Duikeenden – eenden in Nederland – deel II

Kuifeenden

Na deel I van de serie over eendachtigen in Nederland, waarin de algemene kenmerken en de taxonomische indeling van deze familie besproken werd, is het nu tijd om dieper in de soorten te duiken. We starten met de duikeenden. We bespreken vijf soorten duikeenden die met regelmaat in Nederland voorkomen. Daarnaast worden enkele dwaalgasten benoemd.

Krooneend

Duikeenden

Duikeenden zijn een geslachtsgroep binnen de eendachtigen familie, die een aantal gezamenlijke uiterlijke kenmerken vertonen. Ze hebben hun naam te danken aan het feit dat ze onder water duiken om voedsel te vinden. Hier is het lichaam ook op aangepast. Ze hebben een smaller lichaam dan grondeleenden, wat het duiken vergemakkelijkt. De poten staan daarnaast meer naar achteren onder het lichaam. Dit zorgt er ook voor dat ze beter kunnen duiken, maar hierdoor lopen ze op het land meer rechtop dan bijvoorbeeld grondeleenden. Ze hebben daarnaast ook vaak een wat kortere hals.

Duikeenden zijn omnivoren. De een eet wat meer plantaardig voedsel, de ander wat meer dierlijk, maar vrijwel alle soorten eten zowel beide. Als plantaardig voedsel eten ze planten, plantenwortels en zaden en als dierlijk voedsel vis en ongewervelden, zoals slakken en (water)insecten.

Broedende duikeenden

Er zijn in Nederland vier soorten duikeenden te vinden die hier broeden (sommige in veelvoud, andere maar een enkele keer). Daarnaast zijn er nog eens drie soorten die hier wel voor komen (sommige maar een enkele keer), maar niet broeden.

Broedende duikeenden in Nederland:

  • Kuifeend (Aythya fuligula);
  • Tafeleend (Aythya ferina);
  • Witoogeend (Aythya nyroca);
  • Krooneend (Netta rufina).

Lees ook: spechten in Nederland


Kuifeend (Aythya fuligula)

De eerste die we bespreken is de kuifeend. Dit zijn vrij forse eenden, welke een lichaamslengte van 40 tot 47 centimeter en een spanwijdte van 65 tot 72 centimeter bereiken. De mannetjes zijn opvallend wit-zwart gekleurd, waarbij de buik wit is. De vrouwtjes zijn onopvallender bruin gekleurd. In vlucht valt de witte baan over de slagpennen goed op. Daarnaast hebben ze een opvallend geel oog. Maar het meest kenmerkende is de kuif, die zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben. Echter is deze bij mannetjes wel een stuk groter.

Kuifeend
De kuif en de gele ogen, bij zowel de mannetjes als de vrouwtjes, valt goed op bij kuifeenden

Leefwijze en voedsel

Kuifeenden hebben een breed leefgebied. Ze zijn te vinden op meren, vijvers en plassen van alle maten. Ze komen daarnaast ook voor op rustig stromende rivieren. Het zijn sterke zwemmers, waardoor ze makkelijk tegen de stroming in kunnen zwemmen. Kuifeenden houden van begroeide oevers en eilanden waarin ze veilig kunnen broeden.

Ze besteden veel tijd op het water, op zoek naar voedsel. Hiervoor duiken ze onder water, op zoek naar van allerlei ongewervelde dieren, zoals slakken en zoetwatermossels. Daarnaast eten ze ook planten, zaden en algen.

Voortplanting en trekgedrag

Broeden gebeurt op een beschutte plek in de vegetatie aan de oever. Een legsel bestaat uit zes tot twaalf eieren. De broedduur is ongeveer 25 dagen. Na zo’n 45 dagen zijn de jongen vliegvlug. De kuifeend is een talrijke broedvogel in Nederland.

Nederlandse kuifeenden trekken in het najaar voornamelijk naar Zuid-Frankrijk. Ons land wordt dan echter massaal bezocht door kuifeenden uit Noord- en Centraal-Europa. Het is gedurende de wintermaanden één van de talrijkste duikeenden in ons land.

Kuifeend
Kuifeenden overwinteren in zeer grote aantallen in ons land

Tafeleend (Aythya ferina)

Tafeleenden zijn nog net wat groter dan kuifeenden, met een lichaamslengte van 42 tot 49 centimeter en een spanwijdte van 72 tot 82 centimeter. De mannetjes hebben een roodbruin hoofd met een rood oog. Daarnaast hebben ze een zwarte borst en stuit en is de rest van het verenkleed grijs gekleurd. Vrouwtjes zijn minder opvallend van kleur. Ze hebben een lichtbruin hoofd en stuit, de rest van het verenkleed is grijsbruin.

Tafeleend
Mannetjes tafeleenden hebben een prachtig roodbruin hoofd met een rood oog

Leefwijze en voedsel

De leefwijze van tafeleenden is vergelijkbaar met die van kuifeenden. Ze komen ook voor op meren, vijvers en plassen, maar daarnaast ook op rustig stromende rivieren. Ook qua gedrag en voedsel zijn ze vergelijkbaar, al is het menu iets plantaardiger van aard. Planten, wortelstokken van planten en zaden wordt gegeten. Als dierlijk voedsel ook voornamelijk ongewervelden in de vorm van slakken, mosselen en schaaldieren.

Voortplanting en trekgedrag

De tafeleend is een schaarse broedvogel. Een legsel bestaat uit zes tot twaalf eieren, welke in ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. De jonge dieren zijn in het begin heel donker van kleur en kunnen na circa 50 dagen vliegen.

De tafeleenden die in Nederland broeden blijven ook gedurende de winter in ons land. Het aantal tafeleenden neemt in de winter fors toe, doordat individuen uit Noord- en Centraal-Europa hier komen overwinteren. Opvallend is dat de mannetjes vaak al beginnen met trekken als de vrouwtjes nog aan het broeden zijn. De vrouwtjes volgen dan later met de jongen.


Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Witoogeend (Aythya nyroca)

De witoogeend is een eend met een lichaamslengte van 38 tot 42 centimeter en een spanwijdte van 63 tot 67 centimeter, waarmee deze net wat kleiner is dan de kuifeend. Ze hebben een kastanjebruine kop en nek en zijn zwart op de rug. De vleugels hebben bovenop een wat groenige schijn. Ze hebben daarnaast een witte buik en stuit en in vlucht valt de witte vleugelstreep goed op. Het opvallendste kenmerk (waarnaar de eend ook vernoemd is) is het witte oog. Vrouwtjes zijn wat valer gekleurd dan mannetjes, maar hebben wel grotendeels dezelfde kleurschakelingen.

Witoogeend
Het opvallendste kenmerk bij witoogeenden is het witte oog

Leefwijze en voedsel

Witoogeenden zijn vaak te vinden in grote groepen met andere duikeenden. Ze houden zich op, op grotere plassen met een rijke onderwaterbegroeiing en een rijke oevervegetatie. In de oevervegetatie broeden ze, de onderwaterbegroeiing is het grootste deel van hun voedsel. Ze zijn voornamelijk herbivoor en eten dan waterplanten, moerasplanten en zaden. Daarnaast bestaat een klein gedeelte van het menu uit dierlijk voedsel, in de vorm van ongewervelde dieren.

Voortplanting en trekgedrag

Witoogeenden zijn vrij zeldzaam in Nederland. Soms wordt er gebroed in Nederland, maar dat is zeker geen zekerheid. Ook komt het voor dat witoogeenden paren met andere duikeenden, wanneer beschikbare soortgenoten schaars zijn. De meeste broedparen bevinden zich in Oost-Europa.

Een legsel bestaat meestal uit 6 tot 11 eieren, welke in circa 26 dagen worden uitgebroed. Het duurt daarna nog eens 60 dagen voordat de jongen uitvliegen.

Ook als doortrekker en wintergast is de witoogeend maar in kleine aantallen vertegenwoordigd in ons land. Over heel Europa gezien is er ook een afnemende trend zichtbaar in de populatie witoogeenden.

Krooneend (Netta rufina)

De laatste duikeend die in Nederland broedt is de krooneend. Krooneenden zijn grote eenden die een lichaamslengte van 53 tot 57 centimeter en een spanwijdte van 84 tot 88 centimeter bereiken. Het opvallendste kenmerk is de grote, ronde bruinoranje kop en rode snavel van de mannetjes. Verder hebben de mannetjes een zwarte hals en buik, een lichtbruine rug met aangrenzend lichter gekleurde delen. Vrouwtjes zijn in diverse tinten bruin gekleurd. Daarnaast hebben vrouwtjes een donkere snavel met een rode vlek. Zowel bij mannetjes als bij vrouwtjes vallen de witte vleugelstrepen in vlucht goed op.

Tafeleend
De ronde, bruinoranje kop en rode snavel van mannetjes krooneenden vallen goed op

Leefwijze en voedsel

Krooneenden voelen zich thuis op vrij grote plassen, met een rijke onderwater- en oevervegetatie. De oevervegetatie biedt schuilmogelijkheden en een goede broedplek, de onderwatervegetatie biedt voedsel. Krooneenden zijn hoofdzakelijk planteneters. Vooral kranswieren worden gegeten. Daarnaast eten ze soms ook wat dierlijk voedsel, echter is dit beperkt.

Voortplanting en trekgedrag

De krooneend komt oorspronkelijk uit Azië, maar door afname van het leefgebied zijn ze uitgeweken naar Europa. Het eerste broedgeval in Nederland dateert uit 1942. Sinds de jaren ’90 neemt het aantal broedgevallen toe, echter is het nog steeds een vrij schaarse broedvogel.

In een nest op een rustige plek in de oevervegetatie worden 6 tot 12 eieren gelegd. Na zo’n 28 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen kunnen na 45 tot 50 dagen vliegen.

Krooneenden zijn in Nederland deels standvogel en deels trekvogel. De wegtrekkende soorten overwinteren in Midden en Zuidwest-Europa.

Wintergasten

Naast broedende soorten is er ook nog een wintergast onder de duikeenden. Deze broedt meer noordelijk en bezoekt ons land in het najaar om hier te overwinteren.

Topper (Aythya marila)

De topper, of toppereend, lijkt veel op de wel in Nederland broedende kuifeend, maar toch zijn er een aantal verschillen op te merken. Met een lichaamslengte van 39 tot 56 centimeter en een spanwijdte van 71 tot 84 centimeter wordt de topper iets groter dan de kuifeend. Daarnaast ontbreekt de kenmerkende kuif bij de topper. Mannetjes toppers hebben een zwarte kop, hals en staart. Verder is de bovenkant grijs (bij de kuifeend wit) en de onderkant wit gekleurd. Ze hebben een blauwgrijze snavel, net zoals de vrouwtjes overigens.

Vrouwtjes zijn wat soberder gekleurd. Ze hebben een bruine kop en buik en een grijze rug. Opvallend is de lichtgekleurde ring om de snavel bij de vrouwtjes, een belangrijk kenmerk om ze te onderscheiden van de vrouwtjes kuifeenden.

Topper (Saxifraga - Jan Nijendijk)
Toppers lijken op kuifeenden, maar toch zijn er wel wat verschillen op te merken (Saxifraga – Jan Nijendijk)

Leefwijze en voedsel

Toppers vinden we meestal terug op wateren bestaande uit zout of brak water. Vaak zijn ze te vinden in de buurt van zee, op ondiepe kustwateren. Ze broeden op de toendra’s in het noorden. Overwinteren gebeurt meer zuidelijk, waarbij Nederland een belangrijke overwinteringsplek is. Vooral het IJsselmeer en de Wadden zijn dan van belang. Hier verzamelen zich dan grote groepen toppers. In februari start de terugtocht naar de broedgebieden. In de zomer ontbreekt de topper in ons land, op enkele losse exemplaren na.

Toppers zijn omnivoren en kunnen diep duiken om hun voedsel te vinden. Ze kunnen tot wel zes meter diep duiken en tot één minuut onder water blijven. Er worden voornamelijk schelpdieren, meestal in de vorm van mossels, gegeten. Daarnaast eten ze ook krabben en andere ongewervelde dieren, maar ook kleine vissen en plantaardig voedsel in de vorm van zeegras wordt gegeten. Er zijn zelfs gevallen bekend die kikkers eten, indien aanwezig.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Dwaalgasten

Nu zijn alle duikeenden besproken die hier op regelmatige basis voorkomen. Deze worden echter nog aangevuld met soorten die hier maar sporadisch gezien worden, de zogenaamde dwaalgasten. Deze zullen nog kort benoemd worden.

We starten met de kleine topper (Aythya affinis). Het kleinere broertje van de in Nederland overwinterende topper broedt in de Verenigde Staten en Canada en overwintert normaliter in Midden-Amerika en de Cariben. Zo nu en dan raakt er een uit koers en komt deze in Europa terecht. Vaak duiken ze dan in Engeland op, maar soms worden ze ook gezien in Nederland. Het totaal aantal waarneming ligt nu op iets meer dan 20 stuks.

Tot slot nog de ringsnaveleend (Aythya collaris). De ringsnaveleend is ook een duikeend die zich normaal begeeft in de Verenigde staten en overwintert in Midden-Amerika. Ook hiervan komen soms verdwaalde exemplaren in Europa terecht. In totaal is de ringsnaveleend nu ongeveer 50 keer waargenomen in Nederland.

Ringsnaveleend
De ringsnaveleend is een soort die hier gewoonlijk niet voorkomt, maar soms is er toch een verdwaald exemplaar te zien

Verder lezen

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Uilen in Nederland – deel III

We zijn aanbeland bij het derde en laatste deel van onze uilenserie ‘Uilen in Nederland’. In deel I bespraken we de algemene kenmerken van uilen, de kerkuil en de velduil. In deel II kwamen de steenuil en de ransuil aan bod. Dit derde deel sluit af met de oehoe en de bosuil. Ook worden er enkele dwaalgasten besproken.

De bosuil is goed aangepast op het leven in de bossen en valt door zijn verenkleed nauwelijks op tegen de boomschors (Saxifraga - Martin Mollet)
De bosuil is goed aangepast op het leven in de bossen en valt door zijn verenkleed nauwelijks op tegen de boomschors (Saxifraga – Martin Mollet)

Oehoe (Bubo bubo)

Deze opvallende uilen behoren tot de grootste uilen ter wereld. Hij lijkt door zijn oorpluimen weliswaar op de ransuil, maar de oehoe is maar liefst twee keer zo groot als de ransuil. Het gaat nu weer wat beter met de oehoe. Jarenlang is deze grote uil vervolgd, waardoor er nog maar weinig exemplaren over waren. Nog steeds heeft hij het zwaar. De oehoe heeft zijn naam aan zichzelf te danken: hij is naar zijn eigen geluid vernoemd (onomatopee).

De oehoe is de grootste uil die in Nederland (weer) broedt (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
De oehoe is de grootste uil die in Nederland (weer) broedt (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Kenmerken

Zoals hierboven al benoemd, behoort de oehoe tot de grootste uilen ter wereld. Voor Nederland is het de grootste uil. De oehoe wordt tussen de 60-75 centimeter groot. Het vrouwtje is groter dan het mannetje. De spanwijdte bedraagt tussen de 160-190 centimeter. Het lichaam van de oehoe is groot. Bovenop het hoofd zitten twee oorpluimen van bijna tien centimeter. De grote, oranje ogen vallen ook op. De oehoe zelf daarentegen valt nauwelijks op in zijn natuurlijke habitat. Zijn verenkleed, bovenop lichtbruin tot donkerbruin met donkere vlekken en banden en van onder lichter van kleur met donkere lengtestrepen, vormt de perfecte camouflage tegen bomen of steenwanden. Door zijn grootte herken je de oehoe vrijwel gelijk. Daardoor is deze uil niet snel te verwarren met andere uilen.

De oehoe valt op door zijn grootte, de oorpluimen en zijn grote oranje ogen. Ook zijn roep is onmiskenbaar (Saxifraga - Mark Zekhuis)
De oehoe valt op door zijn grootte, de oorpluimen en zijn grote oranje ogen. Ook zijn roep is onmiskenbaar (Saxifraga – Mark Zekhuis)
De zware roep van de oehoe (xeno-canto.org – Thierry Thomas)

Voedsel en verspreiding

Deze grote uilen eten voornamelijk wat er op hun pad komt. Dit kunnen kleine zoogdieren, maar soms ook grotere zoogdieren zijn, zoals een vos. Roofvogels en andere uilen worden ook door de oehoe gegeten. Er zijn resten van buizerds en haviken aangetroffen in prooiresten van oehoes. Qua kleinere prooien zijn dit vaak muizen, ratten, vogels en amfibieën.

In kleine zoogdieren die de oehoe eet, zoals muizen, zit helaas vaak vergif. Toegediend door de mens, omdat ze als overlast worden ervaren. De oehoe (en andere roofdieren) krijgt dit dan ook binnen. Het gif wordt opgeslagen in de vetreserves, waardoor de oehoe er niet altijd gelijk iets van merkt. Maar in jaren met minder voedselaanbod worden de vetreserves van de oehoe aangesproken en komt het gif vrij. Dit is de reden waarom oehoes vaak niet ouder dan een jaar of 4-6 worden, terwijl ze een leeftijd kunnen bereiken van twintig jaar of zelfs nog ouder. Gebruik dus nooit gif, niet tegen dieren en niet in de tuin.

Deze uilen hebben zich door de jaren heen aangepast aan allerlei verschillende soorten landschappen en omgevingen. Zelfs in stedelijke omgeving duikt er af en toe eentje op. Een belangrijke voorwaarde voor een territorium is het voedselaanbod. Er moet jaarrond genoeg aanbod zijn. Water is een andere belangrijke voorwaarde, om te kunnen drinken en te badderen.

Verspreidingskaart oehoe 2023
Verspreidingskaart oehoe 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Door de jarenlange vervolging van de oehoe is er lange tijd geen broedsel geweest in Nederland. Sinds 1997 wordt er weer jaarlijks gebroed en verspreidt de oehoe zich meer door het land. Elk jaar in de herfst begint de paarvorming van de oehoe. De uilen blijven hun leven lang in hetzelfde territorium, maar wisselen wel eens van nest. Er wordt wel eens een oud nest van een roofvogel gebruikt, maar er wordt ook wel op de grond gebroed. Vaker worden nesten gevonden op richels van steengroeven, zoals bij Maastricht en Winterswijk. Kunstnesten in bossen worden ook gebruikt.

Gemiddeld worden er 3-5 eieren gelegd. De oehoe broedt vanaf het eerste ei, waardoor de eieren niet tegelijk uitkomen. De broedtijd neemt een dikke maand in beslag. De jonge oehoes zijn na tien weken vliegvlug. Voor die tijd klauteren ze al uit het nest. Daarna wordt hen de kneepjes van het jagen bijgebracht. Dit moeten de jonge uilen na 5 maanden zelf kunnen, want dan is het tijd om een eigen territorium op te zoeken. En daarvoor trekken de jongvolwassen oehoes ver, zo’n 100 kilometer. Soms zelfs nog verder.

Na enkele weken verlaten de jonge oehoes het nest als takkeling. Ze klauteren dan in de omgeving van het nest en worden nog gevoerd. Ze zijn nog niet vliegvlug (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Na enkele weken verlaten de jonge oehoes het nest als takkeling. Ze klauteren dan in de omgeving van het nest en worden nog gevoerd. Ze zijn nog niet vliegvlug (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: arenden in Nederland


Bosuil (Strix aluco)

Waarschijnlijk heb je de bosuil nog nooit gezien, maar de kans is groot dat je hem wel eens hebt gehoord. Is het niet tijdens een avondlijke boswandeling, dan is het wel in een film. Het kenmerkende geroep van de bosuil draagt namelijk ver én wordt gebruikt in heel veel films en series, om de sfeer van de nacht op te roepen.

Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, komt de bosuil niet alleen in het bos voor. Deze uil is niet de meest kieskeurige en kan een woongebied vinden in verschillende soorten bossen, parken en soms ook rondom bebouwing, mits er voldoende groen aanwezig is.

Bosuilen bevinden zich graag in boomholtes. Hier brengen ze vaak slapend/rustend de dag door (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Bosuilen bevinden zich graag in boomholtes. Hier brengen ze vaak slapend/rustend de dag door (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Kenmerken

De bosuil is een middelgrote uil. Hij wordt zo rond de 40-42 centimeter groot. Een andere vogel van die grootte is bijvoorbeeld de zwarte kraai. De spanwijdte van de bosuil is tussen de 90-95 centimeter. Het vrouwtje is zwaarder dan het mannetje. De ogen van de bosuil vallen op, deze zijn groot en donker. Ook de kop van deze uil is relatief groot, het lichaam daarentegen is gedrongen. Bosuilen zitten graag in boomholtes, zoals op de foto hierboven. Maar ook zitten ze overdag op takken, tegen de boom aan gedrukt.

De bosuil heeft een gevarieerd verenkleed, van donkergrijs en donkerbruin tot donkerrood. Op de vleugels zijn lengtestrepen te zien en bevinden zich witte vlekken. Doordat de veren zo opgaan in boomschors, zie je de bosuil makkelijk over het hoofd.

Door de kleurschakeringen en het patroon van de veren is de bosuil perfect gecamoufleerd en lijkt hij onderdeel van de boomschors te zijn
Door de kleurschakeringen en het patroon van de veren is de bosuil perfect gecamoufleerd en lijkt hij onderdeel van de boom te zijn
Twee bosuilen in roep en zang naar elkaar (xeno-canto.org – David Tattersley)

Voedsel en verspreiding

De bosuil is de meest voorkomende uilensoort van Europa. Dat heeft onder andere te maken met de verschillende leefgebieden waar hij zich kan standhouden en zijn voedselkeuze. Ook in Nederland komt de bosuil bijna overal voor, maar minder in de weidse delen in het noorden van Nederland en Zeeland (zie afbeelding hieronder). De bosuil heeft in ieder geval (oude) bomen nodig. Het maakt dan niet veel uit of dit in een bos of een park is. In het leefgebied moeten ook genoeg mogelijkheden zijn om te rusten en te broeden.

Een ander belangrijke voorwaarde om zich ergens te kunnen vestigen, is het voedselaanbod. De bosuil is een behoorlijke alleseter. Aan de jongen wordt in het begin vooral regenwormen gevoerd. Later eet deze uil kevers en amfibieën, maar ook vogels en kleine zoogdieren als konijn, muis en mol. In omgevingen met meer bebouwing staan meer vogels op het menu en in natuurlijkere omgevingen meer kleine zoogdieren. De bosuil eet soms zelfs vis.

Bosuil verspreidingskaart 2023
Bosuil verspreidingskaart 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Man en vrouw bosuil zijn een koppel voor hun hele leven en leven altijd in hetzelfde territorium. De baltsperiode begint al vroeg, soms al in december. De eieren worden daardoor soms al in februari gelegd. De bosuil kan 1-7 eieren per broedsel leggen. Er wordt een legsel grootgebracht per jaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de kerkuil wordt bij de bosuil niet vanaf het eerste ei gebroed, maar vanaf het tweede of derde ei. De bosuil broedt ongeveer een maand. Afhankelijk van de omgeving kan er op verschillende plekken gebroed worden. Zo worden boomholtes gebruikt, maar ook wel oude nesten van bijvoorbeeld de ekster. In omgevingen met meer bebouwing kan de bosuil ook broeden in gebouwen. Nestkasten worden ook gebruikt door deze uil. Je kunt er eentje zelf maken met onze bouwtekening of er eentje kopen (vivara.nl). Bij Beleef de Lente wordt er al jaren een koppel bosuilen in hun broedperiode gevolgd.

Nadat de jongen uit de eieren zijn gekomen, brengen ze eerst een tijd in het nest door. Na enkele weken kunnen ze al hun weg naar buiten gaan zoeken, ze worden dan takkelingen. De jonge uilen brengen dan nog een tijdje door op een veilige plek op een tak. Ze worden nog gevoerd door de ouders. Na vier weken zijn de uilen vliegvlug en kunnen ze zelf op zoek gaan naar hun voedsel. De jonge uilen brengen nog een periode door in het territorium van hun ouders. Rond de herfst moeten ze dan echt uitvliegen en op zoek naar hun eigen gebied. Jonge bosuilen kunnen wel 50 kilometer trekken voor een eigen plek.

Jonge bosuilen brengen een tijdje door als takkeling in de bomen, voordat ze vliegvlug zijn (Saxifraga - Martin Mollet)
Jonge bosuilen brengen een tijdje door als takkeling in de bomen, voordat ze vliegvlug zijn (Saxifraga – Martin Mollet)

Lees ook: bouwtekening nestkast bosuil


Dwaalgasten

De zes broedende uilensoorten in Nederland zijn nu allemaal voorbij gekomen. Dat wil niet zeggen dat er in Nederland geen andere uilensoorten voorkomen. Er zijn een aantal dwaalgasten die hier wel eens voorkomen, maar (nog) niet broeden. Deze dwaalgasten worden vaak een paar dagen, maximaal een paar weken, gezien en vliegen vervolgens weer door.

Ruigpootuil

We beginnen gelijk met een uitzondering, want de ruigpootuil heeft wel enkele keren in ons land gebroed. In Drenthe zijn er broedgevallen bekend, maar helaas lijken alle uitgevlogen jongen het niet gered te hebben. Deze uilensoort broedt in Duitsland, niet ver weg van de grens. Dit is een soort die we misschien in de toekomst wel vaker kunnen gaan zien.

Dwerguil

Dit is de kleinste uilensoort van Europa. Hij wordt ook wel de musuil genoemd. De afgelopen twee decennia zijn er elf bevestigde waarnemingen van deze uil in Nederland. De dwerguil broedt in de Hoge Venen in België en in het Sauerland in Duitsland. Deze uil zou kunnen optrekken naar Nederland.

Om een dwerguil te zien, moet je goed opletten. Zowel qua grootte als qua kleur valt hij bijna niet op
Om een dwerguil te zien, moet je goed opletten. Zowel qua grootte als qua kleur valt hij bijna niet op

Dwergooruil

Er zijn in Nederland dertien bevestigde waarnemingen van deze uil. De dwergooruil is ook een kleine uil. Hij leeft vooral in het Middellandse zeegebied.

Sneeuwuil

De sneeuwuil leeft op de koude toendra’s in het noorden. Wanneer daar zeer strenge winters zich voordoen, wil de sneeuwuil nog wel eens wat afzakken en in Nederland aankomen als dwaalgast.

Uilen in Nederland deel I & deel II

Uilen in Nederland deel Ialgemene kenmerken uilen, kerkuil en velduil

Uilen in Nederland deel II: ransuil en steenuil

Eenden, ganzen en zwanen in Nederland – deel I

Kuifeend

Waar water is te vinden, zijn ook meestal eenden te vinden. Eenden komen in Nederland in allerlei soorten en maten voor. De familie eendachtigen is een grote familie van watervogels, waartoe naast de eenden ook de ganzen en zwanen behoren. In deze blogserie bespreken we alle eendachtigen die in Nederland voorkomen.

Grote Candese ganzen
Ook ganzen behoren tot de familie eendachtigen

De familie eendachtigen

De familie eendachtigen (Anatidae) behoort tot de orde eendvogels. Binnen deze orde zijn nog twee andere families te vinden: de hoenderkoeten en de eksterganzen. De eksterganzen is een familie waartoe maar één geslacht, met slechts één soort behoort, de ekstergans. De hoenderkoeten bestaan uit drie soorten, die alleen voorkomen in Zuid-Amerika. De familie eendachtigen (ook wel eenden, ganzen en zwanen genoemd) is veruit de grootste binnen de orde, met 53 geslachten en meer dan 170 soorten.

In Nederland komen, grofweg genomen, 42 soorten voor, verdeeld over 16 geslachten. De frequentie per soort verschilt echter sterk. Iedere soort houdt er zijn eigen strategie op na. Er zijn soorten die hier het hele jaar verblijven en hier broeden, soorten die hier enkel als wintergast aanwezig zijn en soorten die maar zelden gezien worden, de zogenaamde dwaalgasten. Door verschillende factoren (denk aan verandering van migratieroutes en verspreidingsgebied door klimaatverandering) veranderen deze strategieën ook. Nieuwe soorten komen en bestaande soorten verdwijnen op sommige momenten.

Onderstaand een lijst van eenden in Nederland. In deze lijst zijn alle eenden opgenomen die in het recente verleden gebroed hebben in ons land.

  • Kuifeend (Aythya fuligula)
  • Tafeleend (Aythya ferina)
  • Witoogeend (Aythya nyroca)
  • Krooneend (Netta rufina)
  • Krakeend (Mareca strepera)
  • Smient (Mareca penelope)
  • Mandarijneend (Aix galericulata)
  • Muskuseend (Cairina moschata)
  • Pijlstaart (Anas acuta)
  • Wilde eend (Anas platyrhynchos)
  • Wintertaling (Anas crecca)
  • Slobeend (Spatula clypeata)
  • Zomertaling (Spatula querquedula)
  • Nonnetje (Mergellus albellus)
  • Middelste zaagbek (Mergus serrator)
  • IJseend (Clangula hyemalis)
  • Brilduiker (Bucephala clangula)
  • Rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis)
  • Eider (Somateria mollissima)
Wilde eend

Dan zijn er nog een aantal eenden die hier wel met regelmaat voorkomen, maar niet broeden.

  • Topper (Aythya marila)
  • Grote zaagbek (Mergus merganser)
  • Grote zee-eend (Melanitta fusca)
  • Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)

Vervolgens de lijst van broedende ganzen in Nederland. In deze lijst zijn ook de halfganzen bergeend, casarca en nijlgans opgenomen.

  • Bergeend (Tadorna tadorna)
  • Casarca (Tadorna ferruginae)
  • Nijlgans (Alopochen aegyptiaca)
  • Toendrarietgans (Anser serrirostris)
  • Kolgans (Anser albifrons)
  • Grauwe gans (Anser anser)
  • Sneeuwgans (Anser caerulescens)
  • Indische gans (Anser indicus)
  • Brandgans (Branta leucopsis)
  • Grote Canadese gans (Branta canadensis)
Gans

Dan zijn er nog een aantal ganzen die hier niet broeden, maar wel in ons land verblijven als wintergast. In deze lijst zijn enkel de wintergasten opgenomen die hier jaarlijks met meerdere exemplaren aanwezig zijn. De dwaalgasten zijn hier dus niet in terug te vinden.

  • Dwerggans (Anser erythropus)
  • Kleine rietgans (Anser brachyrhynchus)
  • Taigarietgans (Anser fabalis)
  • Roodhalsgans (Branta ruficollis)
  • Rotgans (Branta bernicla)

Tot slot nog de zwanen. Omdat dit er maar een paar zijn hebben we besloten deze in één lijst op te nemen en aanvullend erbij te zetten of ze hier als broedvogel te vinden zijn, of uitsluitend als wintergast.

  • Kleine zwaan (Cygnus bewickii) – broedt niet in Nederland, aanwezig als wintergast.
  • Knobbelzwaan (Cygnus olor) – hele jaar aanwezig, vrij talrijke broedvogel.
  • Wilde zwaan (Cygnus cygnus) – enkele succesvolle broedgevallen bekend in Nederland.
  • Zwarte zwaan (Cygnus atratus) – hele jaar aanwezig, schaarse broedvogel.

Lees ook: waarom trekken vogels naar het zuiden?


Algemene kenmerken

Een van de opvallendste kenmerken van eendachtigen is de vrijwel platte snavel. Daarnaast hebben ze een lange nek, relatief korte en puntige vleugels en zwemvliezen tussen de tenen. Naast de zwemvliezen zijn ze ook middels hun verenkleed uitstekend aangepast op het leven in het water. De veren zijn namelijk voorzien van speciale oliën, waardoor ze waterafstotend zijn. De korte, puntige vleugels zijn voorzien van stevige spieren, waardoor het goede vliegers zijn.

Zaagbek
Een van de beste kenmerken van eendachtigen is de platte snavel

De meeste soorten zijn als adult hoofdzakelijk herbivoor (al eten sommige soorten ook zo nu en dan vis of ongewervelde dieren). Jonge dieren krijgen vaak eitwikrijk voedsel, in de vorm van ongewervelden, bijgevoerd. De zaagbekken eten voornamelijk vis en hebben dan ook een gekartelde snavel.

Een ander belangrijk kenmerk van eendvogels is dat ze een penis hebben, welke bij veel andere vogelsoorten ontbreekt.

Verschillen met andere eendvogels

Zoals eerder benoemd zijn de eendachtigen een familie binnen de orde eendvogels, samen met de hoenderkoeten en de ekstergans. Eendvogels waren er al in het Krijt, tijdens het laatste tijdperk van de dinosaurussen, en hebben zich in de loop der tijd geëvolueerd in alle soorten die er tegenwoordig zijn.

De hoenderkoeten en ekstergans worden met een reden binnen de eendvogels in een andere familie ingedeeld. In tegenstelling tot de eendachtigen hebben hoenderkoeten geen zwemvliezen tussen de tenen. De ekstergans heeft ook bijna geen zwemvliezen. Een ander belangrijk verschil tussen de ekstergans en de eendachtigen is dat de ekstergans gedeeltelijk ruit, eendachtigen ruien in één keer. Dit heeft als nadeel dat ze in die periode niet kunnen vliegen en zich schuil moeten houden in de begroeiing.

Ekstergans
De ekstergans behoort tot een monotypisch geslacht, wat betekent dat het de enige soort is binnen dit geslacht

Taxonomische indeling

Met 53 geslachten en ruim 170 soorten kunnen we spreken van een omvangrijke familie. De verdere onderverdeling is een beetje lastig te maken, omdat hier door wetenschappers nog geen eenduidig antwoord op is gegeven. Vaak worden de eendachtigen nog onderverdeeld in vijf onderfamilies, maar dit is dus nog niet algemeen geaccepteerd. Deze onderverdeling ziet er als volgt uit: de eenden, ganzen, Merginae (zaagbekken, brilduikers, ijseenden, eiders en zee-eenden), stekelstaarten en halfganzen. Voor het gemak zijn wij uitgegaan van de verdeling die vaak in de volksmond wordt gemaakt: de eenden, ganzen en zwanen.


Lees ook: vinken in Nederland – deel I


Het is daarnaast lastig aan te geven hoeveel soorten er exact in Nederland voorkomen. Er zijn soorten die hier broeden, als wintergast verblijven of enkel als dwaalgast. Maar ook in deze verdeling vinden regelmatig verschuivingen plaats door meerdere redenen. Mocht er volgens jou een soort ontbreken, die toch regelmatig voorkomt in Nederland, laat het ons dan weten in de comments. Zo proberen we een zo actueel mogelijk overzicht te geven van eendachtigen in Nederland.

Broedende eenden, ganzen en zwanen in Nederland

Om een visueel overzicht te creëren, hebben we per groep een taxonomische indeling gemaakt. In dit overzicht is duidelijk te zien welke soorten tot hetzelfde geslacht behoren en het meest aan elkaar verwant zijn. Om er voor te zorgen dat het leesbaar blijft, hebben we besloten enkel broedende soorten in dit overzicht mee te nemen. De winter- en dwaalgasten zijn hierin dus niet terug te vinden, maar worden wel in de blogserie besproken.

Taxonomie eenden in Nederland
Taxonomie eenden in Nederland (De Natuur van hier)

In de blogserie wordt verder gesproken over broedaantallen en in welke mate een soort als wintergast aanwezig is. Deze aantallen zijn gebaseerd op de laatst bekende informatie van de Vogelbescherming.

Taxonomie ganzen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie ganzen in Nederland (De Natuur van hier)

De eenden en ganzen zijn in de blogserie nog verder onderverdeeld in bepaalde geslachtsgroepen. Zo spreken we van duikeenden, grondeleenden, zaagbekken en zee-eenden. Van de geslachtsgroepen stekelstaarten, brilduikers, ijseenden en eiders komen elk maar één soort voor. De ganzen worden verder onderverdeeld in halfganzen, zwarte ganzen en grijze ganzen.

Taxonomie zwanen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie zwanen in Nederland (De Natuur van hier)

De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Knobbelzwaan
De lange nekken van eendachtigen vallen vooral bij zwanen goed op

Hoe maakt een bij honing?

Honingbijen

Naast dat bijen belangrijke bestuivers zijn, hebben ze nog een bijzondere eigenschap. Bijen produceren namelijk honing. Het bestuiven van bloemen is namelijk een neveneffect van het maken honing. De goudkleurige, zoete en stroperige honing die bijen maken is geliefd bij andere dieren zoals honingdassen en honingberen, maar ook wij als mens gebruiken het veel. Maar hoe maken bijen honing? In deze blog lees je er alles over.

Honing pot
Het natuurproduct honing wordt op een bijzondere wijze geproduceerd

Bijen maken honing met behulp van nectar. De nectar wordt vermengd met enzymen uit het speeksel die de nectar omzetten van complexe suikerketens naar enkelvoudige suikerketens zoals glucose en fructose. Het mengsel wordt in een cel in de honingraat gestopt. Vervolgens wapperen de bijen met hun vleugels het mengsel droog, waarna het de structuur van honing krijgt. De honing wordt afgewerkt met een waslaag, bijenwas, zodat het langer houdbaar is.

Het maken van honing en het bestuiven van bloemen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het belangrijkste bestandsdeel van honing is nectar, die de bij gaat halen in de kern van bloemen. Wanneer de honingbij druk bezig is met het verzamelen van nectar, drukt het met zijn lichaam tegen de meeldraden aan, die het stuifmeel vast houden. Het stuifmeel komt op het lichaam van de honingbij te zitten, die vervolgens doorvliegt naar de volgende bloem om nog meer nectar te verzamelen. Hier wordt het stuifmeel afgegeven waarmee de nieuwe bloem bevrucht wordt.

Honingbijen bestuiven 80% van alle soorten bloemen en daarmee meer dan 130 soorten groenten en fruit die wij eten. Ondanks de essentiële rol in het ecosysteem, gaat het helaas erg slecht met de honingbij. Belangrijkste redenen hiervoor zijn het gebruik van pesticiden, droogte en habitatverlies.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Welke bijen maken honing?

Het is voornamelijk het geslacht honingbijen (Apis) dat honing produceert. Binnen dit geslacht zijn er zeven soorten te honingbijen te onderscheiden, waarbij de gewone honingbij of Europese honingbij (Apis mellifera) voor ons het bekendste is en welke de meeste honing produceert.

Bijen
Honingbijen zijn het meest bekend om het produceren van honing

Het geslacht honingbij bestaat echter maar uit zeven soorten, terwijl er wereldwijd zo’n 20.000 soorten bijen beschreven zijn. Maken al die andere bijen dan geen honing? Sommige wel, maar in een veel kleinere hoeveelheid dan de echte honingbijen. Van hommels is bekend dat ze ook honing maken. Maar ook bijen uit het geslacht Melipona (komen voor in Midden- en Zuid-Amerika) en de Indian stingless bee (Tetragonula iridipennis) (voorkomend in India) produceren honing.

Waarom maakt een bij honing?

Naast nectar en stuifmeel eten bijen ook de honing die ze gemaakt hebben. Het produceren van honing is bedoeld als voedselvoorraad voor wanneer de andere voedselbronnen lastig te vinden zijn. Bijen werken in de lente en zomer, wanneer veel nectar en stuifmeel te vinden is, dus hard aan de honing om hier in de winter dankbaar gebruik van te maken. Ze produceren zelfs meer honing dan ze zelf nodig hebben, omdat ze weten dat de zoete honing vaak gestolen wordt door andere dieren.

Bloem
In de winter zijn geen bloemen met nectar te vinden en zijn honingbijen dus afhankelijk van de honingvoorraad

Hoeveel honing maakt een bij?

Bijen werken als een volk samen om honing te produceren. De vraag ‘hoeveel honing produceert een bijenvolk per jaar’, is dan ook wat interessanter. Naar schatting produceert een bijenvolk honingbijen in een goed seizoen tot wel 50 kilogram honing. De hoeveelheden verschillen echter per seizoen en per soort.


Lees ook: waar is biodiversiteit goed voor?


Hoe maakt een bij honing?

Het maken van honing is een bijzonder proces, waarbij er door honderden bijen wordt samengewerkt. Het start met het halen van het belangrijkste ingrediënt, de nectar. De werkbijen vliegen naar de bloemen die nectar bevatten. Bijen vinden deze bloemen doordat ze ultraviolet licht kunnen zien. Bloemen hebben een zogenoemd honingmerk, dat zichtbaar is door ultraviolet licht.

Op zoek naar nectar

Als werkbijen bloemen met nectar gevonden hebben dan laten ze dit ook weten aan hun collega-werkbijen. Dit doen ze door een specifiek dansje te doen, waaraan de andere bijen kunnen herleiden welke kant, ten opzichte van de zon, ze op moeten vliegen om bij de nectarbloemen te komen. Hoe langer het dansje, hoe verder weg de bloemen zich bevinden.

Bijen bezoeken meerdere bloemen om voldoende nectar mee terug te nemen. Tijdens deze bezoeken vindt ook de bestuiving van bloemen plaats. De nectar haalt de bij met zijn lange, dunne tong uit de kern van de bloem en slaat deze op in de honingmaag. In het speeksel van de bij bevinden zich enzymen, welke worden gemengd met de honing in de honingmaag. Deze enzymen zijn zeer belangrijk voor het proces. De enzymen zorgen ervoor dat de complexe suikerketens van nectar worden omgezet in enkelvoudige suikers, glucose en fructose.

Hommel
Met het zoeken naar nectar, bestuiven bijen en hommels ook bloemen

Enzymen

Wanneer de honingmaag vol is, keren de werkbijen terug naar de bijenkorf. Hier wordt de nectar overgegeven aan de bijen die in de korf blijven, de jongere bijen. Het overgeven van de nectar gebeurt van mond op mond, waarbij er steeds meer enzymen worden toegevoegd aan het mengsel.

Binnen in de korf gaat het mengsel over van bij naar bij, van mond naar mond. Het mengsel is gereed om in een cel in de honingraat te verwerken, echter is het dan nog erg vochtig. De bijen wapperen met hun vleugels het mengsel in de honingraat droog, totdat het juiste vochtigheidsgehalte bereikt is. De honing is op dat moment gereed, maar het proces is nog steeds niet klaar.

Bijenwas

Bijen bewaren de honing voor de momenten dat voedsel in de vorm van nectar schaars is. Om te zorgen dat het niet bederft, maken bijen nog een waslaagje over de honing heen. De zogenaamd bijenwas. Hiermee zorgen bijen ervoor dat de honing nog jaren goed blijft en ze altijd voldoende voedsel hebben.

Honingraad
Een bijna gevulde honingraat

Bijen helpen

Het maken van honing is dus een complex proces, waarbij een bijenvolk goed met elkaar samenwerkt. Tijdens het maken van honing vervullen bijen een uiterst belangrijke rol, die ook voor ons als mens cruciaal is: het bestuiven van bloemen. Dit zorgt ervoor dat bloemen zich kunnen vermeerderen en zo ook een belangrijke voedselbron zijn voor andere insecten en planteneters. Daarnaast produceren bloemplanten belangrijke gewassen in de vorm van groenten, fruit en noten.

Het gaat niet goed met de bijen in Nederland en ze kunnen dus wel een helpende hand gebruiken. Wil je zelf iets doen, maak dan je tuin bijvriendelijker, gebruik geen pesticiden en geef waarnemingen van wilde bijen door via waarneming.nl.


Lees ook: waarom bouwen bevers dammen?


Uilen in Nederland – deel II

Ransuil in boom

In het eerste deel van onze uilenserie kun je lezen over de taxonomie van uilen en hun algemene kenmerken. Ook kwamen daar de kerkuil en de velduil aan bod. In dit tweede deel is de beurt aan de ransuil en de steenuil. Een middelgrote uil en het kleinste uiltje van Nederland.

Omslagfoto: Saxifraga – Mark Zekhuis
Bij deze ransuil kun je goed de oorpluimen zien. Deze zijn een stuk langer dan die van de velduilen (bron: Saxifraga - Martin Mollet)
Bij deze ransuil kun je goed de oorpluimen zien. Deze zijn een stuk langer dan die van de velduil (bron: Saxifraga – Martin Mollet)

Ransuil (Asio otus)

De ransuil wordt nog wel eens verward met de oehoe. Ze hebben beide opvallende oorpluimen, maar de oehoe is groter dan de ransuil en komt ook minder voor. Ransuilen zijn meer verwant aan velduilen. Ze behoren namelijk tot hetzelfde genus, Asio (zie taxonomie in deel I).

De ransuil komt helaas ook minder vaak voor dan vroeger en staat op de Rode Lijst. Net als bij de kerkuil en de velduil in deel I is ook de ransuil afhankelijk van de muizenstand. De natuurlijke cycli van de muizenstand is aangetast door de intensivering van de landbouw, waardoor ook de ransuil het de laatste jaren steeds moeilijker heeft. Maar ook de toename van haviken is een bedreiging voor de ransuil, want haviken jagen op ransuilen.

Kenmerken

Zoals eerder benoemd, vallen vooral de geeloranje ogen en de oorpluimen op. De ransuil wordt ongeveer 35-37 centimeter groot en heeft een spanwijdte van 85-100 centimeter. Het verenkleed van deze uil is overwegend donkergeel met zwartbruine strepen en vlekken. De onderzijde is lichter van kleur, maar ook daar zie je donkere strepen en vlekken.

De ransuilen: oranje of geeloranje ogen, lange oorpluimen en een duidelijke gezichtssluier (bron: Saxifraga - Martin Mollet)
De ransuil: oranje of geeloranje ogen, lange oorpluimen en een duidelijke gezichtssluier (Saxifraga – Martin Mollet)
Bedelroep van drie jonge ransuilen (xeno-canto – Alain Malengreau)

Verspreiding en voedsel

Ransuilen kun je in verschillende soorten landschappen tegenkomen, maar er moeten in ieder geval open velden aanwezig zijn met muizen. Muizen zijn het belangrijkste onderdeel op het menu van de ransuil. Maar ook kleine vogels worden gegeten, zoals mus, spreeuw of een vinkachtige. Deze uil kwam vroeger juist meer voor in bossen, maar door de toename van haviken zijn ze daar vrijwel uit verdwenen. Ransuilen houden van landschapselementen als houtwallen, hagen en kruidenrijke akkers en akkerranden. Daarnaast zitten deze uilen ook wel in solitaire, hoge bomen. In de winterperiode (oktober-maart) zijn er soms grote groepen ransuilen op een roestplaats. Daar brengen ze met elkaar de winter door.

Volwassen uilen blijven bij de nestplaats, maar jonge ransuilen kunnen soms wel honderden kilometers trekken voor een nieuwe verblijfplaats. Er zijn daarom soms ook ransuilen uit Rusland en Noord-Europa in Nederland.

Verspreidingskaart ransuil 2023
Verspreidingskaart ransuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Ransuilen gebruiken vaak oude nesten van kraaien of eksters. Hier ligt ook een van de redenen waarom het minder goed gaat met de ransuil: er zijn steeds minder nesten beschikbaar.

Ransuilen leggen vier tot zes eieren per legsel, maar dit is afhankelijk van het voedselaanbod. In jaren met weinig muizen kan het ook voorkomen dat er geen eieren gelegd worden. In het geval dat er wel eieren zijn, worden deze vanaf het eerste ei bebroed. De broedperiode van de ransuil is in de maanden maart en april. Na drie weken worden de jonge ransuilen zogenaamde takkelingen. Ze klimmen dan rond in de bomen rondom het nest. Je kunt in deze periode de jonge ransuilen goed horen: ze laten veelvuldig hun bedelroep horen (zie het audiofragment bij het kopje ‘voedsel en verspreiding’). Na zo’n vijf weken zijn de jongen vliegvlug en leren ze steeds meer zelfstandig te leven.

Een jonge ransuil als takkeling in een boom, waarschijnlijk nog in de buurt van het nest (Saxifraga - Jelmer Reyntjes)
Een jonge ransuil als takkeling in een boom, waarschijnlijk nog in de buurt van het nest. De oorpluimen zijn al zichtbaar (Saxifraga – Jelmer Reyntjes)

Help de ransuil een handje

Komt de ransuil bij jou in de buurt voor? Op Waarneming.nl kun je dat nagaan. Het is ook goed om je waarneming van een ransuil door te geven, zodat in kaart gebracht kan worden waar er bijvoorbeeld gebroed wordt. Mocht je het geluk hebben en er is een ransuil in jouw buurt, dan kun je verschillende dingen om hem te helpen. Zo kun je al beginnen met het niet bestrijden van muizen. Of in ieder geval geen gif te gebruiken. Zo scheep je de ransuil (en andere diersoorten) niet op met vergif in zijn eten. Wanneer je veel ruimte hebt, kun je landschapselementen aanleggen, zoals houtwallen en hagen. Ook zou je een kunstnest (hier te bestellen via Vivara) kunnen plaatsen. Rommelige hoekjes met ruige stukken zijn weer aantrekkelijk voor muizen, en dus ook voor de ransuil.


Lees ook: hoe plant ik een boom?


Steenuil (Athena noctua)

Kenmerken

De steenuil is de kleinste uil van Nederland. Hij is tussen de 21-23 centimeter groot en heeft een spanwijdte van 54-58 centimeter. Bij gevaar kan de steenuil zijn veren wat opzetten, zodat hij groter lijkt. Eigenlijk is de steenuil niet veel groter dan de merel, maar heeft ander postuur en oogt daarom groter. Opvallend aan deze uil zijn de gele ogen. Daarboven zijn opvallend lichte wenkbrauwen te zien. De rest van het verenkleed is voornamelijk bruin met witte vlekken. Steenuilen hebben een grappig loopje, waarbij ze op een ijsberende manier heen en weer lopen.

De steenuil is de kleinste uil van Nederland en is niet veel groter dan een merel
De steenuil is de kleinste uil van Nederland en is niet veel groter dan een merel
Een roepende steenuil (xeno-canto – Luca Baghino)

Voedsel en verspreiding

Ook het menu van de steenuil bestaat voornamelijk uit veldmuizen. Maar ook kleine vogels en grote insecten worden gegeten, waaronder nachtvlinders en meikevers. De steenuil houdt van een agrarisch cultuurlandschap, waar landschapselementen zijn te vinden als houtwallen, heggen en weilandjes die extensief begraasd worden. Steenuilen maken ook graag gebruik van weidepaaltjes, om vanaf te jagen. Oude holle fruitbomen of knotwilgen zijn ook belangrijk voor dit kleine uiltje.

Volwassen steenuilen blijven in de buurt van de nestplaats. Ook de jongen gaan niet heel ver weg, zij blijven vaak in een omtrek van enkele kilometers van het nest.

Verspreidingskaart steenuil 2023
Verspreidingskaart steenuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Steenuilen zijn holenbroeders en hebben graag een holle boom om hun jongen in groot te brengen. Zo zijn knotwilgen en fruitbomen een geliefde broedplek. De broedperiode is in de periode april-mei. De steenuil legt 3-5 eieren en het duurt zo’n 24-28 dagen voordat de eieren uitkomen. Na een maand verlaten de jonge steenuiltjes het nest, maar ze zijn op dat moment nog niet vliegvlug. Dat duurt ongeveer nog twee weken. De jongen worden dan nog een dikke maand door de ouders verzorgd. Daarna is het dan tijd geworden om een eigen territorium te vinden. Jonge steenuilen blijven vaak binnen tien kilometer van de nestplaats.

Een jonge, nog niet vliegvlugge, steenuil zit in een boom (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Een jonge, nog niet vliegvlugge, steenuil zit in een boom (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Naast oude holle bomen kan de steenuil ook broeden in rustige hoekjes op een erf of in een oude schuur. Ook heeft de steenuil veel aan nestkasten, omdat ook voor deze uil de omgeving de laatste jaren drastisch is veranderd. De steenuil staat ook op de Rode Lijst. Broedende steenuilen zijn te volgen bij Beleef de Lente.

Helpende hand

Ook de steenuil kun je een handje helpen. Je kunt bijvoorbeeld een nestkast (Vivara.nl) plaatsen. Je kunt er zelf ook eentje maken of een andere kopen, maar let er in ieder geval op dat de nestkast marterproof is. Door middel van een voorportaal in de nestkast, kan de marter niet (of minder makkelijk) bij de eieren en jongen. In het geval je drinkbakken voor vee hebt staan, kun je hier een steenuilvriendelijke geperforeerde binnenbak in plaatsen. Als een (jonge) steenuil dan in de bak water belandt, kan hij eruit klimmen.


Lees ook: poel aanleggen in de tuin


Uilen in Nederland – deel I & III

In de eerste blog van deze driedelige serie hebben we de algemene kenmerken en de eerste twee uilensoorten besproken. In dit tweede deel kwamen ransuil en steenuil aan bod. In deel drie zullen de oehoe, bosuil en dwaalgasten besproken worden.

Uilen in Nederland deel I: algemene kenmerken uilen, kerkuil en velduil.

Uilen in Nederland deel III: oehoe, bosuil en dwaalgasten

Uilen in Nederland – deel I

Uilen zijn geruisloos en mysterieus. Je zult er niet snel eentje zien, maar wanneer je dat geluk wel hebt, zal de ontmoeting je altijd bij blijven. Er broeden verschillende soorten uilen in Nederland. Daarnaast zijn er ook af en toe dwaalgasten in ons land te vinden. Al deze soorten zullen in deze uilenreeks worden behandeld. Hier in deel I gaan we in op de algemene kenmerken van uilen en lichten we twee soorten uit.

De velduil is een voorbeeld van een uil die overdag jaagt
De velduil is een voorbeeld van een uil die overdag jaagt

Algemene kenmerken van uilen

Waarschijnlijk ken je het bekendste kenmerk van uilen wel: ze kunnen hun nek heel ver draaien. Uilen hebben veertien nekwervels, wat ervoor zorgt dat ze hun nek zowel ver heen en weer kunnen draaien als van boven naar beneden kunnen bewegen. Ter vergelijking: de mens heeft de helft zoveel nekwervels, namelijk zeven. Het is voor uilen belangrijk om hun nek op die manier te kunnen draaien, want ze kunnen niet opzij kijken en hun ogen zitten vast in de schedel. Uilen hebben grote ogen en kunnen alleen maar vooruit kijken. Hoewel de ogen groot zijn, kunnen uilen niet goed van dichtbij zien.

Taxonomie broedende uilen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie broedende uilen in Nederland (De natuur van hier)

Stilte in de nacht

Een ander opvallend kenmerk is hun geruisloze vlucht. Dit heeft alles te maken met het verenkleed van de uil. Deze is anders opgebouwd dan de veren van andere soorten vogels. Uilen hebben donsveren en kamveren in hun verenkleed zitten. De donsveren zorgen voor een isolerende werking. De kamveren zien eruit als kleine kammetjes, waar de wind doorheen kan. Daardoor hoor je de wind niet op de veren en vliegt de uil geruisloos door de nacht.

Door de verschillende veren in het verenpak kan een uil geruisloos vliegen zo een prooi verrassen
Door de verschillende veren in het verenpak kan een uil geruisloos vliegen en zo een prooi verrassen

Gehoor

Oorpluimen: bij de velduil, ransuil en oehoe zijn duidelijke oorpluimen te zien. Andere uilen hebben deze niet. Dat betekent niet dat zij niet kunnen horen, want de oorpluimen hebben eigenlijk niks met het horen te maken. De oorpluimen laten de fysieke gesteldheid en status van de uil zien. Sterke en gezonde uilen hebben grote oorpluimen, waar zwakke, oude of zieke uilen kleine oorpluimen hebben.


Lees ook: arenden in Nederland


De oren zitten bij sommige soorten asymmetrisch. Dit is zo bij alle soorten van geslacht Asio en Tyto en bij sommige soorten van Strix, Bubo en Aegolius. Dit helpt met het lokaliseren van een mogelijke prooi. Wanneer het geluid op net twee verschillende plekken in de hersenen binnenkomt, kan de uil de locatie van het prooidier bepalen en toeslaan. Er zijn ook uilensoorten die symmetrisch zittende oren hebben. Het blijkt dat zij ’s nachts minder graag vliegen. Uilen met asymmetrische oren hebben daar geen moeite mee.

De bosuil hierboven draait zijn ver naar achteren. Uilen kunnen hun hoofd bijna helemaal draaien
De bosuil hierboven draait zijn nek ver naar achteren. Uilen kunnen hun hoofd bijna helemaal draaien

Verder heeft de uil een haaksnavel, welke nodig is om prooien in stukken te scheuren. Uilen hebben gevederde poten, die langer en smaller zijn dan je in eerste instantie zou vermoeden.

Broedende uilen in Nederland

Bijna overal ter wereld komen uilen voor, in allerlei soorten en maten. In Nederland kennen we zes soorten die hier broeden. Er duiken soms ook dwaalgasten op. Deze soorten broeden vrijwel nooit in Nederland, althans niet op dit moment. Al deze soorten zullen in de komende blogs besproken worden. Uilen die in Nederland broeden:

  • Kerkuil (Tyto alba)
  • Velduil (Asio flammeus)
  • Ransuil (Asio otus)
  • Steenuil (Athena noctua)
  • Oehoe (Bubo bubo)
  • Bosuil (Strix aluco)

Lees ook: hoe maakt een spin een spinnenweb?


Kerkuil (Tyto alba)

We beginnen gelijk met een beetje een vreemde eend in de bijt wat betreft de taxonomie van uilen: de kerkuil. Deze uil hoort, zoals hierboven te zien is in de taxonomie, niet tot de echte uilen. Het verschil zit in meerdere zaken. Zo is de vlucht van kerkuilen meer glooiend dan de vlucht van uilen die tot de echte uilen behoren. Ook is de staart van de kerkuil rechthoekig, die van echte uilen niet.

Kenmerken

Opvallend aan de kerkuil is het witte, hartvormige gezicht. De kerkuil is een vrij grote vogel en wordt tussen de 35-40 centimeter groot. De spanwijdte bedraagt tussen de 80-100 centimeter. Hoewel de kerkuil vaak wordt omschreven als witte vogel, zijn er vele nuances in het verenkleed. De kleurvariaties gaan van licht tot meer lichtbruin. De veren hebben een gespikkeld patroon. Aan de hand van de strepen op de handpennen kan bepaald worden of het om een mannelijk of vrouwelijk exemplaar gaat. Dit komt erg precies. Strepen die breder dan 7,5 millimeter zijn, duiden op een vrouwtje. Strepen onder de 7,5 millimeter breedte zijn van een mannetje.

Het witte, hartvormige gezicht van de kerkuil is een van de meest opvallende kenmerken
Het witte, hartvormige gezicht van de kerkuil is een van de meest opvallende kenmerken
Roep van de kerkuil (xeno-canto – Simon Elliott)

Verspreiding en voedsel

De kerkuil komt voor in cultuurlandschap waar kruidenrijke akkers/akkerranden, houtwallen, graslanden en akkers aanwezig zijn. In bossen zul je hem niet gauw vinden. Zijn naam verraadt al de voorliefde voor broedplekken: in kerken. Maar ook hoge schuren, liefst met hooi of stro worden graag gebruikt. Dit zijn plekken waar van oudsher altijd veel muizen voorkwamen, de prooidieren die bijna het gehele menu van de kerkuil beslaan. Helaas heeft ook de kerkuil te maken met het economische aspect van de landbouw. Doordat er geen ouderwetse opslagplaatsen meer worden gebruikt in opslagschuren, is het muizenaantal drastisch afgenomen en daarmee ook het voedsel voor de kerkuil. Daardoor is de kerkuil vrij afhankelijk geworden van nestkasten.

Verspreidingskaart kerkuil 2023
Verspreidingskaart kerkuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broedperiode

In februari begint het paargedrag. Kerkuilen gaan op zoek naar nestgelegenheid en zijn beide vaker te vinden bij het nest. Kerkuilen maken niet zelf een nest met takken of nestmateriaal, maar zoeken een plekje in een holle boom (bij uitzondering) of in een schuur. Afhankelijk van het voedselaanbod (muizen) is het een groot of kleiner nest. Jaren waarin er weinig muizen zijn, wordt er soms zelfs helemaal niet gebroed.

Meestal legt het vrouwtje tussen de 4-6 eieren, maar wanneer er veel muizen zijn kunnen het zelfs twaalf eieren zijn. In goede muizenjaren kunnen er meerdere legsels zijn. De eieren worden tussen eind maart en mei gelegd en komen niet tegelijk uit, maar met enkele dagen er steeds tussen. Er kan best wat tijd tussen het eerste en laatste ei zitten. Daardoor zit er vaak ook veel verschil tussen het eerste en laatste kuiken. Bij Beleef de Lente kun je het broedproces goed volgen. Ook op ons eigen YouTubekanaal kun je enkele filmpjes vinden van de kerkuil, gemaakt met een wildcamera/nestcamera in eigen schuur in een nestkast.

Kerkuilen gebruiken paaltjes als zitplek om 's nachts vanaf te jagen
Kerkuilen gebruiken paaltjes als zitplek om ’s nachts vanaf te jagen

Tijdens het broeden zorgt de man voor het eten voor het vrouwtje. Kerkuilen hebben een sterke paarband en er worden rondom het nest geen andere kerkuilen geduld. Het vrouwtje is ongeveer een maand aan het broeden voordat de eerste eieren uitkomen. Na zo’n twee maanden zijn de kerkuiljongen vliegvlug en zullen ze de eerste rek- en strekoefeningen van de vleugels doen. Na nog zo’n twee weken worden de jongen steeds zelfstandiger en zullen ze minder door hun ouders worden gevoerd. Uiteindelijk vliegen de jongen uit en moeten ze op zoek naar een eigen territorium. Na een jaar zijn de jongen geslachtsrijp en kunnen ze hun eigen nest stichten.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Velduil (Asio flammeus)

De velduil behoort tot de familie echte uilen. Hij valt op met zijn karakteristieke oorpluimen. Ook de ransuil en oehoe hebben deze. Zoals je aan het begin hebt kunnen lezen, hebben deze oorpluimen niks met hun gehoor te maken. De velduil is een grote uil die je ook overdag kunt zien. Velduilen kunnen vele kilometers afleggen. Velduilen zijn trekvogels en trekken in het voorjaar en het najaar. Ze hebben geen vaste trekroutes. Velduilen zijn echte zwervers en zijn altijd op zoek naar de beste plek met het meeste voedsel. In het najaar trekken velduilen naar het zuiden. Je hebt dan kans om een trekkende velduil langs de kust of op de Waddeneilanden te zien.

De felgele ogen van de velduil vallen erg op. Ook de korte oorpluimen zijn hier goed te zien
De felgele ogen van de velduil vallen erg op. Ook de korte oorpluimen zijn hier goed te zien

Kenmerken

Zoals je hierboven kunt zien, heeft de velduil felgele ogen. De oorpluimen van de velduil zijn vrij klein en niet altijd zichtbaar. De ronde gezichtssluier is ook opvallend. De velduil is een grote uil en kan ongeveer 40 centimeter groot worden. De spanwijdte bedraagt tussen de 95 en 110 centimeter. De velduil heeft lange vleugels.

De velduil is een vrij lichtgekleurde uil, van licht tot geelbruin. In vlucht valt goed op dat de velduil van onder heel licht gekleurd is, met donkere veren in de vleugels. De bovenkant van het verenkleed is juist gespikkeld van lichtbruin tot donkerbruin. Zo is deze uil tijdens het broeden goed gecamoufleerd.

Hier zijn de donkere tekeningen in de vleugel duidelijk te zien
Hier zijn de donkere tekeningen in de vleugel duidelijk te zien
De roep van de velduil, een roep die je niet gauw zult horen (xeno-canto – Lars Edenius)

Verspreiding en voedsel

Deze uil jaagt overdag. Hij leeft in graslanden en open velden, het liefst in een moerassige omgeving, ook wel bij veengebieden. Je kunt hem dan laag over de weilanden zien scheren, op zoek naar zijn favoriete maal: aardmuizen en veldmuizen. Net als de kerkuil heeft ook de velduil last van de intensivering van de landbouw en de ruilverkaveling van vroeger. Het is inmiddels een zeldzame broedvogel geworden en staat op de Rode Lijst.

Verspreidingskaart velduil 2023
Verspreidingskaart velduil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broedperiode

Velduilen maken een nest op de grond. Dit is een kwetsbare plek, makkelijk te roven door dieren als vos of marterachtigen. Het nest bestaat meestal uit 6-10 eieren, maar dit is afhankelijk van het voedselaanbod. Het vrouwtje broedt in de maanden april en mei. Het duurt ongeveer drie tot vier weken voor de eieren uit komen. Er zijn ook jaren waarin er niet gebroed wordt en jaren waarin er meer dan tien eieren uitgebroed worden. Net als bij de kerkuil hierboven komen de eieren met tijdverschil ertussen uit, dus er zit verschil in leeftijd van de opgroeiende jongen. Het vrouwtje broedt in een kleine kuil. Omdat het op een kwetsbare plek is, moeten de jongen zich al snel kunnen redden. Dit is ook zo bij bijvoorbeeld weidevogels. Na ongeveer twee weken zijn ze al in de omgeving rondom het nest.

Veelgestelde vragen

Welke uilensoorten zijn er in Nederland?

  • Kerkuil (Tyto alba)
  • Steenuil (Athena noctua)
  • Bosuil (Strix aluco)
  • Ransuil (Asio otus)
  • Velduil (Asio flammeus)
  • Oehoe (Bubo bubo)

Wat is de meest voorkomende uil in Nederland?

Op basis van de meest recente cijfers van Vogelbescherming is de steenuil de meest voorkomende uil van Nederland. Er zijn circa 8000-9500 broedparen. Het aantal broedparen is in de jaren ’90 afgenomen, maar lijkt (door gericht beheer) de laatste jaren stabiel te blijven.

Waarom maakt een uil geen geluid tijdens het vliegen?

Dit heeft te maken met de veren van de uil. Het verenpak bestaat uit verschillende soorten veren, waaronder donsveren en kamveren. Deze twee soorten veren zorgen ervoor dat het geluid wordt geïsoleerd en dat de wind door de veren heen gaat. Daardoor hoor je uilen niet vliegen.

Hoe kan het dat een uil zijn hoofd zo kan draaien?

Uilen hebben veertien nekwervels, waardoor ze hun nek flexibel kunnen draaien. Ze kunnen hun hoofd tot wel 270 graden draaien. Uilen moeten hun hoofd zo kunnen draaien, omdat hun ogen vastliggen in de schedel. Om dat te compenseren voor de jacht, kunnen ze hun nek zo draaien.

Hoe worden jonge uilen genoemd?

De jongen van uilen worden eerst kuikens, ook wel uilskuikens, genoemd. Je kent vast het woord vast wel van een keer dat het werd gebruikt om iets doms aan te duiden. Vroeger werd er gedacht dat uilen en hun kuikens dom waren. Misschien dat het gedrag van uilskuikens daar onbedoeld aan bij heeft gedragen, want ze kunnen zich wat onhandig gedragen. Jongen zijn na enkele weken zogenaamde takkelingen. Ze komen dan uit het nest, maar kunnen nog niet (goed) vliegen. Ze schuifelen heen en weer over de takken en vallen dan wel eens naar beneden. Dit is niet erg, want met hun scherpe klauwen klimmen ze weer naar boven.

Uilen in Nederland – deel II & III

In de eerste blog van deze driedelige serie hebben we de algemene kenmerken en de eerste twee uilensoorten besproken. In de volgende twee delen zullen de andere vier soorten uilen aan bod komen en worden de dwaalgasten kort besproken.

Uilen in Nederland deel II: ransuil en steenuil

Uilen in Nederland deel III: oehoe, bosuil en dwaalgasten

Dierensporen herkennen

Dierensporen in de sneeuw

Door het hele jaar heen kun je overal dierensporen tegenkomen. In de winter vallen bepaalde sporen extra goed op, zoals voetsporen in de sneeuw. Naast voetsporen zijn er vele andere sporen van dieren te vinden, waar je uit kunt afleiden wat ze bijvoorbeeld hebben gegeten of waar een territoriumgrens loopt. Hieronder lichten we dierensporen uit en geven we je tips waar je op kunt letten bij je zoektocht naar sporen en de eigenaar ervan.

Niet alleen in sneeuw, maar ook op andere vochtige of natte ondergronden kun je vaak duidelijke voetsporen terugvinden. Let er ook maar eens op bij grote waterplassen en rondom poelen met modderige randen
Niet alleen in sneeuw, maar ook op andere vochtige of natte ondergronden kun je vaak duidelijke voetsporen terugvinden. Let er ook maar eens op bij grote waterplassen en rondom poelen met modderige oevers

Alle dieren laten sporen achter, maar het ene spoor zal meer zichtbaar zijn dan het andere. Van sommige dieren zijn de sporen makkelijker te vinden dan van andere dieren. Denk maar eens aan een omgeknaagde boom: overduidelijk dat hier een bever aan het werk is geweest. Daarnaast spelen ook de weersomstandigheden mee. Als het een tijd heeft geregend en de grond is drassig geworden, zul je sneller voetsporen zien dan in drogere periodes. Wanneer je weet waar je op moet letten, zul je steeds meer sporen ontdekken. Hieronder volgt een overzicht van verschillende soorten dierensporen.

Voetspoor lynx in Slovenië (De natuur van hier)

Voetafdrukken

Het verschilt erg per ondergrond of je überhaupt sporen kunt vinden. Wanneer het drassig is of er ligt sneeuw of nat zand, zul je sporen kunnen vinden van zoogdieren als vos, ree en das en allerlei soorten en maten vogelpootjes (met en zonder zwemvliezen). Maar ook dieren zonder voeten laten sporen achter. Een slangenspoor zul je al vrij snel herkennen in het zand.

Niet alleen de afdrukken (prenten) vertellen ons iets over het dier, maar ook de manier waarop de poten zijn neergezet. Kun je uit het spoor afleiden of het dier rustig liep of misschien opgejaagd werd? Is de pas kalm of zie je de haast die het dier had?

Voetspoor lynx in Slovenië (De natuur van hier)

Soorten voetafdrukken

Met alle soorten dieren zijn er ook net zoveel soorten voetafdrukken te vinden. We kunnen onderscheid maken in voetafdrukken van dieren met tenen (teengangers) en dieren met zolen (zoolgangers). Dieren met zolen zijn bijvoorbeeld vos, das, haas en konijn. In het spoor zie je het midden van de zool met daaromheen de afdrukken van de tenen. De mens is ook een zoolganger. Teengangers kunnen we nog verder onderverdelen in teentopgangers en teengangers. Teentopgangers zijn dieren waarvan je alleen de afdruk van de derde en vierde teen ziet, zoals bij zwijnen, herten en runderen. Teengangers, zoals de wolf en de vos, zijn vaak sneller dan zoolgangers en daardoor zie je enkel vier tenen in de afdruk.

Er zijn natuurlijk ook dierensporen die op elkaar lijken, zoals de hond en wolf of van de haas en konijn. Hierbij is het belangrijk dat je dan let op de pas van het dier. Zo kun je het verschil tussen hond en wolf ontdekken. De grootte van de sporen telt ook mee. Voetafdrukken van de haas zullen iets groter zijn dan de sporen van een konijn.


Lees ook: 10 tips voor meer vogels in je tuin


Uitwerpselen

Naast de voetafdrukken zijn uitwerpselen ook duidelijke sporen die dieren achterlaten. Dieren hebben elk hun eigen manier in het achterlaten van uitwerpselen. Vaak tekent het een territorium van een dier af. Zo laat de wolf vaak uitwerpselen op paden achter, goed zichtbaar en ruikbaar voor andere dieren.

Uitwerpselen van een wolf (Saxifraga-Jan van der Straaten)

Uitwerpselen van een wolf (Saxifraga-Jan van der Straaten)

Inhoud en vorm

De inhoud van de uitwerpselen vertellen vervolgens nog wat meer. Vaak kun je nog wel zien wat het dier gegeten heeft: bessen, zaden, grassen of juist een ander dier. Dan zul je botjes of veren, stukjes haren en vacht tegenkomen. Zo weet je gelijk of je met een carnivoor (vleeseter), herbivoor (planteneter) of omnivoor (alleseter) te maken hebt.

De vorm is ook van belang. De uitwerpselen van roofdieren als vos, wolf en marters hebben vaak een gedraaid puntje aan het uiteinde van de keutel. De ronde konijnen keuteltjes kennen de meeste mensen wel. Andere dieren, zoals de das, hebben soms een grote brij uitwerpselen, zonder enige vorm. Dassen maken kuiltjes om de uitwerpselen naderhand te kunnen bedekken, dit zijn zogenaamde dassenputjes. Maar laat je niet voor de gek houden, want de vorm en inhoud van uitwerpselen kunnen per periode in het jaar verschillen. Dit is afhankelijk van het voedselaanbod.

Duidelijke vraatsporen van de bever. Nog vrij vers, aan de lichte kleur van het aangetaste hout te zien (De natuur van hier)

Vraatsporen

Een duidelijk voorbeeld van vraatsporen zijn de sporen van de bever. Langs de randen van beken en rivieren kun je ze tegenkomen: allerlei (deels) omgeknaagde bomen, van groot tot klein en van jong tot oud. De bever heeft ze nodig voor het bouwen van dammen en burchten. Vaak zie je op de grond de houtsnippers nog liggen. Ook kun je vaak duidelijke wissels zien, de plekken waar de bever uit en in het water gaat, en de paden die hij gebruikt.

Andere vraatsporen

De sporen van de bever vallen over het algemeen goed op. Er zijn meer dieren die knagen en knabbelen aan bomen, maar die sporen vallen vaak wat minder op. Reeën zijn bijvoorbeeld dol op jonge, verse twijgjes van bomen. Je kunt het herkennen aan afgeknapte takken, beschadigde struiken enzovoorts. Ook boomschors staat op het menu.

Zwijnen laten ook vraatsporen na, maar deze moet je op de grond zoeken. Zij woelen vaak de grond om, op zoek naar onder andere eikels en bodemdiertjes. Kleinere dieren als vogels of eekhoorns eten graag dennenappels. Je kunt dennenappels tegenkomen die deels opgegeten zijn. Leeggegeten slakkenhuisjes duiden op de aanwezigheid van bijvoorbeeld de lijster.

Vossen krijgen hun jongen in holen. Deze holen kunnen zich bevinden onder boomwortels, maar ook in dassenburchten
Vossen krijgen hun jongen in holen. Deze holen kunnen zich bevinden onder boomwortels, maar ook in dassenburchten

Nog meer dierensporen

De meest opvallende of duidelijke dierensporen hebben we hierboven benoemd. Er zijn nog veel meer dierensporen te ontdekken. Zo kun je in de zomer schuurplekken tegenkomen: bomen waar herten met hun gewei tegenaan schuren om jeuk van de huid (basthuid) te verlichten. Of ligplekken in het gras waar bijvoorbeeld een ree heeft liggen rusten. Zo lang je genoeg om je heen kijkt en weet je waar je een beetje op moet letten, zul je vele sporen ontdekken. Zwijnen schuren zich ook graag tegen bomen aan. Eerst rollen ze in de modder, waarna ze zich tegen bomen schuren. Dit om parasieten tegen te gaan.

Prooiresten kun je ook tegenkomen. Denk maar eens aan een hoopje veren, de restanten van een kaalgeplukte prooi door een roofvogel. Of de braakballen van een uil, vol met kleine botjes, veertjes of vacht en andere onverteerbare stukjes. Je kunt ze uitpluizen (met pincet) om zo te bekijken wat er in de maag van de uil heeft gezeten.


Lees ook: vogelgeluiden leren herkennen


Verder kun je nog letten op:

  • Wildspoor/wissels: dieren gebruiken vaak dezelfde paadjes om zich te verplaatsen of om ergens te kunnen drinken. Je ziet dit terug in het landschap: smalle paadjes door struikgewas verraden vaak dat het pad gebruikt wordt door wild.
  • Holen: wanneer je ergens een hol ziet, kun je (op afstand!) observeren of het in gebruik is of niet. Let hierbij op graafsporen, voetsporen en restjes nestmateriaal. Kijk nooit in het hol, gebruik geen zaklamp en wees zo stil mogelijk.
  • Nesten: vooral in de winter kun je goed zien waar de vogels eerder in het jaar een nestje hebben gemaakt. Sommige soorten komen weer terug op het oude nest, zoals kraaiachtigen en zwaluwen. Wanneer de bomen, struiken en heggen in blad staan, wordt het lastiger om nesten te zien. Tijdens het broedseizoen kun je vogels op en af zien vliegen en valt (de aanwezigheid van) het nestje hierdoor beter op.

Kortom: waar moet je op letten?

VoetafdrukkenUitwerpselenVraatsporenAndere dierensporen
Zoolganger of teengangerVorm: groot, klein, rond, lang, uiteindeVersheid van geknaagd hout (lichte houtkleur)Wildspoor/wildwissels
Grootte van de pootafdrukInhoud: vleeseter of planteneterGeschilde bomenHolen
Afstand tussen de pootafdrukeknKleur (bijv. van bessen)Nesten
Hier is het loopspoor van het dier goed te zien, in dit geval van een wolf (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Hier is het loopspoor van het dier goed te zien, in dit geval van een wolf (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: waarom houden dieren een winterslaap?


Aan de slag!

Dierensporen kun je dus overal vinden en tegenkomen. Hoe meer je erop let, hoe meer je zal opvallen. Daardoor zul je dierensporen steeds sneller herkennen. Het kan handig zijn om een dierensporenboekje te gebruiken, zodat je gelijk kunt opzoeken en vergelijken. Er zijn ook apps en zoekkaarten te vinden die je kunnen helpen om de eigenaar van het spoor te bepalen. ObsIdentify is een handige app daarvoor, ook om planten en dieren te determineren.

Wanneer je foto’s maakt van het spoor, is het verstandig om te letten op:

  • Schaduw: blok de zon, want schaduw vertekent het beeld.
  • Grootte: leg een (pin)pas of liniaal naast het spoor. De rand van de pas of de 0 van de liniaal leg je gelijk met de bovenkant van het spoor.
  • Loopspoor: elk dier beweegt op zijn eigen manier.
  • Schedel: tanden vertellen bijna alles. Probeer deze dus op de foto te zetten, of de plekken waar ze hebben gezeten.

Wanneer je bovenstaande tips hebt gebruikt, kun je de foto uploaden op waarneming.nl. De foto kan nu beter beoordeeld worden en daarmee krijg je een beter idee van welk dier het spoor is.

Boekentip

Voor wie op pad wil met een dierensporenboekje, kunnen we onder andere ‘Dierensporen – levensgroot’ van Frank Hecker aanraden. Niet alleen beschrijft hij dierensporen in dit boek, maar er wordt ook dieper ingegaan op de dieren zelf. De levenswijze, manier van bewegen, voortplanting en nog veel meer.

Het is een handig formaat boek en ideaal om mee te nemen op pad, zowel voor jong als oud.

Het boek telt 112 bladzijdes en is prachtig geïllustreerd. Een aanrader! Het boek is hier (bol.com) te bestellen.


Lees ook: uilen van het eeuwige ijs – boekenreview


De verschillen tussen bijen, wespen, hommels en hoornaars

Bijen

In Nederland komen vele soorten vliesvleugeligen voor. Deze zijn beter bekend onder de noemer bijen, wespen, hommels en hoornaars, maar verder horen ook onder andere de mieren tot deze orde. Maar wat zijn nou die kenmerken die de bijen, wespen, hommels en hoornaars van elkaar verschillen? In deze blog komen deze verschillen aan bod, zodat je de volgende keer weet wat er voorbij vliegt.

Taxonomie

Taxonomisch zijn bijen en hommels meer met elkaar verwant, en de wespen en hoornaars ook met elkaar. De soorten zijn allemaal met elkaar verbonden doordat ze allemaal behoren tot de onderorde Apocria. Het gemeenschappelijke van deze dieren is dat ze allemaal een wespentaille hebben. Dit houdt in dat het achterlijf in twee segmenten is verdeeld, wat bij de meest insecten niet het geval is. Binnen deze onderorde zijn een helebooel (super)families, waaronder de bijen en hommels en de wespachtigen.

Saksische wesp
Saksische wesp

Fysieke verschillen

Het best op te merken zijn de fysieke verschillen tussen de vier soortgroepen. Wespen zijn over het algemeen het kleinste, met een lichaamslengte van 9 tot 17 millimeter en een opvallen smalle taille. Ze zijn daarnaast kenmerkend geel en weinig behaard. Bekende soorten zijn de Duitse wesp en de gewone wesp. Verder zijn er bijvoorbeeld ook metselwespen en veldwespen.

Verschil bij, hommel, wesp, (Bron: wespennest Vlaanderen)hoornaar
Verschil bij, hommel, wesp, hoornaar (Bron: wespennest Vlaanderen)

Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Hommels worden net zo groot als wespen (9 tot 17 millimeter), maar hebben een dikker achterlijf. Het lijf is daarnaast behaard en het lichaam is in afwisselende kleurenbanden getekend, wat roofdieren afschrikt. Bekende hommelsoorten in Nederland zijn de akkerhommel en aardhommel. Bijen zijn, net zoals hommels behaard, maar deze is bij hommels wel nadrukkelijker aanwezig. Bijen en hommels worden ongeveer even groot (11-18mm). De honingbij en de rosse metselbij zijn bekende soorten die we in Nederland vinden.

Tot slot komen er nog twee hoornaars voor in Nederland, die beduidend groter zijn dan de andere wespen en bijen. De Europese hoornaar is de grootste en wordt met zijn 25 tot 35 millimeter vaak wel twee keer zo groot als andere wespachtigen. De Aziatische hoornaar, een invasieve exoot, blijft iets kleiner met een lichaamslengte van 20 tot 30 millimeter, maar is nog steeds een imposante verschijning. Andere belangrijke fysieke verschillen tussen de twee zijn de kleur van het borsstuk (zwart bij de Aziatische en geel bij de Europese) en het uiteinde van de poten. Deze zijn geel bij de Aziatische en gewoon bruin, net zoals de rest van de poten, bij de Europese hoornaar.

Gehoornde metselbij
Gehoornde metselbij

Zweefvliegen

Daarnaast zijn er nog een aantal zweefvliegen dier erg op wespen, bijen of hommels kunnen lijken. Ze hebben vaak dezelfde kleurpatronen, zijn opvallend gekleurd en hebben soms ook eenzelfde beharing als bijen of hommels hebben. Zweefvliegen behoren echter tot de tweevleugeligen, maar lijken bewust op de wespen, bijen of hommels. Dit fenomeen heet mimicry en is bedoeld als afweermechanisme tegen predatoren. Bekende zweefvliegen zijn de kleine bijvlieg en de grote kommazweefvlieg.

Grote kommazweefvlieg
Grote kommazweefvlieg

Verschillen in leefwijze en gedrag

Naast de fysieke verschillen, zijn er ook verschillen op te merken in leefwijzen en gedrag, tussen bijen, wespen, hommels en hoornaars.

Bijen en hommels

Bijen zijn over het algemeen solitair levende dieren, maar er zijn ook soorten die in volken leven. Bij soorten die in volkeren leven, zoals de bekende honingbij, kennen we verschillende verschijningsvormen. Zo zijn er de moeren (de koninginnen), de werksters (vrouwtjes) en de darren (de mannetjes). Bijen (ook de larven) voeden zich met nectar en stuifmeel. Sommige bijen, zoals de honingbij, produceren veel honing. Bijen zijn daarnaast zeer belangrijk in de bestuiving van bloemen en vele voedselgewassen. Door het gebruik van pesticiden, de monoculturen in de landbouw en door mijten hebben bijen in Nederland het zwaar. Bijen kunnen steken, maar doen dit over het algemeen niet snel.

Hommels leven voornamelijk in kolonies, met één koningin. De kolonies bij hommels zijn over het algemeen een stuk kleiner dan die van bijen. Hommels eten nectar uit bloemen, waarbij ze hun lange tong gebruiken om bij de nectar te komen. Hommels produceren soms ook honing, maar in veel minder grote hoeveelheden dan bijen dit doen. Net zoals bijen zijn hommels belangrijke bestuivers. Ook met hommels gaat het niet zo goed in Nederland, door het gebruik van pesticiden, het verdwijnen van leefgebied en door de intensieve landbouw. Hommels kunnen ook steken, maar doen dit zelden.

Weidehommel
Hommels, zoals deze weidehommel, zijn niet agressief en zullen zelden steken

Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Wespen en hoornaars

Ook bij de wespen zijn de meeste soorten solitair levende dieren. Er zijn echter ook weer soorten die kolonies vormen. In deze kolonies kan alleen de koningin eieren leggen, de werksters zijn niet-reproductief. De werksters sterven aan het einde van het seizoen, de koningin zoekt dan een overwinteringsplek op.

Duitse wesp
Naast de gewone wesp, is de Duitse wesp (hier afgebeeld) een veelvoorkomende soort in Nederland

Wespen zijn over het algemeen vleeseters en jagen veelal op andere insecten. Hiermee vertolken ze een belangrijke ecologische rol als roofdier (en in sommige gevallen als halfparasiet). Ze dragen bij aan een biologische bestrijding van ziektes en plagen in bijvoorbeeld de tuinbouw sector. Ze zorgen ervoor dat plaagsoorten niet exponentieel kunnen toenemen. Wespen zullen iets sneller steken dan bijen en hommels, maar ook alleen wanneer ze zich bedreigd voelen. Blijf dus uit de buurt van nesten en blijf rustig als er een om je heen vliegt.

Europese vs. Aziatische hoornaar

Europese hoornaars leven in kolonies, waarbij er één koningin is en verder allemaal werksters. De koningin is de enige die de winter overleeft. Europese hoornaars zijn net zoals andere wespen belangrijk in het bestrijden van plaagsoorten. Hoornaars zijn per definitie niet agressief, maar kunnen dat wel worden in de buurt van het nest (wanneer deze bedreigd wordt). Hoornaars vangen insecten, welke ze bijna allemaal voeren aan de larven. Volwassen exemplaren voeden zich voornamelijk met suikerrijke boomsappen.

Europese hoornaar
De Europese hoornaar is de grootste wespensoort die we in Nederland kunnen tegenkomen

De Aziatische hoornaar is waarschijnlijk voor het eerst in Europa opgedoken in 2004, in Frankrijk. Deze zou met een lading Chinees aardewerk zijn meegekomen en heeft zich in Frankrijk en enkele omliggende landen (waaronder Nederland) weten te vestigen. Qua leefwijze en gedrag zijn ze vergelijkbaar met de Europese hoornaar, echter is er één essentieel verschil. Aziatische hoornaars jagen naast de gebruikelijke wespen ook op bijen. Hierdoor vormt deze een serieuze bedreiging voor de inheemse honingbij. Om deze reden wordt de Aziatische hoornaar dan ook actief bestreden.


Lees ook: wat is het verschil tussen juffers en libellen?


Getolereerd, of niet?

Bijen, hommels, wespen en hoornaars hebben niet de beste reputatie bij de meeste mensen. Ze hebben echter wel cruciale rollen in onze ecosystemen. Meer dan de helft van de 360 bijensoorten die in Nederland voorkomen worden bedreigd. Meer dan 75% van de voedselgewassen wordt bestoven, waarin bijen en hommels een belangrijke bijdrage leveren. Gelukkig is dit bij steeds meer mensen bekend en wordt er steeds meer ondernomen om de inheemse bijen te beschermen.

Wespen daarentegen worden vaak verguisd. Deze vervullen echter een belangrijke rol in het bestrijden van plaagsoorten, wat cruciaal is voor de tuinbouwsector. Het is nochtans de vraag of het standpunt over de wesp bij mensen snel zal veranderen.

De vos in Nederland

De vos, door velen verguisd en door enkelen geliefd. Al eeuwenlang wordt er over hem geschreven. De vos is zelfs onderdeel van enkele spreekwoorden en gezegdes, maar kom je ook tegen in sprookjes. In deze blog zoomen we in op het leven van de vos in Nederland: wat eet hij? Waar leeft hij? Hoe klinkt hij? Lees gauw verder om meer te leren over dit prachtige dier.

De vos (Vulpes vulpes)

Ook wel bekend als gewone vos of rode vos genoemd. Die laatste benaming is geheel terecht. De vos heeft een roodoranje vacht. Dit zoogdier behoort tot de familie hondachtigen. Hier horen bijvoorbeeld ook de wolf en jakhals bij.

Uiterlijk

De rode vacht is een van zijn opvallendste kenmerken. De vachtkleur van de vos kan per dier verschillen van helderrood tot vaalgrijs. De omgeving en genen spelen hier een rol in. Het puntje van de staart is lichter van kleur, meestal wit, evenals zijn borst en de onderkant van het gezicht (tot aan de neus). De poten en de achterkant van de oren zijn daarentegen juist donker. De staart heeft de vorm van een pluim en is pluizig. Verderop in deze blog gaan we nog uitgebreid in op de vacht.

Niet alleen de rode kleur van de vacht valt op, maar ook de pluimstaart is een opvallend kenmerk van de rode vos
Niet alleen de rode kleur van de vacht valt op, maar ook de pluimstaart is een opvallend kenmerk van de rode vos

De vos heeft een vrij spitse snuit, die doet denken aan die van honden of wolven. De oren zijn groot, zitten op de voorkant van de kop en draaien in de richting van het geluid. De schouderhoogte van de vos is 35-40 centimeter hoog en van kop tot romp meet hij 50 tot 80 centimeter. De staart kan tussen de 30 en 50 centimeter lang worden. De vos gebruikt de staart ook om op of met zijn gezicht in te slapen.

De staart wordt ook gebruikt tijdens het slapen
De staart wordt ook gebruikt tijdens het slapen (Bron: iStock)

Lees ook: waarom bouwen bevers dammen?


Hoe klinkt een vos?

De rode vos maakt een keffend geluid. Dit geluid is schril en hoog. In de paartijd verandert dat, en klinkt het meer schreeuwend en grommend. Tegen de welpjes maakt de moeder zachtere geluiden, om hen met zich mee te krijgen bijvoorbeeld.

Schreeuw van een vos in het bos

Voedsel

Er staan verschillende dingen op het menu. Het is namelijk een echte alleseter. Hij eet zowel bessen, zaden en vruchten als prooidieren, zoals knaagdieren, hazen, konijnen en egels. Ook kevers, vogels, eieren en wormen worden opgegeten. Maar ook menselijk afval wordt verorberd. Zo hadden wij een vos in de schuur in onze natuurtuin, op zoek naar restjes.

De vos is een echte jager en kan dit zowel ’s nachts als overdag doen. Wanneer de omgeving niet verstoord wordt, jaagt de vos overdag. Vossen leggen geen wintervoorraad aan, maar begraven soms wel prooien wanneer ze overschot hebben.

Vossen zijn echte alleseters, van kleine dieren tot menselijk afval en nog van alles ertussen in
Vossen zijn echte alleseters, van kleine dieren tot menselijk afval en nog van alles er tussenin (Bron: iStock)

Het leven van een vos

Je kunt hem in veel verschillende typen landschap tegenkomen: bos, heide, duinen, landbouwgebieden, parken, en ook aan randen van dorpen en steden. Soms zie je ze zelfs binnen de bebouwing. Het is een dier dat voornamelijk leeft in de schemer en de nacht. Als de vos in een rustige omgeving verblijft, kan hij zich soms ook overdag laten zien. Vossen leven in familiegroepen. Overdag liggen ze vaak samen te slapen. Dit doen ze onder struikjes of bijvoorbeeld in greppels. Het jagen doen ze alleen. De holen die ze hebben, worden voornamelijk voor andere doeleinden gebruikt. Daarover verderop meer.

Soms graven vossen zelf holen, maar soms worden ook oude stelsels van konijnen of dassen gebruikt. De burchten bestaan uit een of meerdere gangen. De diameter van de ingang van het vossenhol is tussen de 25-30 centimeter. Aan de vorm van de ingang kun je zien of de burcht door een vos of een das wordt gebruikt. Bij een vossenhol is de ingang ovaal van vorm, bij de das is de ingang meer breed dan hoog. Ook zul je bij dassen eerder nestmateriaal vinden, dat gebruiken vossen (vrijwel) niet.

Holen worden vooral gebruikt door vrouwtjes en hun welpen
Holen worden vooral gebruikt door vrouwtjes en hun welpen (Bron: iStock)

Lees ook: 10 bijzondere trekvogels


Voortplanting

Een keer per jaar krijgt het wijfje, de moervos, jongen. De paartijd is van december tot februari. De draagtijd is rond de 53 dagen. Een paar dagen voordat de jongen geboren worden, trekt het vrouwtje in een hol. Een hol bevindt zich vaak tussen boomwortels of in een oude dassenburcht. Er worden daar dan 1 tot 5 welpjes geboren, maar meestal zijn het er rond de 4-5. De jongen zijn de eerste weken hulpeloos en verblijven dan in het hol met de moervos. De eerste twaalf dagen zijn de oogjes nog dicht. Het mannetje brengt in deze tijd eten.

Na 3 tot 4 weken gaan de kleine vosjes voor het eerst een kijkje nemen buiten het hol. De welpjes zijn speels en druk met het verkennen van de wereld. Ze zijn intussen ook gegroeid, dus er is een groter hol nodig. Het gezin neemt haar intrek in een groter hol. De vosjes krijgen vanaf nu ook vast voedsel.

Rond de zomerperiode, medio juni, gaat het leven zich steeds meer afspelen in de buitenlucht. Wanneer de herfst haar intrede doet, is het tijd voor de jonge vossen om een eigen territorium op te zoeken. Het kan voorkomen dat er een of twee vrouwtjes in het territorium van de ouders blijven. Het voedselaanbod moet daarvoor wel voldoende zijn. Deze vrouwtjes helpen met het voeden van nieuwe welpen. De jonge mannetjes zoeken een eigen territorium.

Jonge vosjes blijven gedurende enkele maanden bij hun moeder en vertrouwde omgeving. Daarna wordt het tijd voor een eigen territorium
Jonge vosjes blijven gedurende enkele maanden bij hun moeder en vertrouwde omgeving. Daarna wordt het tijd voor een eigen territorium (Bron: iStock)

Territorium

Het territorium van de rode vos bestaat meestal uit het gezin, dit zijn de ouders en een aantal welpjes van dat jaar. Zoals hierboven benoemd, kan het zijn dat er nog een of twee oudere dochters ook in het territorium verblijven. Per gebied kan de grootte van het territorium erg verschillen. De omgeving speelt hierin een rol, maar ook het voedselaanbod.

Door geursporen en urine af te scheiden, door klieren bij de staart, de kop en bij de voetzolen, markeert de vos zijn of haar territorium. Holen worden voornamelijk door de vrouwtjes en welpen gebruikt. Ze graven zelf holen, maar gebruiken ook wel oude konijnenholen of oude dassenburchten. Er zijn ook gevallen bekend waar ze samen met dassen een en dezelfde burcht bewonen.

In Nederland heeft de vos niet echt een natuurlijke vijand. Wij als mens vormen de grootste bedreiging, met het gebruik van giftige middelen en door ons verkeer. Wanneer je ervoor kiest om ratten- of muizengif te gebruiken, bestaat de kans dat een vos (of ander dier) hier ook mee in aanraking komt. Alles heeft zijn invloed op elkaar. In andere gebieden kan bijvoorbeeld de wolf of lynx een natuurlijke vijand zijn van de vos. Ziektes kunnen ook fataal zijn voor een vos, zoals rabiës (hondsdolheid) of parasieten. Bij het Dutch Wildlife Health Centre worden soms dode vossen binnengebracht voor onderzoek, waarbij onder andere de doodsoorzaak wordt onderzocht.

Vossen zijn territoriale dieren en zullen een confrontatie niet uit de weg gaan om hun gebied te verdedigen
Vossen zijn territoriale dieren en zullen een confrontatie niet uit de weg gaan om hun gebied te verdedigen

Lees ook: de lynx in Nederland


De rode vacht van de … rode vos

De vacht is meestal roodbruin van kleur, afgewisseld met witte en donkere stukken. Er zijn vele kleurvariaties in de vacht, van rood, grijzig tot oranje. De kleur is onder andere afhankelijk van het gebied waar de vos leeft en zijn of haar genen.

Omdat de vacht is opgebouwd uit dekharen en ondervacht, is de vos voorzien van een warme jas. Dit biedt bescherming tegen koude periodes of koude gebieden. In de winter is de vacht langer en dikker en biedt daarmee extra bescherming tegen de kou. In de zomer is de vacht korter en dunner. Daardoor lijkt de vos in de zomer een stuk smaller dan in de winter.

Alles heeft een reden in de natuur, zo ook de toch opvallende kleur van de vacht. De kleuren en kleurschakeringen helpen de vos met camoufleren. Zoals je hierboven kunt lezen, komt de vos vooral voor in gebieden met graslanden en bos. In deze gebieden heb je veel kleuren waar de vos als het ware in wegvalt. Hij valt zo minder op, wat twee voordelen heeft: hij kan minder opvallend jagen en valt zelf minder snel op als prooi voor grotere roofdieren.

De staart heeft de vorm van een pluim en zorgt onder andere voor balans. De staart ziet er pluizig uit en het uiteinde van de staart kan wit zijn, maar is in ieder geval lichter dan de rest van de vacht. Ook gebruiken vossen hun staart om te communiceren met andere vossen en helpt het bij het markeren van hun territorium.

Veelgestelde vragen

Waar leeft een vos?

Eigenlijk overal in Nederland, maar niet op de Waddeneilanden. Je kunt de vos in allerlei verschillende omgevingen tegenkomen. Hij leeft zowel in bos, duinen, op heidegronden als rondom dorpen en steden.

Wat eet een vos?

De vos eet van alles: van wormen, kevers, bessen, vruchten, zaden en noten tot kleine (knaag)dieren, eieren en menselijk afval.

Hoe noem je een jonge vos?

Kleine vosjes worden welpen genoemd. De moeder wordt moervos genoemd. Ze kan wel tot tien jongen krijgen, maar meestal zijn het er rond de vijf.

Wat doet een vos overdag?

Meestal rust de vos overdag. Als de omgeving rustig genoeg is, kan hij ook gaan jagen. Het rusten gebeurt meestal in familiegroepen. De vossen liggen vaak onder struikjes of in droge greppels. Wanneer de schemering invalt, wordt de vos actiever. Het jagen begint.

Wat moet je doen als je een vos ziet?

Allereerst zou je ongelofelijk veel geluk hebben, want vossen zijn schuwe dieren. Wanneer een vos je pad kruist, kun je het beste stil blijven staan en de vos rustig bekijken. Grote kans dat de ontmoeting snel voorbij is en dat de vos ervandoor gaat. Een vos zal alleen, zoals vrijwel alle dieren, agressief over kunnen komen wanneer hij zich bedreigd voelt. Net als de mens.

Een vos in de buurt, wat nu?

Zorg ervoor dat de omgeving onaantrekkelijk wordt voor de vos. Dat betekent dat je je afval achter slot en grendel houdt, eventuele dieren als kippen binnenhouden, laat huisdieren als honden en katten binnen en maak volières en hokken voor konijnen of cavia’s extra veilig en dicht. Ruim uitwerpselen niet met blote handen op en eet geen vruchten zoals bramen die 70 centimeter of lager bij de grond hangen.

(Bron: iStock)

Marters in Nederland

Boommarter

In Nederland leven verschillende soorten landroofdieren, waarvan de meeste behoren tot de marterachtigen. In totaal zijn er maar liefst acht soorten marterachtigen te ontdekken in ons land en leven ze wijdverspreid over verschillende ecosystemen. Door het langgerekte lichaam, de korte poten, staart en dikke vacht zijn vergelijkingen tussen de onderlinge soorten goed te maken. In deze blog maak je kennis met alle marters in Nederland.

Kenmerken en leefwijze

Marterachtigen zijn kenmerkende dieren, waarvan er wereldwijd zo’n 70 soorten van beschreven zijn. Onder de marterachtigen vallen onder andere otterachtigen, wezelachtigen, alle soorten dassen (zoals honingdassen en zonnedassen), de veelvraat en de grison. Het zijn uitstekende landroofdieren met een langgerekt lichaam en korte poten. Ze hebben scherpe tanden en kiezen en scherpe klauwen (die niet ingetrokken kunnen worden, zoals bij katachtigen). Marters verspreiden een sterke geur om hun territorium af te bakenen, maar wat daarnaast ook een belangrijke rol speelt in de communicatie onderling. Marters zijn overwegend nachtactief en sommige soorten (zoals bunzing en otter), zijn sterk gebonden aan water.

Mustela erminea 15, Hermelijn, Saxifraga-Luuk Vermeer
Hermelijnen zijn een van de kleinere marterachtigen in Nederland (Saxifraga – Luuk Vermeer)

Marters in Nederland

Het aantal marters in Nederland schommelt sterk. De populatiegrootte bij de meeste soorten is sterk afhankelijk van het prooiaanbod. Wanneer er bijvoorbeeld een goed muizenjaar is, is dat vaak een voorbode voor een goed marterjaar. Andersom werkt dit natuurlijk ook zo. De grootste bedreiging voor marterachtigen is de mens. Zo worden er ieder jaar veel verkeersslachtoffers geregistreerd. Kleine marterachtigen zoals wezel en hermelijn hebben meer natuurlijke vijanden, zoals de vos, (wilde) kat, uilen, andere roofvogelsoorten en andere grote vogels zoals reigers.

In Nederland komen acht soorten marterachtigen voor:

  • Wezel (Mustela nivalis)
  • Hermelijn (Mustela erminea)
  • Bunzing (Mustela putorius)
  • Amerikaanse nerts (Neovison vison)
  • Steenmarter (Martes foina)
  • Boommarter (Martes martes)
  • Das (Meles meles)
  • Otter (Lutra lutra)
Taxonomie marterachtigen (De natuur van hier)
Taxonomie marterachtigen in Nederland (De natuur van hier)

Lees ook: herten in Nederland


Wezel (Mustela nivalis)

De kleinste van het stel is de wezel. Deze is met zijn 13 tot 23 centimeter (kop-romplengte) zelfs het kleinste landroofdier ter wereld en kan muizen achtervolgen in hun gangenstelsels. De vrouwtjes zijn wat kleiner dan de mannetjes. Wezels hebben een grijsbruine rug en een witte buik. De overgang van bruin naar wit is onregelmatig, een belangrijk verschil (naast de grootte) ten opzichte van de hermelijn. Wezels die meer noordelijk leven kleuren in de winter wit, iets wat in Nederland klaarblijkelijk niet nodig is.

Wezel (Saxifraga - Piet Munsterman)
De wezel is de kleinste marterachtige in ons land (Saxifraga – Piet Munsterman)

Wezels leven in een wat meer open natuur- en cultuurlandschap, maar komen daarnaast ook in bijvoorbeeld de duinen voor. Ze komen voornamelijk voor in een wat droger leefgebied. In Nederland komen ze overal voor, behalve op de Waddeneilanden. Ten opzichte van vroeger zijn ze wel een stuk minder algemeen geworden.

Het menu van de wezel

De belangrijkste eisen aan de leefomgeving voor de wezel zijn voldoende schuilplekken en voldoende voedselaanbod. Het belangrijkste voedsel voor de wezel zijn veruit de woelmuizen. Ongeveer 85% van het menu bestaat uit woelmuizen. Naast woelmuizen worden verder ook nog onder andere kikkers, eieren, mollen, slakken en andere soorten muizen gegeten. Wezels zijn gevoelig voor een schommeling in de (woel)muizenstand. Waar geen woelmuizen voorkomen, komen ook geen wezels voor. Wanneer wezels op zoek zijn naar voedsel, staan ze vaak op hun achterpoten met het lichaam in de lucht, speurend naar prooien. Dit gedrag wordt ook wel kegelen genoemd.

Hermelijn (Mustela erminea)

De hermelijn is een slag groter dan de wezel en bereikt een kop-romplengte van 21 tot 29 centimeter. Verder lijken de wezel en hermelijn veel op elkaar. Ook de hermelijn is bruin van boven met een witte buik. Naast de grootte is de overgang van bruin naar wit een kenmerk waarmee je ze uit elkaar kunt houden. Deze is bij de hermelijn strak, bij de wezel meer onregelmatig. In tegenstelling tot de wezel worden hermelijnen in Nederland in de winter wel vaker (gedeeltelijk) wit. Afhankelijk van de temperatuur en sneeuwval worden hermelijn niet, gedeeltelijk of volledig wit. De staartpunt blijft echter zwart.

Hermelijn (Saxifraga - Luuk Vermeer)
Hermelijnen worden een slag groter dan wezels (Saxifraga – Luuk Vermeer)

Hermelijnen komen wijdverspreid voor in allerlei soorten landschap. Vaak zijn dit wat meer open landschappen met kleine landschapselementen, waar veel schuil- en rustplaatsen te vinden zijn en waar voldoende voedsel aanwezig is. De hermelijn komt in Nederland overal op het vaste land voor. Daarnaast ook op Texel, maar op de overige eilanden is de hermelijn afwezig. Net zoals met de wezel gaat het met de hermelijn echter ook niet goed en staat deze als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst. Belangrijke redenen hiervoor zijn de intensivering van de landbouw en verkeersslachtoffers.

Actieve jagers

Zowel overdag als ’s nachts zijn hermelijnen actief. Tussendoor houden ze rustpauzes. Hiervoor gebruiken ze vaak oude konijnenholen of mollennesten. Buiten de voortplantingsperiode om leven hermelijnen solitair. De territoria van mannetjes en vrouwtjes overlappen echter wel. Hermelijnen zijn niet monogaam. Het menu bestaat voornamelijk uit (woel)muizen. Verder worden er ook andere dieren gegeten, zoals amfibieën en reptielen. Hermelijnen zijn uitstekende jagers en vangen soms prooien die groter zijn dan zijzelf.

Bunzing (Mustela putorius)

De derde en laatste soort in het geslacht Mustela (kleine marterachtigen) is de bunzing. Met zijn 28 tot 45 centimeter kop-romplengte is het de grootste van de drie. Bunzings zijn overwegend bruin gekleurd, maar zijn goed te herkennen aan het masker. Ze hebben een donkere neus, omringd met een witte band. Rondom de ogen zijn ook een aantal witachtige haren te vinden. Dit patroon heeft wat weg van een masker. In de winter is de bunzing wat lichter van kleur. Dan komen de geelachtige haren van de ondervacht meer door de bovenvacht heen. De gedomesticeerde fret (Mustela putorius furo), die als huisdier wordt gehouden, is een ondersoort van de bunzing.

Bunzing (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Bunzing (Saxifraga – Mark Zekhuis)

De bunzing is wijdverspreid door Nederland en komt overal voor, behalve op de Waddeneilanden. Meestal zijn ze te vinden in een bosachtig landschap, dat vochtig is. Het zijn dan ook uitstekende zwemmers. Bunzings zijn vooral ’s nachts actief, overdag rusten ze in verlaten konijnen- of andere holen.

Belangrijke schakel in de voedselketen

Bunzingen kennen een rijkelijk gevarieerd menu. Naast (woel)muizen, worden ook (muskus)ratten en konijnen gegeten. Verder staan ook van allerlei soorten amfibieën, reptielen en zelfs zo nu en dan een vogel op het menu. Soms wordt er zelfs fruit gegeten. Bij het jagen maken bunzings vooral gebruik van hun goed ontwikkelde reukvermogen. Voor periodes wanneer het voedselaanbod schaarser is (winter) worden soms voedselvoorraden aangelegd.

Net zoals de andere marterachtigen, vormen bunzings een belangrijke schakel in de voedselketen. Door de aanwezigheid van wezel, hermelijn en bunzing kunnen prooidieren (die vaak bestempeld worden als ongedierte (zoals muizen en konijnen)) niet exponentieel toenemen. Daarnaast worden zwakke en zieke dieren sneller ‘opgeruimd’, wat de verspreiding van ziektes tegen gaat. Deze kleine roofdieren worden vaak als ongewenst en als ongedierte bestempeld, maar zijn dus eigenlijk heel nuttig.

Meer over wezels, hermelijnen en bunzings

Voor wie meer wil weten over de kleinste marterachtigen in ons land, kunnen wij het boek ‘Bunzing, hermelijn en wezel’ van bioloog en natuurfotograaf Edo van Uchelen aanraden. In dit boek worden de drie kleine roofdieren uitvoerig besproken en kom je alles te weten over de ecologie, leefwijze, voortplanting en nog veel meer zaken. Wat ons betreft is dit het beste Nederlandstalige boek dat op de markt is als het gaat over de bunzing, hermelijn en wezel.

Het boek telt 175 bladzijdes en is rijkelijk geïllustreerd. Het boek bunzing, hermelijn en wezel is via deze link (bol.com) te bestellen.

Bunzing, hermelijjn, wezel

Amerikaanse nerts (Neovison vison)

Een soort die ongeveer net zo groot wordt als de bunzing is de Amerikaanse nerts. Met een kop-romp lengte van 32 tot 45 centimeter is de Amerikaanse nerts wel een stukje groter dan de Europese nerts (Mustela lutreola) die overigens niet meer in Nederland voorkomt. Zowel de Amerikaanse als de Europese nerts hebben een donkerbruine tot zwarte vacht, met een witte kinvlek. Een belangrijk verschil tussen de twee is, naast de grootte, dat de Europese nerts een witte vlek op de bovenlip heeft, welke meestal ontbreekt bij de Amerikaanse.

Amerikaanse nerts
De Amerikaanse nerts is in Europa terecht gekomen door de nertsfokkerijen, welke sinds 2021 in Nederland verboden zijn

Een invasieve exoot

Naast de donkerbruine kleur zijn er ook andere kleurvarianten bekend bij de Amerikaanse nerts, zoals beige, en bruin-beige. Dit zijn gekweekte varianten, ten behoeve van de pelsindustrie. Alle Amerikaanse nertsen zijn (invasieve) exoten en zijn hier door toedoen van dezelfde pelsindustrie (welke in Nederland sinds 2021 verboden is) terecht gekomen.


Lees ook: wat zijn invasieve exoten


In de 20e eeuw zijn Amerikaanse nertsen op grote schaal ingevoerd in Europa voor het bont. Door ontsnappingen (en loslaten door dierenactivisten) hebben individuen zich kunnen verspreiden door Europa en hier grote schade aan weten te brengen aan de inheemse natuur. Zo zijn ze verantwoordelijk voor de drastische achteruitgang van de Europese nerts en zijn er ook locaties bekend waar populaties woelratten bedreigd worden door de aanwezigheid van de exoot. In Nederland zijn nertsenfokkerijen sinds 2021 verboden, maar dat geldt niet overal in Europa. In Denemarken is het sinds 2023 weer toegestaan.

Ecologie

Doordat er in Nederland geen Amerikaanse nertsen meer gefokt worden (Nederland was lange tijd een van de grootste producenten van Europa), zijn de aantallen sterk afgenomen. Echter is hier het kwaad al geschied doordat de Europese nerts hier reeds is uitgestorven. Wellicht biedt het in de toekomst wel mogelijkheden tot herintroductie van deze soort.

Amerikaanse nertsen zijn sterk gebonden aan water en leven in de oevers van rivieren en moerassen. Ze zijn uitstekend aangepast op het water, want ze hebben tot halverwege de tenen korte zwemvliezen. Ze zijn hoofdzakelijk ’s nachts actief, maar soms ook overdag. Overdag rusten ze tussendoor in oude holen van bevers en (muskus)ratten. Als ze wakker zijn, zijn ze op jacht naar voedsel. Ze eten voornamelijk kleine vissen, kreeften, amfibieën en ratten. Mannetjes (worden groter dan vrouwtjes) vangen ook regelmatig konijnen en soms worden ook vogels gegeten.

Steenmarter (Martes foina)

Dan zijn we aangekomen bij de wat groter wordende marterachtigen in Nederland. Te beginnen met de steenmarter, welke bij veel mensen wel bekend is omdat hij soms overlast kan bezorgen. Steenmarters worden zo’n 37 tot 52 centimeter groot. Ze hebben een grijsbruine vacht, met een witte bef die vaak doorloopt tot op de voorpoten. Sinds de steenmarter een beschermde status heeft, doet de soort het weer goed in Nederland. Hij komt dan ook wijdverspreid voor en ontbreekt eigenlijk alleen in Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht.

Steenmarter (iStock)AC
De aantallen steenmarters nemen de laatste jaren toe (iStock)

Steenmarters zijn cultuurvolgers. Ze komen voor in de nabijheid van mensen, in dorpen, op boerderijen en soms zelfs in steden. De steenmarter heeft zijn naam te danken aan zijn voorkeur voor stenige biotopen. In het leefgebied in de buurt van mensen is de steenmarter afhankelijk van de aanwezigheid van oude schuren en heggen, waar ze voedsel vinden en plekken om te rusten.

Steenmarters zijn nachtactief. Ze gaan er dan op uit om te zoeken naar voedsel. Ze kennen een gevarieerd menu, dat bestaat uit zowel dierlijk als plantaardig voedsel. Muizen, egels, vogels, konijnen en eekhoorns worden regelmatig gegeten. Daarnaast eten ze ook met regelmaat bramen en bessen van bijvoorbeeld vogelkers. Ook menselijk afval wordt gegeten. Er zijn waarnemingen bekend waarbij steenmarters voedselvoorraden aanleggen.

Het voorkomen van overlast

Bij steenmarters denken de meeste mensen vooral aan de overlast die de dieren kunnen veroorzaken. Ze kunnen inderdaad voor best wat schade en overlast zorgen, maar met de juiste aanpak kun je de kans hierop verkleinen. Als je dit doet, wordt het zelfs nuttig om steenmarters op je terrein te hebben, want ze zorgen ervoor dat je minder overlast ervaart van muizen en andere knaagdieren.

Steenmarters kunnen zich op zolder of in de spouw vestigen. Dit kan zorgen voor geluidsoverlast en stank (uitwerpselen). Het dier doden of vangen en uitzetten heeft geen zin en is zelfs verboden, snel zal zich een nieuw exemplaar huisvesten.

Steenmarter in huis (iStock)
Steenmarters kunnen in huis voor overlast zorgen (iStock)

Zorg ervoor dat alle toegangen afgedicht zijn, zodat de dieren niet binnen kunnen komen. Als de dieren reeds aanwezig zijn, sluit dan alle openingen af, behalve de meest gebruikte. Wacht tot de dieren buiten zijn en sluit dan ook de laatste opening af.

Daarnaast kunnen de dieren zich onder de motorkap van de auto bevinden en hier schade aanrichten aan leidingen. Hiervoor zou je een marterverjager kunnen installeren, die marters (en andere dieren) met behulp van een hoog geluid op afstand houdt. Omdat we zelf een natuurtuin hebben, hebben we ook een dergelijk apparaat geïnstalleerd om schade te voorkomen. Tot op heden hebben we nog nooit last gehad van marters of andere dieren bij onze auto, terwijl ze wel in en rondom het perceel zitten. De marterverjager is hier te bestellen bij bol.com.

Boommarter (Martes martes)

De boommarter is ongeveer net zo groot als de steenmarter, met een kop-romplengte van 40 tot 53 centimeter. Hiermee zijn ze ook ongeveer net zo groot als een huiskat. Ze hebben een chocolade- tot roodbruine vacht, met een geel tot geelwitte bef. De poten en snuit zijn donker. Boommarters zijn sterke, behendige dieren die uitstekend in bomen kunnen klimmen. Hun scherpe, stevige nagels en lange, sterke staart komen hier goed bij van pas. Naast dat ze goed kunnen klimmen, kunnen ze ook ver springen.

Boommarter
Boommarters zijn uitstekend aangepast op het leven in bossen

Ze brengen hun leven dan ook voornamelijk voor in bomen. Ze rusten en nestelen in boomholtes. Hiervoor gebruiken ze vaak oude nesten van spechten. In de buurt van deze nestplaats is vaak een tak te vinden met een hoopje uitwerpselen. Let dus op deze latrines als je door het bos loopt, grote kans dat er boommarters in de buurt zijn! Boommarters eten zo een beetje alles wat ze tegen komen. Insecten, muizen, eekhoorns en vogels. Daarnaast ook eieren van vogels, bessen en vruchten.

Leefwijze

In Nederland komen boommarters voor in loof-, naald- en gemengde bossen. Ze zijn overwegend nachtactief, maar komen soms ook overdag buiten. Buiten de paartijd om leven boommarters solitair. De laatste jaren gaat het goed met de boommarter in Nederland. De aantallen nemen toe, alhoewel nog steeds zeldzaam, en ze zijn in iedere provincie waargenomen. Deze toename is vooral te danken aan de ecologische verbindingszones en de toename (en het ouder worden) van bos.

Verschil steenmarter en boommarter

Steenmarters en boommarters lijken ontzettend veel op elkaar. Er zijn echter een aantal verschillen te benoemen, maar deze zijn niet altijd 100% waarneembaar. Zo is de bef van steenmarters meestal wit gekleurd en die van boommarters geel. Ook loopt de bef van de steenmarter vaak door op de voorpoten. Boommarters hebben vaak een zwarte neus, waarbij deze bij steenmarters meestal vleeskleurig is. Boommarters hebben daarnaast meestal grotere oren. Het enige echte verschil waarop de soort met zekerheid te onderscheiden is, is de ondervacht. Deze is bij de steenmarter licht van kleur en bij de boommarter donker.

Das (Meles meles)

De das behoort tot de grotere marterachtigen. Met een kop-romplengte van 65-80 centimeter zijn het een van de grootste landzoogdieren in Nederland. Dassen zijn zwaar en log gebouwd en kunnen ruim 15 kilogram wegen. Ze hebben een grote, brede kop en korte poten. De vacht is zwart/wit gekleurd, met een geelwitte buik. De kop is wit, met twee brede zwarte strepen. Ze hebben lange, kromme nagels waarmee ze goed in de grond kunnen graven, op zoek naar voedsel.

Das (Saaxifraga - Luc Hoogenstein)
Dassen zijn atypische marterachtigen (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

Een echte alleseter

De das is een buitenbeentje wat betreft marterachtigen die in Nederland voorkomen. Ze zijn qua bouw totaal verschillend ten opzichte van de andere marters, maar daardoor ook qua voedselkeuze. Dassen jagen niet actief op hun prooi, maar snuffelen en graven vooral op en in de bodem op zoek naar voedsel. Hier eten ze alles wat ze tegenkomen. Regenwormen (belangrijkste voedselbron), pissebedden, kevers, slakken, paddenstoelen, noten, eikels en vruchten.

Leefwijze

Dassen houden van een kleinschalig landschap, met heggen, holle wegen, houtwallen en kleine bossen. Ze maken een burcht, die zich op een hoge, droge plek bevindt. In de lager gelegen, vochtigere landschappen zoeken ze naar voedsel. Dit doen ze voornamelijk ’s nachts. De burcht is een belangrijke plek voor de das. Hier leven ze in familieverband en soms delen ze deze burcht gedeeltelijk met konijnen of vossen. Dassen verzorgen hun burcht uiterst goed en bekleden de kamers met bladeren en mos. De behoefte wordt buiten de burcht gedaan, zodat deze schoon blijft. In de winter zijn dassen een stuk minder actief. Ze houden dan geen winterslaap, maar komen soms wel dagen hun burcht niet uit.

In de 20e eeuw zijn de aantallen dassen in Nederland flink terug gelopen. Sinds de dieren beschermd zijn, gaat het weer een stuk beter. De aantallen komen echter niet in de buurt van wat het ooit is geweest, waardoor bescherming dus noodzakelijk blijft. Tegenwoordig treedt er nog wel eens verontwaardiging op wanneer het treinverkeer tijdelijk wordt stilgelegd in verband met een dassenburcht, maar deze maatregelen zijn essentieel om opnieuw achteruitgang in aantallen te voorkomen.


Lees ook: waar leven dassen?


Otter (Lutra lutra)

Ten slotte leeft er nog de otter in Nederland, de achtste marterachtige in ons land. Met een kop-romplengte van 50 tot 95 centimeter is het samen met de das een van de grotere marterachtigen. De otter heeft een donkerbruine, glanzende vacht, welke waterdicht is. De onderzijde is lichtbruin. Otters zijn uitstekend aangepast aan het leven in en om het water.

Otter (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Otters behoren tot de grotere marterachtigen(Saxifraga – Mark Zekhuis)

Ze hebben korte, krachtige poten met zwemvliezen en een sterke ronde staart. Hiermee kunnen ze zich uitstekend door het water bewegen. Daarnaast hebben ze goed ontwikkelde snorharen, waarmee ze prooidieren in het water kunnen waarnemen. De ogen, neusgaten en oren liggen dicht bij elkaar en op één lijn, zodat ze maar een klein gedeelte van het gezicht boven water hoeven te houden tijdens het zwemmen. Bij dreigend gevaar kunnen ze echter ook tot wel vier minuten onder water blijven.

Het menu en de leefwijze

Otters zijn goede jagers. Ze eten voornamelijk vis, die ze vangen door ze in het ondiepe water en tussen het riet te drijven. Verder worden er ook ratten, vogels, kreeften, krabben en amfibieën gegeten. Otters zijn voornamelijk ’s nachts actief, maar worden soms overdag, al zonnebadend, waargenomen. De otter leeft solitair.

Voor otters is de kwaliteit van het water belangrijk. Ze leven in schone wateren, waarin voldoende voedsel en rustplekken te vinden zijn. Hier leven ze in de oeverzone. Overdag rusten ze vaak in een hol onder bijvoorbeeld een omgevallen boom.

De otter was door bejaging en door de achteruitgang van de waterkwaliteit uitgestorven in Nederland. In 2002 zijn ze in onder ander het Nationaal Park De Weerribben-Wieden weer uitgezet. Sindsdien zit de otter weer in de lift, maar ondervindt deze ook zeker problemen met de verspreiding door het land. In onderstaande blog lees je hier meer over.


Lees ook: de herintroductie van de otter in Nederland


Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!