Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie.In deel acht bepreken we de winter en de start van de lente!
1 december 2024 – 22 april 2025
Hondsdraf bloeit rijkelijk in het kruidenrijke gazon (De Natuur van hier)
Te starten in de winter. Alhoewel de winter meestal een vrij rustige periode is, is er toch altijd wel wat te beleven. Allereerst hebben we nog wat extra aanplant gedaan. We hebben de gemengde haag nog een stukje verder uitgebreid. Soorten die we hiervoor hebben gebruikt zijn rode kornoelje(Cornus sanguinea), wilde peer(Pyrus communis) en diverse rozensoorten. Dit stuk haag willen we vrijuit laten uitgroeien zodat er een robuuste struweelhaag ontstaat met een diversiteit aan bloemen en vruchten.
Daarnaast hebben we in het weiland nog twee fruitbomen (kersen) aangeplant. In totaal staan er nu vier fruitbomen in het weiland en begint er langzaam een hoogstamboomgaard te ontstaan. In combinatie met een kruidenrijk grasland eronder hopen we een plek vol leven en diversiteit te creëren.
De bloemen die gedurende het seizoen op verschillende plekken in de natuurtuin hebben gebloeid, hebben we de hele winter laten staan. Deze uitgebloeide bloemen hadden wat ons betreft nog een leuke sierwaarden en boden daarnaast nog voedsel aan overwinterende zangvogels, zoals distelvinken. Het zaad van onder andere de kaardenbollen was aan het einde van de winter volledig uit de zaadhoofden verdwenen.
De uitgebloeide bloemen van duizendblad (lniks) en kaardenbol (rechts) bleven de hele winter staan (De Natuur van hier)
Als je denkt dat er in de winter niets te beleven is in een natuurtuin, dan heb je het mis. Met behulp van de wildcamera hebben we veel dieren weten vast te leggen die dankbaar gebruikt maakte van onze natuurtuin. Omdat ze hier voedsel kunnen vinden, of simpelweg omdat ze hier een veilige rustplek konden vinden. Op veel landerijen om ons heen was al het gras voor de winter kort gemaaid, waardoor dieren zoals hazen geen schuilplekken hebben. Door stukken gras en kruiden te laten staan, konden deze dieren hier altijd een veilige plek vinden. Onderstaand een greep uit de soorten die zich deze winter voor de wildcamera hebben laten zien.
Een greep uit de collectie dieren die zich voor de wildcamera lieten zien. V.l.n.r.: een bosmuis met een walnoot, een haas in de sneeuw, een jagende steenmarter en de kerkuil in de schuur (De Natuur van hier)
Na een lange winter (voor ons gevoel althans), waren dan uiteindelijk toch de eerste tekenen van de lente zichtbaar. Vroege bloeiers zoals gele kornoelje en sleedoorn kwamen in bloei en het eerste vogelgezang was duidelijk hoorbaar. De droge en relatief warme periode in maart zorgde ervoor dat alles in een stroomversnelling kwam en binnen no-time zaten er weer bladeren aan de bomen en struiken.
Om de ontwikkeling van raaigrasland naar kruidenrijk grasland wat te versnellen hebben we ervoor gekozen een aantal stroken in het grasland in te zaaien. We hebben deze stroken ingezaaid met een streektuinenmengsel van Streektuinen. Hier hebben ze speciale mengsels afgestemd op de verschillende streken in ons land. Zo sluit het perfect aan op het omliggende landschap. In ons geval is dit het Limburgse Maasstreek mengsel geworden. Inmiddels is het zaad aan het kiemen, we zijn heel benieuwd hoe het zich dit jaar gaat ontwikkelen. De bedoeling is dat het zich de komende jaren geleidelijk door de rest van het grasland gaat ontwikkelen.
Het maaien en afvoeren van de laatste jaren begint zijn vruchten af te werpen. Het aandeel kruiden in het grasland is aanzienlijk aan het stijgen (De Natuur van hier)
Van nature zijn er dit jaar ook al een stuk meer kruiden in het grasland te vinden, ten opzichte van vorig jaar. Op sommige stukken is pinksterbloem in grote getale op aan het rukken. Daarnaast verspreiden paardenbloem, kruipende boterbloem en fluitenkruid zich ook steeds meer. Op een enkele plek is zelfs knoopkruid zich spontaan aan het vestigen. Het gaat dus de goede kant op met de kruiden!
Een distelvink doet zich te goed aan een uitgebloeide paardenbloem (De Natuur van hier)
De kruiden in het gras hebben een positief effect op de fauna in onze tuin. Naast vogels (zoals distelvinken die op het zaad afkomen) maken insecten dankbaar gebruik van de nectar in de bloemen. Een van de opvallendste en kleurrijkste groep binnen de insecten zijn de vlinders. Deze zijn dit voorjaar erg actief in onze natuurtuin.
Door de vele kruiden in het grasland wordt de natuurtuin druk bezocht door vlinders (v.l.n.r.: landkaartje, gehakkelde aurelia, klein geaderd witje (De Natuur van hier)
Qua witte vlinders laten regelmatig het klein koolwitje en het klein geaderd witje zich zien. Een enkele keer hebben we ook het groot koolwitje gezien. Van de gele vlinders hebben we zo af en toe de citroenvlinder in de tuin gehad. Daarnaast waren er ook nog een aantal oranje vlinders die we in de tuin zijn tegengekomen. Heel veel dagpauwogen zien we in de tuin, maar ook soms een landkaartje en een enkele keer de gehakkelde aurelia. Tot slot zien we op het moment regelmatig het bont zandoogje en hebben we één keer een blauwtje gezien. Deze was echter maar zeer kort in de tuin en hebben we helaas niet lang genoeg kunnen bekijken om te weten welk blauwtje het was.
Resultaten
In totaal hebben we nu 502 soorten flora (spontaan ontwikkeld, dus niet aangeplant of ingezaaid) en fauna gezien in onze tuin. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode zijn de gegroefde haarwaterroofkever (vrij algemeen), de harige springspin (vrij algemeen) en de gevlekte wolzwever (vrij algemeen).
Natuurtuin overzicht, april 2025 (De Natuur van hier)
Nestkast voor vogels ophangen? Dan ben je goed bezig voor de vogels en de natuur! Een goed geplaatste nestkast geeft vogels een veilige plek om te broeden en de jongen te laten opgroeien. Maar waar hang je de kast eigenlijk op? Hoe hoog moet hij en waar moet je verder nog meer op letten? In deze blog geven we je praktische tips om de nestkast op een juiste manier op te hangen.
Wanneer er jongen in de nestkast zitten, is het voor de ouders een drukke periode om hun kroost van genoeg voedsel te voorzien
Als eerste is het belangrijk om na te gaan welke vogels er bij jou in de buurt voorkomen. Het is natuurlijk jammer om een nestkast op te hangen voor een vogelsoort die helemaal niet bij jou in de buurt leeft. Het hangt van je omgeving af welke vogelsoorten daar voorkomen. In stedelijk gebied komen andere soorten voor dan in het buitengebied, bos- of duingebied.
Daarnaast hangt het ook van de vogelsoort af welke nestkast je kunt gebruiken. Voor de ene vogelsoort is een kleine invliegopening goed, maar grotere vogels hebben een grotere of andere invliegopening nodig.
Vaak wordt gedacht aan de meest algemene soorten, zoals de pimpelmees en koolmees, maar er zijn ook nestkasten voor soorten die over het algemeen minder vaak voorkomen in de Nederlandse tuinen, zoals spreeuwen of roofvogels. Vogels in het algemeen hebben steeds minder leefgebied door verstedelijking en de intensieve landbouw. Dat geldt ook voor roofvogels. Zij broeden vaak in oude gebouwen, dode bomen en ruïnes en die zijn er in Nederland steeds minder. Heb je het geluk om in het leefgebied van een roofvogel te wonen? Dan kun je eens onderzoeken of je nestgelegenheid voor hen kunt creëren. Dit is niet voor iedere omgeving en tuin weggelegd.
Spreeuwen zijn mooie vogels, met hun gespikkelde en zwart-paarse verenkleed. Ze komen echter niet in elke tuin voor
Nestkast kopen of zelf maken?
Je kunt ervoor kiezen om (duurzame) nestkasten te kopen, bijvoorbeeld bij Vivara. Duurzame nestkasten gaan langer mee en zijn gemaakt van materiaal dat veilig is voor vogels.
Heb je zin om zelf aan de slag te gaan? Kijk dan eens bij onze bouwtekeningen of daar een nestkast tussen zit die bij de vogels in jouw buurt past. Kies bij het zelf maken van een nestkast voor FSC-hout, zodat je zeker weet dat het hout een goede afkomst heeft en veilig te gebruiken is.
Hieronder volgen de tips waar je op moet letten wanneer je de nestkast wil ophangen. Het gaat er niet zozeer om hoe de nestkast eruit ziet, maar wel om waar en hoe hij hangt.
Kies voor een rustige plek, waar de vogels ongestoord kunnen in- en uitvliegen.
Hang de nestkast minimaal 2 meter hoog, zodat katten en andere roofdieren er minder makkelijk bij kunnen. Nestkasten voor bijvoorbeeld zwaluwen en uilen moeten veel hoger hangen. Let er ook op dat er onder en rondom geen objecten staan waar roofdieren gebruik van kunnen maken als opstapje, zoals muurtjes, ladders, kastjes enzovoorts.
Je kunt de nestkast het beste in het najaar ophangen, zodat de vogels eraan kunnen wennen en het in het najaar en de winter ook als slaapplek kunnen gebruiken.
Beschutting van groen rondom de nestkast is goed, voor zowel voedsel- en schuilmogelijkheden als voor de uitvliegende jongen om de stap naar de buitenwereld te zetten.
Hang de nestkast niet in de volle zon op. De temperatuur stijgt dan flink en daardoor kunnen de jongen doodgaan.
Ook beschutting van wind en regen is belangrijk. Je kunt de invliegopening het beste op het noordoosten richten, omdat de wind vaak uit het zuidwesten komt. Op die manier hebben de jongen minder last van wind in de nestkast.
Een vrije en veilige aanvliegroute voor de ouders is belangrijk, zodat ze de jongen goed kunnen bereiken. Let erop dat er geen takjes in de weg zitten. Dit is ook belangrijk voor wanneer de jongen uitvliegen.
Uiteraard is het van groot belang dat er geen katten of andere roofdieren als marters bij de nestkast kunnen komen. Je kunt bijvoorbeeld gaas om de boom plaatsen of speciale haken om de stam plaatsen. Er zijn ook speciale plaatjes die de invliegopening beschermen, zodat katten bijvoorbeeld deze niet open kunnen krabben. Ook zijn er invliegbeveiligingen te koop.
Je kunt ook kiezen voor nestkasten gemaakt van houtbeton. Deze zijn speciaal ontwikkeld om te beschermen tegen roofdieren. Ook de invliegopening is zo gemaakt dat deze extra veiligheid biedt.
Het is belangrijk om de nestkast stevig op te hangen, zodat hij tijdens weer en wind niet gaat slingeren of naar beneden valt.
Nestkasten voor koloniebroeders, zoals mussen of zwaluwen, kunnen op ongeveer drie meter van elkaar hangen. Voor mussen zijn ook speciale mussenhotels te koop.
Nestkasten voor andere vogels van dezelfde soort moeten op ongeveer 10 tot 15 meter van elkaar af hangen, omdat ze allemaal hun eigen territorium hebben.
Heb je ook ergens in je tuin een voederplek voor vogels? Let er dan op dat de nestkasten hier niet te dichtbij hangen, dat zorgt voor te veel onrust en mogelijke gevaren.
Deze koolmeesjongen zijn al bijna zover om uit te kunnen vliegen
Waar je verder nog aan kunt denken
Tijdens het broedseizoen liggen er vele gevaren op de loer voor de vogels. Soms zijn dit factoren waar je zelf iets aan kunt doen, maar soms ook niet. Als je de eigenaar bent van een kat, kun je deze tijdens het broedseizoen (of langer…) binnen houden. Katten verstoren met alleen al hun aanwezigheid de nesten, omdat het de ouders kan afschrikken om naar hun jongen te gaan. En er worden jaarlijks ontzettend veel vogels door katten gegrepen.
Daarnaast zijn (chemische) bestrijdingsmiddelen een groot gevaar. Deze hebben invloed op het voedselaanbod voor vogels. Er zijn steeds minder insecten en daardoor is er dus minder voedsel voor de ouders en jongen te vinden. Ook kan het voedsel van de vogels vergiftigd zijn, waardoor de dieren het gif ook zelf binnenkrijgen. Kies er daarom voor om geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en bied, als je voederplekken hebt, biologisch vogelvoer aan. Heb je koolmezen in de tuin? Kijk dan op Meet de Mees of je mee kunt doen met het onderzoek van Hogelschool Leiden naar de link tussen bestrijdingsmiddelen en broedsucces.
Wil je nog een extra stap zetten om de vogels te helpen tijdens het broeden en nestelen? Dan kun je ervoor zorgen dat er voldoende nestmateriaal aanwezig is in je tuin. Laat kleine takjes liggen en hark wat mos een beetje los. Je kunt ook zorgen voor ander biologisch en gifvrij (!) nestmateriaal, zoals hooi en wol. Je kunt dit ook in vetbollenhouders stoppen, zodat de vogels dat eruit kunnen plukken. Bij Vivara kun je nestmateriaal en speciale houders kopen. Zorg daarnaast voor een groene tuin, waar genoeg insecten te vinden zijn. Kies ook daarbij altijd voor biologische planten, bij bijvoorbeeld Vivara, Sprinklr of Cruydt-Hoeck.
Vogels hebben klein materiaal uit je tuin nodig voor het maken van een nestje, of dat nu in een nestkast of in een struik of boom is
Nestkast schoonmaken
Naast een veilige en stabiele plek voor de nestkast, is het ook belangrijk dat je de nestkast jaarlijks schoonmaakt. Dit doe je als volgt. Aan het einde van het broedseizoen, als je echt zeker weet dat de vogels zijn uitgevlogen en de nestkast verlaten is, haal je het nestje uit de kast. Trek hiervoor handschoenen aan, want de nestjes zitten vaak vol met parasieten, luizen en vlooien. Daarna veeg je de nestkast uit en spoel je de nestkast met kokend water. Gebruik geen zeep of andere schoonmaakmiddelen, dit is niet goed voor de vogels. Soms kun je ook het beste een mondmasker dragen, omdat er nogal wat stof kan vrijkomen uit de nestjes. Hang na het schoonmaken de kast weer terug, zodat deze als slaap- en schuilplek gebruikt kan worden.
Tot slot is het nog van belang dat je let op de verschillende invliegopening. Voor de ene vogelsoort is deze kleiner of groter dan de ander. Hieronder vind je een overzicht hoe groot de invliegopening per vogelsoort bij benadering moet zijn. Kies ervoor om nestkasten met zowel kleine als grotere invliegopeningen te kiezen, bijvoorbeeld voor zowel pimpelmees als koolmees. Zo maakt ook de vogel die een kleinere invliegopening nodig heeft kans om een nest te maken.
Kleine mezen, zoals pimpelmees en zwarte mees: 28 mm
Vogels van verschillende soorten hebben vaak ook verschillende invliegopeningen of modellen van nestkasten nodig. Deze gekraagde roodstaart heeft iets anders nodig dan bijvoorbeeld een pimpelmees
De nestkast van binnen bekijken
Tegenwoordig zijn er allerlei manieren om het broedproces van vogels te volgen. Op die manier kun je meekrijgen wat er allemaal binnen de nestkast gebeurt. Het is wettelijk verboden om nesten te verstoren, dus tijdens het broedseizoen moet je de nestkasten met rust laten.
Wij gebruiken de camera’s van The Green Backyard om in de nestkasten te kunnen kijken. Deze camera’s zijn makkelijk op te zetten, nemen niet veel plek in en zijn in meerdere varianten te krijgen, bijvoorbeeld de lange afstandcamera die tot 200 meter WiFi-bereik heeft. Let erop dat de camera’s de invliegopening niet verstoren en stabiel geplaatst zijn, zodat je de vogels niet verstoort. Heb je geen broedsuccessen in je nestkasten? Dan kun je altijd nog een kijkje nemen bij de nestkasten van Beleef de Lente!
Er zijn vlinders in allerlei soorten, maten en kleuren. Opvallende vlinders zijn vaak niet moeilijk te herkennen, maar vlinders die er grotendeels hetzelfde uitzien, zijn moeilijker om uit elkaar te houden. Zo ook oranje vlinders. Hoe leer je oranje vlinders herkennen? In deze blog geven we je daar tips voor: waar kun je op letten en wat onderscheidt de ene vlinder van de andere? Aan het eind van deze blog geven we nog tips hoe je vlinders zelf kunt helpen.
In één oogopslag: voornamelijk zwarte vleugels met witte vlekken op de bovenvleugels, horizontale en verticale oranje banden.
De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder, met witte stippen en oranje banden
De atalanta is een voornamelijk zwarte vlinder. De vleugels zijn zwart, met witte vlekken op de voorvleugels. De voorvleugels hebben een oranje band die van boven naar beneden loopt. De ondervleugels hebben aan de onderkant een oranje band, waar acht stippen in staan. De spanwijdte bedraagt 5-6 centimeter. Deze vlinder is een van de meest voorkomende vlinders in Nederland. Je kunt ze overal tegenkomen, maar aan de noordelijke kust is de dichtheid het laagst.
Waardplant van deze vlinders is de brandnetel. Op de met name jonge planten worden de eitjes door het vrouwtje afgezet op de bladeren. Vanaf mei kun je de rupsen tegenkomen op brandnetels. Ze kunnen erg verschillen in uiterlijk, van gelig grijs tot zwart. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot.
Atalanta’s zijn trekvlinders. Ze overwinteren in Zuid-Europa. In het voorjaar komen ze weer naar het noorden. Je kunt deze vlinders soms zelfs nog in de winter, op zonnige dagen, tegenkomen. Vliegtijd van de atalanta is mei tot oktober.
Kleine vos (Aglais urticae)
In één oogopslag: voornamelijk oranje, met zwarte en lichtoranje vlekken, zwarte rand met paarse stippen, één witte vlek.
De kleine vos is een voornamelijk oranje vlinder, met gekleurde stippen en zwarte, gestippelde rand
Deze oranje vlinder heeft zowel oranje voor- als ondervleugels. Op de voorvleugel zitten zwarte en lichtoranje vlekken een één witte vlek richting de vleugelpunt. Op de ondervleugel is een grote zwarte en lichtoranje vlek. Over beide vleugels loopt langs de rand een zwarte band met paarse stippen.
De kleine vos heeft een spanwijdte tussen de vier en vijf centimeter. Waardplant voor deze vlinder is de brandnetel. Voor de nectar kun je de kleine vos bij onder andere sleedoorn vinden. De eitjes worden op jonge brandnetels afgezet. De eitjes worden in groepen van tientallen tot wel honderden afgezet. De rups worden ongeveer drie centimeter groot.
Je kunt de kleine vos op veel verschillende plekken zien, van bosranden tot parken en van bermen tot dijken, zo lang er maar genoeg nectar te vinden is. De kleine vos kun je van maart tot in oktober zien vliegen.
In één oogopslag: witte vlinder met oranje vleugelpunt (mannetje), onderkant groen gemarmerd (vrouwtje) en zwarte stip (beide).
Hier zie je gelijk dat het om een mannelijk oranjetipje gaat, vanwege de oranje vleugelpunt
De vleugelpunten van deze vlinder hebben een oranje puntje (tipje) met een zwarte stip erin. Tenminste, dat geldt voor de mannelijke oranjetipjes. Verder zijn de vleugels nagenoeg wit. Vrouwtjes hebben geen oranje vleugelpunten, maar wel de witte vleugels en zwarte stip die de mannetjes ook hebben. De onderkant van de vleugels is groenachtig gemarmerd, zodat ze niet opvallen tussen de planten.
Oranjetips behoren tot de familie van de witjes. Deze vlinders worden ongeveer twee centimeter groot en heeft een spanwijdte van 3,5 tot 4,5 centimeter. Waardplanten zijn onder andere pinksterbloem, look-zonder-look en andere kruisbloemigen. De eitjes komen na anderhalve week uit en er is slechts een eitje per plant. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot. De winter wordt doorgekomen als pop.
Oranjetipjes kun je tegenkomen bij vochtige graslanden bij bosranden. De vlinder is een standvlinder in Nederland en komt vrijwel overal voor, hoewel het meeste in het oosten van het land. Vliegtijd van deze vlinders is maart tot en met juni.
Meer vlinders in je tuin Wil je jouw tuin ook aantrekkelijker maken voor vlinders, dan kun je inheemse bloemen inzaaien die vlinders aantrekken. Via Vivara is een zadenmengsel te bestellen die speciaal is samengesteld om vlinders te helpen. Niemand minder dan Natuurmonumenten heeft deze mix samengesteld, dus dan weet je zeker dat je iets goeds doet voor de natuur! Via deze link is de zadenmix te bestellen. Een zakje is voldoende voor ongeveer 2,5m2. Wacht niet langer en bestel deze zadenmix, zodat ook jouw tuin een bijdrage levert aan de lokale biodiversiteit! Met jouw aankoop bij Vivara draag je daarnaast ook nog eens bij aan diverse natuurprojecten in Europa!
Dagpauwoog (Aglais io)
In één oogopslag: opvallende vlinder, vrij groot en bont gekleurd. Vier oogvlekken met opvallende zwarte, lichte en paarse kleuren.
De ‘ogen’ van de dagpauwoog vallen goed op (De Natuur van hier)
Op alle vleugels zijn oogvlekken aanwezig. De vleugels zijn oranjerood. Langs de rand loopt een bruine band. Tussen de oogvlekken op de vleugelpunten en het lijf bevinden zich zwarte en lichtere vlekken. De onderkant van de vleugels is bruin, wat een goede camouflage als verdord blad geeft. De spandwijdte van de dagpauwoog is tussen de vijf en zes centimeter.
Waardplanten voor de rupsen zijn brandnetels. De eitjes worden in groepen van ongeveer 50 afgezet, op de onderkant van het blad. De rupsen zijn diepzwart met veel kleine witte stippen. De brandnetels worden helemaal kaalgevreten. De rupsen vervellen enkele keren en worden uiteindelijk vier centimeter groot. De pop is groenbruin van kleur en heeft onderaan kleine stekeltjes. Meestal zie je de poppen op onderkant van een blad, maar ook wel op takken en aan muren. Na een week komt de vlinder uit.
Zodra het zonnig is, ontwaakt de dagpauwoog en begint te vliegen. Dit kan al in maart zijn, soms nog eerder. Tot laat in het jaar kun je ze nog tegenkomen. De soort overwintert als vlinder. Overwinteren gebeurt ook in huizen, schuurtjes en garages.
De dagpauwoog komt algemeen voor, maar is wel afhankelijk van brandnetels. Deze oranje vlinders kun je in bloemrijke graslanden tot in de tuin tegenkomen, als er maar nectar aanwezig is. Nectar halen ze uit vele verschillende soorten planten, bijvoorbeeld paardenbloem, pinksterbloem, duizendblad, boswilg en jakobskruiskruid. De vliegtijd is van maart tot en met september.
Landkaartje (Araschnia levana)
In één oogopslag: twee verschijningsvormen. Voorjaarstekening: oranje met zwart. Zomertekening: zwart met wit. Onderkant van beide tekeningen bestaan uit allemaal lijnen.
Deze oranje vlinder is niet altijd oranje. Het landkaartje kent namelijk twee tekeningen. In het voorjaar is de tekening oranje met zwarte vlekken en in de zomer is de vlinder zwart met witte vlekken en banden en oranjerode streepjes op de bovenvelugel. Dit verschil heeft te maken met de daglengte. Als de rups met korte daglengtes verpopt, krijgt de vlinder een voorjaarstekening. Met lange daglengten verpoppen geeft een zomertekening. De onderkant van de vleugels is in beide tekeningen gelijk: een spinnenweb van lijnen.
De waardplant is grote brandnetel. De eitjes worden in rijtjes van tien afgezet op de onderkant van het blad. De rupsen kun je zien in de perioden mei-juli en augustus-september. Ze worden ongeveer twee centimeter groot. De rupsen zijn zwart met witte spikkels en hebben geelbruine lengtestrepen. Op hun kop hebben ze twee opvallende uitsteeksels. Het verpoppen gebeurt aan of in de buurt van brandnetels. De vlinders in het voorjaar zijn iets kleiner dan de vlinders in de zomer.
Landkaartjes komen algemeen voor. Je komt ze vooral tegen in bossen en bosranden, soms ook in tuinen. Vliegtijd van landkaartjes is in de periode april-oktober.
Distelvlinder (Vanessa cardui)
In één oogopslag: zwarte vleugelpunten met witte vlekken, rest van boven- en ondervleugels zijn oranje met zwarte stippen en vlekken. De randen van de bovenvleugels zijn zwart.
Distelvlinders zijn trekvlinders en komen in het voorjaar weer aan in Nederland vanuit Zuid-Europa
Distelvlinders zijn overwegend oranje vlinders. In de oranje vleugels zitten zwarte vlekken, variërend in grootte en patroon. De vleugelpunten zijn zwart met witte stippen. Distelvlinders zijn trekvlinders. Ieder voorjaar trekken ze vanuit Zuid-Europa naar het noorden. Distelvlinders planten zich hier voort en trekken in het najaar terug. Ze kunnen hier niet overwinteren.
Wanneer distelvlinders weer in het noorden aan zijn gekomen, paren ze en zet het vrouwtje de eitjes af. Als de rups uit het eitje is gekomen, spint hij een weefsel aan de onderkant van het blad. Vanuit daar eet hij het blad op. Als het blad op is, maakt hij in een naburig blad een nieuw spinsel en begint weer met eten. De rupsen worden ongeveer drie centimeter groot en zijn zwart, met een lengtestreep en kleine witte spikkels.
Deze oranje vlinders zie je vooral in open landschappen, zoals dijken, graslanden en bloemrijke akkers. Het zijn trekvlinders die je vanaf ongeveer april in Nederland kunt zien. Vanaf oktober trekken ze weer terug naar Zuid-Europa.
Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album)
In één oogopslag:voornamelijk oranje vlinder, met zwarte en lichtgele stippen en gekartelde vleugelranden.
Gehakkelde aurelia’s hebben scherp gekartelde vleugelranden (gehakkeld)
Gehakkelde aurelia’s zijn opvallende vlinders. Ze zijn voornamelijk oranje. Hun vleugelranden zijn sterk gekarteld (gehakkeld). Beide vleugels zijn getekend met zwarte en lichtgele stippen. Vanaf de ondervleugel loopt tot in de vleugelpunt een gestipte rand. Deze vlinders hebben een zomervorm en wintervorm, waarbij ze in de wintervorm donkerder van kleur zijn. De spanwijdte van deze oranje vlinder is tussen de vier en vijf centimeter.
De eitjes worden alleen of samen afgezet op bladeren in bossen en struwelen, waar het vochtig en niet te zonnig is. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot. Ze zijn zwart, maar hebben een witte vlek op de achterkant van het lijf, waardoor het op een vogelpoepje lijkt. Zo zal het minder gauw opgegeten worden. Nectarplanten zijn bijvoorbeeld wilg en braam, maar ze houden ook erg van rottend fruit.
Je kunt deze oranje vlinders tegenkomen bij bosranden en open plekken in het bos. Ook in meer bebouwde omgeving kun je ze zien. Gehakkelde aurelia’s komen in Nederland algemeen voor. Hun vliegtijd is van maart tot oktober.
Een andere vlinder gezien?
Zat de vlinder die je hebt gezien hier niet tussen? Kijk eens bij onze andere blogs over vlinders, misschien staat hij daar wel in het lijstje. Zo zijn er nog een aantal witte vlindersoorten en gele vlindersoorten.
Wat kun je zelf doen om vlinders te helpen?
Vlinders hebben het zwaar, net als veel andere dier- en plantensoorten. Veel van hun leefgebied is onder invloed van de intensieve landbouw en meer menselijke omgeving (meer stenen, meer uitstoot) ingrijpend veranderd. Er zijn een aantal dingen die je kunt doen om vlinders en andere diersoorten te helpen.
Brandnetels, brandnetels, brandnetels
Zoals je hierboven hebt kunnen lezen, is de brandnetel een waardplant voor veel verschillende soorten vlinders. Brandnetels worden echter vaak als ongewenst gezien en worden daarom weggehaald. Dit heeft invloed op de hele levenscyclus van de vlindersoorten. Er is dan geen plek om de eitjes af te zetten, geen voedsel voor rupsen en geen plek om te verpoppen. Laat die brandnetels dus lekker staan (in ieder geval ergens een hoekje). En laat ze ook vooral in de winter tot en met de lente onberoerd.
Maak je tuin niet ‘winterklaar’
Rupsen verpoppen vaak op of rondom hun waardplant of in de lage vegetatie. Uitgebloeide planten en stengels worden gebruikt om de pop aan vast te maken. Een goede reden om je tuin niet zogenaamd winterklaar te hoeven maken. Niet alleen vlindersoorten, maar veel andere diersoorten gebruiken uitgebloeide planten om te overwinteren. Je kunt dit allemaal rustig laten staan. Wanneer er in het voorjaar weer warmere temperaturen aanbreken, beginnen veel diersoorten ook weer actief te worden en kun je de uitgebloeide stengels verwijderen.
Zorgen voor nectar
Bovenstaande maatregelen vragen er vooral om om met rust gelaten te worden. Maar je kunt ook actief je handen uit de mouwen steken en de vlinders voorzien van een lekker maaltje nectar. We raden aan om altijd te kiezen voor biologisch en inheems. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld door PAN-NL, blijkt dat er op veel planten uit tuincentra pesticiden zitten die insecten doden, ook nog na aankoop en in je tuin gezet te zijn.
Inheemse plantensoorten vormen geen bedreiging voor de oorspronkelijke planten die in jouw buurt voorkomen. De vlinderstruik is geliefd bij veel mensen, maar voor de natuur minder goed. Vlinderstruiken zijn invasief, wat betekent dat ze zich snel verspreiden en inheemse soorten onderdrukken. Kies dus voor biologische en inheemse plantensoorten in je tuin. Bekijk hier het aanbod biologische planten bij Vivara.
Inspiratie om een levend paradijs van je tuin te maken
Zoek je inspiratie om je tuin om te toveren tot een paradijs vol leven, geur en kleur? Waar plek is voor bijen, hommels, (kleine) zoogdieren, vogels en gele, witte en oranje vlinders? Hieronder vind je een aantal blogs die je op weg kunnen helpen:
Een bloemrijk gazon, vol met leven en kleuren. Wie wil dat nu niet? Veel mensen denken dat het veel werk is en leggen daarom strakke grasmatten aan. Waar het vervolgens stil is…
Gelukkig is er de laatste jaren een omslag te bemerken in veel Nederlandse tuinen, weilanden en andere graslanden. Ook het maaibeheer van sommige gemeentes wordt of is al aangepast. Van nette en stille groene woestijnen naar rommelige oases van leven. In deze blog geven we je tips om een bloem- en kruidenrijk gazon aan te leggen en te onderhouden. De voordelen voor jou en de biodiversiteit worden ook besproken.
Een bloemrijk gazon biedt meer kleur, geur en biodiversiteit dan een strak groen gazon
De naam zegt het eigenlijk al: in een bloem- en kruidenrijk gazon of grasland verwacht je allerlei soorten kruiden en bloeiende planten. Over het algemeen worden nog veel tuinen op een meer traditionele wijze beheerd, wat betekent dat er regelmatig (soms wekelijks) gemaaid wordt, ‘onkruid’ wordt uitgestoken of bespoten, bladeren worden geveegd en mos is uit den boze. Daarnaast zijn er ook nog veel tegeltuinen waarin soms amper iets groens te ontdekken valt.
Ziet jouw gazon er zo uit? Dan is het de hoogste tijd om in actie te komen!
Deze traditionele tuinen hebben een monotoon karakter. Door de weinige plantensoorten die er voorkomen, is er minder of weinig biodiversiteit. Het vergt ook veel tijd en onderhoud om het gazon strak en netjes te houden. Er is in warme periodes vaak veel water nodig om het gras groen te laten blijven.
Bloemrijke tuinen of gazons zijn in vrijwel alles het tegenovergestelde. Er is sprake van veel verschillende soorten planten, bloemen, struiken en/of bomen. Hierdoor ontstaat er veel meer biodiversiteit in je tuin, want er wordt veel meer leven aangetrokken. Dit vraagt ook om een andere manier van beheer of onderhoud. De sleutel bij natuurvriendelijk tuinieren is eigenlijk heel simpel: doe zo weinig mogelijk. Laat de bladeren liggen, onkruid bestaat in feite niet, gebruik geen bestrijdingsmiddelen en laat de natuur haar gang gaan.
Doordat er veel verschillende plantensoorten gebruikt worden in een bloemrijk gazon, help je de biodiversiteit hier enorm mee. Veel verschillende soorten insecten, zoals bijen en vlinders, en vogels weten vaak binnen mum van tijd hun plekje te vinden. Het biedt niet alleen voedselmogelijkheden, maar ook schuil-, nest- en rustmogelijkheden voor veel diersoorten. Wanneer je ook nog de mogelijkheid hebt om een poel aan te leggen, wordt je tuin helemaal een magneet voor veel soorten leven.
Daarnaast heb je zelf ook voordeel van je bloemrijk gazon. Niet alleen omdat je veel minder onderhoud hoeft te plegen zoals we hierboven beschrijven, maar het is ook meer genieten van een bloemrijk gazon vanwege alle verschillende kleuren en geuren. Bepaalde planten kun je ook eten, denk maar eens aan de bladeren van de paardenbloem bijvoorbeeld. Of trek thee van duizendblad of brandnetel.
Voor veel mensen een doorn in het oog: molshopen in je tuin. Maar jij, als natuurtuinierder, weet dat dit juist heel goed is voor de bodem
Een bloemrijk gazon heeft een positieve invloed op het milieu. Je verbruikt minder water dan bij een traditioneel gazon. Daarnaast gebruik je geen bestrijdingsmiddelen (ook geen schoonmaakazijn), wat veel doet met de bodem en het daarin aanwezige bodemleven (regenwormen, kevers, duizendpoten, schimmels enzovoorts). Molshopen gezien? Een teken dat er actief bodemleven is! Uiteraard zet je geen vallen. Het gegraaf van mollen is erg goed voor de bodem. De natuurlijke cyclus heeft tijd nodig om te herstellen, dus heb geduld.
Ook kan je bloemrijke gazon het water vaak beter vasthouden dan een traditioneel gazon. Doordat de vele verschillende plantensoorten zich wortelen in de bodem, wordt de bodem beter waterdoorlaatbaar en ademt hij beter. Een tuin die meebeweegt met het klimaat wordt steeds belangrijker. De droge en zeer natte periodes komen steeds vaker voor en het is daarom steeds belangrijker om water vast te kunnen houden.
Als eerste onderzoek je de locatie waar je je kruidenrijke gazon wil gaan ontwikkelen. Hoe is de stand van de zon? Waar en wanneer is er schaduw? Wat voor bodemsoort heb je? Het is ook goed om na te denken over inheemse soorten die je wil gaan gebruiken. Het liefst gebruik je inheemse soorten die echt in de nabije omgeving voorkomen. Op die manier kunnen tuinen stapstenen vormen naar natuurgebieden. Op de website van Streektuinen kun je je tuin aanmelden als stapsteen. Samen met de Cruydt-Hoeck hebben zij inheemse streekkruidenpakketten ontwikkeld. Je kunt per gebied zoeken naar welk pakket het meest past bij jouw omgeving.
Bodem
Ook moet je nagaan of er bodemverbetering nodig is. Dit kan het geval zijn wanneer de bodem uitgeput of arm is. Op die manier heb je meer kans dat het zaaigoed tot ontwikkeling komt. Denk na over welke bodemverbetering je wil doorvoeren en maak daarin duurzame keuzes. Turf wordt bijvoorbeeld massaal uitgestoken in Oost-Europa, waardoor kwetsbare natuur voorgoed verdwijnt. Misschien heb je een eigen composthoop, waar je compost kan kunt gebruiken.
De gesteldheid van de bodem is bepalend voor welke soorten het goed (gaan) doen. Op voedselrijkere bodems kun je al gauw herderstasje tegenkomen
Als je de locatie en bodem hebt onderzocht en een zaadmengsel hebt gekozen, kun je bijna gaan beginnen. Het is belangrijk om van tevoren ook na te denken over bewatering. Misschien wil je hier bepaalde slangen voor aanleggen, zoals een druppelslang langs beplanting. Sproeiers zijn vaak niet nodig bij kruidenrijke gazons.
Beginnen met zaaien
Tijd om te gaan zaaien. Lees de aanwijzingen op het zaadmengsel goed door. Hierin staat beschreven hoe je de grond voorbereidt, in welke periode je het beste kunt zaaien, in welke hoeveelheden en welke soorten eenjarig of meerjarig zijn. Daarna is het tijd om achterover te leunen en af te wachten. Houd vooral in het begin in de gaten of het ingezaaide goed vochtig genoeg blijft. Misschien is het ook nodig om vogels te weren, zodat zij er niet vandoor gaan met de zaden.
Bloeitijd, vergrassen en maaien
Tijdens de bloeiperiode hoef je in principe niets te doen, maar je moet wel in de gaten houden of de boel niet aan het vergrassen is. De bodems van tuinen zijn vaak voedselrijk, omdat er jaren kunstmest op gestrooid is. Hoe voedselrijker de bodem is, hoe beter de grassen het doen. Als je merkt dat dit aan de gang is, is het raadzaam om rond mei te maaien. Dit gaat in tegen het principe ‘maai mei niet’, maar is soms nodig om de bodem armer te maken. Op armere bodem groeien meer kruiden en minder grassen.
In het najaar maai of knip je alles kort. Let erop dat je een deel, een derde ongeveer, laat staan voor voedsel en overwintering van vele (kleine) diersoorten. Vogels zoals distelvinken zijn dol op de zaden in uitgebloeide bloemen en insecten maken graag gebruik van de afstervende delen van de planten om in te schuilen en te overwinteren.
Bloemrijke gazons bieden voedsel voor vogels, zoals distelvinken die zaden komen eten
Maaibeleid in bloemrijk gazon
De kern is: maai slechts enkele keren per jaar. Wanneer de bodem nog voedselrijk is, te herkennen aan meer gras dan kruiden, kun je drie keer per jaar maaien. Daarna schaal je af naar twee keer per jaar maaien. Doe dit na de zaadzetting van de kruiden, zodat de zaden zich kunnen verspreiden. Het minder voedselrijk maken van de bodem, noemen we ‘verschralen’. Kruiden en andere planten hebben een minder rijke bodem nodig dan grassoorten. Uiteindelijk zou je naar twee keer per jaar maaien toe kunnen gaan.
Bloemrijke gazons hoeven niet vaak gemaaid te worden. Na het bloeien in het najaar maai je een deel en laat je een deel staan
Het is aan te raden om het gras kort de winter in te laten gaan. Wanneer het gras niet langer de overhand heeft, is het raadzaam om een deel uitgebloeide planten te laten staan in de winter. Dit biedt voedsel- en schuilmogelijkheden voor vele diersoorten in je tuin. Denk maar aan vogels die de zaden nodig hebben en overwinterende poppen van vlinders die zich ergens schuilhouden.
En de rest van de tuin?
Je weet nu hoe je aan de slag kunt gaan om een bloemrijk gazon te ontwikkelen. Maar misschien wil je nog wel een stap verder en ook de delen rondom het gazon aanpakken. Er zijn vele dingen, groot en klein, die je kunt doen om je tuin natuurlijker te maken. Jij hebt daar minder onderhoud aan en de biodiversiteit is er enorm bij gebaat. Hieronder een kort overzicht.
Plant struiken, heggen en bomen
Echte aantrekkers voor leven in je tuin, zijn struiken, (gemengde) heggen en bomen. Net als bij de zaden voor je bloemrijke gazon, let je ook hier erop of de soorten inheems zijn. Inheemse soorten zijn geen gevaar voor de inheemse biodiversiteit, waar (invasieve) exoten dat wel kunnen zijn. Daarnaast is de natuurlijke cyclus zo op elkaar ingespeeld, dat elke soort (plant, dier, schimmel etc.) haar eigen functie heeft in een groter netwerk.
Je kunt afwisselen tussen bessendragende soorten, groenblijvende soorten, hoogtes, verschillende bloeiperiodes enzovoorts. Elke soort biedt iets unieks. Je kunt ook onderzoeken welke plant- en boomsoorten goed zijn voor welke diersoorten en daar je tuin verder op inrichten, bijvoorbeeld voor vogelsoorten die in jouw omgeving voorkomen. Dit kun je nagaan op waarneming.nl.
Een heg, struik of boom kan nestgelegenheid bieden aan vogels en zorgt ook voor voedsel- en schuilmogelijkheden
Heggen doet ook veel voor de biodiversiteit in je tuin. Ze bieden mogelijkheden voor voedsel, broeden, schuilen en overwinteren. Tip: laat bij het snoeien van je heg ook een gedeelte onaangeroerd, net als een stuk niet maaien in je gazon. Lees hier meer over het aanplanten van een gemengde haag.
Water is een echte magneet om nog meer leven aan te trekken in je tuin. Een poel of vijver kun je zo groot of klein maken als je wil. Zelfs met een kleine bak kun je al veel goeds doen. Juffers, libellen en andere insecten leggen er hun eitjes in het water, vogels en kleine zoogdieren komen er drinken en waarschijnlijk weten kikkers, padden en hopelijk salamanders het ook gauw te vinden. Lees hier ons stappenplan.
Laat het lekker rommelig
Biodiversiteit is niet gebaat bij netjes aangeharkte tuinen. Rommelhoekjes zijn belangrijk, net als dode plantenresten. Je kunt ergens een stapeltje dakpannen neerleggen of een stapelmuurtje maken. Bladeren kun je ook gerust laten liggen, veel dieren zullen hier blij mee zijn.
Veelgestelde vragen
Waarom moet je minder maaien bij een bloemrijk gazon?
Wanneer je regelmatig maait, krijgen kruiden niet de kans om te bloeien en zaad te vormen. Zo kunnen ze zich niet verspreiden en blijf je aankijken tegen een groene woestijn. Een groen gazon lijkt misschien natuurlijk, maar het is veel te monotoon om veel leven te herbergen. Laat je dus niet foppen door al die groene grasmatten.
Is een bloemrijk gazon niet heel veel werk?
Juist niet! Natuurlijk moet je in het begin tijd en moeite investeren. Vooral als je ook nog jarenlang (kunst)mest op je gazon hebt gegooid. De grond heeft tijd nodig om minder voedselrijk te worden. Maar na het inzaaien kun je vooral achterover leunen en genieten van alles wat opkomt. Maaien hoeft maar een paar keer per jaar en onkruid bestaat niet. Resultaat: minder werk voor jou, meer biodiversiteit in je omgeving.
Zadenmix voor insecten Wil je jouw tuin ook aantrekkelijker maken voor insecten, dan is het goed om aan de slag te gaan met een bloemrijk gazon. Door de tips in deze blog toe te passen zullen er steeds meer soorten kruiden en bloemen in je gazon komen. Wil je dat het allemaal een beetje sneller gaat? Zaai dan (een deel van) het gazon in met een inheems zadenmengsel. Via Vivara is een zadenmengsel te bestellen die speciaal is samengesteld om insecten te helpen. Niemand minder dan Natuurmonumenten heeft deze mix samen gesteld, dus dan weet je zeker dat je iets goeds doet voor de natuur! Via deze link is de zadenmix te bestellen. Een zakje is voldoende voor ongeveer 15 m2. Wacht niet langer en bestel deze zadenmix, zodat ook jouw tuin een bijdrage levert aan de lokale biodiversiteit!
Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie.In deel zeven bespreken we het groeiseizoen van 2024.
5 mei 2024 – 1 december 2024
De poel ruim een halfjaar na aanleg (De Natuur van hier)
Niet veel later vond er nog een bijzonder tafereel plaats in onze tuin. In onze poel specifieker gezegd. Hier veranderde namelijk een larve van de grote keizerlibel, een van de grootste libellen in ons land, in een volwassen exemplaar. Dit uitsluipen (het ondergaan van een onvolledige gedaanteverwisseling) hebben we weten vast te leggen. Het hele proces nam ruim één uur in beslag.
De onvolledige gedaanteverwisselling van een grote keizerlibel (De Natuur van hier)
Beheer van de natuurtuin
Gedurende de lente en zomer heeft er weinig beheer plaatsgevonden in de natuurtuin. Enkel om het gras te beheren zijn werkzaamheden uitgevoerd. Het plan is om het grasland drie keer per jaar te maaien: de eerste keer rond half/eind mei, de tweede keer begin juli en de laatste maaibeurt begin november, aan het einde van het groeisezoen.
Het gras wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Dit zorgt ervoor dat de voedselrijkdom van het grasland afneemt. Hierdoor worden grassen minder dominant en komt er meer plaats voor kruidachtige planten. Bloeiende planten trekken op hun beurt weer insecten aan en insecten trekken weer vogels aan. Het totaalplaatje zorgt voor een kleurrijk grasland met een hoge biodiversiteit. Het beheerplan past daarnaast ook binnen de criteria van een onverwachte, maar zeer aangename (én zeldzame) gast in onze tuin.
Toen we in het najaar namelijk de laatste maaironde uit aan het voeren waren, zagen we (gelukkig op tijd) een felgroen kikkertje in het hoge gras zitten. Dit kon natuurlijk niets anders zijn dan een heuse boomkikker! We wisten dat deze zeldzame amfibieën in de nabij gelegen natuurgebieden te vinden waren, maar hadden absoluut niet verwacht er zo snel een in onze eigen natuurtuin tegen te komen. Zeker niet omdat er (nog) geen geschikt voortplantingswater aanwezig is.
De prachtige boomkikker, verscholen in het groene gras (de Natuur van hier)
We hopen in de toekomst de natuurtuin verder geschikt te maken voor de boomkikker. Een struweel, gemengde haag en braamstruiken zijn al aangeplant. We zijn nog van plan een grote poel aan te leggen, die voldoet aan de specifieke eisen die boomkikkers daaraan stellen. Wellicht kan deze poel in de toekomst dan een belangrijk voortplantingshabitat vormen voor boomkikkers in de regio.
Zoogdieren
Tijdens een maaibeurt in het voorjaar kwamen we een ander dier tegen dat zich schuil hield in het hoge gras. Het was een jonge haas die we vonden. De haas was nog erg jong, hoogstens een aantal weken oud. Het stuk waar de jonge haas zat hebben we met rust gelaten.
Sinds de herfst zijn intrede heeft gedaan zien we steeds vaker een vrij jonge haas in onze tuin, druk knabbelend aan het hoge gras en de afgevallen bladeren. De witte vlek op zijn hoofd (zie onderstaande foto) verraadt dat het om een jonge haas gaat. We hebben sterke vermoedens dat de jonge haas die we in het voorjaar vonden dezelfde is als de iets grotere (maar nog steeds jonge) haas die we de afgelopen weken zien. Het gefaseerd maaien blijkt hoe dan ook een positieve ontwikkeling te hebben op de hazen in onze natuurtuin.
De witte vlek tussen het oog en de neus verraadt dat het om een jonge haas gaat (de Natuur van hier)
Steenmarter
Sinds enkele weken hebben we ook nog bezoek van een ander zoogdier, de steenmarter. De eerste keer zagen we deze marterachtige met de wildcamera, in de buurt van de kerkuilenkast. Zo’n twee weken later kwam de steenmarter op een koude zondagochtend onder de auto vandaan toen we deze startten. Om schade te voorkomen gaan we maatregelen treffen zodat deze niet meer onder de auto’s kan en ook niet in de nestkast van de kerkuil kan. Daarnaast gaan we ergens achterin de tuin een plek maken waar de marter kan schuilen. Dit kan heel simpel door een rommelhoek te maken met daarop een stuk golfplaat. Hierdoor kan de steenmarter droog en ongestoord rusten en is de kans dat deze onder de auto of zelfs in huis (spouwmuren) gaat rusten een stuk kleiner.
Vogels
Ook bij de vogels was het alles behalve rustig. De buizerds hebben weer gebroed op hetzelfde nest als vorig jaar, in de bosrand bij het kasteel. Gedurende het seizoen hebben we ze van heel dichtbij kunnen waarnemen. Roepend vanaf het nest, majestueus in de lucht en in een immer durend conflict met de zwarte kraaien.
Daarnaast liet een kleine rover zich ook vaak zien, de torenvalk. Laag hangend boven het grasland op zoek naar veldmuizen en soms druk roepend in de lucht. De steenuil horen we de afgelopen maand ook meerdere keren roepen tijdens de schemering en vlak daarna. Ook de kerkuil is sinds een maand weer vaste gast. Hij (of zij?) gebruikt de nestkast overdag weer als rustplaats, net zoals vorig jaar.
Inmiddels hebben de boerenzwaluwen, kwikstaarten en roodstaarten plaats gemaakt voor de gaaien, kauwen, roeken en staartmezen. De gaaien, kauwen en roeken komen naar onze tuin voor de wal- en hazelnoten. De staartmezen trekken in groepjes door de hoge bomen. Daarnaast zien we de merel, zowel man als vrouw, regelmatig vanuit de nabij gelegen boomgaard en struweelhaag naar onze taxus vliegen, waar ze zich te goed aan de bessen.
Uitzicht vanuit de tuin, op een mistige herfstochtend(De Natuur van hier)
Resultaten
In totaal hebben we nu 469 soorten organismen waargenomen in onze natuurtuin. Ruim 21% hiervan zijn planten, ruim 15% nachtvlinders en micro’s en 12% vogels. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode zijn: de grijze wespenboktor (zeldzaam), grauwe spaandermot (zeldzaam), de roestbruine kniptor (zeldzaam) en de boomkikker (zeldzaam).
Natuurtuin overzicht, december 2024 (De Natuur van hier)
Je kent het wel: je koopt een huis en gaat binnen aan de slag met verbouwen en het huis naar je smaak maken. Als dit klaar is blijft de tuin nog over: een groot tegelpaleis welke in de zomer véél te warm is en welke blank staat wanneer het in het najaar begint te regenen. Tijd voor een groene oase! Maar waar begin je? In deze blog laten we je stap voor stap zien hoe je van deze tegeltuin een levendige groene tuin maakt!
omslagfoto:de Natuur van hier
Waarom is een groene tuin belangrijk?
Een groene tuin kent veel voordelen ten opzichte van een tegeltuin. Het extreme weer waar we tegenwoordig mee te kampen hebben zorgt in steden en dorpen steeds vaker voor wateroverlast. Dit komt omdat er veel beton, asfalt en tegels in steden aanwezig zijn, waardoor het water allemaal via de riolering afgevoerd moet worden. Groene tuinen zorgen ervoor dat niet al het water via het afvoerputje hoeft weg te lopen, maar dat het rustig in de grond kan infiltreren.
Daarnaast is een tegeltuin veel warmer dan een groene tuin. Handig zou je in eerste instantie denken, maar wanneer het meer dan 30 graden in de zomer wordt ben je blij dat je wat schaduw hebt in je tuin. Als we ervoor kiezen om steden te vergroenen kan de gevoelstemperatuur in steden met meer dan 10 graden zakken op hete dagen! Plant dus planten, struiken en bomen in je tuin, om hittestress te voorkomen.
Tot slot dragen groene tuinen bij aan de lokale biodiversiteit en is het goed voor de mentale gezondheid.
Reden genoeg dus om je tegeltuin om te turnen naar een groene oase. Maar hoe pak je dit aan? Voordat je enthousiast aan de slag gaat, is het goed om eerst een en ander op papier te zetten. Dit kan met een simpele schets, of door een echt tuinontwerp te maken.
Ontwerp
Belangrijk is om goed na te denken wat je allemaal wil in je tuin. Wil je een terras in je tuin? Denk dan goed na over wanneer je gebruik maakt van dit terras. Heb je een ‘gewone’ 9-5 baan? Kies er dan voor je terras op die plek te leggen waar je in de namiddag zon hebt. Werk je bijvoorbeeld in de horeca en ben je vooral ’s ochtends vrij? Kies er dan voor je terras op een plek te leggen waar je kunt genieten van de ochtendzon.
Heb je veel buren en wil je geen inkijk hebben? Zorg er dan voor dat je genoeg (winter)groene struiken en (lei)bomen aanplant om het zicht te belemmeren. Denk ook na of je een vijver wil (zorg dan dat deze niet de hele dag in de schaduw ligt), een gazon, plantvakken en wellicht een moestuin.
Voordat je aan de slag gaat is het goed om je ideeën op papier te zetten
Vlekkenplan
Als je alle dingen hebt opgeschreven die zeker in je tuin terug moeten komen, is het tijd om een vlekkenplan te maken. Met een vlekkenplan maak je een schets van je tuin waarin je alle elementen die in de tuin terug moeten komen een plekje krijgen. Dit kun je digitaal doen, er zijn veel gratis en betaalde softwareprogramma’s te vinden, maar dit kan ook heel prima met de hand. Ook als je geen grafisch ontwerper of tekenaar bent kun je dit doen. Het gaat erom dat het voor jou duidelijk is waar wat moet komen en dat je er voldoende plek voor gereserveerd hebt.
Je kunt veel tijd in een ontwerp steken door een 3D ontwerp van je tuin te maken (zoals hierboven), maar een simpele schets op papier werkt ook (De Natuur van hier)
Tegels eruit
Dan is het eindelijk zover dat de handen vies gemaakt kunnen worden. Allereerst moeten die tegels eruit! Gooi ze niet gelijk weg, deze kun je prima hergebruiken. Als je de stoeptegels doormidden slaat, kun je ze heel mooi gebruik om stapelmuren en borders mee te maken. Stapel deze dan met de ruwe kant naar buiten en plant er zo nu en dan een muurplantje tussen. Zo krijg je een robuuste stapelmuur, welke bijzonder geschikt is voor allerlei dieren om tussen te kruipen. Meer tips over hoe je een stapelmuur maakt vind je hier!
Oude stoeptegels zijn uitermate geschikt om een stapelmuur van te maken. Begin met wat gele zand en een hele tegel als fundering. Stapel daarna halve tegels (met de ruwe kant naar buiten) licht hellend naar achteren en vul de ruimte erachter met tuinaarde. Zo krijg je een unieke plantenborder. (De Natuur van hier)
Nu de tegels eruit zijn kijk je waarschijnlijk tegen een laag gele zand aan. Volledig ongeschikt om planten in te zetten. Verwijder de gele zand (zet als gratis af te halen op Marktplaats, wellicht heb je geluk en hoef je zelf niet eens te scheppen!) en vul het ontstane gat op met tuinaarde. Of gebruik het gat om een grote vijver te maken! Als alle gele zand eruit is kun je eindelijk gaan nadenken over opnieuw inrichten!
Inrichten
Als het goed is heb je in je ontwerp of vlekkenplan bedacht waar je groen wil, waar je een terras wil, waar een gazon en waar een waterpartij. Zodra je klaar bent met het terras kun je starten met het water en het groen.
De aanleg van een rond terras (De Natuur van hier)
Water
Afhankelijk van de grote van je tuin kun je een kleine of grote waterpartij maken. Een kleine waterpartij kan een simpel waterornament zijn, of een kleine voorgevormde vijverbak. Als je enkel plaats hebt voor een waterornament, kies hier dan zeker voor. Vogels zoals huismussen, kool- en pimpelmezen komen hier graag uit drinken. Heb je iets meer ruimte ga dan voor een poel of vijver. Naast vogels zullen amfibieën zoals kikkers, padden en salamanders het water gauw vinden. Wil je het helemaal perfect maken voor amfibieën? Laat vissen dan achterwege. Deze eten namelijk de eitjes van de amfibieën, waardoor deze zich lastig kunnen huisvesten. Een poel zonder vissen is in no-time bevolkt door amfibieën!
Water in de vorm van een poel of vijver zorgt voor meer biodiversiteit in de tuin (De Natuur van hier)
Gazon
Ook een gazon mag niet ontbreken in een groene tuin. Onder andere merels maken dankbaar gebruik van een gazon, om te zoeken naar regenwormen. Kies ervoor een deel van het gazon (of helemaal) minder te maaien. Hierdoor krijgen kruidachtige inheemse planten de kans om te groeien en tot bloei te komen, perfect voor insecten. Paardenbloem, pinksterbloem, witte klaver, rode klaver en biggenkruid zijn voorbeelden van bloemen die met minder maaien zomaar in je gazon kunnen komen. Maai maar één keer per maand (of nog minder) en voer het gemaaid gras altijd af. Om het proces te bevorderen kun je er ook voor kiezen een inheems bloemenmengsel in te zaaien.
Minder maaien is meer kruiden in je gazon
Groen
Dan is het eindelijk tijd om het groen aan te planten. Hierbij zijn er een paar dingen belangrijk om ervoor te zorgen dat je voldoende insecten naar je tuin lokt. Varieer genoeg, kies voor inheems en bij voorkeur ook voor biologisch. Niet biologische planten worden bespoten met bestrijdingsmiddelen, wat dodelijk is voor insecten. Als je zo’n plantje koop bevat deze vaak nog bestrijdingsmiddelen waardoor insecten die erop af komen niet lang meer zullen leven. Wil je een levende tuin, dan is dit natuurlijk het laatste wat je wil.
Variatie
Er zijn verschillende soorten groen die je in je tuin kunt gebruiken. Op plekken waar je wil dat het groen niet te hoog wordt (vooraan in de plantenborder bijvoorbeeld) kun je gebruik maken van bloembollen (deze kunnen ook in het gazon gestoken worden), mossen, een- en tweejarige planten, vaste planten en varens. Daarachter gebruik je (hogere) vaste planten of struiken. Zo krijg je laagtes in het groen, wat zorgt voor verschillende micro-klimaten. In iedere micro-klimaat houden zich weer andere dieren op. Vergeet daarnaast niet om bomen aan te planten. Bomen zorgen voor schaduw tijdens warme zomer dagen, houden water vast en zijn een ware biodiversiteitsbron. Een tuin zonder bomen is dus niet af!
Tot slot kun je er nog voor kiezen om een heg aan te planten. Vogels vinden een veilige broedplek in heggen. Daarnaast zitten op de stammetjes vaak rupsen, perfect voedsel voor kool- en pimpelmezen. Wanneer de heg voldoende oud wordt komt er misschien zelfs wel een hele mussenfamilie wonen!
Kies voor inheems Door te kiezen voor inheemse planten heb je inheemse insecten veel meer te bieden. Inheemse planten bloeien op de momenten dat insecten deze ook nodig hebben. Daarnaast doen inheemse planten het veel beter in ons klimaat dan al die exotische soorten. En zeg nou zelf, wat is nou mooier: een inheemse plant die volop groeit en rijkelijk bloeit, of een exotische soort die zielig in een hoekje staat weg te kwijnen? Vivara heeft een uitgebreid aan inheemse en biologische planten. Hier bekijk je het assortiment.
Het aanleggen van een nieuwe tuin kan veel geld kosten. Zeker wanneer je net klaar bent met het huis van binnen opknappen kan de rekening voor de tuin flink tegenvallen. Hier een aantal tips om op deze kosten te besparen.
Voer het werk zelf uit. Als je een beetje handig bent en je hebt groene vingers dan loont het om zelf aan de slag te gaan. Op deze manier kun je al gauw een paar honderd tot (meer dan) duizend euro besparen.
Hergebruik materialen, zoals het voorbeeld wat we gaven van de stoeptegels. Maar ook dakpannen, andere tegels en oude schuttingen kunnen op een creatieve manier hergebruikt worden.
Heb je een grote voor- en achtertuin? Ga dan gefaseerd te werk. Vind je de achtertuin het belangrijkste? Pak deze dan eerst aan en laat de voortuin nog een jaar liggen.
Doe een oproep op social media. Veel mensen die al een tuin hebben met inheemse soorten hebben na een aantal jaren veel plantmateriaal over, omdat inheemse soorten hard groeien. Soms kun je op deze manier gratis stekjes van vaste planten, vijverplanten, struiken en bomen ophalen.
Kijk eens op Marktplaats of andere 2e hands websites. Hier zijn vaak ook goede kopen te doen met betrekking tot planten, struiken en bomen. Wil je een grote struik of boom overnemen die ergens in de volle grond staat? Bereid je goed voor en vergis je niet in het gewicht. Struiken en bomen kunnen het beste verplaatst worden vanaf november t/m februari, omdat de grond dan voldoende nat is. Hierdoor kan de struik/boom sneller aangroeien op zijn nieuwe plek. Ook sites zoals Meer bomen nu en Voer de bij bij hebben soms (gratis) plantmateriaal beschikbaar.
Wil je graag een vijver, maar past dit niet binnen het budget? Kies dan voor een Wadi in plaats van een folievijer. Hiervoor graaf je enkel een gat op een laagpunt in de tuin. Leidt het water van het dak naar deze Wadi zodat er voldoende water in komt. Hier beginnen vanzelf waterminnende plantensoorten te groeien!
Wil je nestkastjes ophangen in je tuin? Maak deze dan zelf van afvalhout. Deze gaan wellicht iets minder lang mee, maar afvalhout is vaak wel gratis of voor weinig geld te krijgen. Als zo’n kastje na een aantal jaren slecht wordt, maak je gewoon weer een nieuwe. Op onze site vind je tal van voorbeelden van nestkastjes die je zelf kunt maken.
Van tegeltuin naar groene tuin. Een wereld van verschil (De Natuur van hier)
Tot slot
Als je eenmaal klaar bent is het tijd om van je groene tuin te gaan genieten. Als je stoeptegels hebt verwijderd, kun je dit nog doorgeven bij het NK tegelwippen. Hier wordt ieder jaar bijgehouden hoeveel stoeptegels in tuinen vervangen zijn door groen. Heb je in je tuin vooral inheemse en streekeigen soorten gebruikt, dan kun je je tuin ook nog aanmelden bij Streektuinen.
Nu je een groene tuin hebt is het een kwestie van tijd voordat de eerste diersoorten zich gaan melden. Vind je het leuk om bij te houden welke soorten je allemaal ziet en wil je bijdragen aan de wetenschap? Kies er dan voor om mee te doen aan de jaarrond tuintelling. Hier kun je alle waargenomen soorten doorgeven. Dit is zeer belangrijk voor onderzoek naar (algemene) tuinsoorten.
Tot slot zijn wij ook razend benieuwd naar je tuin metamorfose. Dus heb jij jouw tuin flink onderhanden genomen en ben je trots op het eindresultaat? Laat het ons dan zeker weten. Dit kun je doen door onder deze blog een opmerking achter te laten. Of stuur ons een bericht (of tag ons) op Instagram (@denatuurvanhier). Wij kijken uit naar jouw tuinproject!
Een samenwerking tussen de Natuur van hier en de podcast Tjif en Tjaf
In een tweedelige blogserie gaat de Natuur van hier op pad met de crew van de podcast Tjif en Tjaf in het gevarieerde Limburgse landschap. In het tweede deel van de blogserie gaan we op zoek naar de zomertortel en bijeneter.
Deze soorten vertellen ons meer over hoe de natuur in Nederland de laatste decennia is veranderd. Waar het met de ene soort bijzonder slecht gaat door een veranderend landschap, wint de ander juist terrein in Nederland vanwege klimaatverandering. Of we ze gevonden hebben en welke soorten we nog meer hebben gezien en gehoord, hoor je in aflevering 5 van seizoen 5 van de podcast Tjif en Tjaf.
Uiterlijk: grijze kop, roestbruine, geschubde vleugels met zwarte vlekken
Voedsel: voornamelijk granen en zaden, sporadisch blad van kruiden en insecten
Bron foto: Tijmen Photography
Uiterlijke kenmerken
De zomertortel is de kleinste duivensoort van Nederland. Qua maat zit hij net onder de Turkse tortel. Zomertortels hebben een blauwgrijze kop, die bij vrouwtjes wat bruiner is. De borst is zachtroze. Om de oranje ogen zit een rode rand van huid. Ook de poten zijn rood. In de nek vallen de zwart-witte streepjes op. Juveniele dieren hebben deze strepen nog niet en zijn daardoor goed te onderscheiden van de volwassen vogels. De vleugels hebben overlappende dekveren en deze zijn prachtig roestbruin getekend met zwarte vlekken, wat een schubachtig patroon geeft. De staart is ruitvormig en vooral bij het (op)vliegen zie je de witte rand aan het einde van de staart.
Je moet wat geluk hebben om een zomertortel te zien. Niet alleen omdat ze in aantallen schrikbarend hard achteruit gaan, maar ook omdat het rustige, schuwe vogels zijn. Waarschijnlijk zul je een zomertortel eerder horen dan zien. Ze hebben een erg kenmerkend geluid, wat je het beste kunt omschrijven als een dromerig, diep koerend, bijna spinnend, geluid turrrr turrrr turrrr.
Geluid zomertortel (bron: Xeno-canto – SonoNatura)De zomertortel heeft een kenmerkend verenkleed en is daardoor gemakkelijk te onderscheiden van de andere in Nederland voorkomende duivensoorten (foto: Saxifraga-Peter Meininger)
Leefwijze
Zomertortels zijn schuwe vogels. Ze laten zich niet gauw zien. Hieronder lees je alles over het leefgebied van de zomertortel, wat ze eten en hoe hun broedgedrag eruit ziet.
Deze mooie duivensoort is de enige duivensoort in ons land die in het najaar wegtrekt om elders te overwinteren. Ze trekken vanaf de westkust van Europa naar tropisch Afrika. Deze reis is ontzettend gevaarlijk. De winter wordt in tropische temperaturen doorgebracht, waarna de vogels vanaf midden april weer terugkeren naar onder andere Nederland.
Zomertortels geven de voorkeur aan kleinschalig, extensief beheerd landbouwgebied, wat vooral niet te efficiënt in elkaar moet zitten. Op die manier kunnen ze rondscharrelen op akkers en in kruidenrijke weilanden, op zoek naar granen en zaden. Ze zitten graag op bijvoorbeeld stroomdraden in de buurt van akkers. Open bossen en bosranden, dichte struwelen en houtwallen worden gebruikt om in te broeden.
Zomertortels zijn vaak te vinden in de buurt van graanakkers (bron: Saxifraga-Mark Zekhuis)
Voedsel
Het menu van zomertortels is niet heel ingewikkeld: hoofdzakelijk granen en (onkruid)zaden. Tijdens het scharrelen wordt er ook wel eens een insect, slak of blad van kruidachtige planten meegepikt. Jongen die net uit het ei zijn, krijgen de eerste dagen een soort melk uit de krop van de ouders. De krop is een holte in de keel van volwassen zomertortels (en andere duiven), waar voedsel wordt opgeslagen. De soort melk die de jongen eerst krijgen, wordt afgescheiden door een slijmvlies in de krop. Om bij deze voeding te kunnen komen, steekt het jong zijn kopje in de snavel van de ouder.
Broeden
Er wordt gebroed in bossen, bosranden, bosschages, houtwallen en struwelen. De zomertortel legt meestal twee eieren per legsel. Ze kunnen meerdere, tot wel drie, legsels per jaar hebben. Echter zijn het in de praktijk vaak maar één of twee legsels, vanwege het gebrek aan voedsel.
Zomertortels zijn monogame vogels. Tijdens de baltsperiode klimt het mannetje hoog in de lucht, waarna hij met een zweefvlucht weer naar beneden komt. In deze periode hoor je de roep het meest. Het nest maken ze met met dunne twijgjes en wordt bekleed met stukjes plant. De eieren zijn wit en worden door beide ouders uitgebroed. Toen de zomertortel nog talrijk was, verzamelden zich na de broedperiode groepjes van soms wel tientallen vogels op voedselrijke plekken, klaar voor de trek.
Zomertortels zijn monogaam, paartjes blijven het hele leven bij elkaar
Populatie zomertortel in Nederland
Het gaat heel erg slecht met de zomertortel. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Dit heeft meerdere oorzaken. Het aantal broedparen in Nederland wordt geschat op 600 tot 900. Voor 1980 lagen de schattingen tussen 35.000-50.000 broedparen. In het westen van Europa is sinds 1970 meer dan 85% (!) van de populatie afgenomen.
In Nederland verdwijnt er steeds meer leefgebied door intensivering en pesticidengebruik van de landbouw. Er wordt steeds efficiënter en op grotere schaal gewerkt, met meer machines en andere opslagmanieren, waardoor er minder gemorst graan is om van te eten. Ook wordt er veel ‘onkruid’ bestreden door spuiten met gif (zoals glyfosaat). Resultaat: kale, vergiftigde vlaktes zonder foerageermogelijkheden. Niet alleen zomertortels hebben hier last van.
Broedvogeltrend zomertortel in Nederland (bron: SOVON)
Zomertortel in Europa
Zoals gezegd, heeft de afname meerdere oorzaken. Op Europees niveau is er de jacht op de trekroute. Op Malta en Cyprus wordt bijvoorbeeld ontzettend veel gejaagd op de zomertortel. Er wordt geschat dat er jaarlijks meer dan 1,4 tot 2,2 miljoen zomertortels worden geschoten bij de illegale jacht (bron: Vogelbescherming).
Maar ook op de overwinteringsplekken in Afrika heeft deze mooie duif het zwaar. Vanwege droogte verandert het landschap. Er zijn soms helemaal geen drinkplaatsen meer beschikbaar. Ook wordt er veel bosgebied, waar de zomertortel leeft, gekapt voor houtproductie.
Help de zomertortel
We kunnen – en moeten – de zomertortel in Nederland en Europa helpen. Zo is er een andere inrichting van het landbouwgebied nodig. Meer struweel en hagen en een kleinschaliger gebruik van landbouwgrond, zodat er meer stroken en gebieden ontstaan voor voedsel. Ook zou het pesticidengebruik teruggebracht moeten worden. Er is ook een internationale aanpak nodig, die de jacht overal verbiedt en erop toeziet dat deze regels nageleefd worden.
Woon je zelf in een omgeving waar zomertortels voorkomen? Dan kun je zelf de handen uit de mouwen steken om de zomertortel te helpen! Er zijn in binnen- en buitenland verschillende projecten opgezet waar voedselvelden worden aangelegd. Dit zijn kleine, kale akkers waar de zomertortels kunnen foerageren, op zoek naar zaden. Bijvoeren met granen en speciaal tortelduivenvoer lijkt ook te helpen (bron: Vogelbescherming).
De zomertortel komt voor op plekken waar bosgebieden zich afwisselen met akkers. Hier vinden ze zowel broed- als foerageergebied.
Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw zijn de aantallen drastisch afgenomen, door onder andere veranderend landschap. Hierdoor is de kans op een waarneming flink afgenomen.
Afbeelding: heatmap verspreiding zomertortel in Nederland 01-01-2020 – 01-01-2024 (bron: waarneming.nl)
Kijktip
Een zomertortel zul je niet gauw zien. Er zijn niet veel zomertortels meer en ze zijn erg schuw. Je zult er eerder eentje horen dan zien. Als je wel het geluk hebt, let dan op de bruine vleugels en de zwarte-witte streepjes in de nek. Vaak zitten ze op de topjes van onder andere berkenbomen.
Bijeneter (Merops apiaster)
Paspoort
Naam: Bijeneter
Wetenschappelijke naam:Merops apiaster
Lichaamslengte: 25-29 centimeter
Spanwijdte: 36-40 centimeter
Uiterlijk: fel gekleurd. Mix van blauw, geel, oranje en bruin.
Voedsel: vliegende insecten zoals bijen, hommels, wespen en libellen.
Uiterlijke kenmerken
De bijeneter heeft een felgekleurd verenkleed. De buik- en staartveren zijn blauw, evenals een deel van de vleugels. Bovenin zijn de vleugels oranje. De bijeneter heeft een gele rug en keel. De kop is kastanjebruin, wat doorloopt tot in de nek. Opvallend is ook de brede, zwarte oogstreep. De zwarte snavel is puntig en licht omlaag gebogen. Man en vrouw lijken sterk op elkaar.
Het verenkleed van de bijeneter is een kleurrijke mix van geel, blauw en bruin (bron foto: Tijmen Photography)
Vanwege de verlengde middelste staartveren en korte poten, lijken ze qua bouw op zwaluwen. Net als zwaluwen zijn bijeneters behendige vliegers, die prooien al vliegend in de lucht kunnen grijpen. Bijeneters maken, zowel in vlucht als zittend, een gevarieerd rollend en fluitend geluid.
Geluid bijeneter (bron: Xeno-canto.org – Frederic Lionel)In vlucht zijn de vergelende middelste staartveren goed te zien (bron foto: TIjmen Photography)
Leefwijze van de bijeneter
Sinds halverwege de 20e eeuw broeden er bijeneters in Nederland. In welk soort leefgebied leven ze hier, wat eten ze en hoe ziet het broedgedrag eruit? Dit bespreken we hieronder.
De bijeneter komt van nature vooral in zuidelijk Europa voor, vanwege de hogere temperaturen. Echter breidt de bijeneter zijn leefgebied sinds enkele decennia uit. Dit heeft te maken met klimaatverandering. Noordelijkere landen, zoals Nederland, worden steeds warmer en daarmee uitnodigender voor bijeneters. Daarnaast verdwijnt het leefgebied waar ze van oorsprong voorkomen steeds meer. Er is bijvoorbeeld vanwege droogte in het zuiden van Europa minder voedselaanbod.
Bijeneters hebben steilwanden bij water (rivieren, beken, plassen) nodig. Ze graven een nesttunnel in deze wanden van meer dan een meter lang. Afgravingen of zandhopen zijn ook geliefde broedplekken. De nabijheid van water is een vereiste. Het landschap rondom de steilwanden kan verschillen, van weilanden en kruidenrijke akkerranden tot bosranden.
Steilwanden zijn voor de bijeneter essentieel, daar worden de nestgangen in gegraven en de jongen grootgebracht
Hoewel oeverzwaluwen ook steilwanden nodig hebben om te kunnen broeden en zij ook nestgangen graven, zie je bijeneters en oeverzwaluwen vaak niet op dezelfde plek. Oeverzwaluwen hebben een grovere bodemstructuur nodig, waar bijeneters een fijnere structuur prefereren. In Nederland gaat dit niet altijd op en zul je soms wel beide soorten in dezelfde steilwand kunnen zien.
In ons land is de bijeneter geen standvogel. Tijdens de vogeltrek verdwijnt hij weer, om het jaar erop vanaf mei weer terug te keren. Bijeneters trekken overdag en in grote groepen. Ze vliegen hoog in de lucht. Er wordt niet door alle bijeneters naar dezelfde plekken getrokken. Populaties uit het zuiden en westen van Europa trekken naar West-Afrika, populaties uit het oosten van Europa trekken naar zuidelijk Afrika.
Voedsel
De naam verklapt natuurlijk al een groot deel van het menu van deze exotische vogel. Toch vormen bijen niet overal de hoofdmoot van het voedsel. In Nederland worden er vooral wespen en hommels gegeten en in mindere mate bijen (Werkgroep Bijeneters). Verder staan er ook andere insecten op het menu, zoals libellen, vlinders en kevers. Bijeneters zijn gedeeltelijk immuun voor de steken van bijen. De angels van deze insecten verwijderen ze door langs takken te schuren of door de insecten op een harde ondergrond te drukken. Voedsel wordt gevangen tijdens de vlucht. Daar zie je goed hoe behendige vliegers deze vogels zijn. Bijeneters kunnen tot wel twaalf kilometer vanaf de kolonie vliegen voor voedsel.
Insecten als bijen, hommels en wespen vormen het hoofdvoedsel van bijeneters
Broeden
Tijdens de paarperiode probeert een mannetje een vrouwtje te versieren. Hij doet dit onder andere door haar insecten te brengen (bruidscadeau). Vanaf eind mei/begin juni worden er eieren gelegd. Er kunnen tussen de vier tot tien eieren gelegd worden, meestal zijn het er tussen de vijf tot acht. Bijeneters brengen één legsel per jaar groot. Er wordt in kolonieverband gebroed. Vanwege de diepe nestgang (meer dan een meter diep), zijn de nesten (meestal) veilig voor roofdieren. Zowel man als vrouw verzorgen de eieren en de jongen.
Er wordt vervolgens ongeveer drie weken gebroed. Na het uitkomen van de eieren gaan beide ouders aan de bak om de jongen van voedsel te voorzien. Omdat bijeneters afhankelijk van insecten zijn voor hun voedsel, hangt het broedsucces nauw samen met het weer. Wanneer er veel regen is, zijn er minder insecten te vangen. Natte zomers zijn daarmee funest voor het broedsucces.
Zowel man als vrouw bijeneter verzorgen de jongen na het uitkomen van de eieren
De jongen blijven zo’n maand in het nest. Daarna vliegen ze uit. Ze hoeven dan niet gelijk te vertrekken, maar worden nog enkele weken door de ouders bijgevoerd. In die tijd leren ze net zulke behendige vliegers te worden als hun ouders. Wanneer de najaarstrek begint, vliegt de kolonie naar hun overwinteringsgebied.
In 1964 werd het eerste broedpaar van bijeneters ontdekt in ons land. Vanaf toen was het broedsucces van de bijeneter wisselend, tot de jaren 2000. Vanaf toen werd het broeden structureler, met vanaf 2010 jaarlijks bevestigde broedparen. In 2015 werden de meeste broedparen (12) geregistreerd. Afgelopen jaar (2023) zijn er 8 broedparen geregistreerd.
Broedvogeltrend Bijeneter in Nederland (bron: SOVON)
Zoals gezegd breidt het broedgebied van de bijeneter zich verder noordelijk uit. In Nederland is deze trend ook zichtbaar. Waarnemingen van bijeneters komen vooral voor in het zuiden van ons land. Daarnaast worden ook veel individuen langs de kust waargenomen. Het is de komende jaren afwachten hoever de broedtrend zich doortrekt over de rest van Nederland.
Afbeelding: heatmap verspreiding bijeneter in Nederland 01-01-2020 – 01-01-2024 (bron: waarneming.nl)
Kijktip
Wanneer je graag een bijeneter wil zien, heb je zonnige dagen nodig met een zuidenwind. Je kunt ze soms ook zien jagen vanaf telefoondraden of (weide)paaltjes.
Luister de podcast!
Zoals je hebt kunnen lezen, is er een groot contrast tussen de opkomst van de bijeneter en de teloorgang van de zomertortel in Nederland. Het is een prachtige ervaring om deze vogels te zien. Of dat ons is gelukt, kun je beluisteren in aflevering vijf van seizoen vijf van Tjif en Tjaf. In deze podcast nemen de podcastmakers je mee op hun vogelexpedities door het hele land. We zijn erg benieuwd wat je van de blog en podcast vindt. Laat het ons vooral weten in een reactie!
Dassen leven een vrij verborgen leven. Het zijn nachtdieren, dus je zult ze niet snel tegenkomen tijdens een wandeling in het bos of door velden. Toch kun je wel allerlei soorten bewijs tegenkomen dat er ergens een dassenfamilie leeft: graafsporen, mestputjes en ingangen van burchten. In deze blog lees je alles over waar dassen leven, hoe dassen leven en hoe hun leefgebied eruit ziet.
Dassen hebben een kenmerkende zwart-witte tekening, een lange snuit en kleine oren
Dassen hebben specifieke leefgebieden nodig, waar ze aan hun voedsel kunnen komen en een geschikte burcht kunnen graven. Bosranden, houtwallen en brede heggen vormen een goede basis, maar hoogliggend terrein en hellingen zijn ook noodzakelijk. Die zijn nodig om in te kunnen graven, want dassen zijn echte gravers. Daarnaast zijn er graslanden en akkers in de buurt nodig om voedsel te zoeken. Maar ook in de meer open heideterreinen komen dassen voor. Verder moet het een rustig gebied zijn met voldoende dekking, want de das is gevoelig voor verstoring.
Voedsel van de das bestaat voornamelijk uit regenwormen, maar ook uit fruit, noten, eikels, slakken, knaagdieren, maïs, paddenstoelen en kevers. Dassen zijn echte alleseters. Uit hun mest kun je vaak goed zien wat er eerder op het menu heeft gestaan.
Natuurlijk is water ook een vereiste voor dit zoogdier, maar dit kan ook een probleem vormen bij de burcht. Wanneer het grondwater te hoog staat, wordt de burcht te vochtig. De grondwaterstand moet daarom minimaal anderhalve meter onder het maaiveld (niveau van het grondoppervlak) liggen, zodat de familie droge pootjes houdt.
In het voedselgebied van de das wordt hun kostje ’s avonds en ’s nachts bij elkaar gescharreld (bron: Saxifraga – Mark Zekhuis)
Deze zwart-witte landroofdieren leven in familieverband. Dassen behoren tot de familie van marterachtigen. Deze landroofdieren zijn territoriale dieren en elke familie heeft zijn eigen gebied. Het territorium wordt verdedigd tegenover andere dassen en ook afgebakend, bijvoorbeeld door mestputjes. Dit zijn gegraven putjes waar de das zijn behoefte achterlaat. Deze kun je tijdens wandelingen in het leefgebied van de das tegenkomen als wandelaar.
Mestputjes van dassen
Bron: Saxifraga – Mark Zekhuis
Het hangt van de grootte van de dassenfamilie af hoe groot hun territorium is. Ook onder andere het voedselaanbod in de omgeving speelt hierin mee. Het territorium bestaat uit een woongedeelte (de burcht) en voedselgebieden waar de dassen per dag enkele uren rondscharrelen om aan hun voedselbehoefte te kunnen voldoen. Een territorium kan 30 tot 150 hectare groot zijn.
Waar woont de das?
In de burchten wonen de dassenfamilies. Burchten zijn ondergronds en hebben meerdere ingangen. Meestal zijn dit er tussen de 3-10, maar soms ook wel 50 of 80. De ingang is een hol, waarna een gangenstelsel volgt. De gangenstelsels zijn met elkaar verbonden en kunnen wel honderden meters beslaan. Hoe langer een dassenfamilie in een burcht kan blijven wonen, hoe groter de burcht en het gangenstelsel mettertijd kan worden.
Met zorg wordt het woongedeelte en het kraamgedeelte voor de jongen bekleed met onder andere droog gras, mos, bladeren en ander organisch materiaal. Dit wordt in omgeving verzamelend en achteruit de burcht ingesleept. Burchten hebben ook luchtpijpen, welke in de winter soms van binnenuit dichtgemaakt worden met hetzelfde materiaal.
Dassenburchten vallen op in het landschap met duidelijke ingangen en graafsporen (Saxifraga – Rudmer Zwerver)
De dassen leven voornamelijk in hun hoofdburcht. Maar soms is het nodig dat er bijburcht gegraven wordt, bijvoorbeeld bij verstoring. De dieren hebben dan een extra uitwijkmogelijkheid. In gebieden waar veel voedsel te vinden is, wordt soms ook een extra burcht gemaakt. Dit wordt dan een foerageerburcht genoemd.
Burchten hebben niet alleen luchtpijpen, maar ook vluchtpijpen. Deze vluchtpijpen bevinden zich in de voedselgebieden van de das. Dit lijkt een simpele ingang, zoals de ingangen in holen en greppels. In deze vluchtpijpen kan de das zich verbergen wanneer er sprake is van gevaar. Ze worden ’s nachts ook wel gebruikt om even uit te rusten.
Vossen maken soms ook gebruik van dassenburchten, mits er voldoende ruimte in de burcht voor is. Ze gebruiken de gangenstelsels ook om hun eigen holen te graven. Dit gebeurt vooral in de winterperiode, als vossen op zoek zijn naar een veilige plek. In de voortplantingsperiode zullen de dassen geen indringers dulden.
Dassen worden in de schemering actief en slapen of rusten overdag. Dit doen ze in hun burcht. Rond zonsondergang verlaten ze de burcht en is het tijd om voedsel te gaan zoeken. Dassen houden geen winterslaap, maar houden wel een winterrust. Dit betekent dat ze in de winterperiode veel minder actief zijn en soms dagenlang slapen. In de herfst leggen dassen daarom een wintervoorraad aan.
Dassen zijn overdag in hun burcht, waar ze in familieverband leven. Rond zonsondergang verlaten ze de burcht, op zoek naar voedsel (Saxifraga – Mark Zekhuis)
Waar leven dassen in Nederland?
De das komt in Nederland voor op de hogere gronden in het midden, oosten en zuiden van Nederland. De andere delen van het land liggen te laag en zijn daarmee geen geschikt leefgebied voor dassen. Er is wel te zien dat de das zich uitbreidt richting het noorden. De meeste dassen zitten op de Veluwe, in het oosten van Brabant en in Zuid-Limburg.
Hoeveel dassen zijn er in Nederland?
Net als veel andere diersoorten heeft ook de das het zwaar gehad in Nederland. Er waren in 1900 12.000 dassen. In 1960 waren daar nog maar 1200 van over. Lange tijd werd de das vervolgd en kelderde de populatie enorm. Vanaf de jaren ’40 zijn dassen beschermd en mag er niet meer op ze gejaagd worden. Tegenwoordig groeit de populatie weer. Er zijn nu naar schatting tussen de 5000-6000 dassen in Nederland. Huidige vijanden van de das zijn vooral het verkeer en beschoeide kanalen, waar ze in verdrinken.
Op het dieptepunt waren er nog maar zo’n 1200 dassen in Nederland. Door bescherming is dit aantal weer gegroeid naar zo 5000 tot 6000 exemplaren
Waarom leven dassen bij het spoor?
De laatste jaren hoor je het vaker in het nieuws: ontregelde treinritten omdat er een dassenburcht in de buurt van het spoor is ontdekt. De gangenstelsels die dassen graven, kunnen een gevaar voor het spoor vormen. Wanneer er gangen instorten, kan het spoor wegzakken.
Omdat de omgeving rondom de sporen vaak rustige omgevingen zijn, op het treinverkeer na, zijn dassen daar graag. Daarbij komt dat sporen vaak op hellingen zijn aangelegd, waar dassen graag graven. En er is steeds meer versnipperde natuur, dus minder leefgebied voor dassen. Reden te meer voor de das om daarom rondom het spoor te gaan graven en wonen.
De das is een beschermde diersoort. Ze mogen daarom niet zomaar verplaatst worden. Er moet een ecologisch, specialistisch plan worden opgesteld, voor zowel de veiligheid van de das als het spoor. Helaas leidt het er vaak toe dat dassen verplaatst moeten worden, omdat ze blijven graven. Dit kan door middel van een kunstburcht plaatsen, die de das hopelijk gaat gebruiken. Of ze worden gevangen en ergens anders uitgezet.
De laatste jaren zijn er steeds vaker dassenburchten bij het spoor. Een zorgvuldige aanpak gericht op veiligheid en ecologie is dan gewenst
Iedereen kent ze wel: een kauw, zwarte en/of bonte kraai, ekster, gaai, wellicht zelfs een roek, de notenkraker of raaf. Het zijn de kraaiachtigen van Nederland. De familie kraaiachtigen (Corvidae) gaat echter verder dan onze Nederlandse bekenden, want in totaal bestaat de familie uit 128 soorten. Ze komen bijna overal op de wereld voor. Ze behoren tot de zangvogels, hoewel niet iedereen hun geroep als gezang zou kwalificeren.
Kraaien zijn intelligente wezens en daar is de raaf geen uitzondering op. Ze kunnen problemen (leren) oplossen, sommige soorten slagen voor de spiegelproef en ze communiceren met elkaar. In dit deel lichten we de raaf uit.
Wil je de hele serie ‘kraaiachtigen van Nederland’ lezen? Klik dan hier om te beginnen met deel I.
Bron omslagfoto: Saxifraga – Hans Dekker
Raven zijn zeer intelligente en sociale vogels (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
De raaf (Corvus corax)
De raaf is een vogel welke al sinds mensenheugenis voorkomt op de aarde. Er is door de eeuwen heen verschillend naar de raaf gekeken. Er werden hem eigenschappen toegedicht als moed en wijsheid, maar ook die te maken hadden met onheil en de dood. De raaf werd lange tijd door de mens gezien als dankbare hulp, maar vanaf de Middeleeuwen is dat veranderd. Deze imposante vogel is zeer intelligent en heeft sterke sociale banden met zijn soortgenoten.
Uiterlijk
Raven zijn grote vogels en de grootste zangvogels van Nederland. Ze hebben ongeveer het formaat van een buizerd. Raven worden tussen de 55-75 centimeter groot, met een spanwijdte van 120-130 centimeter. Het mannetje is wat zwaarder dan het vrouwtje. Ze wegen tussen een kilo en anderhalve kilo. De raaf is de grootste vogel van de familie kraaiachtigen. Er zijn elf ondersoorten. In Nederland kennen we de Europese raaf.
Opvallend aan de raaf is zijn grote, zware snavel. De snavel is deels bedekt met veren. Ook het glanzend zwarte verenkleed van de raaf valt op. In het zonlicht kleurt het zwart naar tinten groen, blauw en paars. De wigvormige staart zie je het best tijdens de vlucht.
Het verenkleed van raven lijkt zwart, maar heeft een paarsblauwe met groene gloed (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
Raaf versus zwarte kraai
De raaf en zwarte kraai lijken behoorlijk op elkaar, vooral als je ze niet bij elkaar in de buurt ziet. Raven zijn echter een stuk groter dan zwarte kraaien. Raven kunnen 55-75 centimeter met 120-130 spanwijdte meten, zwarte kraaien worden zo’n 45-55 centimeter groot en hebben een spanwijdte van 100 centimeter. Ook qua gewicht zie je dit terug: zwarte kraaien wegen tussen de 400-600 gram, raven rond de 1500 gram.
Ook de snavel is verschillend. De snavel van de zwarte kraai lijkt in vergelijking met die van de raaf puntiger. Daarnaast is de snavel van de zwarte kraai ook kleiner. Bij de raaf meet de snavel ongeveer dezelfde lengte als het hoofd. Snavels van zwarte kraaien zijn kleiner. Verder zijn de veren op de snavel nog kenmerkend voor de raaf. Op de keel van de raaf zitten verlengde veren, waardoor de hals van de raaf dikker lijkt dan die van de zwarte kraai.
Tot slot kun je raven en zwarte kraaien in vlucht goed onderscheiden. Bij zwarte kraaien zie je in vlucht een ronde staart. Raven hebben een wigvormige staart die breed uitwaaiert. Raven gebruiken net als roofvogels de thermiek in de lucht om te zweven. Zwarte kraaien doen dit niet.
Raven hebben verlengde keelveren, waardoor de hals dikker lijkt (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
Gedrag
De raaf is een sociale vogel. Raven zijn paartjes voor het leven en ook trouw aan hun broedplek. In de periode van december-juni zul je ze vooral samen zien. Dit is de periode waarin raven hun relatie versterken en aan de broedperiode beginnen. De baltsperiode kenmerkt zich door samen glij- en zweefvluchten uit te voeren en samen te foerageren. De andere maanden van het jaar zie je de raaf ook wel samen met andere soortgenoten.
Raven leven voornamelijk als koppel, maar buiten het broedseizoen om ook wel in groepen (Saxifraga – Mark Zekhuis)
De raaf is, net als vele kraaiachtigen, een zeer intelligente vogel. Hij kan problemen oplossen om bijvoorbeeld aan voedsel te komen. De raaf weet dan gereedschap te gebruiken, zoals stokjes of steentjes. Zo zijn er bijvoorbeeld onderzoeken gedaan waarbij raven en andere kraaiachtigen het waterpeil moeten laten stijgen om bij voedsel te komen. Ze doen dat door steentjes in de buis water te gooien, waardoor het waterpeil stijgt en het voedsel opgegeten kan worden. Stenen worden ook gebruikt om voedsel te kraken. Stokjes worden gebruikt om ergens iets leeg te schrapen. Daarnaast verstopt de raaf voedsel en kan van meerdere voedselplekken de locatie onthouden en terugvinden.
De intelligentie van een raaf kun je vergelijken met het verstand van een vierjarig kind. Raven zijn net zo intelligent als mensapen. Ze kunnen gezichten van mensen onthouden en hebben sociale relaties onderling. In verhouding tot hun lichaam, heeft de raaf het grootste vogelbrein. De raaf kan ook geluiden imiteren. Daarnaast zijn ze ook sociaal intelligent.
Raven herkennen soortgenoten, maar ook mensen (Saxifraga – Mark Zekhuis)
Wat staat er op het menu?
De raaf is net als zijn familieleden een echte alleseter. Zijn menu ziet er divers uit. De raaf eet insecten, zaden en vruchten, maar ook kleine zoogdieren, vogeleieren en jonge vogels worden verorberd. Daarnaast is de raaf een echte opruimer: kadavers zijn een belangrijke voedselbron. Dit kunnen kadavers zijn van dieren die in het wild zijn gestorven of van dieren die bijvoorbeeld zijn aangereden door de mens en in de natuur zijn gelegd voor roofdieren. Raven produceren braakballen (net zoals uilen), waar onverteerde prooiresten in zitten, zoals botjes en vacht.
Een project wat de natuur voorziet van kadavers is bijvoorbeeld Dood doet Leven van ARK. Niet alleen de raaf heeft hier baat bij, maar ook bijvoorbeeld de rode en zwarte wouw, gieren en de zeearend. Tot de Middeleeuwen ruimden raven rottende kadavers op, maar mensen werden bang voor besmettelijke ziektes, waardoor de kadavers steeds efficiënter werden opgeruimd. Echter zijn kadavers in de natuur van groot belang voor aaseters, zoals verschillende soorten roofvogels, maar ook voor zoogdieren (dassen bijvoorbeeld), insecten, andere vogelsoorten en de bodem. ARK Rewilding maakt zich sterk voor kadavers in de vrije natuur.
Dood doet Leven (Jeroen Helmer – ARK natuurontwikkeling)
Ook in het zoeken naar voedsel (kadavers) zie je de intelligentie van de raaf terug. In Yellowstone National Park is een interessante samenwerking onderzocht tussen de raaf en de wolf. Wanneer een raaf een kadaver vindt wat nog niet is aangetast, kan hij er moeilijk van eten. Daarvoor heeft hij de hulp nodig van de wolf. De wolf kan het kadaver openscheuren, waarna de raaf er ook van kan eten. Het blijkt dat wanneer de raaf een kadaver vindt, hij op zoek gaat naar een roedel wolven en deze naar het kadaver leidt. In Nederland is dit onderzoek ook gedaan op de Veluwe, waar raven en wolven voorkomen. Hier blijkt deze samenwerking (nog) niet. Wel is geconstateerd dat raven onderling communiceren over voedsel- en slaapplekken.
Broeden en opvoeden
Zoals al eerder benoemd, zijn raven monogame vogels. Ze vormen een paartje voor het leven en zijn ook trouw aan hun broedplek.Tijdens de baltsperiode in januari-februari versterken ze hun relatie. Dit doen ze door bijvoorbeeld samen glij- en zweefvluchten uit te voeren. Raven zijn erg goede vliegers en kunnen zich tijdens deze vluchten bijna helemaal draaien in de lucht.
Zowel man als vrouw bouwen aan het nest. Man zorgt voor de aanvoer van nestmateriaal, vrouw bouwt het nest. Nesten van raven bevinden zich op grote hoogtes, tot wel dertig meter hoog. Ze hebben een voorkeur voor hoge nestplaatsen in met name naaldbomen. Ook hoogspanningsmasten worden gebruikt om een nest te bouwen. Raven gebruiken ook wel oude haviknesten. Van nature zijn raven klif- en rotsbroeders. Dit zie je terug aan hun puntige nesten, gemaakt om niet van een steil klif te rollen.
Van nature broeden raven op steile klifwanden en zijn dus heel wat hoogte gewend (Saxifraga – Harry van Oosterhout)
Vanaf eind februari worden de eieren gelegd. Meestal worden er vier tot zes eieren gelegd, waarna er ongeveer drie weken wordt gebroed. Na het uitkomen van de eieren hebben de ouders het druk met het grootbrengen van hun kroost. Je hoort ze dan ook een stuk minder. De jongen blijven tussen de vier en zeven weken op het nest. Rovers als marters, kraaien en roofvogels worden fel van het nest geweerd. Na het uitvliegen blijven de jongen nog een tijdje in de buurt hangen. Na de zomer is het dan tijd om echt uit te vliegen.
Jonge raven leven met elkaar in groepen als zwervers. Deze pubers delen slaap- en voedselplekken met elkaar. In deze fase zijn de jonge dieren nog niet territoriaal en broeden ze ook nog niet. Ze ontmoeten hun partner in deze groepen. Na het vinden van een partner gaan de raven op zoek naar een eigen territorium. Dit rondzwerven voordat raven zich ergens samen vestigen, duurt zo’n drie jaar.
Raven hebben een hoge plek nodig om hun nest te kunnen maken, bijvoorbeeld in een hoge naaldboom (Saxifraga – Mark Zekhuis)
De raaf kun je in verschillende typen landschap tegenkomen in Nederland, die wel aaneen gelegen moeten zijn. Meestal vind je ze in de buurt van bos, heide en extensieve landbouwgronden. Raven vliegen ver voor voedsel, tot wel dertig kilometer. Ze houden zich ook op in menselijke omgeving, want waar mensen leven, is voedsel (afval) te vinden. De vogel staat op de Rode Lijst en is een standvogel in Nederland.
De raaf heeft het zwaar te lijden gehad onder de mens. Gelukkig krabbelt hij weer wat op (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
De raaf en de mens
Tot aan de Middeleeuwen was de raaf een algemene vogel. Als opruimer van kadavers werd hij gewaardeerd. Met de tijd werden de steden echter steeds schoner en veranderde de kijk op raven. Ook op het platteland gebeurde dit. Hij zou een plaag zijn voor vee en wild en zou ziektes verspreiden. De vervolging begon, wat ertoe leidde dat deze imposante vogel nog maar zeldzaam voorkwam in Nederland. In 1928 was er nog een broedgeval in Nijkerk en in 1944 broedde het laatste paartje van Nederland, in de Vijlenerbossen in Limburg.
Al snel werden er pogingen gedaan om de raaf te helpen in Nederland. In 1936 werden er voor het eerst raven uitgezet op de Veluwe. Die vogels zijn echter verdwenen. Pas later, tussen de jaren 1969-1981, werden er weer pogingen gedaan. Dit keer succesvol. Vanaf 1976 broedt de raaf weer in Nederland. Er komen de laatste jaren steeds meer broedvogels bij.
Raven hebben ongeveer de grootte van een buizerd en zijn daarmee beduidend groter dan de zwarte kraai (Saxifraga – Piet Munsterman)
Veelgestelde vragen
Waar komt de raaf voor in Nederland?
Op steeds meer plekken in Nederland kun je raven zien. De meeste kans maak je in de omgevingen van de Veluwe, de Oostvaardersplassen en de Utrechtse Heuvelrug. Let op hoge (naald)bomen en raven in vlucht.
Wat is het verschil tussen de raaf en de zwarte kraai?
Raven en kraaien lijken behoorlijk op elkaar, vooral als je ze niet naast elkaar kunt zien. Raven zijn echter groter, ze lijken een dikkere hals te hebben, ze hebben een grotere snavel die deels bedekt is met veren en tijdens de vlucht hebben ze een wigvormige staart, waar zwarte kraaien een meer ronde staart hebben. Ook het geluid is anders. Raven roepen hun kenmerkende kroa-kroa.
Hoe klinkt een raaf?
Raven hebben een groot repertoire aan geluiden. Het meest kenmerkende geluid is het kroa-kroa. Ze kunnen wel honderd verschillende geluiden maken en ook geluiden imiteren.
Schaduwrijke plekken in de tuin zijn soms lastig aan te planten. De zon schijnt er maar weinig, waardoor het er erg vochtig en koel is. Door de juiste beplanting te kiezen kun je de schaduwrijke plekken toch goed opvullen met beplanting. Als je kiest voor inheemse planten zorg je er ook nog eens voor dat de lokale biodiversiteit er wat aan heeft. In deze blog geven we je de beste tips voor inheemse schaduwplanten.
We trappen af met de bosanemoon. Bosanemoon is een vaste plant welke in het vroege voorjaar in sommige bossen in ons land hele oppervlaktes bedekt met witte bloemen. Dit is een perfecte bodembedekker om te gebruiken onder struiken en bomen. De plant wordt niet hoger dan 25 centimeter en voelt zich prima in de volle schaduw. Ook een plekje in de halfschaduw kan de plant nog wel verdragen. De bloei duurt soms tot in mei en het is een drachtplant voor wilde bijen en honingbijen. Je bestelt de bosanemoon hier (bol.com).
Bosanemoon bloeit in het voorjaar met prachtige witte bloemen
Daslook (Allium ursinum)
Ben je opzoek naar een andere vaste plant met witte bloemen voor in de schaduw, dan is daslook een goede optie. Daslook bloeit in de periode april en juni met witte bloemen en is dan ook rijkelijk bloeiend te vinden in de duinen en in Zuid-Limburg. Daslook staat het liefst op een vochtige plek in de schaduw of halfschaduw en wordt 20 tot 40 centimeter groot.
De witte bloemen van daslook vallen goed op en de bladeren kunnen gebruikt worden voor salades en soepen
Het is daarnaast een belangrijke drachtplant (een plant die voedsel levert in de vorm van nectar) voor wilde bijen, honingbijen en hommels. Het is daarnaast ook een eetbare plant voor onszelf, de bladeren kunnen gebruikt worden in salades en soepen en hebben een uiachtige smaak (behoort ook tot dezelfde familie als de ‘gebruikelijke’ ui). De plant kan ook een sterke uiachtige geur afgeven, waardoor deze soms wordt aangeplant om katten te weren uit de tuin. Deze schijnen niet van de sterke geur te houden. Daslook bestel je hier, bioloigsche gekweekt, bij Vivara. Met je aankoop steun je ook nog eens de groene parnters van Vivara, die onze inheemse natuur beschermen. Hieronder vallen onder andere Sovon, RAVON en De Zoogdiervereniging.
Gele dovenetel (Lamium galeobdolon)
Wil je meer gele bloemen in je tuin, houd dan een schaduwrijk plekje vrij voor de gele dovenetel. Deze inheemse plant doet het uitstekend in de schaduw en halfschaduw en bloeit van april tot juni met prachtige, gele bloemen. De plant is een fijne bodembedekker, omdat hij 20 tot 60 centimeter groot wordt én zich vermeerderd door wortelstokken.
Gele dovenetel is een drachtplant voor onder andere hommels en wilde bijen
Gele dovenetel is tevens een prima drachtplant voor diverse insecten, waaronder hommels en wilde bijen. Daarnaast is de plant eetbaar. Je kunt er thee van zetten en jonge blaadjes smaken voortreffelijk door een salade. Reserveer een plekje onder een grote boom of een aantal struiken voor deze multifunctionele inheemse plant.
Een van de mooiste inheemse planten van ons land is vingerhoedskruid. Deze twee- of meerjarige plant krijgt in de periode mei tot oktober een prachtige tros bloemen met kleuren die variëren van wit naar verschillende tinten paars, roze en rood. De bladeren van de rozetplant blijven laag bij de grond, maar de bloementros kan wel tot 1,50 meter hoog worden. Na de bloei vormt het vingerhoedskruid zaad en zaait zich gemakkelijk. Geef de plant dan ook de ruimte in je border of in je (natuur)tuin.
Vingerhoedskruid, één van de mooiste bloeiende planten van Nederland
Vingerhoedskruid staat het liefst op een plek in de schaduw of halfschaduw. De uitbundige bloemen zijn een belangrijke nectarplant voor hommels en bijen. Het is een uitstekende plant voor het fotograferen van hommels en bijen. Ze blijven vaak lang in de bloem zitten om al het nectar eruit te krijgen en zitten dan vaak helemaal onder het stuifmeel. Je bestelt vingerhoedskruid hier, bij bol.com.
Bosaardbei (Fragaria vesca)
Een plant die zeker niet in deze lijst mag ontbreken is bosaardbei. Bosaardbei is inheems, wintergroen, eetbaar én belangrijk voor biodiversiteit in je tuin. Met een hoogte van 5 tot 30 centimeter is het een perfecte bodembedekker voor schaduwrijke plekken, onder bomen en struiken.
Bosaardbei heeft naast de witte bloei ook een kenmerkende, kleine aarbei
De vele witte bloemen met gele kern zorgen voor een kleurrijk gezicht, vanaf mei tot soms wel in oktober! Gedurende het seizoen vormen zich ook de kleine, eetbare aardbeien aan de plant. De bladeren zijn daarnaast te gebruiken om thee te maken of in salades. Tot slot is het een drachtplant voor wilde bijen, honingbijen en hommels.
Een andere inheemse plant met prachtige bloemen is wilde akelei. Wilde akelei staat het liefst op een licht zonnige plek, maar op een plekje in de halfschaduw doet deze plant het ook goed. In de periode mei tot en met juli bloeit wilde akelei met knikkende bloemen in de kleuren, paars, wit, rood en blauw. De echte inheemse soort heeft donkerblauwe bloemen. De plant wordt zo’n 40 tot 60 centimeter groot.
Wilde akelei bloeit met prachtige, knikkende bloemen
Van oorsprong komt wilde akelei voor in Zuid-Limburg en in Oost-Gelderland. Maar doordat wilde akelei veelvuldig in tuinen wordt gebruikt, kun je de plant overal in Nederland in de natuur tegenkomen. Wilde akelei zaait zich gemakkelijk uit en gaat daardoor een beetje ‘zwerven’ door de tuin. Het is een belangrijke drachtplant voor honingbijen en voornamelijk hommels. Met name hommels met een lange tong zoeken graag naar nectar in de bloem. Je bestelt wilde akelei hier bij Vivara (biologisch gekweekt!).
Donkere ooievaarsbek (Geranium phaeum)
Donkere ooievaarsbek is een vaste plant die het heel goed doet op een plekje in de zon, maar ook in de halfschaduw doet de plant het goed. Wanneer donkere ooievaarsbek in de schaduw staat zal deze iets minder bloemen hebben ten opzichte van een donkere ooievaarsbek in de zon, maar alsnog zal het een mooie toevoeging zijn in de tuin. De bloemen zijn paars tot lilazwart en zijn van mei tot september aanwezig. De donkere ooievaarsbek wordt 45 tot 60 centimeter groot. In de herfst krijgen de bladeren een beetje een oranje (herfst)kleur.
Donkere ooievaarsbek doet het uitstekend op een zonnige plek, maar ook op een plekje in de halfschaduw weet de plant zich te handhaven (Saxifraga – Jelle van Dijk)
De donkere ooievaarsbek staat in Nederland te boek als ingeburgerd. Dit wil zeggen dat deze plant zich niet na de IJstijd spontaan heeft ontwikkeld (inheems), maar dat deze zich op eigen kracht (dus zonder hulp van de mens) in de periode daarna heeft weten te vestigen en wordt beschouwd tot de natuurlijke vegetatie van Nederland. De bestuiving van de plant wordt verzorgd door hommels, wilde bijen en honingbijen. Het is een waardplant voor het bruin blauwtje. Donkere ooievaarsbek is hier te bestellen bij bol.com.
Gewone smeerwortel (Symphytum officinale)
Een andere dankbare inheemse plant voor in de tuin is gewone smeerwortel. Smeerwortel vind je in de natuur vaak in bermen en op dijken in het gras. Ze vallen op door hun uitbundige bloei, die kan variëren van paars tot roze en wit. De bloeiperiode valt in de periode april tot augustus. Smeerwortel wordt 30 centimeter tot 100 centimeter hoog en kan het beste staan op een plekje in de halfschaduw of in de zon.
Smeerwortel bloeit rijkelijk in de periode april tot augustus en trekt veel insecten aan
De bloemen worden voornamelijk bestoven door hommels. Deze kunnen met hun lange tong goed bij de nectar komen. Andere insecten zoals bijen bestuiven de bloem van de smeerwortel ook wel. Ze hebben een minder lange tong, maar maken een gaatje in de bloem waardoor ze toch bij de nectar kunnen komen. De geboorde gaten zijn te herkennen aan het bruine randje wat ze vaak hebben. Smeerwortel is hier te bestellen via bol.com.
Dubbelloof (Blechnum spicant)
Voor de echte schaduwplekken in je tuin, waar nauwelijks zon komt, zijn varens uitermate geschikt. Dubbelloof is zo’n fraaie inheemse varensoort die goed in de tuin gebruikt kan worden. De bladeren van dubbelloof ontvouwen zich in het voorjaar en worden 20 tot 65 centimeter groot. Varens vermeerderen zichzelf door het verspreiden van sporen. Ze nemen dus vanzelf toe ieder jaar. Naast een plekje in de schaduw verdraagt dubbelloof ook een halfschaduw plek, zolang deze maar niet in direct zonlicht en op een vochthoudende bodem staat. Een plekje onder grote bomen of struiken is uitstekend voor deze prachtige varensoort.
Dubbelloofvaren is een perfecte inheemse schaduwplant voor in de tuin (Saxifraga – Ed Stikvoort)
Tot slot nog een varensoort, maar totaal anders dan dubbelloof. Tongvaren is een unieke varensoort en heeft een leerachtig blad en is niet ingesneden, waarmee deze niet lijkt op de doorsnee varens. Het blad doet ook wel wat denken aan een lange tong, waaraan het de naam te danken heeft.
Tongvaren heeft een leerachtig blad en het blad is niet ingesneden, waardoor deze anders lijkt dan de meeste varensoorten
Tongvaren staat graag op een plek in de schaduw of halfschaduw. De plant wordt 15 tot 50 centimeter groot. Kies een plek met goed doorlatende grond, zodat de wortels niet constant in het water staan. Ook een schaduwrijke plek op een stapelmuurtje is een uitstekende plek voor de tongvaren. Tongvaren is hier te bestellen, via bol.com.