Grondeleenden vervolg – eenden in Nederland – deel IV

Na in deel III van de blogserie ‘eenden in Nederland’ de eerste vijf broedende grondeleenden van ons land te hebben besproken, is het nu tijd om in deel IV de overige vier broedende grondeleenden te bespreken. Daarnaast worden de dwaalgasten besproken, welke zo nu en dan ons land bezoeken.

Grondeleenden vervolg

In deel III van de eenden in Nederland serie heb je kunnen lezen over de algemene kenmerken van grondeleenden. Daarnaast zijn de eerste vijf broedende grondeleenden in ons land besproken: de wilde eend, pijlstaart, wintertaling, krakeend en de smient. In dit deel bespreken we de laatste vier broedende grondeleenden: de slobeend, zomertaling, mandarijneend en de muskuseend. Daarnaast zijn er nog tal van dwaalgasten die ons land sporadisch bezoeken. Sommige die hier per ongeluk terecht zijn gekomen (door een storm bijvoorbeeld) en ontsnapte exemplaren uit privé-collecties. Hiervan proberen we een zo actueel mogelijk overzicht te geven.

Mandarijneenden komen van oorsprong voor in Azië, maar ontsnapte exemplaren uit vogelcollecties hebben zich weten te handhaven en komen verspreid voor in West-Europa
Mandarijneenden komen van oorsprong voor in Azië, maar ontsnapte exemplaren uit vogelcollecties hebben zich weten te handhaven en komen verspreid voor in West-Europa

Lees ook: waarom trekken vogels naar het zuiden?


Slobeend (Spatula clypeata)

De slobeend is een middelgrote eend die een lichaamslengte bereikt van 44 tot 52 centimeter, met een spanwijdte van 70 tot 85 centimeter. Het meeste opvallende aan de slobeend is de grote, spatelvormige snavel die zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben. Deze gebruiken ze om voedsel te vinden.

Mannetjes slobeenden hebben een groene kop, met een witte borst, kastanjebruine flanken en lichtblauw op de voorvleugels (wat eigenlijk alleen goed in vlucht is te zien). De vrouwtjes zijn soberder bruin gekleurd. Ze lijken op vrouwtje wilde eend, maar de groene vleugelspiegel heeft geen witte rand en de snavel is kenmerkend.

Slobeend man en vrouw in vlucht
Slobeend man en vrouw in vlucht

Leefwijze en voedsel

De slobeend leeft in zoet en brak water en aangrenzende kruidenrijke graslanden. Ze worden ook wel tot de secundaire weidevogels gerekend, net zoals de wilde eend, krakeend en bergeend.

Slobeenden zijn echte voedselspecialisten. Hun grote, spatelvormige snavel filteren ze voedsel uit het water. Dit bestaat uit fyto- en zoöplankton (plantaardig en dierlijk plankton), maar daarnaast ook uit ongewervelden dieren en plantendelen zoals knoppen en zaden.

Voortplanting en trekgedrag

Slobeenden broeden in kruidenrijke graslanden. Het liefst in de buurt van ondiep en voedselrijk water. Ze leggen 7 tot 12 eieren en hebben meestal één legsel. De broedtijd bedraagt rond de 23 dagen.

De meeste slobeenden blijven gedurende de wintermaanden in ons land. Sinds de jaren ’60 is het aantal slobeenden afgenomen. De slobeend staat sinds 2004 op de Nederlandse Rode Lijst.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Zomertaling (Spatula querquedula)

De zomertaling is een wat kleinere eendensoort die een lichaamslengte van 37 tot 41 centimeter bereikt en een spanwijdte van 58 tot 68 centimeter. Het zijn sierlijk gekleurde eenden, waarbij vooral het mannetje opvalt. Naast het uiterlijk is ook de kikkerachtige roep van het mannetje opmerkelijk.

Het opvallendste kenmerk in het verenkleed van het mannetje is de paarsbruine kop, met dikke witte oogstreep die doorloopt tot op de hals. Verder hebben ze een bruine borst, met zwart-witte schouderveren en lichtgrijze vleugels. Het vrouwtje is onopvallender bruin en lijkt veel op vrouw wintertaling. Ze zijn echter groter en de kop is meer getekend. Ook zijn in vlucht de lichtgrijze voorvleugels te zien.

Zomertaling
Mannetjes zomertalingen hebben een fraai verenkleed

Leefwijze en voedsel

Zomertalingen houden van moerasgebieden met veel water- en oevervegetatie. Ze komend daarnaast ook voor in wat meer open water met graslanden. Het menu is zowel dierlijk als plantaarding, in de winter wordt echter hoofdzakelijk plantaardig voedsel gegeten. Andere seizoenen worden ook insecten en ongewervelden gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Broeden doen zomertalingen het liefst op een plek in de oever, niet ver van de waterkant af. Zomertalingen leggen gemiddeld zo’n acht eieren, welke in 22 dagen worden uitgebroed.

De zomertaling trekt vanaf juli naar het overwinteringsgebied, hoofdzakelijk in de Sahel. In maart en april keren de zomertalingen weer terug in ons land. Het gaat niet goed met de zomertaling in Nederland. Sinds de jaren 60 is de populatie met 85% afgenomen.

Mandarijneend (Aix galericulata)

De mandarijneend is een van de kleurrijkste eenden die je in ons land kunt tegenkomen. Het is dan ook geen inheemse soort, maar een exoot die oorspronkelijk uit Azië komt. Doordat deze vogel geliefd is in vogelcollecties, hebben ontsnapte exemplaren zich weten te handhaven in onder andere Engeland, Schotland, België en Nederland. De soort vertoont echter geen invasieve kenmerken en is dan ook geen bedreiging voor inheemse soorten.

Het is een kleine eendensoorten welke een lichaamslengte bereikt van 41 tot 49 centimeter, met een spanwijdte van 65 tot 75 centimeter. De woerd heeft een rode snavel en een zeer kleurrijk verenkleed. Ze hebben een paarse kruin en borst, kastanjebruine bakkebaarden en een brede, witte wenkbrauwstreep welke doorloopt tot op de hals. Ze hebben daarnaast prachtige goudachtige zeilen, welke ze kunnen opzetten om een vrouwtje mee te verleiden. Het vrouwtje is grijsbruin gekleurd, met een witte wenkbrauwstreep, witte kin en gevlekte flanken.

Mandarijneend
Mannetjes mandarijneenden zijn een van de kleurrijkste verschijningen in de Nederlandse natuur

Leefwijze en voedsel

Mandarijneenden leven in bosrijke gebieden en parken met oude bomen bij wateren met een rijke oevervegetatie. In de zomer eten ze voornamelijk dierlijk voedsel, in de vorm van ongewervelden en kleine visjes. De rest van het seizoen eten ze voornamelijk plantaardig voedsel, zoals (boom)zaden en noten.

Voortplanting en trekgedrag

Mandarijneenden broeden in boomholtes of speciaal opgehangen nestkasten. Dit doen ze tot wel 10 meter hoogte. Tussen april en juni worden acht tot twaalf eieren gelegd, welke na ongeveer een maand uitkomen. De jongen verlaten het nest al na één dag, ze springen dan gewoon uit het nest in het water. Ze blijven hier nog zo’n 60 dagen in het water rond het nest hangen, totdat ze kunnen vliegen. In Nederland zijn jaarlijks een paar honderd paartjes mandarijneenden te vinden.

De mandarijneend is in Europa hoofdzakelijk een standvogel. In Azië vertonen ze wel trekgedrag. De ontstane populatie in Europa zou nog wel eens belangrijk kunnen worden voor de instandhouding van de soort wereldwijd. In Azië wordt de soort namelijk bedreigd en kent deze enkel in Japan een beschermde status.


Lees ook: arenden in Nederland


Muskuseend (Cairina moschata)

Tot slot nog de muskuseend, nog zo een soort die zijn oorsprong niet in Nederland vindt. Muskuseenden komen oorspronkelijk uit Midden- en Zuid-Amerika en was daar al gedomesticeerd voordat de Europeanen er kwamen. Spanjaarden hebben de gedomesticeerde muskuseend mee naar Europa genomen.

Het zijn grote eenden, met een lichaamslengte van 66-68 centimeter en een spanwijdte van 137-152 centimeter. De muskuseenden die in Nederland voorkomen lijken niet veel op de wilde muskuseend in Zuid-Amerika. Ze komen in Nederland voor in veel variaties. Meestal met een rode snavel en rode wratachtige knobbels op het gezicht. Het verenkleed is overwegend wit met zwart.

Muskuseend
Muskuseenden vinden hun oorsprong in Midden- en Zuid-Amerika

Grondeleend of halfgans?

De muskuseend wordt ingedeeld bij de grondeleenden, maar hierover bestaat geen consensus onder wetenschappers. Uit DNA onderzoek blijkt dat de muskuseend, maar ook de mandarijneend (alle Aix soorten), wellicht beter bij de halfganzen ingedeeld kunnen worden.

Leefwijze en voedsel

Muskuseenden leven in Nederland voornamelijk in parken en langs rivieren, vaak in de buurt van dorpen en steden. Het zijn echte alleseters. Van plantaardig voedsel zoals zaden, grassen en waterplanten, tot aan dierlijk voedsel in de vorm van ongewervelden, vissen en amfibieën zoals kikkers en padden.

Voortplanting en trekgedrag

De muskuseend broedt hoofdzakelijk in boomholtes, maar ook op de grond beschut tussen de vegetatie. Een legsel bestaat uit 8 tot 15 eieren, welk na zo’n 35 broeden uitkomen. De jongen kunnen na ongeveer 70 dagen vliegen.

In Nederland is de muskuseend een standvogel. Er zijn jaarlijks zo’n 100 broedparen te vinden. De aantallen blijven redelijk stabiel, waaruit geconcludeerd kan worden dat deze exoot geen invasieve kenmerken vertoont.

Dwaalgasten

Dit waren de negen broedende grondeleenden in Nederland. Naast deze broedende grondeleenden zijn er ook nog zo nu en dan enkele dwaalgasten te vinden. Verder zijn er ook nog ontsnapte exemplaren uit vogelcollecties in de natuur te vinden. Het is vaak niet eenduidig te zeggen of een vogel hier op eigen kracht is gekomen, of dat deze uit een prive-collectie is ontsnapt. Hier bespreken we de soorten waarvan het realistisch is dat ze op eigen kracht ons land bereikt kunnen hebben.

We starten met de Marmereend (Marmaronetta angustirostris). Vaak gaat het om ontsnapte exemplaren, maar gezien het verspreidingsgebied (broedt o.a. in Zuid-Europa) kan het niet uitgesloten worden dat sommige individuen hier op eigen kracht komen. Het zijn lichtbruin gekleurde eenden, met witte vlekken over het lijf en een donkere vlek op de zijkant van het hoofd.

Amerikaanse toeristen

Daarnaast krijgen we regelmatig bezoek uit Amerika. De Amerikaanse smient (Mareca penelope) wordt bijna jaarlijks in Nederland aangetroffen. Het mannetje heeft ten opzichte van de gewone smient een donkergroene baan rondom het oog, die doorloopt tot op het achterhoofd. Er zijn echter ook veel hybrides te vinden, dus het is niet altijd eenduidig te zeggen dat het om een Amerikaanse smient gaat.

Amerikaanse wintertaling
Het mannetje Amerikaanse wintertaling heeft een verticale witte streep in het verenkleed

Verder zien we ook zo nu en dan de Amerikaanse wintertaling (Anas carolinesis) in ons land. Ze zijn te onderscheiden van ‘onze’ wintertaling door het ontbreken van de horizontale witte flankstreep en het juist aanwezig zijn van de verticale witte streep op de zijborst. Jaarlijks worden er één of enkele individuen gezien in Nederland. Dit betreft altijd mannetjes, vrouwtjes zijn nauwelijks van de gewone wintertaling te onderscheiden.

De blauwvleugeltaling (Spatula discors) is ook een eend die van oorsprong in Amerika voorkomt. Ze worden hier af en toe gezien, maar het gaat hier meestal om ontsnapte exemplaren. Toch wordt er in sommige gevallen aangenomen dat het om wilde exemplaren gaat.

Blauwvleugeltaling
Blauwvleugeltalingen zijn prachtige eenden uit Amerika, die hier af en toe gezien worden

Bezoek uit het oosten

Tot slot nog de bronskopeend (Mareca falcata). Deze komt van oorsprong voor in Siberië, China en Japan. Als ze in Nederland gezien worden, gaat het vaak om ontsnapte exemplaren, maar er wordt ook aangenomen dat de soort op eigen kracht ons land kan bereiken. Het mannetje heeft een opvallende kastanjerode kop, waaraan het de naam te danken heeft.

Verder lezen

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!