bruin blauwtjes hebben echter geen wortelvlekken (vlekken aan de basis van de voorvleugel) op de onderzijde. Daarnaast zijn de bovenzijde van de vleugels van het icarusblauwtje (vrouwtje) weliswaar bruin, maar hebben deze vaak een blauwe basis.

De rupsen van het bruin blauwtje zijn groen met een paarsachtige streep over de lengte. Ze overwinteren als halfvolwassen rups in de strooisellaag. De waardplanten zijn reigersbek, ooievaarsbek en zonneroosje.

Het bruin blauwtje is een vrij schaarse standvlinder en komt voornamelijk voor in graslanden, wegbermen en op dijken. Ze staan als gevoelig op de Rode Lijst. Bruin blauwtjes zijn echter steeds beter verspreid door Nederland. Ze winnen vermoedelijk terrein door klimaatverandering, alleen in de meest noordelijke provincies worden ze nog minder waargenomen. Het bruin blauwtje vliegt van mei tot en met oktober in meestal twee, soms drie, generaties.

Heideblauwtje (Plebejus argus)

In één oogopslag: mannetje helderblauw met een zwarte band. Vrouwtje bruin met op de bovenzijde enkele oranje vlekjes. Op de onderzijde van de vleugels hebben ze aan de achterkant van de vleugel een oranje rand met zwarte vlekjes.

Het heideblauwtje bereikt een spanwijdte van 2,9 tot 3,1 centimeter. De bovenzijde van de vleugels zijn blauw met een zwarte rand en witte franje. Vrouwtjes hebben bruine vleugels met enkele oranje vlekjes aan de rand en een bruine franje. Op de onderzijde heeft het heideblauwtje aan de achterkant van de vleugel een oranje rand met zwarte vlekjes.

De rupsen zijn groen met een bruine lengtestreep. Ze leven in symbiose met mieren. De rupsen voorzien de mieren van een zoete voedingsstof (rijk aan suikers), in ruil daarvoor beschermen de mieren de rupsen en poppen tegen predatoren.

Het habitat van het heideblauwtje is vooral vochtige heide. De waardplant is de gewone dopheide. Rupsen eten van de uitlopers van de plant, terwijl de vlinders zich voeden met de nectar van de dopheide.

Het heideblauwtje is een schaarse standvlinder en staat op de Rode Lijst als kwetsbaar. De soort komt voornamelijk nog voor op de hogere zandgronden. In de duinstreek komt het heideblauwtje alleen nog voor op Texel. De afname van het heideblauwtje heeft met name te maken met de grote afname van heide in ons land. Daarnaast spelen verdroging en vergrassing van heide ook een rol. Het heideblauwtje vliegt in één generatie van juni tot en met augustus.


Lees ook: wat is een symbiose?


Buiten in het veld s het soms lastig om vlinders op naam te brengen. Je hebt geen internet, waardoor opzoeken en apps zoals ObsIdentify niet beschikbaar zijn. Met een zakgids kun je dan snel een vlinder opzoeken. De Zakgids Vlinders van de Benelux is hiervoor perfect. In deze gids vind je meer dan 100 soorten dagvlinders die in de Benelux voorkomen. De gids is rijkelijk geïllustreerd en van alle vlinders zijn de belangrijkste kenmerken terug te vinden. De gids is in zakformaat te verkrijgen, waardoor je hem dus gemakkelijk mee het veld in neemt. De zakgids is via deze link te bestellen bij bol.com.

Zakgids vlinders van de Benelux (bol.com)

Zeldzame blauwe vlinders

Daarnaast zijn er nog een aantal zeldzame vlinders, die maar sporadisch/een stuk minder algemeen te zien zijn in Nederland.

Allereerst het staartblauwtje (Cupido argiades). In 2011 werden een aantal exemplaren van deze soort ontdekt in Limburg. De jaren daarna heeft het staartblauwtje zich vanuit hier verder verspreid en wordt deze sinds 2021 beschouwd als standvlinder. Mannetjes hebben een violetblauwe bovenzijde en vrouwtje een bruine bovenzijde. De onderkant is zilvergrijs met zwarte stippen.

Het gentiaanblauwtje (Phengaris alcon) is een zeldzame standvlinder die op een aantal plekken voorkomt. Mannetjes hebben een volledig egale blauwe bovenzijde. Het vrouwtje is grijsbruin gekleurd.

Dan een soort die uit Nederland verdwenen was, maar weer geherintroduceerd: het pimpernelblauwtje (Phengaris teleius). De soort staat als ernstig bedreigd op de Rode Lijst. De bovenzijde van de vleugels is donkerblauw, met ene zwarte rand. Vrouwtjes hebben een bredere zwarte rand en zwarte vlekken. De soort komt voor in de Moerputten in Noord-Brabant.

Tegelijkertijd werd ook het donker pimpernelblauwtje (Phengaris nausithous) geherintroduceerd in de Moerputten. Helaas is deze daar inmiddels weer verdwenen. De soort heeft zich wel spontaan gevestigd in Limburg, maar ook daar is de situatie precair. Ook het donker pimpernelblauwtje staat op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. Ze lijken erg op het pimpernelblauwtje maar zijn, zoals de naam al aangeeft, donkerder gekleurd.

Tot slot nog het dwergblauwtje (Cupido minimus). Het dwergblauwtje was verdwenen uit Nederland, maar in 2016 vestigde de soort zich weer in Nederland. De soort wordt bijna uitsluitend alleen maar in Limburg gevonden. De bovenzijde van de vleugels zijn bruin, en bij mannetjes zijn deze vanuit de basis blauw. De onderzijde is grijs met zwarte vlekken. Zoals de naam al zegt zijn ze erg klein: een spanwijdte van 1,6 tot 2,7 centimeter.

Een andere vlinder gezien?

Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje.

Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?

Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.

Brandnetels, brandnetels, brandnetels

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.

Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)
Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)

Maak je tuin niet ‘winterklaar’

Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.

Zorgen voor nectar

Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch gekweekte planten en een groot aandeel inheemse soorten in je tuin. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop, wanneer ze in je tuin staan.

Zorg voor inheemse, biologische planten

Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Tot slot

Nu kun je blauwe vlinders herkennen en weet je wat je moet doen om meer vlinders naar je tuin te trekken. Wil je meer handige tips ontvangen voor een natuurvriendelijke tuin, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Herken oranje vlinders – met foto’s en tips – deel II

Kleine vuurvlinder (de Natuur van hier)

Er zijn vlinders in allerlei soorten, maten en kleuren. Opvallende vlinders zijn vaak niet moeilijk te herkennen, maar vlinders die er grotendeels hetzelfde uitzien, zijn moeilijker om uit elkaar te houden. Zo ook oranje vlinders. Hoe leer je oranje vlinders herkennen? In deze blog geven we je daar tips voor: waar kun je op letten en wat onderscheidt de ene vlinder van de andere? Aan het eind van deze blog geven we nog tips hoe je vlinders zelf kunt helpen.

Omslagfoto: kleine vuurvlinder (de Natuur van hier)

Oranje vlinders herkennen / Oranje zandoogje De Natuur van hier
Oranje zandoogje – de Natuur van hier

Inhoudsopgave

Oranje zandoogje (Pyronia tithonus)

In één oogopslag: bruine randen van boven- en ondervleugels, daarbinnen zijn de vleugels oranje. Op beide vleugels zijn zwarte vlekken met witte stippen erin te zien, die doen denken aan ogen.

Het oranje zandoogje is een gevoelige tot plaatselijk algemene standvlinder. De vleugels zijn oranjebruin en hebben een zwarte oogvlek met witte stippen op de voorvleugel. De spanwijdte van deze oranje vlinder is 3,5 centimeter tot 4,5 centimeter. Je kunt deze vlinder vooral in het noordoosten en het zuiden van het land tegenkomen, met name bij ruige graslanden, bosranden, struwelen, houtwallen en bloemrijke bermen.

De eitjes worden op waardplanten als kropaar, rood zwenkgras, grote vossenstaart en andere grassoorten afgezet. De rupsen leven van deze grassen. De jonge rupsen zijn okerwit met een groene zweem en hebben een donkere middenstreep. Ze overwinteren als rups in het gras.

Oranje zandoogjes vliegen van begin juli tot eind augustus. Vaak zonnen de vlinders op bladeren of fladderen laag over de grond. De oogvlekken zijn om vijanden af te schrikken. De mannetjes hebben een duidelijke geurstreep op de voorvleugel. Met warm weer kunnen er veel individuen tegelijk actief zijn.

Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas)

In één oogopslag: de bovenvleugels zijn oranje met zwarte vlekken en een zwarte rand. De ondervleugels hebben het andersom: een oranje rand en verder zwart. In de oranje band zitten ook zwarte vlekken.

De bovenvleugels van de kleine vuurvlinder zijn oranje met een zwarte band en zwarte vlekken. De ondervleugels zijn precies andersom: zwarte vleugels met een oranje band met zwarte stippen. Er kunnen in één jaar drie generaties kleine vuurvlinder vliegen. Spanwijdte van deze soort is ongeveer drie centimeter.

Waardplanten voor deze oranje vlinders zijn onder andere zuring en klimop. Het vrouwtje zet de eitjes een voor een af op de onderkant van bladeren. Het overwinteren gebeurt als rups en in de buurt van de waardplant. In het voorjaar wordt het eten hervat en verpopt de rups. Hoewel de rups niet groot is, zo’n anderhalve centimeter, valt hij toch op. De vorm van de rups is plomp en daarnaast is hij groen met roze.

De kleine vuurvlinder kun je tegenkomen in open terreinen, zoals schrale graslanden, bermen, de duinen en op de hei. In de periode maart tot en met oktober vliegt deze soort rond.

Argusvlinder (Lasiommata megera)

In één oogopslag: oranje vleugels met zwarte lijnen. In de vleugelpunten van de bovenvleugels een zwarte vlek met een witte stip. Op de ondervleugels zijn kleine zwarte vlekken met witte stippen te zien.

Deze oranje vlinder heeft een feloranje kleur. In de boven- en ondervleugels zijn zwarte lijnen te zien, die kronkelend lopen. In de vleugelpunten is een zwarte oogvlek. Dezelfde vlekken met witte stip komen ook in de ondervleugels voor, maar zijn kleiner. De spanwijdte van deze soort is tussen de vier en vijf centimeter.

De eitjes worden door het vrouwtje afgezet op planten die op een warme en beschutte plek staan. De eitjes zet het vrouwtje afzonderlijk af op de planten. De rupsen worden iets groter dan twee centimeter. Ze zijn groen en hebben een lichtere lengtestreep.

De argusvlinder kwam vroeger algemeen voor, maar wordt steeds zeldzamer. Vanaf de jaren 1990 gaat de soort hard achteruit. Je ziet de argusvlinder nu alleen nog regionaal verspreid door Nederland voor. De vliegtijd van deze oranje vlinder is tussen mei en oktober.

Zwartsprietdikkopje (Thymelicus lineola)

In één oogopslag: effen oranje vleugels met een donkere rand. Fors lijf en zwarte voelsprietknoppen.

Oranje vlinders herkennen - zwartsprietdikkopje

Deze oranje vlinder is met recht een oranje vlinder te noemen. Zijn vleugels zijn dieporanje met een donkere rand. Deze vlinder heeft een spanwijdte tussen de 2,5 en 2,8 centimeter. Je kunt deze vlinder vooral tegenkomen in het oosten en zuiden van het land, maar komt overal in Nederland algemeen voor. Ze houden van bloemrijke graslanden, dijken en ruige wegbermen.

De eitjes worden in groepjes afgezet op waardplanten als kropaar, kweek en beemdgras. De rupsen leven in een kokertje in opgerolde grassen. Ze zijn groen met witgroene lijnen en hebben bruine en witte strepen op de kop.

De vliegtijd van het zwartsprietdikkopje is van half juni tot half augustus en is daarmee wat later dan het geelsprietdikkopje. De kleur van de voelsprieten maakt het onderscheid tussen beide soorten. Deze soort is gevoelig voor maaibeheer en stikstof.

Groot dikkopje

In één oogopslag: een fors lijf en oranje vleugels die van lichtoranje tot donkeroranje kleuren. De vleugels hebben een zwarte rand. Als de vleugels dicht zijn, zijn de vlekjes bovenin de vleugels zichtbaar.

Oranje vlinders herkennen - groot dikkopje

Het groot dikkopje oogt fors en is oranjebruin met donkere en lichte vlekken en een dikke kop. De spanwijdte is tussen de 2,5 centimeter en 3,5 centimeter. Deze vlinder vliegt vaak op ooghoogte en rust graag op grasstengels. Je kunt deze vlinder vinden in graslanden, ruige bermen en op open plekken in het bos of langs de bosrand. Het is een algemene standvlinder die je vooral op zand- en veengronden en in de duinen ziet.

De eitjes worden afgezet op grashalmen, bijvoorbeeld op kweekgras en rood zwenkgras. Daar spint de rups na het uitkomen een kokertje. Vanuit daar eet hij van het gras, na het eten keert hij terug in zijn kokertje. De rups overwintert als halfvolgroeide rups in zijn kokertje in het gras. Na het overwinteren eet de rups weer verder, waarna de verpopping begint.

De vliegtijd van deze oranje vlinder is van begin juni tot begin augustus. Hoewel de soort algemeen is in Nederland, neemt de populatie af. Bij mannetjes zie je de typische houding van dikkopjes, in de vorm van een A: de voorvleugels zijn gespreid en de achtervleugels plat. Mannetjes hebben ook een duidelijke geurstreep, zichtbaar op de voorvleugel in de vorm van een langgerekte S.

Buiten in het veld s het soms lastig om vlinders op naam te brengen. Je hebt geen internet, waardoor opzoeken en apps zoals ObsIdentify niet beschikbaar zijn. Met een zakgids kun je dan snel een vlinder opzoeken. De Zakgids Vlinders van de Benelux is hiervoor perfect. In deze gids vind je meer dan 100 soorten dagvlinders die in de Benelux voorkomen. De gids is rijkelijk geïllustreerd en van alle vlinders zijn de belangrijkste kenmerken terug te vinden. De gids is in zakformaat te verkrijgen, waardoor je hem dus gemakkelijk mee het veld in neemt. De zakgids is via deze link te bestellen bij bol.com.

Zakgids vlinders van de Benelux (bol.com)

Grote vos (Nymphalis polychloros)

In één oogopslag: oranje vleugels met zwarte vlekken. Langs de vleugels loopt een zwarte rand, die bij de ondervleugels blauwe vlekken heeft.

Oranje vlinders herkennen - grote vos
Bron: Shutterstock

De grote vos werd met uitsterven bedreigd, maar wordt gelukkig de laatste tijd weer vaker gezien. Sinds 2019 is ook voortplanting vastgesteld. Tot 1980 kwam hij in kleine aantallen in het zuiden van Limburg voor, maar daarna ging het slechter. Het is een grote vlinder, met een spanwijdte van 5 tot 6 centimeter. Hij lijkt op de kleine vos, maar hij is groter, lichter oranje en de zwarte vlekken zijn minder uitgesproken. De witte vlek die kleine vos heeft, heeft grote vos niet. De grote vos is zeldzaam in Nederland, maar wordt weer vaker gemeld in Zuid-Limburg, Noord-Brabant en de Veluwe.

De rups leeft op verschillende loofbomen, zoals wilg, iep, fruitbomen en es. Het vrouwtje zet de eitjes in het voorjaar af op de onderkant van jong blad. De rups is zwart met fijne witte spikkels en fijne stekels. De rupsen leven in het beginstadium in sociaal verband, in een samen gesponnen nest. De soort overwintert als vlinder in koele, donkere plekken met oud hout.

Omdat de soort overwintert als vlinder, kunnen zij bij zacht weer in februari of maart al actief worden. Het zijn zwervende vlinders. De vliegtijd loopt grofweg van maart tot en met april, met soms nog een tweede generatie in juli of augustus.

Keizersmantel (Argynnis paphia)

In één oogopslag: een helderoranje vlinder met zwarte stippen. Mannetjes hebben zwarte strepen op de voorvleugel, de geurstrepen. De onderkant van de vleugels is groenachtig met witte stippen.

Oranje vlinders herkennen - keizersmantel

De keizersmantel was sinds 1980 in Nederland verdwenen, er werden enkel nog zwervende individuen waargenomen. Echter zijn er sinds 2004 weer voortplantingen gemeld, voornamelijk in de Achterhoek en in Zuid-Limburg, maar hij kan overal in het land opduiken. Het is een imposante oranje vlinder, met zwarte stippen en een spanwijdte van 5,5 tot 6,5 centimeter. Mannetjes hebben duidelijke zwarte geurstrepen op de voorvleugels.

De rupsen leven van viooltjes, met name bosviooltjes, hondsviooltjes en soms ook maarts viooltje. De eitjes worden hoog in bomen afgezet die bij viooltjes staan, zoals op eikenbast, waar ook wordt overwinterd. In het voorjaar kruipen de rupsen naar beneden en zoeken hun waardplant op. De rups is zwart met stekels en leeft solitair.

De vliegtijd is vrij lang, van eind juni tot eind augustus. De vlinder bezoekt graag distels en koninginnekruid en andere nectarplanten die in de bosrand groeien. Het is een warmteminnende soort, die bosranden met bloei en kruidenrijkdom nodig heeft.

Een andere vlinder gezien?

Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje. Heb je al gekeken bij het eerste deel van oranje vlinders? En er zijn nog een aantal witte vlindersoorten en gele vlindersoorten.

Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?

Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.

Brandnetels, brandnetels, brandnetels

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.

Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)
Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)

Maak je tuin niet ‘winterklaar’

Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.

Zorgen voor nectar

Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch gekweekte planten en een groot aandeel inheemse soorten in je tuin. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop, wanneer ze in je tuin staan.

Zorg voor inheemse, biologische planten

Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Inspiratie om een levend paradijs van je tuin te maken

Zoek je inspiratie om je tuin om te toveren tot een paradijs vol leven, geur en kleur? Waar plek is voor bijen, hommels, (kleine) zoogdieren, vogels en gele, witte en oranje vlinders? Hieronder vind je een aantal blogs die je op weg kunnen helpen:

Van tegeltuin naar groene tuin

De beste inheemse vaste planten

De beste inheemse planten voor in de zon

Een bloemrijk gazon aanleggen, onderhouden en de voordelen ervan

De beste inheemse bijenplanten

De beste inheemse schaduwplanten

Tips voor het aanleggen van een natuurtuin

De beste inheemse klimplanten

De beste inheemse bodembedekkers

Tot slot

Nu kun je oranje vlinders herkennen en weet je wat je moet doen om meer vlinders naar je tuin te trekken. Wil je meer handige tips ontvangen voor een natuurvriendelijke tuin, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs én op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Wouwen in Nederland – Roofvogels deel IV

Zwarte wouw (Shutterstock)

In deel IV van de blogserie Roofvogels in Nederland is het tijd om de wouwen in Nederland te bespreken. Deze elegante roofvogels zijn bezig met een opmars vanuit het zuiden en inmiddels broeden er alweer twee soorten in ons land. En wellicht kunnen we in de nabije toekomst een derde wouwensoort als broedvogel in ons land verwelkomen. Naast de wouwen wordt ook de majestueuze wespendief in deze blog besproken. Lees dus snel verder!

Omslagfoto: zwarte wouwen (Shutterstock)

Wespendief
Wespendief

Inhoudsopgave

Rode wouw (Milvus milvus)

De eerste wouw die we bespreken is de rode wouw. Deze prachtige roofvogel haalt een lichaamslengte van 60 tot 72 centimeter, met een spanwijdte van 143 tot 171 centimeter. Ze hebben een oranjerood verenkleed, met een vrij lichte kop en lichte vlekken op de vleugels. De rode wouw heeft een diep gevorkte staart en heeft de vleugels vaak licht gebogen in vlucht.

Rode wouw
De diepgevorkte staart en het oranjerode verenkleed maakt de rode wouw onmiskenbaar

Leefwijze en voedsel

Rode wouwen komen veel voor in een halfopen landschap, waarin een afwisseling van bossen en extensieve landbouwgebieden te zien is. Vroeger werden ze zelfs in steden waargenomen, waar ze vaak aas aten. Echter, door vervolging zijn ze uit de steden verdwenen.

Ze eten desondanks wel nog steeds veel aas. Naast aas worden ook vogels en kleine en middelgrote zoogdieren (muizen, konijnen en jonge hazen) gegeten. Het zijn echter opportunisten en ze vangen wat er beschikbaar is. Naast vogels en zoogdieren worden ook wel eens reptielen en ongewervelden dieren gevangen.

Voortplanting en trekgedrag

In 1976 werd het eerste broedgeval in Nederland gemeld. Sinds 2010 zijn er jaarlijks broedgevallen bekend. De laatste jaren zijn er steeds enkele tientallen broedparen in ons land waargenomen.

Rode wouwen maken hun nest in hoge bomen. Ze maken niet ieder jaar een nieuw nest, maar knappen soms ook oude nesten op. Meestal worden er twee eieren gelegd. In een maand tijd worden de eieren uitgebroed. De jongen vliegen na zo’n 50 tot 60 dagen uit het nest.

De meeste rode wouwen trekken in het najaar naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Echter komt het steeds vaker voor dat er exemplaren in Nederland, of dichtbij de grens overwinteren.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Zwarte wouw (Milvus migrans)

De volgende roofvogel die we in deze blog bespreken is de zwarte wouw. De zwarte wouw blijft iets kleiner dan de rode wouw, met een lichaamslengte van 44 tot 66 centimeter en een spanwijdte van 120 tot 153 centimeter.

De zwarte wouw heeft een donkerbruin verenkleed, met een lichtere kop en ondervleugels. De buitenste slagpennen zijn zwart. De staart van de zwarte wouw is minder diep gevorkt dan deze van de rode wouw. De staart en vleugels zijn daarnaast ook wat korter.

Zwarte wouw
Zwarte wouwen hebben een donkerbruin verenkleed met lichtere en donkere delen

Leefwijze en voedsel

Ook in leefwijze zijn er verschillen op te merken met de rode wouw. Zo zijn zwarte wouwen meer watergebonden en komen ze vooral voor in halfopen en waterrijke gebieden. Rivierlandschappen met ooibossen en moerasachtige stukken zijn ideaal voor de zwarte wouw. In het buitenland worden zwarte wouwen vaak ook in de buurt van steden en vuilnisbelten gezien.

Het menu bestaat uit aas, vis, kleine zoogdieren, amfibieën en reptielen. Daarnaast worden soms ook insecten en ongewervelden zoals regenwormen gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Sinds 2009 is de zwarte wouw een jaarlijkse broedvogel in ons land. Het gaat echter maar steeds op enkele paartjes. De zwarte wouw maakt het nest in hoge bomen, vaak in de buurt van water. Ze hebben één legsel per jaar, waarin 2 tot 3 eieren worden gelegd. Na ongeveer een maand broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine 50 dagen vliegvlug, maar worden dan nog enkele weken bijgevoerd door de ouders.

De zwarte wouw is een van de meest algemene roofvogels wereldwijd. In Nederland neemt de soort als broedvogel de laatste jaren toe. Eind augustus/september vertrekken de zwarte wouwen naar het overwinteringsgebied in Afrika, ten zuiden van de Sahara.


Lees ook: vogelen in RivierPark Maasvallei – Tips, soorten en podcast


Grijze wouw (Elanus caeruleus)

Dan de laatste wouwen van de drie, de grijze wouw. Al behoort deze wel tot een ander geslacht dan de rode en zwarte wouw. De grijze wouw bereikt een lichaamslengte van 30 tot 37 centimeter en een spanwijdte van 77 tot 92 centimeter. Hiermee is deze beduidend kleiner dan de andere wouwen en qua grootte meer te vergelijken met een torenvalk.

De grijze wouw heeft een witte kop met koraalrode ogen en een zwart masker. Verder hebben ze een blauwgrijs verenkleed, met zwarte schouders en zwarte vleugelpunten.

Grijze wouw (Shutterstock)
Grijze wouwen hebben een blauwgrijs verenkleed (Shutterstock)

Ze behoren niet tot het geslacht Milvus, maar tot het geslacht Elanus, grijze wouwen. Wereldwijd zijn er vier soorten die tot dit geslacht behoren. Mogelijk behoren de grijze wouwen tot een eigen familie (net zoals bijvoorbeeld de visarend) en worden ze in de toekomst buiten de familie havikachtigen geplaatst.

Leefwijze en voedsel

De grijze wouw komt vooral voor in Afrika en Azië, maar breidt zich verder uit naar Europa. Ze broeden inmiddels al in onder andere Frankrijk en Spanje en de verwachting is dat zich dit de komende jaren verder uitbreidt in andere Europese landen.

Het zijn bewoners van graslanden, savannes en landbouwgebieden met enkele bomen. Hier jagen ze op een diversiteit aan prooien. Kleine zoogdieren, reptielen, vogels en insecten staan onder andere op het menu. Ze jagen vanaf een uitkijkpunt of bidden in de lucht, zoals torenvalken doen.

Voorkomen in Nederland

Grijze wouwen broeden dus (nog) niet in Nederland, maar dit zou in de komende jaren zomaar eens kunnen veranderen. Tot 2015 was de grijze wouw een zeldzame dwaalgast in Nederland, maar sinds die tijd zijn het aantal waarnemingen sterk toegenomen. De verdere verspreiding richting het noorden is opmerkelijk en zou zomaar iets te maken kunnen hebben met klimaatverandering. Ze leven een vrij nomadisch bestaan en vogels blijven plakken in gebieden waar voldoende prooien te vinden zijn.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Wespendief (Pernis apivorus)

Tot slot bespreken we in deel IV van de serie ‘Roofvogels in Nederland’ nog de wespendief. Dit is geen wouw, zoals de voorgaande drie, maar behoort tot het geslacht Pernis (ook wel wespendieven genoemd). In totaal zijn er wereldwijd vier soorten wespendieven, waarvan er maar één in Nederland voorkomt.

De wespendief bereikt een lichaamslengte van 52 tot 60 centimeter en een spanwijdte van 118 tot 150 centimeter. Wespendieven lijken veel op buizerds, en hebben ook een gevarieerd verenkleed, van lichtbruin tot donkerbruin. Duidelijke verschillen tussen wespendief en buizerd zijn echter: de wespendief is slanker en heeft een langere staart. Ze hebben daarnaast op de staart drie donkere dwarsbanden. Ook de kop is anders bij de wespendief. Deze is kleiner en steekt verder uit. Mannetjes hebben een wat grijze kop. Ze hebben tot slot een soepelere en tragere vleugelslag.

Wespendief (Shutterstock)
Wespendieven lijken veel op buizerd, maar er zijn enkele verschillen op te merken (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Wespendieven leven vooral in loofbossen en gemengde bossen. De bossen dienen afgewisseld te zijn met open plekken, zoals graslanden en heidegebieden.

Qua voedsel zijn het echte specialisten. Het dieet bestaat voor het grootste deel uit de larven, poppen en volwassen exemplaren van wespen, bijen en hommels. Verder eten ze ook de honing en de honingraat. Vooral in de grond levende wespen staan op het menu, waarvan de nesten met de krachtige poten worden uitgegraven. Wespendieven zijn uitstekend aangepast op het speciale voedsel: de poten zijn voorzien van een dikke huid, waardoor ze minder gevoelig zijn voor steken. Ook op de kop hebben ze dikke, stugge veren. Het dieet vullen ze verder aan met andere insecten, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren.

Voortplanting en trekgedrag

De wespendief broedt vooral in het midden, oosten en zuiden van ons land. Ze maken het nest in de kruin van hoge bomen. Ze hebben één legsel per jaar, met meestal twee eieren. Na ruim een maand broeden komen de jongen uit, welke nog zo’n 40 dagen worden gevoerd voordat ze uitvliegen.

Wespendieven arriveren in mei en vertrekken op zijn laatst in september weer naar het overwinteringsgebied. Ze overwinteren in tropisch Afrika.

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de verschillende wouwen en de wespendief kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Kiekendieven in Nederland – Roofvogels deel III

Grauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven

Nadat in deel II van Roofvogels in Nederland de buizerd, sperwer en havik besproken zijn, is het in deel III van deze serie tijd voor de verschillende soorten kiekendieven die in Nederland voorkomen. Maak kennis met deze majestueuze roofvogels die ons land kleur geven.

Omslagfoto: grauwe kiekendief (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Het geslacht Circus

Tot het geslacht Circus, oftewel kiekendieven, behoren zestien soorten middelgrote roofvogels. Ze onderscheiden zich ten opzichte van veel andere roofvogels omdat de meeste soorten op de grond broeden. Ze jagen veelal op kleine zoogdieren en op vogels, maar het menu verschilt per soort. Ten opzichte van bijvoorbeeld buizerds zijn kiekendieven wat slankere roofvogels en hebben ze relatief lange en smalle vleugels. Vier van de zestien soorten kiekendieven hebben in een recent verleden gebroed in Nederland, deze soorten worden verder besproken in deze blog.

Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)

We starten met de grootste kiekendief van de vier, de bruine kiekendief. Bruine kiekendieven bereiken een lichaamslengte van 43 tot 54 centimeter en een spanwijdte van 115 tot 145 centimeter. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes.

Het mannetje heeft daarentegen het opvallendste verenkleed. Ze hebben zwarte vleugelpunten en een verder hoofdzakelijk bruin verenkleed met een grijze staart en grijze delen in de vleugels. Vrouwtjes zijn volledige bruin met okergele delen in en rondom de kop. Het verenkleed zorgt ervoor dat de vrouw minder opvalt wanneer ze in het riet op het nest zitten. Ook juveniele dieren zijn minder opvallend gekleurd en hebben een bruin en zwart verenkleed.

Bruine kiekendief
Het mannetje bruine kiekendief heeft zwarte vleugelpunten en een grijze staart met daarnaast ook grijze delen in de vleugels

Leefwijze en voedsel

De bruine kiekendief leeft voornamelijk in een open moerasgebied met rietkragen. Soms komen ze ook voor in het boerenland op akkers, wanneer er voldoende voedsel te vinden is.

Ze hebben een uitgebreid menu en jagen op kleine zoogdieren zoals muizen, jonge konijnen en hazen en op vogels. Daarnaast vangen ze verder ook nog onder andere kikkers. Bruine kiekendieven hebben een opvallende jachtvlucht. Ze zweven dan laag boven de grond of een rietkraag en hebben hun vleugels in de bekende v-vorm. Ze maken dan lange glijvluchten en bidden op zoek naar hun prooi. Wanneer ze deze gevonden hebben storten ze zich naar beneden en grijpen ze de prooi met de lange, krachtige, gele poten.


Lees ook: spechten in Nederland


Voortplanting en trekgedrag

Het nest maken bruine kiekendieven verscholen in het riet. Mannetjes kunnen in een seizoen meerdere vrouwtjes hebben, die dan kort bij elkaar broeden. Een legsel bestaat meestal uit drie tot zes eieren, welke na iets meer dan een maand worden uitgebroed. Na 35 tot 40 dagen zijn de jongen vliegvlug. Ze worden dan nog enige tijd bijgevoerd door de ouders.

Bruine kiekendieven overwinteren hoofdzakelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Kleine aantallen overwinteren ook in Zuidwest Nederland. Het is de meest algemene kiekendief in ons land, maar de aantallen nemen helaas wel al jaren af.

Kiekendieven op trek volgen
Kennisorganisatie Grauwe kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA) doet veel onderzoek naar kiekendieven. Ze doen onder andere monitoring in het leefgebied van kiekendieven in Nederland en ze zenderen kiekendieven om ze te kunnen volgen op trek. Via de website kun je een aantal kiekendieven op trek volgen. Je kunt precies zien waar ze overwinteren, welke route ze nemen en waar en hoe vaak ze onderweg tussenstops maken. Met de gegevens wordt er meer kennis vergaard over kiekendieven en kunnen ze beter beschermd worden.

Grauwe kiekendief (Circus pygargus)

Dan volgt de kleinste en slankste kiekendief van het stel. De grauwe kiekendief kan een lichaamslengte bereiken van 39 tot 49 centimeter, met een spanwijdte van 102 tot 123 centimeter.

Mannetjes van de grauwe kiekendief zijn van boven grijs gekleurd met zwarte vleugelpunten en zwarte strepen op de ondervleugels. Een goed verschil met mannetje blauwe kiekendief zijn de vier zichtbare vleugelpunten in vlucht, in tegenstelling tot de vijf die zichtbaar zijn bij de blauwe kiekendief. Vrouwtjes zijn bruin gekleurd met zwarte banden op de vleugels en staart. Vrouwtjes grauwe kiekendieven zijn slanker dan vrouwtjes blauwe kiekendieven.

Grauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven
Grauwe kiekendieven zijn het kleinste en de slankste van het stel (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Vroeger bewoonde de grauwe kiekendieven in Nederland hoogveengebieden, duinen en moerassen. Tegenwoordig zijn ze noodgedwongen vooral in akkergebied te vinden, omdat er te weinig ander leefgebied beschikbaar is. Nesten zijn in agrarisch gebied helaas kwetsbaar voor maaimachines en predatie. Door een intensief beschermingsprogramma van onder andere Vogelbescherming en Kenniscentrum Akkervogels is de grauwe kiekendief als broedvogel in Nederland behouden. De grauwe kiekendief heeft de status ‘ernstig bedreigd’ op de Rode Lijst.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit muizen. Daarnaast worden ook vogels gegeten. In het overwinteringsgebied eten ze vooral sprinkhanen.

Voortplanting en trekgedrag

Grauwe kiekendieven maken ieder jaar een nieuw nest, waarin drie tot vijf eieren worden gelegd. Na ongeveer een maand broeden komen de jonge uit het ei. Na 28 tot 42 dagen vliegen de juveniele dieren uit. Ze worden dan nog zo’n twee weken bijgevoerd.

Het zijn lange-afstandstrekkers en ze vertrekken naar het overwinteringsgebied tussen eind juli en september. Ze trekken tot ver in Afrika. Ten zuiden van de Sahara in landen als Mali en Nigeria overwinteren ze, wanneer ze vanaf half april weer terugkeren in het broedgebied.

Blauwe kiekendief (Circus cyaneus)

Dan zijn we aangekomen bij de derde kiekendief die in Nederland voorkomt, de blauwe kiekendief. Blauwe kiekendieven bereiken een lichaamslengte van 42 tot 50 centimeter en een spanwijdte van 100 tot 121 centimeter. Ook hier worden vrouwtjes groter dan mannetjes. Mannetjes zijn effen blauwgrijs, met zwarte vleugelpunten en een witte stuit. Ook het vrouwtje (en de juveniele dieren) is een prachtige verschijning om te zien. Ze hebben een bruin verenkleed met zwarte banden op de vleugels en de staart. Ze hebben een witte stuit, waardoor ze goed te onderscheiden zijn van vrouwtje bruine kiekendief. Blauwe kiekendieven zijn wat forser gebouwd dan grauwe kiekendieven.

Blauwe kiekendief (Shutterstock) kiekendieven
Mannetjes blauwe kiekendieven zijn spectaculaire roofvogels om te zien (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Blauwe kiekendieven houden van open en vochtige gebieden. Duinen, akkers (graanvelden) en in andere landen (vroeger ook in Nederland) heidegebieden. ’s Winters zie je overwinterende vogels ook wel in weilanden, maar vooral ook op wintervoedselakkers waar nog voldoende voedsel te vinden is.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit kleine zoogdieren, zoals muizen en jonge konijnen of hazen. Verder worden er ook vogels gegeten en in sommige gevallen amfibieën, reptielen of insecten.

Voortplanting en trekgedrag

De blauwe kiekendief broedt op de grond, in hoge vegetatie zoals droog riet of graan. Ze hebben één legsel waarin 3 tot 7 eieren in ruim een maand worden uitgebroed. Na 32-42 dagen zijn de jongen vliegvlug. Ze blijven dan nog een tijd in de buurt van de ouders.

In Nederland broeden ze alleen nog op een aantal plekken. In 1998 waren er nog 102 broedparen, in 2024 waren er hier helaas nog maar 3 van over (zie SOVON voor meer cijfers). Om het tij te keren heeft Vogelbescherming in 2024 een beschermingsplan opgesteld. Hierin presenteren ze diverse maatregelen om de blauwe kiekendief als broedvogel te behouden.

Blauwe kiekendieven trekken in het najaar naar West- en Zuid-Europa. In de winter komen Scandinavische exemplaren naar ons land om hier te overwinteren.


Lees ook: akkervogels in Nederland


Steppekiekendief (Circus macrourus)

Tot slot nog de meest mysterieuze van de vier: de steppekiekendief. Deze kiekendief kwam hier tot voor kort alleen maar als dwaalgast voor, maar in 2017 werd er plots een broedpaar vastgesteld in een graanakker in Groningen.

De steppekiekendief wordt 40 tot 48 centimeter groot en bereikt een spanwijdte van 100 tot 121 centimeter. De mannetjes zijn goed te herkennen, maar vrouwtjes zijn zeer lastig te onderscheiden van grauwe en blauwe kiekendief. Het mannetje heeft een bijna volledig lichtgrijs verenkleed met enkel op de vleugelpunten een zwarte witvormige vlek. Het zijn slanke, sierlijke vogels met smalle vleugels en een lange staart.

Steppekiekendief man (Shutterstock)
De wigvormige zwarte vlekken op het verder overwegend lichtgrijze verenkleed vallen goed op bij het mannetje steppekiekendief (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

Van oorsprong komt de steppekiekendief dus niet als broedvogel voor in Nederland. Ze broeden hoofdzakelijk op steppes in landen als Kazachstan, Mongolië en Rusland. Tegenwoordig worden ze echter steeds vaker gezien in agrarisch gebied in Oost- en West-Europa. Naast in Nederland zijn er ook nog broedgevallen bekend in onder andere Frankrijk, Spanje, Tsjechië en Finland.

Het voedsel van de steppekiekendief varieert en verschilt mogelijk ook per leefgebied. Zo eten ze kleine zoogdieren zoals muizen en jonge konijnen. Daarnaast worden vogels zoals veldleeuweriken en graspiepers gegrepen, maar worden er ook insecten en reptielen gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Broeden doen steppekiekendieven dus op de steppes of in agrarisch gebied. Net zoals andere kiekendieven broeden ze op de grond en stelt het nest niet zoveel voor. Vaak is het niet meer dan wat gras, bladeren en stengels. Er worden meestal drie tot vijf eieren gelegd.

Steppekiekendieven trekken in het najaar naar het zuiden. Afhankelijk van waar ze broeden naar een ander gebied. Zo zijn er steppekiekendieven die in tropisch Afrika overwinteren en exemplaren die in India overwinteren. Door afname van steppelandschap en intensivering van de landbouw neemt het aantal steppekiekendieven helaas af.

Steppekiekendief vrouw (Shutterstock) kiekendieven
Bij kiekendieven komen ook mengparen voor. Dit zijn twee verschillende soorten kiekendieven die paren en een nest proberen groot te brengen (Shutterstock)

Mengparen
Wist je dat er bij kiekendieven regelmatig mengbroedparen voorkomen? Dit zijn broedparen van twee verschillende soorten kiekendieven. Vaak mislukt het nest echter, maar soms lukt het de twee vogels wel om succesvolle jongen groot te brengen. Benieuwd welke soorten kiekendieven het wel gelukt is om met elkaar te paren en succesvolle jongen groot te krijgen? Lees dan het boek ‘Dwaalgast in het graan’ van Ben Koks & Elvira Werkman! Daarin wordt dit onderwerp ruimschoots behandeld.

Dwaalgast in het graan

Wil je meer te weten komen over de mysterieuze steppekiekendief?

Dan is het boek ‘Dwaalgast in het graan’ van Ben Koks & Elvira Werkman een must-read. In dit boek gaan Ben en Elvira op zoek naar antwoorden nadat de steppekiekendief in 2017 voor het eerst in Nederland broedde. Hoe komt het dat de steppekiekendief opeens broedt op een plek 2500 kilometer verder dan het dichtstbijzijnde bekende nest? Op deze en veel meer andere vragen geven de schrijvers antwoorden. Het boek is te bestellen via bol.com en bevat 285 bladzijdes.

Veel gestelde vragen

Hoeveel soorten kiekendieven zijn er in Nederland?

In Nederland komen vier soorten kiekendieven voor. De bruine kiekendief, de blauwe kiekendief, de grauwe kiekendief en de steppekiekendief. Allen broeden ze in Nederland, al heeft de steppenkiekendief nog maar twee keer in Nederland gebroed (broedt ‘normaal’ in landen als Kazachstan en Rusland). Van de blauwe kiekendief broeden er helaas nog maar enkele paartjes, waar het er in 1998 nog meer dan 100 waren.

Hoe herken je een kiekendief?

Kiekendieven zijn slank gebouwde, middelgrote roofvogels, met relatief lange vleugels en staart. Ze jagen op een kenmerkende manier: laag zwevend en flappend boven het riet of een akker, waarbij ze regelmatig bidden en draaiend hoger in de lucht te zien zijn. Bij kiekendiefparen zie je ook vaak prooioverdrachten in de lucht.

Wat zijn de verschillen tussen de verschillende soorten kiekendieven?

De bruine kiekendief is de grootste van de vier en overwegend bruin gekleurd. Het mannetje heeft zwarte vleugelpunten en het vrouwtje heeft okergele delen in de kop. De vrouwtjes van de blauwe, grauwe en steppekiekendief lijken veel op elkaar. Ze zijn overwegend bruin gekleurd met zwarte banden. Mannetjes van deze drie soorten zijn meer uitgesproken en hebben een overwegend grijs verenkleed met subtiele verschillen onderling. Alle kenmerken lees je verder in de blog!

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief– deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de verschillende kiekendieven kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs én op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Buizerd, sperwer en havik – Roofvogels in Nederland – deel II

buizerds en haviken in Nederland

In het eerste deel van de blogserie roofvogels in Nederland hebben we gezien wat roofvogels precies zijn en welke soorten er in Nederland voorkomen. In het tweede deel gaan we dieper in op de eerste soorten: de buizerd, sperwer en havik. We bespreken de kenmerken, voedsel, leefwijze, voortplanting en trekgedrag van iedere soort. Tot slot kom er ook nog een wintergast aan bod. Lees dus snel verder!

Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)
Buizerd en zwarte kraai in gevecht (De Natuur van hier)

Inhoudsopgave

Buizerd (Buteo buteo)

We starten de lijst met de meest algemene roofvogel van ons land, de buizerd. Buizerds zijn middelgrote tot grote roofvogels en kunnen een lichaamslengte van 40 tot 52 centimeter bereiken en een spanwijdte van 109 tot 136 centimeter. Vrouwtjes worden wat groter dan mannetjes. Buizerds hebben een variërend verenkleed. Van heel licht (bijna volledig wit) tot heel donker(bruin) komt voor. In vlucht zijn ze goed te herkennen: enkele vleugelslagen, waarna ze kort zweven en dan weer een paar vleugelslagen doen. Het is een forse, brede roofvogel, met lange, brede vleugels en een korte, brede staart. In vlucht is een ondiepe V-vorm in de vleugels op te merken.

Buizerd
De buizerd is de meest voorkomende roofvogel in Nederland én in Europa

Leefwijze en voedsel

Waar voorheen buizerds in ons land bijna alleen maar in bosrijke gebieden voorkwamen, hebben ze zich tegenwoordig ook weten te verspreiden naar andere leefgebieden. Ze leven (en broeden) tegenwoordig ook in bosranden, kleine bosjes, cultuurlandschap, heidegebieden duinen met struweel en bomen. Ze worden zelfs steeds vaker in en aan de randen van steden waargenomen.

Buizerds zijn echte opportunisten als het op voedsel aankomt. Hierdoor hebben ze zich ook breed weten te verspreiden in Europa. Ze eten wat in het leefgebied voor handen is. Kleine zoogdieren zoals muizen en jonge konijnen, maar ook vogels en amfibieën staan op het menu. Verder worden er ook regenwormen en insecten gegeten. Ook eten ze soms aas.

Voortplanting en trekgedrag

Buizerds maken een groot nest. Ze gebruiken daarnaast ook oude nesten van andere roofvogels. Ze hebben in hun territorium vaak meerdere nesten en wisselen per jaar nog wel eens van nest. Meestal worden er twee tot vier eieren gelegd, in de periode april-mei. Na meer dan een maand broeden komen de jongen uit het ei. Na een kleine twee maanden vliegen de jongen uit, maar worden dan nog zes á zeven weken bijgevoerd door de ouders.

Als broedvogels is de buizerd de laatste decennia flink toegenomen. Dit komt met name door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen in de jaren ’70. Als overwinteraar neemt de buizerd echter licht af.

In Nederland zijn buizerds hoofdzakelijk standvogels, maar Scandinavische exemplaren zijn wel trekvogels. In de winter worden ‘onze’ buizerds dan ook vergezeld door Scandinavische vogels.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Sperwer (Accipiter nisus)

Een andere roofvogel die je jaarrond in Nederland kunt aantreffen is de sperwer. Deze kleine roofvogel kan een lichaamslengte bereiken tussen de 28 en 40 centimeter en een spanwijdte van 56 tot 78 centimeter. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes.

Opvallend zijn de gele iris en de gele poten van de sperwer. Verenkleed is aan de onderzijde lichtgekleurd en de bovenzijde donker. Bij mannetjes is de bovenzijde meer grijsachtig, bij vrouwtjes en juveniele dieren is het meer bruin. Sperwers hebben een gebandeerde staart en ook de onderzijde van het lichaam is gebandeerd. Verder zijn de brede vleugels opvallend en de grote, hoekige staart.

Sperwer (shutterstock)
De sperwer is een van de kleinere roofvogels in ons land. Vrouwtjes worden een stuk groter dan mannetjes (Shutterstock)

Leefwijze en voedsel

De sperwer heeft zich in Nederland wijd verspreid en komt bijna overal waar bomen staan voor. Open bossen zijn favoriet, maar ze komen ook voor in het halfopen landschapen soms in tuinen en parken. Vooral in de winter zijn sperwers in tuinen te zien, ze jagen dan rondom de voedertafels.

Ze eten namelijk voornamelijk zangvogels. Mezen, zoals pimpelmees en koolmees, huismussen en vinken worden gegrepen. Het grotere vrouwtje vangt daarnaast ook spreeuwen, lijsters en tortels.

Voortplanting en trekgedrag

Sperwers bouwen ieder jaar een nieuw nest, waarin ze twee tot zes eieren leggen. Het nest wordt meestal gebouwd in een boom, soms in een struik. Na 32 tot 34 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine maand vliegvlug.

Nederlandse vogels zijn hoofdzakelijk standvogels. In de winter zijn er ook exemplaren uit Scandinavië en Rusland in ons land te vinden. Sinds de jaren ’70 is de sperwer in Nederland toegenomen, voornamelijk door het verbieden van bepaalde landbouwgiffen. De laatste jaren is er echter weer een afname zichtbaar.


Lees ook: Marters in Nederland


Havik (Astur gentilis)

Dan zijn we aangekomen bij de havik. Deze middelgrote tot grote roofvogel lijkt veel op de sperwer, maar is groter en hebben een wat verder uitstekende kop. Het vrouwtje wordt een stuk groter dan het mannetje. Ze kunnen een lichaamslengte van 46 tot 63 centimeter bereiken, met een spanwijdte van 89 tot 122 centimeter.

Wat verder opvalt in tegenstelling tot de sperwer is de afgeronde staart. Volwassen haviken hebben een grijze bovenzijde en een licht gekleurde onderzijde, met dunne, grijze strepen. Opvallend is verder de witte wenkbrauwstreep.

Havik
De havik heeft een opvallende witte wenkbrauwstreep

Leefwijze en voedsel

Haviken hebben een vast en groot territorium. Ze broeden in bosgebied, maar het jaaggebied is gevarieerder. Dit bestaat uit (open) bossen, weilanden en soms zelfs akkers. Op sommige plekken worden ze zelfs in steden gezien.

Het voedsel bestaat voornamelijk uit zoogdieren en middelgrote vogels. Konijnen, eekhoorns, duiven, lijsters en kraaien zoals gaai en soms ekster worden gegeten. Een prooi wordt vaak gevangen door onbeweeglijk op een tak te wachten totdat het prooidier voorbij komt. Door op het juiste moment pijlsnel op zijn prooi af te vliegen weet de havik deze te vangen. Soms jagen haviken ook vanuit een stootduik vanuit de lucht, zoals slechtvalken dit doen.

Voortplanting en trekgedrag

Haviken maken een groot nest, hoog in de boomkruin. Over het algemeen hebben ze één legsel, met één tot vijf eieren. De eieren worden in 32 tot 38 dagen uitgebroed. Na iets meer dan een maand vliegen de jongen uit. Ze worden dan nog geruime tijd bijgevoerd.

De haviken in Nederland zijn echte standvogels. Net zoals bij de andere roofvogels in deze blog is de populatie haviken in Nederland sinds de jaren ’70 weer toegenomen.

Wintergast

In de winter is er nog een kans om een andere buizerd dan de gewone buizerd in ons land te zien: de ruigpootbuizerd (Buteo lagopus). In de voorjaar broeden ze in de Noorse bergen en komen ze voor in een gebied langs de noordpool, maar in de winter trekken ze naar het zuiden en overwinteren verspreid in Europa. Het is echter wel een zeldzaamheid om te zien en vaak worden gewone buizerds aangezien voor ruigpootbuizerden.

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerdere zwarte banden. Daarnaast hebben ze opvallend zwarte polsvlekken. Ook het vlieggedrag verschilt ten opzichte van de gewone buizerd. De ruigpootbuizerd heeft een trage vleugelslag, die van de gewone buizerd is een stuk sneller. De gewone buizerd heeft een sterk variërend verenkleed en kan daardoor in sommige gevallen veel lijken op de ruigpootbuizerd.

Ruigpootbuizerd (Shutterstock)
De ruigpootbuizerd heeft zwarte polsvlekken en een witte staart met een of meerdere zwarte banden (Shutterstock)

Veelgestelde vragen

Wat is het verschil tussen een sperwer en een havik?

Haviken zijn over het algemeen groter en steviger gebouwd dan sperwers. Echter zijn vrouwtjes haviken een stuk groter dan mannetjes haviken, waardoor man havik gemakkelijk met een sperwer verward kan worden. Haviken hebben echter nog meer uitgesproken hoofdtekening met een duidelijke witte wenkbrauwstreep.

Wat is het verschil tussen een sperwer en een buizerd?

Buizerds zijn veel grotere en stevigere vogels dan sperwer. Buizerds vliegen daarnaast vaak hoog in de lucht, zwevend op thermiek, en sperwers vliegen lager bij de grond in de zoektocht naar voedsel. Het verenkleed van buizerd varieert enorm, van heel licht tot heel donkerbruin. Sperwers hebben een lichte onderzijde en een donkere (grijs of bruin) bovenzijde.

Wat is het verschil tussen een buizerd en een ruigpootbuizerd?

De ruigpootbuizerd heeft een witte staart met een of meerder zwarte banden en zwarte polsvlekken. De ruigpootbuizerd is over het algemeen alleen in de winter in Nederland te zien. Het verenkleed van de gewone buizerd kan sterk variëren, van bijna wit tot donkerbruin. Sommige exemplaren lijken daarom soms erg op een ruigpootbuizerd.

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief – deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Tot slot

Nu weet je hoe je de buizerd, sperwer en havik kunt herkennen. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs én op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Roofvogels in Nederland

Roofvogels in Nederland

Een van de sierlijkste vogels in de lucht zijn de roofvogels. Deze majestueuze dieren zijn de heersers van de lucht en altijd een beleving wanneer je er een spot. In Nederland kennen we veel verschillende soorten roofvogels, ieder met zijn eigen kenmerken. Van de kleine sperwer tot de vliegende deur, de zeearend. In deze blogserie komen ze allemaal voorbij!

Sperwer - roofvogels in Nederland
De sperwer is een van de kleinste roofvogels die je in Nederland kunt tegen komen. Vergis je echter niet door het formaat, het zijn zeer goede jagers.

Inhoudsopgave

Wat zijn roofvogels?

Met roofvogels wordt over het algemeen de ordes Falconiformes en Accipitriformes bedoeld. Echter blijkt uit onderzoek uit 2008 dat de Falconiformes, de valken, een eigen familie in een eigen orde vormen. Door dit onderzoek zijn ze een stapje dichter bij de papegaaiachtigen en zangvogels geplaatst dan de rest van de roofvogels. Ook de uilen vormen een aparte orde, maar dit was al langer bekend. De valken en uilen worden beide in een aparte blog(serie) besproken. In deze blogserie worden dus alleen de Accipitriformes besproken. Hiertoe behoren de families havikachtigen, gieren van de nieuwe wereld (niet in Nederland voorkomend), visarend en secretarisvogel (niet in Nederland voorkomend).


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Wat nou precies roofvogels zijn is taxonomisch dus lastig uit te leggen. Qua uiterlijk en gedrag vertonen de twee ordes (Falconiformes en Accipitriformes) wel een aantal overeenkomsten. Al zijn er natuurlijk ook nog andere soorten met zulke kenmerken, zoals uilen en sommige zangvogels zoals klauwieren.

Roofvogels jagen op prooien en eten (in sommige gevallen) aas. De verschillende soorten jagen op allerlei prooidieren zoals zoogdieren, vogels, vissen en insecten. Torenvalken jagen vooral op muizen, boomvalken, steenuilen en wespendieven eten ook insecten en zeearenden jagen onder andere op eenden en op ganzen. Prooidieren worden gevangen in de lucht, op de grond en in het water. Ze staan (meestal) bovenaan de voedselketen en behoren tot de toppredatoren van een ecosysteem.

Welke roofvogels zijn er in Nederland?

Zoals gezegd zijn er van de orde Accipitriformes twee families waarvan soorten in Nederland voorkomen: de Accipitridae (havikachtigen) en de Pandionidae (visarend). De familie Pandionidae bestaat enkel uit de visarend, die sinds 2016 weer in Nederland broedt. Van de familie havikachtigen komen veel meer soorten voor in Nederland. Tot deze familie behoren onder andere de kiekendieven, wouwen en de arenden.

Visarend roofvogels in Nederland
De visarend verschilt in verschillende opzichten van de andere roofvogels, waardoor deze in een aparte familie is geplaatst

In totaal zijn er 12 soorten die in Nederland broeden:

Sperwer (Accipiter nisus)Havik (Astur gentilis)
Buizerd (Buteo buteo)Blauwe kiekendief (Circus cyaneus)
Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)Grauwe kiekendief (Circus pygargus)
Steppekiekendief (Circus macrourus)Wespendief (Pernis apivorus)
Rode wouw (Milvus milvus)Zwarte wouw (Milvus migrans)
Zeearend (Haliaeetus albicilla)Visarend (Pandion haliaetus)

Dan zijn er nog een aantal soorten die hier niet broeden, maar wel voorkomen, bijvoorbeeld als dwaal-, zomer- of wintergast. Voorbeelden hiervan zijn de ruigpootbuizerd, slangenarend, steenarend, grijze wouw, vale gier, lammergier en monniksgier.


Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek


Taxonomie roofvogels in Nederland (De Natuur van hier)
Taxonomie roofvogels in Nederland. In deze taxonomische indeling zijn de valken buiten beschouwing gelaten. Deze worden in een andere deel besproken (De Natuur van hier)

De serie Roofvogels in Nederland

In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.

Roofvogels in Nederland – deel I

Buizerd, sperwer en havik – deel II

Kiekendieven – deel III

Wouwen en wespendief- deel IV

Arenden – deel V

Gieren – deel VI

Valken in Nederland

Uilen in Nederland – deel I

Uilen in Nederland – deel II

Uilen in Nederland – deel III

Zwarte wouw, een van wouwen die je in Nederland kunt zien
Zwarte wouw, een van wouwen die je in Nederland kunt zien

Tot slot

Dit was de eerste introductie in de orde Roofvogels. Wil je meer handige tips ontvangen over het herkennen van diersoorten, als eerste op de hoogte zijn van de laatste blogs en op de hoogte blijven van winacties? Schrijf je dan nu in voor onze nieuwsbrief!

Niets meer missen? Volg ons via onze socials!

Slangen in Nederland

Gladde slang

In het laatste deel van reptielen in Nederland bespreken we de slangen die in Nederland voorkomen. Ondanks dat de meeste bij Nederland niet meteen aan slangen denken, komen er toch drie inheemse soorten voor, waarvan er één zelfs giftig is. In deze blog bespreken we de drie slangensoorten uitvoerig. Zo weet je dus meteen welke soort je straks tegenkomt tijdens je wandeling in de Nederlandse natuur.

Omslagfoto: gladde slang (Shutterstock)

Adder (Shutterstock)
Adder (Shutterstock)

Inhoudsopgave

Het leven van slangen

De laatste groep reptielen die we bespreken, zijn de slangen. Slangen zijn opmerkelijke dieren, vooral omdat ze geen ledematen hebben. Ooit hebben ze wel poten gehad, maar in de loop der tijd (evolutie) zijn ze deze verloren en gaan ze dus zonder door het leven. Maar dat is niet het enige opmerkelijke aan slangen. Zo hebben ze bijvoorbeeld ook bijzondere kaken. Deze zijn zo aangepast dat ze extreem ver open kunnen, waardoor ze prooien kunnen eten die groter zijn (in diameter) dan hun eigen lichaam.

Het belangrijkste zintuig voor slangen is de reuk. Ruiken doen ze niet via de neus, zoals wij dat doen, maar via de tong. Met de tong worden geurdeeltjes opgevangen, die vervolgens bij het orgaan van Jacobson terecht komen, gelegen in het gehemelte. Hier worden de geuren die de slang uit de omgeving opneemt geanalyseerd en zo bepaalt de slang of er een prooi in de buurt is of niet.

Over het algemeen leven slangen solitair. In de winter gaan ze in winterslaap en zoeken dan een vorstvrije plek op waar ze dan gedurende een ruime tijd verblijven. In het voorjaar, wanneer het warm genoeg is, komen ze weer tevoorschijn. Snel daarna volgt de paring en is het seizoen voor slangen officieel van start gegaan.


Lees ook: salamanders in Nederland


Ringslang (Natrix helvetica)

We starten met de grootste slang in Nederland, de ringslang. Deze liefhebber van waterrijke omgevingen is gemakkelijk te herkennen als je weet waar je op moet letten.

Ringslang (Shutterstock) slangen in Nederland
De ringslang is de grootste slang in Nederland (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Het beste kenmerk waar je de ringslang aan kunt herkennen is de gele (in sommige gevallen wittige) ring achter de kop. Deze worden aangevuld met twee zwarte vlekken. De rest van het lichaam kan variëren, maar is meestal lichtbruin, lichtgroenig of grijs. Op de flanken zijn vaak zwarte vlekjes te zien. Een ander opvallend kenmerk zijn de ronde pupillen.

In Nederland wordt de ringslang meestal niet groter dan 1,20 meter. De vrouwtjes althans, de mannetjes blijven wat kleiner en worden vaak niet groter dan 1 meter. In sommige gevallen worden ze groter, maar dit is sterk afhankelijk van de locatie waar ze voorkomen en de omstandigheden waarin ze leven. Ook is er verschil in de verschillende ondersoorten.

Ringslangen houden van een waterrijke omgeving en kunnen goed zwemmen. Ook het hoofdvoedsel is te linken aan de waterrijke omgeving. Vooral amfibieën, zoals kikkers, worden gegeten, maar daarnaast ook vis en andere gewervelde dieren.

Vanaf begin april komen de ringslangen uit de winterslaap en dan start ook vrijwel meteen de paartijd. Vervolgens worden er 20-30 eieren afgezet. Over natuurlijke eiafzetplaatsen is weinig bekend, maar het aanleggen van broeihopen voor de eiafzet blijkt erg succesvol te zijn. Broeihopen zijn hopen van compost en/of mest (met name paardenmest). Deze broeihopen zijn zeer geschikt voor ringslangen om hun eieren in te leggen. Doordat de hopen gaan broeien, wordt de temperatuur in de broeihoop warmer waardoor de eieren tot ontwikkeling komen.

Ringslangen houden van waterrijke gebieden
Ringslangen houden van waterrijke gebieden

Voorkomen in Nederland

Zoals gezegd houdt de ringslang van een waterrijke omgeving, dit is dus ook erg bepalend voor waar ze voorkomen in Nederland. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt dan ook rondom het IJsselmeer. Verder in het land komen ze op plekken ook voor, maar beduidend minder goed verspreid. De ringslang staat op de Rode Lijst als kwetsbaar. De laatste 12 jaar is een matige afname zichtbaar (cijfers via RAVON).

Naast de gewone ringslang komt er nog een ringslang voor in Nederland, de Oostelijke ringslang (Natrix natrix). De oostelijke ringslang is een invasieve exoot welke erg lijkt op de inheemse ringslang, maar over het algemeen wat kleiner blijft. Pas sinds enkele jaren is dit onderscheid gemaakt in soorten. De oostelijke ringslang is uitgezet in de Nederlandse natuur en is te vinden in Zuid-Holland en Zuid-Limburg. Ze kunnen hybridiseren met de ‘gewone’ ringslang, wat een bedreiging kan vormen voor de inheemse soort.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Gladde slang (Coronella austriaca)

Dan volgt de gladde slang, een ander lid uit de familie toornslangachitgen. De gladde slang is een wat minder bekende soort door zijn verborgen levenswijze, maar daarom niet minder mooi!

Gladde slang (Shutterstock) slangen in Nederland
De gladde slang dankt zijn naam aan de ongekielde schubben, die ze een glad uiterlijk geven (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Het belangrijkste kenmerk van de gladde slang zijn de ongekielde, gladde schubben. Dit geeft de slang een glad uiterlijk, waardoor deze er anders uitziet dan de andere twee voorkomende slangen in ons land. Ze kunnen tot 80 centimeter groot worden, maar worden vaak niet groter dan 65 centimeter. In tegenstelling tot de adder (waarmee ze wel eens verward worden) hebben ze geen duidelijk zigzagpatroon op de rug, maar meestal een rij zwarte vlekjes over het lichaam (hier kan per individu wel groot verschil in zitten). Ze hebben ronde pupillen en een enigszins eivormige/spatelvormige kop. De slanke lichaamsbouw valt verder ook op.

Doordat ze een wat teruggetrokken en verborgen levenswijze hebben, is het de minst bekende slang die voorkomt in ons land. Ze overwinteren in holen in de grond. Dit doen ze meestal vanaf oktober tot april. In april komen ze weer tevoorschijn, en na enige tijd begint de paartijd. Gladde slangen zijn (net zoals de levendbarende hagedissen en hazelworm) eierlevendbarend, wat betekent dat ze de eieren in de buik uitbroeden (met behulp van de lichaamswarmte). In totaal hebben ze tussen de 2 en 13 eieren die na zo’n 3 maanden uitkomen.

Het voedsel van de gladde slang is gevarieerd en bestaat uit muizen, hagedissen en andere slangen. Daarnaast worden ook eieren van andere dieren gegeten. Ook soortgenoten worden gegeten. Kannibalisme is bij gladde slangen niet vreemd.


Lees ook: wat is het verschil tussen kikkers en padden


Voorkomen in Nederland

De gladde slang komt in Nederland voor in het oosten en zuiden van het land. Ze komen niet voor op kleigronden. Vooral hoge zandgronden en hoogveengronden. Droge heidegebieden, open bossen en hoogveengebied zijn geschikte leefgebieden. Het meest voorkomend zijn ze op de Hoge Veluwe. Versnippering en vergrassing van heidegebieden zijn de belangrijkste bedreigingen voor het leefgebied van de gladde slang in ons land. Op de Rode Lijst staat de gladde slang als kwetsbaar. De laatste jaren is er een matige afname te zien (zie RAVON voor de meest actuele cijfers).

Adder (Vipera berus)

Tot slot nog de enige giftige slang in ons land, de adder. Het enige familielid uit de familie adders die voorkomt in ons land.

Adder - Vipera berus (Shutterstock) slangen in Nederland
De adder is de enige gifslang in Nederland (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Adders worden gemiddeld 50 tot 70 centimeter groot. Het bekende beeld van de adder is met een donker zigzagpatroon op de rug. Dit is een goed kenmerk, maar is niet altijd aanwezig. De basiskleur van de adder kan sterk verschillen, van grijsbruin tot bijna helemaal zwart. Dit is mede afhankelijk van de locatie en het habitat waarin ze voorkomen. Wel hebben ze altijd verticale pupillen en een vrij driehoekige kop. De schubben voor op de neus staan ietwat omhoog.

Vanaf maart komen adders tevoorschijn uit hun winterslaap. Deze hebben ze doorgebracht in holen onder de grond, soms met een aantal exemplaren bij elkaar. Mannetjes komen als eerste tevoorschijn. Deze zonnen dan volop, in deze periode rijpt het sperma. Wanneer ook de vrouwtjes tevoorschijn zijn gekomen, begint het paargedrag. Dit start met de adderdans, waarbij twee mannetjes om elkaar heen kronkelen. De adderdans bepaalt welk mannetje mag paren met de addervrouw. Vaak paart het vrouwtje met meerdere mannetjes. Net zoals de gladde slang is de adder eierlevendbarend. In totaal worden er 4 tot 20 eieren in de buik uitgebroed.

Het voedsel van de adder is gevarieerd en bestaat voornamelijk uit gewervelden dieren zoals muizen, hagedissen, kikkers en vogels. Ook eieren van vogels worden gegeten. Adders zijn zowel dag- als nachtactief.

Adder - slangen in Nederland
Adders hebben vaak een kenmerkend zigzagpatroon op de rug (Saxifraga – Hans Dekker)

Voorkomen in Nederland

In Nederland komt de adder vooral voor op de hoge zandgronden. De voornaamste leefgebieden zijn de Hoge Veluwe en het Drents-Friese Wold. Daarnaast komen ze ook nog voor in Limburg en Overijssel. Op de Rode Lijst staat de adder, net zoals de andere twee inheemse slangen, als kwetsbaar vermeld. De laatste jaren is er een matige afname zichtbaar. De meest actuele cijfers vind je via RAVON.

De beet van een adder
Zoals gezegd zijn adders giftig. Een beet van een adder is pijnlijk en kan misselijkheid veroorzaken en zorgen voor zwellingen rondom de bijtwond. De beet is echter zelden dodelijk. Word je gebeten, neem dan wel altijd contact op met een huisarts. In sommige gevallen is een antiserum nodig. Hier vind je een protocol opgesteld door RAVON voor meer informatie over hoe te handelen bij een bijtwond van de adder.
Voorkomen is altijd beter dan genezen. Blijf op gepaste afstand als je een adder ziet. Zolang de slang zich niet bedreigd voelt, heeft het dier geen reden om een mens te bijten.

Veelgestelde vragen

Welke slangen komen er voor in Nederland?

In Nederland komen drie soorten inheemse slangen voor. De ringslang, de gladde slang en de adder. Hierboven lees je de verschillende kenmerken van de verschillende slangen. Ook komt de hazelworm voor in Nederland. Dit is echter geen slang, maar een pootloze hagedis.

Wat is het verschil tussen een adder en een gladde slang?

De adder en gladde slang worden nog weleens door elkaar gehaald. Er zijn echter een aantal belangrijke verschillen. De gladde slang heeft ronde pupillen, de adder verticale. De adder heeft (meestal) een duidelijk zigzag patroon op de rug, bij de gladde slang is dit meer een rij zwarte vlekken. Gladde slangen zijn daarnaast slanker gebouwd en hebben een langere staart.

Wat is de grootste slang van Nederland?

De grootste slang van Nederland is de ringslang. Deze wordt in Nederland tot ongeveer 1,20 meter groot. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes, al is dit ook het geval bij de andere slangen. De gladde slangen worden meestal niet groter dan 65 centimeter. Adders bereiken een lengte tot ongeveer 70 centimeter.

Komen er giftige slangen voor in Nederland?

Ja, de adder is een gifslang. Een beet van een adder is pijnlijk en kan zorgen voor misselijkheid en zwellingen, maar is meestal niet dodelijk. Houd altijd gepaste afstand om een beet te voorkomen en de dieren niet onnodig met stress op te zadelen.

Komen er wurgslangen voor in Nederland?

Ja, ringslangen en gladde slangen verwurgen hun prooi. Nadat ze de prooi gebeten hebben, kronkelen ze zich om het lichaam van de prooi heen en persen deze steeds harder samen. Ze zijn echter niet groot genoeg om een bedreiging te vormen voor mensen.

Waar komen slangen voor in Nederland?

Slangen leven vooral op de hogere zandgronden in Nederland. Vooral in het oosten en het zuiden van het land dus. De Hoge Veluwe is een goed gebied om slangen te zoeken, maar ook in andere zandige natuurgebieden maak je een goede kans.

Zijn slangen in Nederland gevaarlijk?

In principe zijn slangen in Nederland niet gevaarlijk. De adder is echter wel giftig en een beet van deze slang is zeker niet prettig. Blijf dus altijd op gepaste afstand. Mocht je gebeten worden door een adder, neem dan altijd contact op met een huisarts. In sommige gevallen is een antiserum nodig.

Wat moet je doen als je een slang tegenkomt?

Blijf op gepaste afstand en laat het dier niet schrikken. Zolang je niet te dichtbij komt en geen bedreiging vormt voor de slang, zal de slang ook geen bedreiging vormen voor jou. Geniet van deze bijzondere waarneming, niet iedereen heeft het geluk om een slang tegen te komen!

Lees verder:

Deel I: reptielen in Nederland

Deel II: hagedissen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Hagedissen in Nederland

Levendbarende hagedis (Shutterstock)

In het vervolg op Reptielen in Nederland duiken we in deze blog dieper in op de inheemse hagedissen in Nederland. Deze warmteaanbidders hebben het zwaar in ons hedendaagse landschap en kunnen dus wel wat extra aandacht gebruiken. Maak kennis met de vier inheemse hagedissensoorten van Nederland.

Omslagfoto: levendbarende hagedis (Shutterstock)

Hazelworm hagedissen in Nederland
De hazelworm, een pootloze hagedis

Inhoudsopgave

Lees hier deel I: reptielen in Nederland

Het leven van hagedissen

Van de vier inheemse hagedissen behoren er drie tot de familie echte hagedissen en één tot de familie hazelwormen. De familie echte hagedissen is een grote groep die wijdverspreid zijn over de hele wereld. De hazelwormen zijn een groep van (meestal) pootloze hagedissen en komen voor in Azië, Europa, het Caribisch gebied en Noord- en Zuid-Amerika.

Veel hagedissen hebben een bijzonder verdedigingsmechanisme tegen predatoren. Ze kunnen in een noodsituatie hun staart afwerpen. In sommige gevallen blijft deze staart zelfs nog enige tijd nabewegen. Het roofdier wordt dan afgeleid door de (bewegende) staart, waardoor de hagedis tijd heeft om te vluchten. Ook hazelwormen kunnen hun staart afwerpen als ze in gevaar zijn.

Hagedissen gebruiken open plekken en stenige ondergronden om op te warmen (De Natuur van hier)
Hagedissen gebruiken open plekken en stenige ondergronden om op te warmen (De Natuur van hier)

Een van de belangrijkste vereisten in het habitat voor hagedissen is een goede afwisseling tussen schuilplaatsen en open plekken waar de zon schijnt. Hagedissen zijn koudbloedige dieren, waarvoor opwarmplekken essentieel zijn. Als ze opgewarmd zijn door de zon, zijn ze veel sneller waardoor ze een minder makkelijke prooi zijn voor predatoren. Ook kunnen ze wanneer ze opgewarmd zijn zelf makkelijker voedsel vangen, omdat ze simpelweg sneller kunnen bewegen. In de winter zoeken hagedissen een vorstvrije plek voor een winterslaap. Wanneer de temperaturen in het voorjaar weer stijgen, komen ze weer tevoorschijn.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara)

We starten met de kleinste hagedis die in ons land voorkomt, de levendbarende hagedis. Het is ook de meest algemene hagedis in Nederland, al wordt deze wel steeds minder algemeen helaas.

Hagedissen in Nederland
De levendbarende hagedis is de kleinste hagedis van ons land (De Natuur van hier)

Kenmerken en levenswijze

Levendbarende hagedissen kunnen een maximale lichaamslengte van 18 centimeter bereiken, maar dit wordt maar zelden behaald. De lichaamskleur is sterk variërend, maar vaak overwegend bruin of grijsbruin (al hebben sommige individuen ook een wat groenige kleur). Opvallend zijn vaak de lichte strepen op de flanken, welke lopen over de hele lengte van het lichaam. Ze hebben een lange staart en een wat cilindrisch lichaam.

Zoals de naam al aangeeft zijn ze eierlevendbarend. Dit betekent dat de eieren in het lichaam van de moeder bijna volledig tot ontwikkeling komen. Vrijwel meteen na het afzetten van de eieren komen de eieren ook uit. Het voordeel van deze strategie is dat de eieren in de buik een (relatief) warme temperatuur behouden (lichaamswarmte van de moeder), waardoor ze tot ontwikkeling kunnen komen. Hierdoor kan de soort ook goed overleven in koudere leefomgevingen.

Levendbarende hagedissen eten ongewervelden zoals insecten en spinnen. Ze vangen hun prooi en proberen deze dan dood te slaan. De prooi wordt vervolgens in zijn geheel doorgeslikt.

Levendbarende hagedissen in Nederland (Shutterstock)
De levendbarende hagedis was ooit zeer algemeen in ons land, maar ze nemen al jaren in aantal af (Shutterstock)

Voorkomen in Nederland

In Nederland komen levendbarende hagedissen voor in structuurrijke gebieden. Heideterreinen, overgangen van grasland naar bos en hoogveen zijn de beste gebieden voor de levendbarende hagedis. Ten opzichte van de andere hagedissen in Nederland hebben ze een duidelijke voorkeur voor wat vochtigere gebieden. Ze kunnen ook uitstekend zwemmen.

Vooral in het oosten en zuiden van het land zijn levendbarende hagedissen te vinden. In het westen van het land komen ze ook wel voor, maar daar zijn ze veel minder algemeen. Ooit was de levendbarende hagedis zeer algemeen in ons land, maar dat is tegenwoordig helaas niet meer het geval. De laatste jaren is er steeds een afname in aantallen te zien en zijn er gaten aan het ontstaan in het verspreidingsgebied. De levendbarende hagedis staat op de Rode Lijst als gevoelig.

Zandhagedis (Lacerta agilis)

De tweede hagedis in Nederland die we bespreken is de zandhagedis. Deze forsgebouwde hagedis is minder algemeen dan de levendbarende en komt vooral voor op de hogere zandgronden zoals de duinen.

Hagedissen in Nederland
Zandhagedissen zijn forsgebouwde en felgekleurde hagedissen (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Zandhagedissen zijn forsgebouwde hagedissen met een opvallend forse kop. Ze worden 18 tot 21 centimeter groot en worden daarmee een stukje groter dan de levendbarende hagedis. Mannetjes zijn in het voorjaar en in de zomer opvallend groen gekleurd. Vrouwtjes en juveniele dieren zijn bruiner van kleur. Meestal hebben zandhagedissen een rij gele met zwart omrande vlekjes die over het hele lichaam lopen. Een goed kenmerk om zandhagedissen te onderscheiden van levendbarende hagedissen is de schubben op de rug. Deze zijn bij de zandhagedis smaller dan de schubben op de flanken, bij levendbarende zijn ze allemaal ongeveer even breed.

In het vroege voorjaar, wanneer de temperaturen stijgen, ontwaken de mannetjes als eerste uit de winterslaap. De vrouwtjes komen zo’n twee weken later naar buiten. Na de paring leggen vrouwtjes ’s nachts zo’n drie tot twaalf eieren. Deze worden onder de grond begraven. De warmte van de zon zorgt ervoor dat de grond en daarmee ook de eieren op warmen. Hierdoor komen ze tot ontwikkeling en komen de juveniele dieren vervolgens uit het ei.

Zandhagedissen zijn over het algemeen alleen actief bij zonnig weer. Ze warmen dan op, op een zonnig plekje. Eens ze warm genoeg zijn, zijn ze snel genoeg om voedsel te vangen. Net zoals de levendbarende hagedis worden ongewervelden gegeten, met name insecten. Alles wat in de mond past wordt gegeten.

Zandhagedis - hagedissen in Nederland
Zandhagedissen zijn voornamelijk actief bij zonnig weer

Voorkomen in Nederland

In Nederland zijn de belangrijkste leefgebieden voor de zandhagedis de hogere zandgronden. De duinen, heide, spoordijken, bosranden en open, zonnige plekken in bossen zijn plekken waar ze te vinden zijn. De belangrijkste eisen die de zandhagedis stelt aan het habitat zijn voldoende zonnige plekken en structuurrijke gebieden met bijvoorbeeld struikheide of helmgras. De hoogste dichtheden van zandhagedissen worden gevonden op de Hoge Veluwe en in het kustduingebied.

Helaas gaat het, net zoals met de meeste andere reptielen, niet zo goed met de zandhagedis in Nederland. De voornaamste redenen zijn verbossing, grootschalig beheer van heidevelden en het verdwijnen van het heidelandschap. Op de Rode Lijst staat de zandhagedis als thans niet bedreigd, echter is er de laatste 12 jaar een sterke afname te zien.


Lees ook: salamanders in Nederland


Muurhagedis (Podarcis muralis)

Dan de derde, en tevens laatste hagedis uit de familie echte hagedissen die in ons land voorkomt. De muurhagedis is wijdverspreid in Europa, maar in Nederland komen ze maar beperkt (van nature) voor, in en rondom Maastricht.

Muurhagedis (de Natuur van hier)
Muurhagedis (de Natuur van hier)

Kenmerken en levenswijze

Muurhagedissen bereiken een lengte tot ongeveer 19 centimeter. Ze hebben een afgeplat lichaam en een platte kop, met een relatief spitse snuit. De zeer lange staart valt daarnaast op. De kleur van muurhagedissen kan sterk verschillen. In veel geval zijn ze bruinig, met een of meerdere rijen lichte vlekken. Een goed kenmerk is dat ze geen gekielde schubben hebben, wat bij de levendbarende en zandhagedis wel het geval is.

Net zoals de zandhagedis leggen muurhagedissen eieren. Deze worden afgezet in zand of worden onder stenen gelegd. Met behulp van de warmte van de zon komen de eieren tot ontwikkeling. Muurhagedissen zijn echte warmteliefhebbers en leven in droge en open gebieden. Ze komen veel voor op rotsen en (oude stads)muren. Daarnaast onder andere ook op oude spoorlijnen.

De muurhagedis eet voornamelijk ongewervelden dieren zoals insecten. Ze houden een winterslaap, dan zoeken ze een vorstvrij plekje in scheuren van muren of andere vorstvrije plekken. De muurhagedissen in Nederland gedijen goed bij warme zomers.

Voorkomen in Nederland

In Nederland komt de muurhagedis van nature alleen maar voor in en rondom Maastricht. Het betreft hier een geïsoleerde populatie. Sinds de jaren ’80 groeit de populatie weer, maar deze is nog steeds relatief klein. Op andere plekken in het land worden soms ook muurhagedissen waargenomen, maar hier gaat het hoofdzakelijk om geïmporteerde dieren die zijn meegekomen met importproducten uit Midden- en Zuid-Europa, of om losgelaten dieren.

Hazelworm (Anguis fragilis)

Tot slot nog de hazelworm. Alhoewel deze in eerste instantie doet denken aan een slang is het toch echt een hagedis, een pootloze hagedis wel te verstaan. Het is een van de meest voorkomende reptielen in Europa.

Hazelworm (Shutterstock)
De hazelworm is een pootloze hagedis en een van de meest voorkomende reptielen in Europa (Shutterstock)

Kenmerken en levenswijze

Hazelwormen worden tot ongeveer 45 centimeter groot. Ze zijn overwegend bruin gekleurd en hebben een glanzend uiterlijk. Meer dan de helft van het lichaam bestaat uit de staart. Ze lijken veel op slangen, maar als je goed kijkt zijn er een aantal verschillen te ontdekken.

Zo hebben ze (bewegende) oogleden, iets wat slangen niet hebben. Ze hebben daarnaast een stijver lichaam dan slangen en de staart beslaat een groot deel van het lichaam. Ook in de schubben is een verschil te ontdekken. Slangen hebben een rij brede schubben op de buik, bij hazelwormen zijn dit veel meer en kleinere schubben. Tot slot kunnen hazelwormen zoals veel andere hagedissen hun staart afwerpen bij gevaar, dit kunnen slangen niet.

Net zoals de levendbarende hagedis zijn ook hazelwormen eierlevenbarend. Dit heeft ervoor gezorgd dat ze zich over een groot deel van Europa hebben weten te verspreiden. Na de winter ontwaken mannetjes als eerste uit hun winterslaap, de vrouwtjes doen dat een stuk later. Het voedsel van hazelwormen bestaat voornamelijk uit naaktslakken, regenwormen en spinnen, maar ook andere ongewervelden dieren worden gegeten.

Voorkomen in Nederland

De hazelworm komt in Nederland het meeste voor op zandgronden. Ze zijn daarnaast goed vertegenwoordigd in Zuid-Limburg. In Zeeland komen ze helemaal niet voor. Ze houden van relatief vochtige landschappen. De aanwezigheid van een strooisellaag is belangrijk, omdat ze zich hier in schuil houden. Ze zijn vooral te vinden in open bossen, bosranden en houtwallen. Verder komen ze ook voor op heidegebieden en op oude spoorlijnen en spoorwegbermen.

Op de Rode Lijst staat de hazelworm als thans niet bedreigd. Het gaat relatief goed met de hazelworm in Nederland. De soort neemt in ieder geval niet af, zoals bij de levendbarende hagedis en zandhagedis wel het geval is.

hazelworm hagedissen in Nederland
Met de hazelworm gaat het goed in Nederland. Althans, er is geen afname zichtbaar zoals bij de veel andere reptielen

Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Veel gestelde vragen

Welke hagedissen leven er in Nederland?

In Nederland komen vier verschillende soorten hagedissen voor. Drie behorend tot de familie echte hagedissen; de levendbarende hagedis, zandhagedis en muurhagedis. En één behorend tot de familie hazelwormen; de hazelworm.

Kunnen hagedissen hun staart afwerpen?

Ja, veel hagedissen zijn in staat hun staart af te werpen. Dit doen ze als er gevaar dreigt. In sommige gevallen kan de afgeworpen staart zelfs nog enige tijd blijven bewegen. De predator wordt door de staart afgeleid, waardoor de hagedis de tijd heeft om te vluchten. De staart groeit vaak weer aan, maar wordt dan over het algemeen korter, stomper en minder mooi.

Is de hazelworm een hagedis of slang?

De hazelworm is een hagedis, of beter gezegd een pootloze hagedis. Ze verschillen van slangen omdat ze een langere staart hebben (meer dan de helft van het lichaam), die ze ook kunnen afwerpen (kunnen slangen niet). Ze hebben daarnaast een veel stijver lichaam dan slangen en ze kunnen hun ogen sluiten, iets wat slangen ook niet kunnen. Tot slot is er ook nog een verschil in de schubben op te merken.

Waar komen hagedissen voor in Nederland?

Helaas komen hagedissen op steeds minder plekken voor in Nederland. Vooral op de hoge zandgronden en structuurrijke gebieden zoals heidegebieden zijn nog geschikte plekken om hagedissen te vinden. Ook open plekken in bos, houtwallen en in sommige gevallen op oude muren zijn goede plekken voor hagedissen. Een combinatie van open plekken (om op te warmen) en goede schuilplekken is belangrijk voor hagedissen.

Zijn hagedissen in Nederland gevaarlijk?

Nee, de vier hagedissen die in Nederland voorkomen zijn niet gevaarlijk voor de mens. Ze blijven over het algemeen vrij klein, waardoor ze geen grote verwondingen kunnen aanrichten. Daarnaast zijn er geen giftige hagedissen in Nederland te vinden.

Wat eten hagedissen?

Hagedissen in Nederland leven voornamelijk van ongewervelden dieren. Geleedpotigen zoals insecten en spinnen worden veel gegeten. Daarnaast in sommige gevallen ook naaktslakken en regenwormen.

Staat je vraag er niet tussen?

Heb je alles gelezen, maar is je vraag nog steeds niet beantwoord? Kijk dan nog even in de andere blogs over reptielen, of stel je vraag hieronder in de comments. Je kunt natuurlijk ook even kijken op de website van RAVON, hét instituut in Nederland als het aankomt op reptielen (en vissen en amfibieën).

Verder lezen

Deel I: reptielen in Nederland

Deel III: slangen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Reptielen in Nederland

Muurhagedis (de Natuur van hier)

Reptielen, niet de eerste dieren waar je aan denkt bij Nederland, maar we hebben er wel degelijk een aantal! In ons land kun je vier inheemse hagedissen en drie inheemse slangen vinden. In deze blogserie bespreken we de soorten uitgebreid en beschrijven we de beste gebieden voor reptielen in Nederland

Omslagfoto: muurhagedis (de Natuur van hier)

Inhoudsopgave

Reptielen in de delta

De verschillende soorten reptielen in Nederland hebben het allemaal vrij lastig. Voor zowat alle soorten geldt dat de totale populaties in Nederland afnemen. Dit heeft alles te maken met het verdwijnen van het habitat waarin reptielen in Nederland leven.

De meeste reptielen zijn vooral te vinden op gevarieerde heideterreinen en daarnaast ook nog in het kleinschalige cultuurlandschap. Het heidelandschap, waarin een afwisseling te vinden is van dop- en struikheide, pijpenstrootje, jeneverbessen en open zandige plekken vormt een uitstekend landschap voor reptielen. Helaas wordt dit landschap steeds schaarser in Nederland.

Daarnaast vinden reptielen een geschikt leefgebied in het kleinschalige cultuurlandschap. Dit landschap bestaat uit kleine percelen, zoals kruidenrijke graslanden, omzoomd met hagen, struweelranden en -hagen, houtsingels en knotbomen. De overgangen van graslanden naar landschapselementen zijn structuurrijk, het ideale leefgebied voor reptielen en andere dieren. Helaas is dit landschap ook steeds minder te vinden in ons land.

Reptielen in Nederland

Onderstaand een lijst van de inheemse reptielen in Nederland.

Levendbarende hagedisZootoca vivipara
ZandhagedisLacerta agilis
MuurhagedisPodarcis muralis
HazelwormAnguis fragilis
RingslangNatrix helvetica
Gladde slangCoronella austriaca
AdderVipera berus
Taxonomie reptielen in Nederland (de Natuur van hier)
Taxonomie reptielen in Nederland (de Natuur van hier)

Lees ook: padden in Nederland


Hagedissen

Vier soorten inheemse hagedissen is ons land rijk. Hagedissen kenmerken zich door het afgeplatte lichaam en de duidelijke kop-lichaam en staart verdeling. Er is echter ook een soort die er afwijkend uitziet en zelfs geen poten heeft, maar daarover later meer.

Net zoals alle andere reptielen zijn hagedissen koudbloedige dieren. Dat betekent dat het lichaam niet zoals bij ons zoogdieren automatisch warm blijft, maar dat ze de warmte van de zon op moeten zoeken om op te warmen en actief te worden. Voor hagedissen is het dus belangrijk dat ze in hun habitat schuilplekken én warme plekken zoals grote stenen, stapelmuren en open plekken op korte afstand van elkaar kunnen vinden.

Levendbarende hagedis (De Natuur van hier)
De levendbarende hagedis was ooit zeer algemeen in ons land, maar de aantallen nemen sterk af (De Natuur van hier)

Hagedissen in Nederland

Van de vier soorten hagedissen behoren er drie tot de familie echte hagedissen en een soort behoort tot de familie hazelwormen. De drie uit de familie echte hagedissen zijn de levendbarende hagedis, zandhagedis en muurhagedis.

De levendbarende hagedis is de kleinste van het stel. Deze was ooit zeer algemeen, maar neemt de laatste jaren sterk af. De zandhagedis is een wat grotere en robuuster gebouwde hagedis. Ze zijn minder algemeen dan de levendbarende hagedis en komen vooral voor op de hoge zandgronden. Ook de zandhagedis neemt de laatste jaren sterk af. Ook de muurhagedis is een stukje groter dan de levendbarende hagedis. Muurhagedis komen van nature in Nederland voor enkel in en rondom Maastricht. Hier leeft een kleine en geïsoleerde populatie. Verspreid door het land komen echter losse exemplaren voor, vaak meegekomen met importproducten uit Midden- en Zuid-Europa.

Tot slot nog de hazelworm. Hazelwormen zien er op het eerste oog uit als slangen, maar het zijn pootloze hagedissen. De staart betreft ongeveer de helft van het lichaam en ze hebben dus geen poten. Hazelwormen komen op veel plekken voor, maar niet in Zeeland. De populatie in Nederland is vrij stabiel.

Hazelworm (Shutterstock)
De hazelworm lijkt op het eerste oog een slang, maar het is een pootloze hagedis (Shutterstock)

Slangen

Net zoals hagedissen hebben slangen ook baat bij kleinschalige en structuurrijke gebieden. Heidelandschappen, kleinschalig landschap en voor de ringslang ook laagveen kunnen een geschikt habitat zijn. Slangen houden van heidegebieden met wat oudere heidestruiken, pijpenstrootje en pitrussen. Open plekken in het landschap zijn daarnaast ook cruciaal om op te warmen en te zorgen voor een geschikt microklimaat.

Ringslang
Ringslangen houden van waterrijke gebieden

Slangen in Nederland

Van de drie in Nederland levende slangen is er één giftig; de adder. De ringslang en gladde slang zijn beide niet giftig. De ringslang is de grootste slang in Nederland en kan wel tot 1,20 meter groot worden. De ringslang komt voornamelijk voor in waterrijke gebieden. De laatste jaren is er een kleine afname te zien van de ringslang.

De gladde slang blijft een stuk kleiner dan de ringslang en wordt tot maximaal 65 centimeter groot. Ze hebben ongekielde schubben, wat ze een gladde aanblik geven. Het aantal gladde slangen neemt de laatste jaren licht af. De derde slang, de adder, is de enige giftige slang in Nederland. Ze worden tot 60 centimeter groot en leven voornamelijk op de hogere zandgronden. Ook bij de adders is er een afname te zien.

Gladde slang (shutterstock)
De ongekielde schubben geven de gladde slang een glad uiterlijk (shutterstock)

Lees ook: kikkers in Nederland


Dwaalgasten en exoten

Naast de vier inheemse hagedissen en de drie inheemse slangen in Nederland zijn er ook nog een dwaalgasten (soorten die hier sporadisch (op eigen kracht) voorkomen) en een aantal exoten die in meer of mindere mate in de Nederlandse natuur leven.

Dwaalgasten zijn zeeschildpadden zoals de soepschildpad en de lederschildpad. De meest bekende exoten zijn moerasschildpadden die klein gekocht werden in de dierenwinkel, maar na een aantal jaren uit werden gezet in het nabijgelegen natuurgebied. Voorbeelden hiervan zijn de geelbuik-, geelwang-, roodwang- en zaagrugschildpadden. Daarnaast zijn er ook nog enkele hagedissen die hier als exoot soms voorkomen. Voor meer exoten (en nog meer informatie over onze inheemse soorten) kijk op RAVON, hét instituut als het aankomt op reptielen (en amfibieën) in Nederland.

Roodwangschildpad
Roodwangschildpadden en andere moerasschildpadden zijn veel uitgezet nadat ze ongewenst werden als huisdier

Veelgestelde vragen

Welke reptielen leven er in Nederland?

In Nederland komen 7 verschillende inheemse reptielen voor, 4 hagedissen en 3 slangensoorten. De levendbarende hagedis, zandhagedis, muurhagedis, hazelworm, ringslang, gladde slang en adder. Daarnaast komen er soms dwaalgasten voor (zeeschildpadden) en exoten.

Wat is het verschil tussen reptielen en amfibieën?

Reptielen en amfibieën lijken veel op elkaar, maar er zijn toch een aantal verschillen. Zo kunnen amfibieën ook ademen via de huid en hebben amfibieën een gedaanteverwisseling. Dit is niet het geval bij reptielen. Meer lees je er hierover.

Waar in Nederland leven er reptielen?

De verspreiding van reptielen is verschillend per soort. Veelal komen ze voor op (hogere) zandgronden. Echte habitats zijn structuurrijke heidegebieden en kleinschalige landschappen.

Verder lezen

Deel II: hagedissen in Nederland

Deel III: slangen in Nederland

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Herken oranje vlinders – met foto’s en tips

Oranje vlinders herkennen

Er zijn vlinders in allerlei soorten, maten en kleuren. Opvallende vlinders zijn vaak niet moeilijk te herkennen, maar vlinders die er grotendeels hetzelfde uitzien, zijn moeilijker om uit elkaar te houden. Zo ook oranje vlinders. Hoe leer je oranje vlinders herkennen? In deze blog geven we je daar tips voor: waar kun je op letten en wat onderscheidt de ene vlinder van de andere? Aan het eind van deze blog geven we nog tips hoe je vlinders zelf kunt helpen.

Inhoudsopgave

Atalanta (Vanessa atalanta)

In één oogopslag: voornamelijk zwarte vleugels met witte vlekken op de bovenvleugels, horizontale en verticale oranje banden.

Oranje vlinders herkennen - De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder, met witte stippen en oranje banden
De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder, met witte stippen en oranje banden

De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder. De vleugels zijn zwart, met witte vlekken op de voorvleugels. De voorvleugels hebben een oranje band die van boven naar beneden loopt. De ondervleugels hebben aan de onderkant een oranje band, waar acht stippen in staan. De spanwijdte bedraagt 5-6 centimeter. Deze vlinder is een van de meest voorkomende vlinders in Nederland. Je kunt ze overal tegenkomen, maar aan de noordelijke kust is de dichtheid het laagst.

Waardplant van deze vlinders is de brandnetel. Op de met name jonge planten worden de eitjes door het vrouwtje afgezet op de bladeren. Vanaf mei kun je de rupsen tegenkomen op brandnetels. Ze kunnen erg verschillen in uiterlijk, van gelig grijs tot zwart. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot.

Atalanta’s zijn trekvlinders. Ze overwinteren in Zuid-Europa. In het voorjaar komen ze weer naar het noorden. Je kunt deze vlinders soms zelfs nog in de winter, op zonnige dagen, tegenkomen. Vliegtijd van de atalanta is mei tot oktober.

Kleine vos (Aglais urticae)

In één oogopslag: voornamelijk oranje, met zwarte en lichtoranje vlekken, zwarte rand met paarse stippen, één witte vlek.

De kleine vos is een voornamelijk oranje vlinder, met gekleurde stippen en zwarte, gestippelde rand (de Natuur van hier)
De kleine vos is een voornamelijk oranje vlinder, met gekleurde stippen en zwarte, gestippelde rand (de Natuur van hier)

Deze oranje vlinder heeft zowel oranje voor- als ondervleugels. Op de voorvleugel zitten zwarte en lichtoranje vlekken een één witte vlek richting de vleugelpunt. Op de ondervleugel is een grote zwarte en lichtoranje vlek. Over beide vleugels loopt langs de rand een zwarte band met paarse stippen.

De kleine vos heeft een spanwijdte tussen de vier en vijf centimeter. Waardplant voor deze vlinder is de brandnetel. Voor de nectar kun je de kleine vos bij onder andere sleedoorn vinden. De eitjes worden op jonge brandnetels afgezet. De eitjes worden in groepen van tientallen tot wel honderden afgezet. De rups worden ongeveer drie centimeter groot.

Je kunt de kleine vos op veel verschillende plekken zien, van bosranden tot parken en van bermen tot dijken, zo lang er maar genoeg nectar te vinden is. De kleine vos kun je van maart tot in oktober zien vliegen.


Lees ook: de beste waardplanten voor vlinders


Oranjetipje (Anthocharis cardamines)

In één oogopslag: witte vlinder met oranje vleugelpunt (mannetje), onderkant groen gemarmerd (vrouwtje) en zwarte stip (beide).

Oranje vlinders herkennen - hier zie je gelijk dat het om een mannelijk oranjetipje gaat, vanwege de oranje vleugelpunt
Hier zie je gelijk dat het om een mannelijk oranjetipje gaat, vanwege de oranje vleugelpunt

De vleugelpunten van deze vlinder hebben een oranje puntje (tipje) met een zwarte stip erin. Tenminste, dat geldt voor de mannelijke oranjetipjes. Verder zijn de vleugels nagenoeg wit. Vrouwtjes hebben geen oranje vleugelpunten, maar wel de witte vleugels en zwarte stip die de mannetjes ook hebben. De onderkant van de vleugels is groenachtig gemarmerd, zodat ze niet opvallen tussen de planten.

Oranjetips behoren tot de familie van de witjes. Deze vlinders worden ongeveer twee centimeter groot en heeft een spanwijdte van 3,5 tot 4,5 centimeter. Waardplanten zijn onder andere pinksterbloem, look-zonder-look en andere kruisbloemigen. De eitjes komen na anderhalve week uit en er is slechts een eitje per plant. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot. De winter wordt doorgekomen als pop.

Oranjetipjes kun je tegenkomen bij vochtige graslanden bij bosranden. De vlinder is een standvlinder in Nederland en komt vrijwel overal voor, hoewel het meeste in het oosten van het land. Vliegtijd van deze vlinders is maart tot en met juni.

Meer vlinders in je tuin
Wil je jouw tuin ook aantrekkelijker maken voor vlinders, dan kun je met biologisch gekweekte planten zorgen voor nectar, het voedsel van vlinders. Belangrijk is dan wel dat planten biologisch gekweekt zijn omdat deze geen pesticiden bevatten. Hierdoor kunnen vlinders onbezorgd van de nectar in de bloemen in jouw tuin genieten.
Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Dagpauwoog (Aglais io)

In één oogopslag: opvallende vlinder, vrij groot en bont gekleurd. Vier oogvlekken met opvallende zwarte, lichte en paarse kleuren.

Oranje vlinders herkennen - De 'ogen' van de dagpauwoog vallen goed op (De Natuur van hier)
De ‘ogen’ van de dagpauwoog vallen goed op (De Natuur van hier)

Op alle vleugels zijn oogvlekken aanwezig. De vleugels zijn oranjerood. Langs de rand loopt een bruine band. Tussen de oogvlekken op de vleugelpunten en het lijf bevinden zich zwarte en lichtere vlekken. De onderkant van de vleugels is bruin, wat een goede camouflage als verdord blad geeft. De spandwijdte van de dagpauwoog is tussen de vijf en zes centimeter.

Waardplanten voor de rupsen zijn brandnetels. De eitjes worden in groepen van ongeveer 50 afgezet, op de onderkant van het blad. De rupsen zijn diepzwart met veel kleine witte stippen. De brandnetels worden helemaal kaalgevreten. De rupsen vervellen enkele keren en worden uiteindelijk vier centimeter groot. De pop is groenbruin van kleur en heeft onderaan kleine stekeltjes. Meestal zie je de poppen op onderkant van een blad, maar ook wel op takken en aan muren. Na een week komt de vlinder uit.

Zodra het zonnig is, ontwaakt de dagpauwoog en begint te vliegen. Dit kan al in maart zijn, soms nog eerder. Tot laat in het jaar kun je ze nog tegenkomen. De soort overwintert als vlinder. Overwinteren gebeurt ook in huizen, schuurtjes en garages.

De dagpauwoog komt algemeen voor, maar is wel afhankelijk van brandnetels. Deze oranje vlinders kun je in bloemrijke graslanden tot in de tuin tegenkomen, als er maar nectar aanwezig is. Nectar halen ze uit vele verschillende soorten planten, bijvoorbeeld paardenbloem, pinksterbloem, duizendblad, boswilg en jakobskruiskruid. De vliegtijd is van maart tot en met september.

Landkaartje (Araschnia levana)

In één oogopslag: twee verschijningsvormen. Voorjaarstekening: oranje met zwart. Zomertekening: zwart met wit. Onderkant van beide tekeningen bestaan uit allemaal lijnen.

Deze oranje vlinder is niet altijd oranje. Het landkaartje kent namelijk twee tekeningen. In het voorjaar is de tekening oranje met zwarte vlekken en in de zomer is de vlinder zwart met witte vlekken en banden en oranjerode streepjes op de bovenvelugel. Dit verschil heeft te maken met de daglengte. Als de rups met korte daglengtes verpopt, krijgt de vlinder een voorjaarstekening. Met lange daglengten verpoppen geeft een zomertekening. De onderkant van de vleugels is in beide tekeningen gelijk: een spinnenweb van lijnen.

De waardplant is grote brandnetel. De eitjes worden in rijtjes van tien afgezet op de onderkant van het blad. De rupsen kun je zien in de perioden mei-juli en augustus-september. Ze worden ongeveer twee centimeter groot. De rupsen zijn zwart met witte spikkels en hebben geelbruine lengtestrepen. Op hun kop hebben ze twee opvallende uitsteeksels. Het verpoppen gebeurt aan of in de buurt van brandnetels. De vlinders in het voorjaar zijn iets kleiner dan de vlinders in de zomer.

Landkaartjes komen algemeen voor. Je komt ze vooral tegen in bossen en bosranden, soms ook in tuinen. Vliegtijd van landkaartjes is in de periode april-oktober.

Distelvlinder (Vanessa cardui)

In één oogopslag: zwarte vleugelpunten met witte vlekken, rest van boven- en ondervleugels zijn oranje met zwarte stippen en vlekken. De randen van de bovenvleugels zijn zwart.

Distelvlinder (de Natuur van hier)
Distelvlinders zijn trekvlinders en komen in het voorjaar weer aan in Nederland vanuit Zuid-Europa (de Natuur van hier)

Distelvlinders zijn overwegend oranje vlinders. In de oranje vleugels zitten zwarte vlekken, variërend in grootte en patroon. De vleugelpunten zijn zwart met witte stippen. Distelvlinders zijn trekvlinders. Ieder voorjaar trekken ze vanuit Zuid-Europa naar het noorden. Distelvlinders planten zich hier voort en trekken in het najaar terug. Ze kunnen hier niet overwinteren.

Wanneer distelvlinders weer in het noorden aan zijn gekomen, paren ze en zet het vrouwtje de eitjes af. Als de rups uit het eitje is gekomen, spint hij een weefsel aan de onderkant van het blad. Vanuit daar eet hij het blad op. Als het blad op is, maakt hij in een naburig blad een nieuw spinsel en begint weer met eten. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot en zijn zwart, met een lengtestreep en kleine witte spikkels.

Deze oranje vlinders zie je vooral in open landschappen, zoals dijken, graslanden en bloemrijke akkers. Het zijn trekvlinders die je vanaf ongeveer april in Nederland kunt zien. Vanaf oktober trekken ze weer terug naar Zuid-Europa.

Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album)

In één oogopslag: voornamelijk oranje vlinder, met zwarte en lichtgele stippen en gekartelde vleugelranden.

Gehakkelde aurelia's hebben scherp gekartelde vleugelranden (gehakkeld)
Gehakkelde aurelia’s hebben scherp gekartelde vleugelranden (gehakkeld)

Gehakkelde aurelia’s zijn opvallende vlinders. Ze zijn voornamelijk oranje. Hun vleugelranden zijn sterk gekarteld (gehakkeld). Beide vleugels zijn getekend met zwarte en lichtgele stippen. Vanaf de ondervleugel loopt tot in de vleugelpunt een gestipte rand. Deze vlinders hebben een zomervorm en wintervorm, waarbij ze in de wintervorm donkerder van kleur zijn. De spanwijdte van deze oranje vlinder is tussen de vier en vijf centimeter.

De eitjes worden alleen of samen afgezet op bladeren in bossen en struwelen, waar het vochtig en niet te zonnig is. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot. Ze zijn zwart, maar hebben een witte vlek op de achterkant van het lijf, waardoor het op een vogelpoepje lijkt. Zo zal het minder gauw opgegeten worden. Nectarplanten zijn bijvoorbeeld wilg en braam, maar ze houden ook erg van rottend fruit.

Je kunt deze oranje vlinders tegenkomen bij bosranden en open plekken in het bos. Ook in meer bebouwde omgeving kun je ze zien. Gehakkelde aurelia’s komen in Nederland algemeen voor. Hun vliegtijd is van maart tot oktober.

Een andere vlinder gezien?

Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje. Zo zijn er nog een aantal witte vlindersoorten en gele vlindersoorten.

Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?

Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.

Brandnetels, brandnetels, brandnetels

Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.

Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)
Brandnetels zijn onwijs belangrijk voor veel vlindersoorten, zoals de gehakkelde aurelia (de Natuur van hier)

Maak je tuin niet ‘winterklaar’

Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.

Zorgen voor nectar

Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch gekweekte planten en een groot aandeel inheemse soorten in je tuin. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop, wanneer ze in je tuin staan.

Sprinklr heeft een groot aanbod aan biologisch gekweekte planten. Ze hebben daarnaast een speciaal pakket voor vlinders samengesteld. Dit pakket bestaat uit vijf verschillende soorten vaste planten. Met dit pakket zorg je ervoor dat vlinders tot diep in het najaar bloemen met nectar tot hun beschikking hebben. Daarnaast zit er pijpenstrootje in het pakket, voor veel vlinders een goede plant om de rupsen op te laten opgroeien. Vlinders zullen je dus heel dankbaar zijn wanneer je een vlinderpakket in je tuin plant!

Inspiratie om een levend paradijs van je tuin te maken

Zoek je inspiratie om je tuin om te toveren tot een paradijs vol leven, geur en kleur? Waar plek is voor bijen, hommels, (kleine) zoogdieren, vogels en gele, witte en oranje vlinders? Hieronder vind je een aantal blogs die je op weg kunnen helpen:

Van tegeltuin naar groene tuin

De beste inheemse vaste planten

De beste inheemse planten voor in de zon

Een bloemrijk gazon aanleggen, onderhouden en de voordelen ervan

De beste inheemse bijenplanten

De beste inheemse schaduwplanten

Tips voor het aanleggen van een natuurtuin

De beste inheemse klimplanten

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!