De teloorgang van de zomertortel en de opkomst van de bijeneter

Bijeneter vs. zomertortel

Een samenwerking tussen de Natuur van hier en de podcast Tjif en Tjaf

In een tweedelige blogserie gaat de Natuur van hier op pad met de crew van de podcast Tjif en Tjaf in het gevarieerde Limburgse landschap. In het tweede deel van de blogserie gaan we op zoek naar de zomertortel en bijeneter.

Deze soorten vertellen ons meer over hoe de natuur in Nederland de laatste decennia is veranderd. Waar het met de ene soort bijzonder slecht gaat door een veranderend landschap, wint de ander juist terrein in Nederland vanwege klimaatverandering. Of we ze gevonden hebben en welke soorten we nog meer hebben gezien en gehoord, hoor je in aflevering 5 van seizoen 5 van de podcast Tjif en Tjaf.

Bronnen omslagfoto: zomertortel (Saxifraga – Mark Zekhuis), bijeneter (Saxifraga – Joerg Mager)

Inhoudsopgave

Zomertortel (Streptopelia turtur)

Bron foto: Tijmen Photography

Uiterlijke kenmerken

De zomertortel is de kleinste duivensoort van Nederland. Qua maat zit hij net onder de Turkse tortel. Zomertortels hebben een blauwgrijze kop, die bij vrouwtjes wat bruiner is. De borst is zachtroze. Om de oranje ogen zit een rode rand van huid. Ook de poten zijn rood. In de nek vallen de zwart-witte streepjes op. Juveniele dieren hebben deze strepen nog niet en zijn daardoor goed te onderscheiden van de volwassen vogels. De vleugels hebben overlappende dekveren en deze zijn prachtig roestbruin getekend met zwarte vlekken, wat een schubachtig patroon geeft. De staart is ruitvormig en vooral bij het (op)vliegen zie je de witte rand aan het einde van de staart.

Je moet wat geluk hebben om een zomertortel te zien. Niet alleen omdat ze in aantallen schrikbarend hard achteruit gaan, maar ook omdat het rustige, schuwe vogels zijn. Waarschijnlijk zul je een zomertortel eerder horen dan zien. Ze hebben een erg kenmerkend geluid, wat je het beste kunt omschrijven als een dromerig, diep koerend, bijna spinnend, geluid turrrr turrrr turrrr.

Geluid zomertortel (bron: Xeno-canto – SonoNatura)
Streptopelia turtur 5, Zomertortel, Saxifraga-Peter Meininger
De zomertortel heeft een kenmerkend verenkleed en is daardoor gemakkelijk te onderscheiden van de andere in Nederland voorkomende duivensoorten (foto: Saxifraga-Peter Meininger)

Leefwijze

Zomertortels zijn schuwe vogels. Ze laten zich niet gauw zien. Hieronder lees je alles over het leefgebied van de zomertortel, wat ze eten en hoe hun broedgedrag eruit ziet.


Lees ook: waar leven dassen?


Leefgebied van de zomertortel

Deze mooie duivensoort is de enige duivensoort in ons land die in het najaar wegtrekt om elders te overwinteren. Ze trekken vanaf de westkust van Europa naar tropisch Afrika. Deze reis is ontzettend gevaarlijk. De winter wordt in tropische temperaturen doorgebracht, waarna de vogels vanaf midden april weer terugkeren naar onder andere Nederland.

Zomertortels geven de voorkeur aan kleinschalig, extensief beheerd landbouwgebied, wat vooral niet te efficiënt in elkaar moet zitten. Op die manier kunnen ze rondscharrelen op akkers en in kruidenrijke weilanden, op zoek naar granen en zaden. Ze zitten graag op bijvoorbeeld stroomdraden in de buurt van akkers. Open bossen en bosranden, dichte struwelen en houtwallen worden gebruikt om in te broeden.

Streptopelia turtur 6, Zomertortel, Saxifraga-Mark Zekhuis (1)
Zomertortels zijn vaak te vinden in de buurt van graanakkers (bron: Saxifraga-Mark Zekhuis)

Voedsel

Het menu van zomertortels is niet heel ingewikkeld: hoofdzakelijk granen en (onkruid)zaden. Tijdens het scharrelen wordt er ook wel eens een insect, slak of blad van kruidachtige planten meegepikt. Jongen die net uit het ei zijn, krijgen de eerste dagen een soort melk uit de krop van de ouders. De krop is een holte in de keel van volwassen zomertortels (en andere duiven), waar voedsel wordt opgeslagen. De soort melk die de jongen eerst krijgen, wordt afgescheiden door een slijmvlies in de krop. Om bij deze voeding te kunnen komen, steekt het jong zijn kopje in de snavel van de ouder.

Broeden

Er wordt gebroed in bossen, bosranden, bosschages, houtwallen en struwelen. De zomertortel legt meestal twee eieren per legsel. Ze kunnen meerdere, tot wel drie, legsels per jaar hebben. Echter zijn het in de praktijk vaak maar één of twee legsels, vanwege het gebrek aan voedsel.

Zomertortels zijn monogame vogels. Tijdens de baltsperiode klimt het mannetje hoog in de lucht, waarna hij met een zweefvlucht weer naar beneden komt. In deze periode hoor je de roep het meest. Het nest maken ze met met dunne twijgjes en wordt bekleed met stukjes plant. De eieren zijn wit en worden door beide ouders uitgebroed. Toen de zomertortel nog talrijk was, verzamelden zich na de broedperiode groepjes van soms wel tientallen vogels op voedselrijke plekken, klaar voor de trek.

Zomertortel3
Zomertortels zijn monogaam, paartjes blijven het hele leven bij elkaar

Populatie zomertortel in Nederland

Het gaat heel erg slecht met de zomertortel. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Dit heeft meerdere oorzaken. Het aantal broedparen in Nederland wordt geschat op 600 tot 900. Voor 1980 lagen de schattingen tussen 35.000-50.000 broedparen. In het westen van Europa is sinds 1970 meer dan 85% (!) van de populatie afgenomen.

In Nederland verdwijnt er steeds meer leefgebied door intensivering en pesticidengebruik van de landbouw. Er wordt steeds efficiënter en op grotere schaal gewerkt, met meer machines en andere opslagmanieren, waardoor er minder gemorst graan is om van te eten. Ook wordt er veel ‘onkruid’ bestreden door spuiten met gif (zoals glyfosaat). Resultaat: kale, vergiftigde vlaktes zonder foerageermogelijkheden. Niet alleen zomertortels hebben hier last van.

Broedvogeltrend Zomertortel (SOVON)
Broedvogeltrend zomertortel in Nederland (bron: SOVON)

Zomertortel in Europa

Zoals gezegd, heeft de afname meerdere oorzaken. Op Europees niveau is er de jacht op de trekroute. Op Malta en Cyprus wordt bijvoorbeeld ontzettend veel gejaagd op de zomertortel. Er wordt geschat dat er jaarlijks meer dan 1,4 tot 2,2 miljoen zomertortels worden geschoten bij de illegale jacht (bron: Vogelbescherming).

Maar ook op de overwinteringsplekken in Afrika heeft deze mooie duif het zwaar. Vanwege droogte verandert het landschap. Er zijn soms helemaal geen drinkplaatsen meer beschikbaar. Ook wordt er veel bosgebied, waar de zomertortel leeft, gekapt voor houtproductie.

Help de zomertortel

We kunnen – en moeten – de zomertortel in Nederland en Europa helpen. Zo is er een andere inrichting van het landbouwgebied nodig. Meer struweel en hagen en een kleinschaliger gebruik van landbouwgrond, zodat er meer stroken en gebieden ontstaan voor voedsel. Ook zou het pesticidengebruik teruggebracht moeten worden. Er is ook een internationale aanpak nodig, die de jacht overal verbiedt en erop toeziet dat deze regels nageleefd worden.

Woon je zelf in een omgeving waar zomertortels voorkomen? Dan kun je zelf de handen uit de mouwen steken om de zomertortel te helpen! Er zijn in binnen- en buitenland verschillende projecten opgezet waar voedselvelden worden aangelegd. Dit zijn kleine, kale akkers waar de zomertortels kunnen foerageren, op zoek naar zaden. Bijvoeren met granen en speciaal tortelduivenvoer lijkt ook te helpen (bron: Vogelbescherming).

Zomertortel 01-01-2020 - 01-01-2024

De zomertortel komt voor op plekken waar bosgebieden zich afwisselen met akkers. Hier vinden ze zowel broed- als foerageergebied.

Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw zijn de aantallen drastisch afgenomen, door onder andere veranderend landschap. Hierdoor is de kans op een waarneming flink afgenomen.

Afbeelding: heatmap verspreiding zomertortel in Nederland 01-01-2020 – 01-01-2024 (bron: waarneming.nl)

Kijktip

Een zomertortel zul je niet gauw zien. Er zijn niet veel zomertortels meer en ze zijn erg schuw. Je zult er eerder eentje horen dan zien. Als je wel het geluk hebt, let dan op de bruine vleugels en de zwarte-witte streepjes in de nek. Vaak zitten ze op de topjes van onder andere berkenbomen.

Zomertortel

Bijeneter (Merops apiaster)

Paspoort

Naam: Bijeneter

Wetenschappelijke naam: Merops apiaster

Lichaamslengte: 25-29 centimeter

Spanwijdte: 36-40 centimeter

Uiterlijk: fel gekleurd. Mix van blauw, geel, oranje en bruin.

Voedsel: vliegende insecten zoals bijen, hommels, wespen en libellen.

Bijeneter

Uiterlijke kenmerken

De bijeneter heeft een felgekleurd verenkleed. De buik- en staartveren zijn blauw, evenals een deel van de vleugels. Bovenin zijn de vleugels oranje. De bijeneter heeft een gele rug en keel. De kop is kastanjebruin, wat doorloopt tot in de nek. Opvallend is ook de brede, zwarte oogstreep. De zwarte snavel is puntig en licht omlaag gebogen. Man en vrouw lijken sterk op elkaar.

Bijeneter
Het verenkleed van de bijeneter is een kleurrijke mix van geel, blauw en bruin (bron foto: Tijmen Photography)

Vanwege de verlengde middelste staartveren en korte poten, lijken ze qua bouw op zwaluwen. Net als zwaluwen zijn bijeneters behendige vliegers, die prooien al vliegend in de lucht kunnen grijpen. Bijeneters maken, zowel in vlucht als zittend, een gevarieerd rollend en fluitend geluid.

Geluid bijeneter (bron: Xeno-canto.org – Frederic Lionel)
Bijeneter
In vlucht zijn de vergelende middelste staartveren goed te zien (bron foto: TIjmen Photography)

Leefwijze van de bijeneter

Sinds halverwege de 20e eeuw broeden er bijeneters in Nederland. In welk soort leefgebied leven ze hier, wat eten ze en hoe ziet het broedgedrag eruit? Dit bespreken we hieronder.


Lees ook: uilen in Nederland deel III


Leefgebied

De bijeneter komt van nature vooral in zuidelijk Europa voor, vanwege de hogere temperaturen. Echter breidt de bijeneter zijn leefgebied sinds enkele decennia uit. Dit heeft te maken met klimaatverandering. Noordelijkere landen, zoals Nederland, worden steeds warmer en daarmee uitnodigender voor bijeneters. Daarnaast verdwijnt het leefgebied waar ze van oorsprong voorkomen steeds meer. Er is bijvoorbeeld vanwege droogte in het zuiden van Europa minder voedselaanbod.

Bijeneters hebben steilwanden bij water (rivieren, beken, plassen) nodig. Ze graven een nesttunnel in deze wanden van meer dan een meter lang. Afgravingen of zandhopen zijn ook geliefde broedplekken. De nabijheid van water is een vereiste. Het landschap rondom de steilwanden kan verschillen, van weilanden en kruidenrijke akkerranden tot bosranden.

Steilwanden zijn voor de bijeneter essentieel, daar worden de nestgangen ingegraven en de jongen grootgebracht
Steilwanden zijn voor de bijeneter essentieel, daar worden de nestgangen in gegraven en de jongen grootgebracht

Hoewel oeverzwaluwen ook steilwanden nodig hebben om te kunnen broeden en zij ook nestgangen graven, zie je bijeneters en oeverzwaluwen vaak niet op dezelfde plek. Oeverzwaluwen hebben een grovere bodemstructuur nodig, waar bijeneters een fijnere structuur prefereren. In Nederland gaat dit niet altijd op en zul je soms wel beide soorten in dezelfde steilwand kunnen zien.

In ons land is de bijeneter geen standvogel. Tijdens de vogeltrek verdwijnt hij weer, om het jaar erop vanaf mei weer terug te keren. Bijeneters trekken overdag en in grote groepen. Ze vliegen hoog in de lucht. Er wordt niet door alle bijeneters naar dezelfde plekken getrokken. Populaties uit het zuiden en westen van Europa trekken naar West-Afrika, populaties uit het oosten van Europa trekken naar zuidelijk Afrika.

Voedsel

De naam verklapt natuurlijk al een groot deel van het menu van deze exotische vogel. Toch vormen bijen niet overal de hoofdmoot van het voedsel. In Nederland worden er vooral wespen en hommels gegeten en in mindere mate bijen (Werkgroep Bijeneters). Verder staan er ook andere insecten op het menu, zoals libellen, vlinders en kevers. Bijeneters zijn gedeeltelijk immuun voor de steken van bijen. De angels van deze insecten verwijderen ze door langs takken te schuren of door de insecten op een harde ondergrond te drukken. Voedsel wordt gevangen tijdens de vlucht. Daar zie je goed hoe behendige vliegers deze vogels zijn. Bijeneters kunnen tot wel twaalf kilometer vanaf de kolonie vliegen voor voedsel.

Insecten als bijen, hommels en wespen vormen het hoofdvoedsel van bijeneters
Insecten als bijen, hommels en wespen vormen het hoofdvoedsel van bijeneters

Broeden

Tijdens de paarperiode probeert een mannetje een vrouwtje te versieren. Hij doet dit onder andere door haar insecten te brengen (bruidscadeau). Vanaf eind mei/begin juni worden er eieren gelegd. Er kunnen tussen de vier tot tien eieren gelegd worden, meestal zijn het er tussen de vijf tot acht. Bijeneters brengen één legsel per jaar groot. Er wordt in kolonieverband gebroed. Vanwege de diepe nestgang (meer dan een meter diep), zijn de nesten (meestal) veilig voor roofdieren. Zowel man als vrouw verzorgen de eieren en de jongen.

Er wordt vervolgens ongeveer drie weken gebroed. Na het uitkomen van de eieren gaan beide ouders aan de bak om de jongen van voedsel te voorzien. Omdat bijeneters afhankelijk van insecten zijn voor hun voedsel, hangt het broedsucces nauw samen met het weer. Wanneer er veel regen is, zijn er minder insecten te vangen. Natte zomers zijn daarmee funest voor het broedsucces.

Zowel man als vrouw bijeneter verzorgen de jongen na het uitkomen van de eieren
Zowel man als vrouw bijeneter verzorgen de jongen na het uitkomen van de eieren

De jongen blijven zo’n maand in het nest. Daarna vliegen ze uit. Ze hoeven dan niet gelijk te vertrekken, maar worden nog enkele weken door de ouders bijgevoerd. In die tijd leren ze net zulke behendige vliegers te worden als hun ouders. Wanneer de najaarstrek begint, vliegt de kolonie naar hun overwinteringsgebied.


Lees ook: de beste inheemse schaduwplanten


Populatie bijeneters in Nederland

In 1964 werd het eerste broedpaar van bijeneters ontdekt in ons land. Vanaf toen was het broedsucces van de bijeneter wisselend, tot de jaren 2000. Vanaf toen werd het broeden structureler, met vanaf 2010 jaarlijks bevestigde broedparen. In 2015 werden de meeste broedparen (12) geregistreerd. Afgelopen jaar (2023) zijn er 8 broedparen geregistreerd.

Broedvogeltrend Bijeneter (SOVON)
Broedvogeltrend Bijeneter in Nederland (bron: SOVON)
Bijeneter 01-01-2020 - 01-01-2024

Zoals gezegd breidt het broedgebied van de bijeneter zich verder noordelijk uit. In Nederland is deze trend ook zichtbaar. Waarnemingen van bijeneters komen vooral voor in het zuiden van ons land. Daarnaast worden ook veel individuen langs de kust waargenomen. Het is de komende jaren afwachten hoever de broedtrend zich doortrekt over de rest van Nederland.

Afbeelding: heatmap verspreiding bijeneter in Nederland 01-01-2020 – 01-01-2024 (bron: waarneming.nl)

Kijktip

Wanneer je graag een bijeneter wil zien, heb je zonnige dagen nodig met een zuidenwind. Je kunt ze soms ook zien jagen vanaf telefoondraden of (weide)paaltjes.

Bijeneter 3

Luister de podcast!

Zoals je hebt kunnen lezen, is er een groot contrast tussen de opkomst van de bijeneter en de teloorgang van de zomertortel in Nederland. Het is een prachtige ervaring om deze vogels te zien. Of dat ons is gelukt, kun je beluisteren in aflevering vijf van seizoen vijf van Tjif en Tjaf. In deze podcast nemen de podcastmakers je mee op hun vogelexpedities door het hele land. We zijn erg benieuwd wat je van de blog en podcast vindt. Laat het ons vooral weten in een reactie!

Daarnaast kun je zowel de podcast Tjif en Tjaf als de Natuur van hier volgen op Instagram. Enkele foto’s gebruikt in deze blogserie zijn gemaakt door Tijmen Photography.

Waar leven dassen?

Dassen leven een vrij verborgen leven. Het zijn nachtdieren, dus je zult ze niet snel tegenkomen tijdens een wandeling in het bos of door velden. Toch kun je wel allerlei soorten bewijs tegenkomen dat er ergens een dassenfamilie leeft: graafsporen, mestputjes en ingangen van burchten. In deze blog lees je alles over waar dassen leven, hoe dassen leven en hoe hun leefgebied eruit ziet.

Dassen hebben een kenmerkende zwart-witte tekening, een lange snuit en kleine oren
Dassen hebben een kenmerkende zwart-witte tekening, een lange snuit en kleine oren

Inhoudsopgave

Waar leeft de das?

Dassen hebben specifieke leefgebieden nodig, waar ze aan hun voedsel kunnen komen en een geschikte burcht kunnen graven. Bosranden, houtwallen en brede heggen vormen een goede basis, maar hoogliggend terrein en hellingen zijn ook noodzakelijk. Die zijn nodig om in te kunnen graven, want dassen zijn echte gravers. Daarnaast zijn er graslanden en akkers in de buurt nodig om voedsel te zoeken. Maar ook in de meer open heideterreinen komen dassen voor. Verder moet het een rustig gebied zijn met voldoende dekking, want de das is gevoelig voor verstoring.

Voedsel van de das bestaat voornamelijk uit regenwormen, maar ook uit fruit, noten, eikels, slakken, knaagdieren, maïs, paddenstoelen en kevers. Dassen zijn echte alleseters. Uit hun mest kun je vaak goed zien wat er eerder op het menu heeft gestaan.

Natuurlijk is water ook een vereiste voor dit zoogdier, maar dit kan ook een probleem vormen bij de burcht. Wanneer het grondwater te hoog staat, wordt de burcht te vochtig. De grondwaterstand moet daarom minimaal anderhalve meter onder het maaiveld (niveau van het grondoppervlak) liggen, zodat de familie droge pootjes houdt.

In het voedselgebied van de das wordt hun kostje 's avonds en 's nachts bij elkaar gescharreld (bron: Saxifraga - Mark Zekhuis)
In het voedselgebied van de das wordt hun kostje ’s avonds en ’s nachts bij elkaar gescharreld (bron: Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: de vijf mooiste bossen van Nederland


Hoe leeft de das?

Deze zwart-witte landroofdieren leven in familieverband. Dassen behoren tot de familie van marterachtigen. Deze landroofdieren zijn territoriale dieren en elke familie heeft zijn eigen gebied. Het territorium wordt verdedigd tegenover andere dassen en ook afgebakend, bijvoorbeeld door mestputjes. Dit zijn gegraven putjes waar de das zijn behoefte achterlaat. Deze kun je tijdens wandelingen in het leefgebied van de das tegenkomen als wandelaar.

Bron: Saxifraga – Mark Zekhuis

Het hangt van de grootte van de dassenfamilie af hoe groot hun territorium is. Ook onder andere het voedselaanbod in de omgeving speelt hierin mee. Het territorium bestaat uit een woongedeelte (de burcht) en voedselgebieden waar de dassen per dag enkele uren rondscharrelen om aan hun voedselbehoefte te kunnen voldoen. Een territorium kan 30 tot 150 hectare groot zijn.

Waar woont de das?

In de burchten wonen de dassenfamilies. Burchten zijn ondergronds en hebben meerdere ingangen. Meestal zijn dit er tussen de 3-10, maar soms ook wel 50 of 80. De ingang is een hol, waarna een gangenstelsel volgt. De gangenstelsels zijn met elkaar verbonden en kunnen wel honderden meters beslaan. Hoe langer een dassenfamilie in een burcht kan blijven wonen, hoe groter de burcht en het gangenstelsel mettertijd kan worden.

Met zorg wordt het woongedeelte en het kraamgedeelte voor de jongen bekleed met onder andere droog gras, mos, bladeren en ander organisch materiaal. Dit wordt in omgeving verzamelend en achteruit de burcht ingesleept. Burchten hebben ook luchtpijpen, welke in de winter soms van binnenuit dichtgemaakt worden met hetzelfde materiaal.

Dassenburchten vallen op in het landschap met duidelijke ingangen en graafsporen (Saxifraga - Rudmer Zwerver)
Dassenburchten vallen op in het landschap met duidelijke ingangen en graafsporen (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

De dassen leven voornamelijk in hun hoofdburcht. Maar soms is het nodig dat er bijburcht gegraven wordt, bijvoorbeeld bij verstoring. De dieren hebben dan een extra uitwijkmogelijkheid. In gebieden waar veel voedsel te vinden is, wordt soms ook een extra burcht gemaakt. Dit wordt dan een foerageerburcht genoemd.

Burchten hebben niet alleen luchtpijpen, maar ook vluchtpijpen. Deze vluchtpijpen bevinden zich in de voedselgebieden van de das. Dit lijkt een simpele ingang, zoals de ingangen in holen en greppels. In deze vluchtpijpen kan de das zich verbergen wanneer er sprake is van gevaar. Ze worden ’s nachts ook wel gebruikt om even uit te rusten.

Vossen maken soms ook gebruik van dassenburchten, mits er voldoende ruimte in de burcht voor is. Ze gebruiken de gangenstelsels ook om hun eigen holen te graven. Dit gebeurt vooral in de winterperiode, als vossen op zoek zijn naar een veilige plek. In de voortplantingsperiode zullen de dassen geen indringers dulden.


Lees ook: de raaf – kraaiachtigen van Nederland


Waar slapen dassen?

Dassen worden in de schemering actief en slapen of rusten overdag. Dit doen ze in hun burcht. Rond zonsondergang verlaten ze de burcht en is het tijd om voedsel te gaan zoeken. Dassen houden geen winterslaap, maar houden wel een winterrust. Dit betekent dat ze in de winterperiode veel minder actief zijn en soms dagenlang slapen. In de herfst leggen dassen daarom een wintervoorraad aan.

Dassen zijn overdag in hun burcht, waar ze in familieverband leven. Rond zonsondergang verlaten ze de burcht, op zoek naar voedsel (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Dassen zijn overdag in hun burcht, waar ze in familieverband leven. Rond zonsondergang verlaten ze de burcht, op zoek naar voedsel (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Waar leven dassen in Nederland?

De das komt in Nederland voor op de hogere gronden in het midden, oosten en zuiden van Nederland. De andere delen van het land liggen te laag en zijn daarmee geen geschikt leefgebied voor dassen. Er is wel te zien dat de das zich uitbreidt richting het noorden. De meeste dassen zitten op de Veluwe, in het oosten van Brabant en in Zuid-Limburg.

Hoeveel dassen zijn er in Nederland?

Net als veel andere diersoorten heeft ook de das het zwaar gehad in Nederland. Er waren in 1900 12.000 dassen. In 1960 waren daar nog maar 1200 van over. Lange tijd werd de das vervolgd en kelderde de populatie enorm. Vanaf de jaren ’40 zijn dassen beschermd en mag er niet meer op ze gejaagd worden. Tegenwoordig groeit de populatie weer. Er zijn nu naar schatting tussen de 5000-6000 dassen in Nederland. Huidige vijanden van de das zijn vooral het verkeer en beschoeide kanalen, waar ze in verdrinken.

Dassen hebben graslanden nodig om voedsel te zoeken
Op het dieptepunt waren er nog maar zo’n 1200 dassen in Nederland. Door bescherming is dit aantal weer gegroeid naar zo 5000 tot 6000 exemplaren

Waarom leven dassen bij het spoor?

De laatste jaren hoor je het vaker in het nieuws: ontregelde treinritten omdat er een dassenburcht in de buurt van het spoor is ontdekt. De gangenstelsels die dassen graven, kunnen een gevaar voor het spoor vormen. Wanneer er gangen instorten, kan het spoor wegzakken.

Omdat de omgeving rondom de sporen vaak rustige omgevingen zijn, op het treinverkeer na, zijn dassen daar graag. Daarbij komt dat sporen vaak op hellingen zijn aangelegd, waar dassen graag graven. En er is steeds meer versnipperde natuur, dus minder leefgebied voor dassen. Reden te meer voor de das om daarom rondom het spoor te gaan graven en wonen.

De das is een beschermde diersoort. Ze mogen daarom niet zomaar verplaatst worden. Er moet een ecologisch, specialistisch plan worden opgesteld, voor zowel de veiligheid van de das als het spoor. Helaas leidt het er vaak toe dat dassen verplaatst moeten worden, omdat ze blijven graven. Dit kan door middel van een kunstburcht plaatsen, die de das hopelijk gaat gebruiken. Of ze worden gevangen en ergens anders uitgezet.

De laatste jaren zijn er steeds vaker dassenburchten bij het spoor. Een zorgvuldige aanpak gericht op veiligheid en ecologie is dan gewenst

Raaf – Kraaiachtigen van Nederland – deel VI

Iedereen kent ze wel: een kauw, zwarte en/of bonte kraai, ekster, gaai, wellicht zelfs een roek, de notenkraker of raaf. Het zijn de kraaiachtigen van Nederland. De familie kraaiachtigen (Corvidae) gaat echter verder dan onze Nederlandse bekenden, want in totaal bestaat de familie uit 128 soorten. Ze komen bijna overal op de wereld voor. Ze behoren tot de zangvogels, hoewel niet iedereen hun geroep als gezang zou kwalificeren.

Kraaien zijn intelligente wezens en daar is de raaf geen uitzondering op. Ze kunnen problemen (leren) oplossen, sommige soorten slagen voor de spiegelproef en ze communiceren met elkaar. In dit deel lichten we de raaf uit.

Wil je de hele serie ‘kraaiachtigen van Nederland’ lezen? Klik dan hier om te beginnen met deel I.

Bron omslagfoto: Saxifraga – Hans Dekker

Raven zijn zeer intelligente en sociale vogels (Saxifraga - Luc Hoogenstein)
Raven zijn zeer intelligente en sociale vogels (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

De raaf (Corvus corax)

De raaf is een vogel welke al sinds mensenheugenis voorkomt op de aarde. Er is door de eeuwen heen verschillend naar de raaf gekeken. Er werden hem eigenschappen toegedicht als moed en wijsheid, maar ook die te maken hadden met onheil en de dood. De raaf werd lange tijd door de mens gezien als dankbare hulp, maar vanaf de Middeleeuwen is dat veranderd. Deze imposante vogel is zeer intelligent en heeft sterke sociale banden met zijn soortgenoten.

Uiterlijk

Raven zijn grote vogels en de grootste zangvogels van Nederland. Ze hebben ongeveer het formaat van een buizerd. Raven worden tussen de 55-75 centimeter groot, met een spanwijdte van 120-130 centimeter. Het mannetje is wat zwaarder dan het vrouwtje. Ze wegen tussen een kilo en anderhalve kilo. De raaf is de grootste vogel van de familie kraaiachtigen. Er zijn elf ondersoorten. In Nederland kennen we de Europese raaf.

Opvallend aan de raaf is zijn grote, zware snavel. De snavel is deels bedekt met veren. Ook het glanzend zwarte verenkleed van de raaf valt op. In het zonlicht kleurt het zwart naar tinten groen, blauw en paars. De wigvormige staart zie je het best tijdens de vlucht.

Het verenkleed van raven lijkt zwart, maar heeft een paarsblauwe met groene gloed (Saxifraga - Luc Hoogenstein)
Het verenkleed van raven lijkt zwart, maar heeft een paarsblauwe met groene gloed (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

Raaf versus zwarte kraai

De raaf en zwarte kraai lijken behoorlijk op elkaar, vooral als je ze niet bij elkaar in de buurt ziet. Raven zijn echter een stuk groter dan zwarte kraaien. Raven kunnen 55-75 centimeter met 120-130 spanwijdte meten, zwarte kraaien worden zo’n 45-55 centimeter groot en hebben een spanwijdte van 100 centimeter. Ook qua gewicht zie je dit terug: zwarte kraaien wegen tussen de 400-600 gram, raven rond de 1500 gram.

Ook de snavel is verschillend. De snavel van de zwarte kraai lijkt in vergelijking met die van de raaf puntiger. Daarnaast is de snavel van de zwarte kraai ook kleiner. Bij de raaf meet de snavel ongeveer dezelfde lengte als het hoofd. Snavels van zwarte kraaien zijn kleiner. Verder zijn de veren op de snavel nog kenmerkend voor de raaf. Op de keel van de raaf zitten verlengde veren, waardoor de hals van de raaf dikker lijkt dan die van de zwarte kraai.

Tot slot kun je raven en zwarte kraaien in vlucht goed onderscheiden. Bij zwarte kraaien zie je in vlucht een ronde staart. Raven hebben een wigvormige staart die breed uitwaaiert. Raven gebruiken net als roofvogels de thermiek in de lucht om te zweven. Zwarte kraaien doen dit niet.

Raven hebben verlengde keelveren, waardoor de hals dikker lijkt (Saxifraga - Luc Hoogenstein)
Raven hebben verlengde keelveren, waardoor de hals dikker lijkt (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

Gedrag

De raaf is een sociale vogel. Raven zijn paartjes voor het leven en ook trouw aan hun broedplek. In de periode van december-juni zul je ze vooral samen zien. Dit is de periode waarin raven hun relatie versterken en aan de broedperiode beginnen. De baltsperiode kenmerkt zich door samen glij- en zweefvluchten uit te voeren en samen te foerageren. De andere maanden van het jaar zie je de raaf ook wel samen met andere soortgenoten.

Raven leven voornamelijk als koppel, maar buiten het broedseizoen om ook wel in groepen (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Raven leven voornamelijk als koppel, maar buiten het broedseizoen om ook wel in groepen (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: arenden in Nederland


Intelligentie

De raaf is, net als vele kraaiachtigen, een zeer intelligente vogel. Hij kan problemen oplossen om bijvoorbeeld aan voedsel te komen. De raaf weet dan gereedschap te gebruiken, zoals stokjes of steentjes. Zo zijn er bijvoorbeeld onderzoeken gedaan waarbij raven en andere kraaiachtigen het waterpeil moeten laten stijgen om bij voedsel te komen. Ze doen dat door steentjes in de buis water te gooien, waardoor het waterpeil stijgt en het voedsel opgegeten kan worden. Stenen worden ook gebruikt om voedsel te kraken. Stokjes worden gebruikt om ergens iets leeg te schrapen. Daarnaast verstopt de raaf voedsel en kan van meerdere voedselplekken de locatie onthouden en terugvinden.

De intelligentie van een raaf kun je vergelijken met het verstand van een vierjarig kind. Raven zijn net zo intelligent als mensapen. Ze kunnen gezichten van mensen onthouden en hebben sociale relaties onderling. In verhouding tot hun lichaam, heeft de raaf het grootste vogelbrein. De raaf kan ook geluiden imiteren. Daarnaast zijn ze ook sociaal intelligent.

Raven herkennen soortgenoten, maar ook mensen (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Raven herkennen soortgenoten, maar ook mensen (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Wat staat er op het menu?

De raaf is net als zijn familieleden een echte alleseter. Zijn menu ziet er divers uit. De raaf eet insecten, zaden en vruchten, maar ook kleine zoogdieren, vogeleieren en jonge vogels worden verorberd. Daarnaast is de raaf een echte opruimer: kadavers zijn een belangrijke voedselbron. Dit kunnen kadavers zijn van dieren die in het wild zijn gestorven of van dieren die bijvoorbeeld zijn aangereden door de mens en in de natuur zijn gelegd voor roofdieren. Raven produceren braakballen (net zoals uilen), waar onverteerde prooiresten in zitten, zoals botjes en vacht.

Een project wat de natuur voorziet van kadavers is bijvoorbeeld Dood doet Leven van ARK. Niet alleen de raaf heeft hier baat bij, maar ook bijvoorbeeld de rode en zwarte wouw, gieren en de zeearend. Tot de Middeleeuwen ruimden raven rottende kadavers op, maar mensen werden bang voor besmettelijke ziektes, waardoor de kadavers steeds efficiënter werden opgeruimd. Echter zijn kadavers in de natuur van groot belang voor aaseters, zoals verschillende soorten roofvogels, maar ook voor zoogdieren (dassen bijvoorbeeld), insecten, andere vogelsoorten en de bodem. ARK Rewilding maakt zich sterk voor kadavers in de vrije natuur.

Dood doet Leven (Jeroen Helmer - ARK natuurontwikkeling)
Dood doet Leven (Jeroen Helmer – ARK natuurontwikkeling)

Ook in het zoeken naar voedsel (kadavers) zie je de intelligentie van de raaf terug. In Yellowstone National Park is een interessante samenwerking onderzocht tussen de raaf en de wolf. Wanneer een raaf een kadaver vindt wat nog niet is aangetast, kan hij er moeilijk van eten. Daarvoor heeft hij de hulp nodig van de wolf. De wolf kan het kadaver openscheuren, waarna de raaf er ook van kan eten. Het blijkt dat wanneer de raaf een kadaver vindt, hij op zoek gaat naar een roedel wolven en deze naar het kadaver leidt. In Nederland is dit onderzoek ook gedaan op de Veluwe, waar raven en wolven voorkomen. Hier blijkt deze samenwerking (nog) niet. Wel is geconstateerd dat raven onderling communiceren over voedsel- en slaapplekken.

Broeden en opvoeden

Zoals al eerder benoemd, zijn raven monogame vogels. Ze vormen een paartje voor het leven en zijn ook trouw aan hun broedplek.Tijdens de baltsperiode in januari-februari versterken ze hun relatie. Dit doen ze door bijvoorbeeld samen glij- en zweefvluchten uit te voeren. Raven zijn erg goede vliegers en kunnen zich tijdens deze vluchten bijna helemaal draaien in de lucht.

Zowel man als vrouw bouwen aan het nest. Man zorgt voor de aanvoer van nestmateriaal, vrouw bouwt het nest. Nesten van raven bevinden zich op grote hoogtes, tot wel dertig meter hoog. Ze hebben een voorkeur voor hoge nestplaatsen in met name naaldbomen. Ook hoogspanningsmasten worden gebruikt om een nest te bouwen. Raven gebruiken ook wel oude haviknesten. Van nature zijn raven klif- en rotsbroeders. Dit zie je terug aan hun puntige nesten, gemaakt om niet van een steil klif te rollen.

Van nature broeden raven op steile klifwanden en zijn dus heel wat hoogte gewend (Saxifraga - Harry van Oosterhout)
Van nature broeden raven op steile klifwanden en zijn dus heel wat hoogte gewend (Saxifraga – Harry van Oosterhout)

Vanaf eind februari worden de eieren gelegd. Meestal worden er vier tot zes eieren gelegd, waarna er ongeveer drie weken wordt gebroed. Na het uitkomen van de eieren hebben de ouders het druk met het grootbrengen van hun kroost. Je hoort ze dan ook een stuk minder. De jongen blijven tussen de vier en zeven weken op het nest. Rovers als marters, kraaien en roofvogels worden fel van het nest geweerd. Na het uitvliegen blijven de jongen nog een tijdje in de buurt hangen. Na de zomer is het dan tijd om echt uit te vliegen.

Jonge raven leven met elkaar in groepen als zwervers. Deze pubers delen slaap- en voedselplekken met elkaar. In deze fase zijn de jonge dieren nog niet territoriaal en broeden ze ook nog niet. Ze ontmoeten hun partner in deze groepen. Na het vinden van een partner gaan de raven op zoek naar een eigen territorium. Dit rondzwerven voordat raven zich ergens samen vestigen, duurt zo’n drie jaar.

Raven hebben een hoge plek nodig om hun nest te kunnen maken, bijvoorbeeld in een hoge naaldboom (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Raven hebben een hoge plek nodig om hun nest te kunnen maken, bijvoorbeeld in een hoge naaldboom (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: vinken in Nederland


Voorkomen in Nederland

De raaf kun je in verschillende typen landschap tegenkomen in Nederland, die wel aaneen gelegen moeten zijn. Meestal vind je ze in de buurt van bos, heide en extensieve landbouwgronden. Raven vliegen ver voor voedsel, tot wel dertig kilometer. Ze houden zich ook op in menselijke omgeving, want waar mensen leven, is voedsel (afval) te vinden. De vogel staat op de Rode Lijst en is een standvogel in Nederland.

De raaf heeft het zwaar te lijden gehad onder de mens. Gelukkig krabbelt hij weer wat op (Saxifraga - Luc Hoogenstein)
De raaf heeft het zwaar te lijden gehad onder de mens. Gelukkig krabbelt hij weer wat op (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

De raaf en de mens

Tot aan de Middeleeuwen was de raaf een algemene vogel. Als opruimer van kadavers werd hij gewaardeerd. Met de tijd werden de steden echter steeds schoner en veranderde de kijk op raven. Ook op het platteland gebeurde dit. Hij zou een plaag zijn voor vee en wild en zou ziektes verspreiden. De vervolging begon, wat ertoe leidde dat deze imposante vogel nog maar zeldzaam voorkwam in Nederland. In 1928 was er nog een broedgeval in Nijkerk en in 1944 broedde het laatste paartje van Nederland, in de Vijlenerbossen in Limburg.

Al snel werden er pogingen gedaan om de raaf te helpen in Nederland. In 1936 werden er voor het eerst raven uitgezet op de Veluwe. Die vogels zijn echter verdwenen. Pas later, tussen de jaren 1969-1981, werden er weer pogingen gedaan. Dit keer succesvol. Vanaf 1976 broedt de raaf weer in Nederland. Er komen de laatste jaren steeds meer broedvogels bij.

Raven hebben ongeveer de grootte van een buizerd en zijn daarmee beduidend groter dan de zwarte kraai (Saxifraga - Piet Munsterman)
Raven hebben ongeveer de grootte van een buizerd en zijn daarmee beduidend groter dan de zwarte kraai (Saxifraga – Piet Munsterman)

Veelgestelde vragen

Waar komt de raaf voor in Nederland?

Op steeds meer plekken in Nederland kun je raven zien. De meeste kans maak je in de omgevingen van de Veluwe, de Oostvaardersplassen en de Utrechtse Heuvelrug. Let op hoge (naald)bomen en raven in vlucht.

Wat is het verschil tussen de raaf en de zwarte kraai?

Raven en kraaien lijken behoorlijk op elkaar, vooral als je ze niet naast elkaar kunt zien. Raven zijn echter groter, ze lijken een dikkere hals te hebben, ze hebben een grotere snavel die deels bedekt is met veren en tijdens de vlucht hebben ze een wigvormige staart, waar zwarte kraaien een meer ronde staart hebben. Ook het geluid is anders. Raven roepen hun kenmerkende kroa-kroa.

Hoe klinkt een raaf?

Raven hebben een groot repertoire aan geluiden. Het meest kenmerkende geluid is het kroa-kroa. Ze kunnen wel honderd verschillende geluiden maken en ook geluiden imiteren.


Lees ook: marters in Nederland


Gele vlinders herkennen

Gele vlinders vallen vanwege hun kleur goed op. In Nederland zijn er eigenlijk maar twee soorten die echt geel zijn: de citroenvlinder en de koninginnenpage. Deze twee vlinders lijken niets op elkaar, dus het herkennen van gele vlinders in Nederland is niet moeilijk. In deze blog worden beide vlindersoorten besproken.

Vlinders hebben zo allemaal hun eigen waardplanten, maar ze hebben allemaal nectar nodig van verschillende planten. Een kruidenrijk grasland kan bijvoorbeeld ideaal zijn
Vlinders hebben zo ieder hun eigen waardplanten, maar ze hebben allemaal nectar nodig. Een kruidenrijk grasland kan bijvoorbeeld ideaal zijn

Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni)

Deze vlinder valt op door de felgele kleur. Het mannetje is feller van kleur dan het vrouwtje. Het vrouwtje is eerder groenachtig in vergelijk met het felgele van het mannetje. Daarom wordt het vrouwtje vaak verward met witte vlinders. Bij het mannetje is de onderkant van de vleugels ook groenig. De vleugels zijn geaderd en zijn daarmee een goede camouflage. De aderen in de vleugels lijken op de nerven van bladeren en de bladuiteindes. De voor- en achtervleugels lopen in een punt en op elke vleugel komt een oranje stip voor. Citroenvlinders worden ongeveer 3 centimeter groot en hebben een spanwijdte tot 5,5 centimeter. Ze komen algemeen voor in Nederland.

De vleugelpunten en oranje stippen op de vleugels van de citroenvlinder zijn hier duidelijk te zijn (Saxifraga/Vlinderstichting - A.H. Baas)
De vleugelpunten en oranje stippen op de vleugels van de citroenvlinder zijn hier duidelijk te zien (Saxifraga/Vlinderstichting – A.H. Baas)

Van ei tot vlinder

De citroenvlinder is een van de langst levende vlindersoorten in ons land. De vliegtijd is van eind juni tot in oktober. Daarna gaat de vlinder overwinteren. De baltsvlucht van citroenvlinders kun je goed herkennen. Eerst zit het mannetje achter het vrouwtje aan, daarna vliegen ze allebei een stukje naar achteren. Je kunt ze zien vliegen in de tuin en in bos, maar ook op ruigere stukken grond, zo lang er maar nectaraanbod is.

Vervolgens moet het vrouwtje op zoek naar nectar. De eitjes moeten nog rijpen en dat kost veel energie. Nectar halen citroenvlinders graag uit onder andere paardenbloem, grote kattenstaart, koninginnekruid, sleutelbloem en wilg. Na het rijpen zet het vrouwtje de eitjes af op de onderkant van de bladeren van de waardplant, in hun geval wegedoorn of sporkehout. Citroenvlinders zijn echte zwervers en zetten de eitjes over een groot gebied af. Vanaf half april komen de eitjes uit.

De rups van de citroenvlinder is felgroen, zodat hij niet goed opvalt. Na zo'n 3-5 weken verpopt deze rups zich al (Saxifraga/Vlinderstichting - Henk Bosma)
De rups van de citroenvlinder is felgroen, zodat hij niet goed opvalt. Na zo’n 3-5 weken verpopt deze rups zich al (Saxifraga/Vlinderstichting – Henk Bosma)

De rupsen zijn felgroen van kleur, met kleine zwarte stippeltjes en een witte lengtestreep. Op deze manier zijn ze goed gecamoufleerd tegen de groene bladeren van hun waardplanten. De rupsen worden ongeveer vier centimeter groot. Na drie tot vier weken is het tijd voor de rups om te verpoppen naar vlinder. Dit doen ze zowel op de waardplant als op andere planten. Vanaf juni vliegt er dan een nieuwe generatie citroenvlinders rond.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Overwinteren

Nadat de citroenvlinders de zomer al fladderend hebben doorgebracht, zoeken ze in het najaar een beschutte plek om te overwinteren. Dit kan bijvoorbeeld in klimop of hulst zijn, maar ook wel in een dichte graspol of ander struikgewas. Laat deze planten daarom zo lang mogelijk met rust, zodat de citroenvlinder ongestoord kan overwinteren en in het voorjaar kan ontwaken.

Citroenvlinders overwinteren in dicht struikgewas
Citroenvlinders overwinteren in dicht struikgewas

Op zonnige winterdagen kan het zijn dat de citroenvlinder even uit de rust komt en een andere overwinteringsplek zoekt. Vervolgens gaat de vlinder door met zijn winterslaap. Het overwinteren gebeurt als imago, dus als volwassen vlinder. Na de overwintering breekt de paartijd aan.

Koninginnenpage (Papilio machaon)

De koninginnenpage is misschien wel de opvallendste vlinder van ons land. Met een spanwijdte van 5 tot 8 centimeter is het de grootste dagvlinder in Nederland. De vleugels zijn geel en hebben een geel-zwarte tekening. Boven de staart zit er blauw in en aan beide binnenkanten van de ondervleugels is een oranje stip zichtbaar. Wanneer de vlinder in vlucht is, lijken deze stippen op ogen. En dat schrikt roofdieren (hopelijk) af. Verder zijn de lange, smalle staartpunten opvallend bij de koninginnenpage. Deze punten worden ook wel staartslippen of vleugelstaarten genoemd. Ook deze dienen om roofdieren om de tuin te leiden, want de vleugelstaarten lijken op antennes van de vlinder.

De  kleuren, tekening en afschrikkende 'ogen' op de vleugels zijn opvallend aan de konginnenpage
De kleuren, tekening en afschrikkende ‘ogen’ op de vleugels zijn opvallend aan de konginnenpage

Van ei tot vlinder

Deze grote vlinder leeft in meestal twee generaties per jaar. Dit is wel sterk afhankelijk van de temperatuur. In koudere omgevingen is er eerder een enkele generatie en in warmere oorden kunnen er zelf drie generaties per jaar zijn. Vanaf april (soms maart) tot en met oktober kun je deze vlinders zien vliegen. Mannetjes voeren baltsvluchten uit vanaf een hoger punt, zoals een heuveltop of een boomkruin. Wanneer ze een vrouwtje hebben gevonden, verdwijnt het paartje in de vegetatie. Kort daarna zet het vrouwtje de eitjes af. Het zoeken naar een partner rondom toppen wordt hill-topping genoemd.

De eitjes worden afzonderlijk van elkaar afgezet. Dit in tegenstelling tot veel andere vlinders, waar de eitjes in groepjes worden afgezet. De waardplanten behoren tot de schermbloemigen. Eerste generaties zetten af op peen, tweede generaties op bijvoorbeeld peen, wortel, peterselie of dille. Vanaf half mei komen de eitjes uit.

Hoe ouder de rups is, hoe meer hij bovenin de plant klimt om van te eten. Er wordt begonnen met het blad waar het eitje op stond, later eet de rups ook de bloemknoppen
Hoe ouder de rups is, hoe meer hij bovenin de plant klimt om van te eten. Er wordt begonnen met het blad waar het eitje op stond, later eet de rups ook de bloemknoppen

In het begin vallen de rupsen amper op. Ze worden ook wel vergeleken met een vogelpoepje: ze zijn zwart met een witte vlek in het midden. Rupsen worden graag gegeten door vogels, maar door deze camouflage is de rups zijn leven wat zekerder. Daarnaast heeft hij nog een ander afschrikmiddel: het osmetium. Dit is een vorkachtig orgaan wat de rups uit het lichaam kan drukken. Dit orgaan is een klier wat een penetrante geur verspreidt.

Na het vervellen krijgt de rups van de koninginnenpage zijn kenmerkende en opvallende uiterlijk: een heldergroen lichaam met zwarte dwarsbanden en oranje vlekken. Het verpoppen gebeurt op de waardplanten. De tweede generatie rupsen zijn er vanaf half augustus.

De rups van de koninginnenpage is opvallend en goed te herkennen
De rups van de koninginnenpage is opvallend en goed te herkennen

Lees ook: vijf onmisbare kruiden voor in de tuin of in pot


Nadat de rups de verpopping heeft overleefd, ligt de focus op nectar verzamelen. Koninginnenpages hebben hiervoor schermbloemigen nodig, maar ook klavers en distels zijn geliefd. Wat habitat betreft kun je deze vlinder tegenkomen in bloemrijke graslanden en weides, moerassen, moestuinen (vanwege peen en wortel en dergelijke) en open, glooiende landschappen. De tweede generatie vlinders vliegt vanaf begin juli rond, tot half september.

De koninginnenpage op rode klaver, een van de planten waar nectar uit gehaald wordt
De koninginnenpage op rode klaver, een van de planten waar nectar uit gehaald wordt

Overwinteren

Wanneer de zomer op het eind loopt en de temperaturen dalen, hebben de rupsen van de tweede generatie zich volgegeten. Ze overwinteren als pop in de kruidlaag. Dit kan de waardplant zijn of een plant in de buurt daarvan.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Paddentrek

Paddentrek, ook wel amfibieëntrek, is een jaarlijks terugkerend verschijnsel. Wanneer de voorbode van de lente zich aandient, met onder andere hogere minimum temperaturen, ontwaken amfibieën uit hun winterslaap en beginnen te trekken. Padden, kikkers en salamanders doen dit allemaal op hun eigen manier, maar de trek van elke soort lijkt wel op elkaar. In deze blog bespreken we dit fenomeen en hoe dit eruit ziet bij de verschillende amfibiesoorten.

Paddentrek is een jaarlijks terugkerend natuurverschijnsel waarbij amfibiesoorten onder bepaalde weersomstandigheden beginnen aan de trek van hun overwinteringsplaats naar hun voortplantingswater.

De paddentrek herbergt vele gevaren voor de overstekende dieren (Saxifraga - Rudmer Zwerver)
De paddentrek herbergt vele gevaren voor de overstekende dieren (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

Paddentrek, amfibieëntrek: wat is het?

Zoals de inleiding al vertelt, is de paddentrek dan wel amfibieëntrek een jaarlijks terugkerend natuurverschijnsel. Na een koude winterperiode breekt de lente voorzichtig aan met zachtere temperaturen (vanaf zo’n 6-8 graden), regen, weinig wind en een hoge luchtvochtigheid. Deze omstandigheden zijn nodig voor de koudbloedige dieren met hun gevoelige huid om aan de trek te beginnen.

Het moment waarop de dieren beginnen te trekken, kan dus op verschillende momenten beginnen. Bij warme winters, wat we helaas de laatste jaren steeds meer zien, begint de paddentrek soms zelfs al in januari. Wanneer de winters strenger zijn, kan het zelfs tot in maart duren tot de amfibieën ontwaken. De paddentrek begint na zonsondergang en kan tijdelijk even stilvallen wanneer de weersomstandigheden minder goed zijn.

Bovenstaande tekenen zijn voor kikkers, padden en salamanders het moment om te ontwaken en hun voortplantingswater op te gaan zoeken. Niet alle soorten amfibieën trekken. Hieronder worden de soorten benoemd die je wel tegen kunt komen tijdens de paddentrek en hoe hun trek eruit ziet.

Nadat de eerste tekenen van de lente zich aandienen, ontwaken padden, kikkers en salamanders uit hun winterslaap
Nadat de eerste tekenen van de lente zich aandienen, ontwaken padden, kikkers en salamanders uit hun winterslaap

Padden

Om de term ‘paddentrek’ eer aan te doen, beginnen we met de padden. Niet alle padden trekken, maar de gewone pad en de rugstreeppad wel. Ze hebben de winter doorgebracht op een vorstvrije plek, tussen boomstroken, houtstapels, in het bos of ergens in een holletje. Met de paddentrek is het tijd om naar het voortplantingswater te gaan.

De mannetjes gaan het eerst op pad en wachten de vrouwtjes op. De vrouwtjes hebben al een gezwollen buik met eitjes. Een mannetje klemt zich vast aan een vrouwtje (amplexus) en zo gaan ze samen naar het voortplantingswater.

Padden in amplexushouding, met om hen heen strengen vol eitjes (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Padden in amplexushouding, met om hen heen strengen vol eitjes (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: poel aanleggen in de tuin


Kikkers

De trek van de kikkers lijkt erg op die van de padden. Ook niet alle soorten kikkers trekken. De groene kikker leeft vrijwel altijd in en rondom het water en zul je minder snel tot niet tegenkomen tijdens de paddentrek. De bruine kikker, boomkikker en heikikker trekken daarentegen wel. De boomkikker is de soort die als laatste begint te trekken.

De boomkikker is van de trekkende kikkersoorten de laatste die aan de trek begint
De boomkikker is van de trekkende kikkersoorten de laatste die aan de trek begint

Salamanders

De amfibieëntrek van salamanders is erg vergelijkbaar met die van padden en kikkers. Een groot verschil is dat salamanders pas aan paarvorming doen wanneer ze bij het voortplantingswater aan zijn gekomen. Een ander verschil is nog dat de salamanders als eerste aan de trek beginnen, soms zelfs al in januari. Daardoor worden ze vaak gemist met overzetacties, omdat ze de trek dan al gehad hebben. De kleine watersalamander, kamsalamander en Alpenwatersalamander zijn de salamandersoorten die trekken.

De kamsalamander is een van de salamandersoorten die trekt. Een partner zoekt hij in het voortplantingswater, en niet onderweg zoals padden en kikkers. Op de foto een mannelijke kamsalamander, duidelijk te herkennen aan de kammen op rug en staart (Saxifraga - Kees Marijnissen)
De kamsalamander is een van de salamandersoorten die trekt. Een partner zoekt hij in het voortplantingswater, en niet onderweg zoals padden en kikkers. Op de foto een mannelijke kamsalamander, duidelijk te herkennen aan de kammen op rug en staart (Saxifraga – Kees Marijnissen)

Lees ook: het verschil tussen kikkers en padden


Leefgebieden van amfibieën en andere vormen van trekken

De leefgebieden van amfibieën of andere diersoorten worden ook wel biotopen genoemd. De biotopen van amfibieën kennen een jaarronde cyclus. Ze maken gebruik van verschillende biotopen door het jaar heen. Er wordt zowel op het land als in het water geleefd. Nadat er een grote trek naar de voortplantingswateren is geweest, zijn er nog kleinere trekken naar andere wateren.

De trek begint met de voorjaarstrek, zoals hierboven omschreven. Alleen deze trek gebeurt massaal, de opvolgende trekken zijn minder massaal. De volwassen dieren trekken daarna, al dan niet samen, naar hun voortplantingswater. Wanneer ze hun eieren hebben afgezet, trekken ze naar hun zomerbiotoop.


Lees ook: waarom kwaken kikkers?


Ondertussen gebeurt er natuurlijk van alles met de eitjes die zijn afgezet. De eitjes komen uit en de metamorfose naar volwassen exemplaar is begonnen. Na de metamorfose beginnen ook de jonge exemplaren te trekken. Ook zij trekken dan naar hun zomerbiotoop. Deze trek is beter waarneembaar dan die van de volwassen exemplaren en wordt ook wel paddenregen genoemd.

Ten slotte trekken de amfibieën in het najaar naar hun overwinteringsplek. Deze trek valt niet erg op. Bij salamanders daarentegen wel, zij kunnen na een fikse regenbui massaal gaan trekken. Net als met de paddentrek in het voorjaar kan dit enorme slachtoffers bij wegen opleveren.

Na de zomer in hun zomerbiotoop te hebben doorgebracht, trekken amfibieën naar hun overwinteringsplaats. Daar overwinteren ze bijvoorbeeld tussen hout (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Na de zomer in hun zomerbiotoop te hebben doorgebracht, trekken amfibieën naar hun overwinteringsplaats. Daar overwinteren ze bijvoorbeeld tussen hout (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Vele gevaren

De paddentrek kent vele gevaren. Denk maar eens rioolputten en de warmte die van het wegdek straalt, waar amfibieën van houden. Daarnaast moeten de dieren vaak wegen oversteken in ons dichtbevolkte land, waardoor er soms tientallen of honderden slachtoffers vallen. Vaak beginnen ze met trekken op het moment dat de avondspits begint. Hierdoor gaat het steeds slechter met verschillende soorten amfibieën. Gelukkig zijn er manieren om kikkers, padden en salamanders te helpen. Je kunt je bijvoorbeeld aanmelden als vrijwilliger bij padden.nu en helpen met het rapen en overzetten van deze kleine diertjes.

Er worden ook wel verkeersborden geplaatst op plekken waar de diertjes oversteken. Houd dit dus goed in de gaten en let daarbij goed op het wegdek. Een andere mogelijkheid om het aantal slachtoffers onder kikkers, padden en salamanders te reduceren is het plaatsen van speciale tunnels onder de wegen door. Door middel van geplaatste schermen worden de dieren naar de tunnel toe geleid. Helaas is dit nog een dure optie en wordt het nog niet heel veel gebruikt.

Rioolputten zijn ook een gevaar voor deze kleine dieren. Niet alleen tijdens de paddentrek kunnen de dieren in het riool verdwijnen. Er zijn oplossingen hiervoor. Zo kunnen er speciale trappetjes geplaatst worden, zodat de dieren uit het riool kunnen klimmen.

Help je mee om deze kleine diertjes veilig aan de overkant te krijgen? (Saxifraga - Rudmer Zwerver)
Help je mee om deze kleine diertjes veilig aan de overkant te krijgen? (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

Veelgestelde vragen

Wat is de paddentrek?

Paddentrek, of amfibieëntrek, is een jaarlijks terugkerend natuurverschijnsel waarbij amfibieën vanuit hun overwinteringsplaats massaal naar hun voortplantingswater trekken. Later in het jaar vinden er ook nog trekken plaats, maar deze zijn minder massaal en vallen daardoor minder op.

Wanneer is de paddentrek?

De paddentrek begint wanneer de temperatuur boven de 6-8 graden komt, er een hoge luchtvochtigheid is met wat regen en er weinig wind is. Meestal is dit in februari-maart, maar door de zachte winters van de laatste jaren is dit soms al in januari. Later in het jaar zijn er dan nog de minder opvallende trekken naar de zomerbiotoop en naar de overwinteringsplaats.

Waarom houden amfibieën een amfibieëntrek?

Amfibieën trekken om van hun overwinteringsplaats naar hun voortplantingswater te komen. Tijdens de amfibieëntrek proberen kikkers en padden een partner te vinden om zich voort te planten. Na de winterperiode ontwaken de dieren en beginnen ze aan hun tocht. Salamanders zoeken pas een partner in het water.


Lees ook: hoe maak ik een stapelmuurtje?


Op welk moment van de dag begint de paddentrek?

Wanneer de zon onder is, begint de paddentrek. De zon droogt de huid van amfibieën uit. Daarnaast maken ze in het donker ook meer kans om niet opgegeten te worden. Helaas komen ze na zonsondergang wel een andere vijand tegen: verkeer. Nederland is dichtbevolkt en heeft een groot netwerk aan wegen. Dit kost duizend slachtoffers.

Hoe kan ik helpen?

Meld je aan als vrijwilliger! Bijvoorbeeld op padden.nu. Je kunt helpen met raapacties en overzetacties. Verder zou je in je woonplaats kunnen informeren of er werkgroepen zijn die in de omgeving acties organiseren.

In je eigen tuin kun je zorgen voor overwinteringsplaatsen, aanbod van water en je kunt onderaan je heg een scherm van planken of folie plaatsen om te voorkomen dat amfibieën vanuit je tuin zo de straat op wandelen.

Uilen in Nederland – deel III

We zijn aanbeland bij het derde en laatste deel van onze uilenserie ‘Uilen in Nederland’. In deel I bespraken we de algemene kenmerken van uilen, de kerkuil en de velduil. In deel II kwamen de steenuil en de ransuil aan bod. Dit derde deel sluit af met de oehoe en de bosuil. Ook worden er enkele dwaalgasten besproken.

De bosuil is goed aangepast op het leven in de bossen en valt door zijn verenkleed nauwelijks op tegen de boomschors (Saxifraga - Martin Mollet)
De bosuil is goed aangepast op het leven in de bossen en valt door zijn verenkleed nauwelijks op tegen de boomschors (Saxifraga – Martin Mollet)

Oehoe (Bubo bubo)

Deze opvallende uilen behoren tot de grootste uilen ter wereld. Hij lijkt door zijn oorpluimen weliswaar op de ransuil, maar de oehoe is maar liefst twee keer zo groot als de ransuil. Het gaat nu weer wat beter met de oehoe. Jarenlang is deze grote uil vervolgd, waardoor er nog maar weinig exemplaren over waren. Nog steeds heeft hij het zwaar. De oehoe heeft zijn naam aan zichzelf te danken: hij is naar zijn eigen geluid vernoemd (onomatopee).

De oehoe is de grootste uil die in Nederland (weer) broedt (Saxifraga - Bart Vastenhouw)
De oehoe is de grootste uil die in Nederland (weer) broedt (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Kenmerken

Zoals hierboven al benoemd, behoort de oehoe tot de grootste uilen ter wereld. Voor Nederland is het de grootste uil. De oehoe wordt tussen de 60-75 centimeter groot. Het vrouwtje is groter dan het mannetje. De spanwijdte bedraagt tussen de 160-190 centimeter. Het lichaam van de oehoe is groot. Bovenop het hoofd zitten twee oorpluimen van bijna tien centimeter. De grote, oranje ogen vallen ook op. De oehoe zelf daarentegen valt nauwelijks op in zijn natuurlijke habitat. Zijn verenkleed, bovenop lichtbruin tot donkerbruin met donkere vlekken en banden en van onder lichter van kleur met donkere lengtestrepen, vormt de perfecte camouflage tegen bomen of steenwanden. Door zijn grootte herken je de oehoe vrijwel gelijk. Daardoor is deze uil niet snel te verwarren met andere uilen.

De oehoe valt op door zijn grootte, de oorpluimen en zijn grote oranje ogen. Ook zijn roep is onmiskenbaar (Saxifraga - Mark Zekhuis)
De oehoe valt op door zijn grootte, de oorpluimen en zijn grote oranje ogen. Ook zijn roep is onmiskenbaar (Saxifraga – Mark Zekhuis)
De zware roep van de oehoe (xeno-canto.org – Thierry Thomas)

Voedsel en verspreiding

Deze grote uilen eten voornamelijk wat er op hun pad komt. Dit kunnen kleine zoogdieren, maar soms ook grotere zoogdieren zijn, zoals een vos. Roofvogels en andere uilen worden ook door de oehoe gegeten. Er zijn resten van buizerds en haviken aangetroffen in prooiresten van oehoes. Qua kleinere prooien zijn dit vaak muizen, ratten, vogels en amfibieën.

In kleine zoogdieren die de oehoe eet, zoals muizen, zit helaas vaak vergif. Toegediend door de mens, omdat ze als overlast worden ervaren. De oehoe (en andere roofdieren) krijgt dit dan ook binnen. Het gif wordt opgeslagen in de vetreserves, waardoor de oehoe er niet altijd gelijk iets van merkt. Maar in jaren met minder voedselaanbod worden de vetreserves van de oehoe aangesproken en komt het gif vrij. Dit is de reden waarom oehoes vaak niet ouder dan een jaar of 4-6 worden, terwijl ze een leeftijd kunnen bereiken van twintig jaar of zelfs nog ouder. Gebruik dus nooit gif, niet tegen dieren en niet in de tuin.

Deze uilen hebben zich door de jaren heen aangepast aan allerlei verschillende soorten landschappen en omgevingen. Zelfs in stedelijke omgeving duikt er af en toe eentje op. Een belangrijke voorwaarde voor een territorium is het voedselaanbod. Er moet jaarrond genoeg aanbod zijn. Water is een andere belangrijke voorwaarde, om te kunnen drinken en te badderen.

Verspreidingskaart oehoe 2023
Verspreidingskaart oehoe 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Door de jarenlange vervolging van de oehoe is er lange tijd geen broedsel geweest in Nederland. Sinds 1997 wordt er weer jaarlijks gebroed en verspreidt de oehoe zich meer door het land. Elk jaar in de herfst begint de paarvorming van de oehoe. De uilen blijven hun leven lang in hetzelfde territorium, maar wisselen wel eens van nest. Er wordt wel eens een oud nest van een roofvogel gebruikt, maar er wordt ook wel op de grond gebroed. Vaker worden nesten gevonden op richels van steengroeven, zoals bij Maastricht en Winterswijk. Kunstnesten in bossen worden ook gebruikt.

Gemiddeld worden er 3-5 eieren gelegd. De oehoe broedt vanaf het eerste ei, waardoor de eieren niet tegelijk uitkomen. De broedtijd neemt een dikke maand in beslag. De jonge oehoes zijn na tien weken vliegvlug. Voor die tijd klauteren ze al uit het nest. Daarna wordt hen de kneepjes van het jagen bijgebracht. Dit moeten de jonge uilen na 5 maanden zelf kunnen, want dan is het tijd om een eigen territorium op te zoeken. En daarvoor trekken de jongvolwassen oehoes ver, zo’n 100 kilometer. Soms zelfs nog verder.

Na enkele weken verlaten de jonge oehoes het nest als takkeling. Ze klauteren dan in de omgeving van het nest en worden nog gevoerd. Ze zijn nog niet vliegvlug (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Na enkele weken verlaten de jonge oehoes het nest als takkeling. Ze klauteren dan in de omgeving van het nest en worden nog gevoerd. Ze zijn nog niet vliegvlug (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Lees ook: arenden in Nederland


Bosuil (Strix aluco)

Waarschijnlijk heb je de bosuil nog nooit gezien, maar de kans is groot dat je hem wel eens hebt gehoord. Is het niet tijdens een avondlijke boswandeling, dan is het wel in een film. Het kenmerkende geroep van de bosuil draagt namelijk ver én wordt gebruikt in heel veel films en series, om de sfeer van de nacht op te roepen.

Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, komt de bosuil niet alleen in het bos voor. Deze uil is niet de meest kieskeurige en kan een woongebied vinden in verschillende soorten bossen, parken en soms ook rondom bebouwing, mits er voldoende groen aanwezig is.

Bosuilen bevinden zich graag in boomholtes. Hier brengen ze vaak slapend/rustend de dag door (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Bosuilen bevinden zich graag in boomholtes. Hier brengen ze vaak slapend/rustend de dag door (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Kenmerken

De bosuil is een middelgrote uil. Hij wordt zo rond de 40-42 centimeter groot. Een andere vogel van die grootte is bijvoorbeeld de zwarte kraai. De spanwijdte van de bosuil is tussen de 90-95 centimeter. Het vrouwtje is zwaarder dan het mannetje. De ogen van de bosuil vallen op, deze zijn groot en donker. Ook de kop van deze uil is relatief groot, het lichaam daarentegen is gedrongen. Bosuilen zitten graag in boomholtes, zoals op de foto hierboven. Maar ook zitten ze overdag op takken, tegen de boom aan gedrukt.

De bosuil heeft een gevarieerd verenkleed, van donkergrijs en donkerbruin tot donkerrood. Op de vleugels zijn lengtestrepen te zien en bevinden zich witte vlekken. Doordat de veren zo opgaan in boomschors, zie je de bosuil makkelijk over het hoofd.

Door de kleurschakeringen en het patroon van de veren is de bosuil perfect gecamoufleerd en lijkt hij onderdeel van de boomschors te zijn
Door de kleurschakeringen en het patroon van de veren is de bosuil perfect gecamoufleerd en lijkt hij onderdeel van de boom te zijn
Twee bosuilen in roep en zang naar elkaar (xeno-canto.org – David Tattersley)

Voedsel en verspreiding

De bosuil is de meest voorkomende uilensoort van Europa. Dat heeft onder andere te maken met de verschillende leefgebieden waar hij zich kan standhouden en zijn voedselkeuze. Ook in Nederland komt de bosuil bijna overal voor, maar minder in de weidse delen in het noorden van Nederland en Zeeland (zie afbeelding hieronder). De bosuil heeft in ieder geval (oude) bomen nodig. Het maakt dan niet veel uit of dit in een bos of een park is. In het leefgebied moeten ook genoeg mogelijkheden zijn om te rusten en te broeden.

Een ander belangrijke voorwaarde om zich ergens te kunnen vestigen, is het voedselaanbod. De bosuil is een behoorlijke alleseter. Aan de jongen wordt in het begin vooral regenwormen gevoerd. Later eet deze uil kevers en amfibieën, maar ook vogels en kleine zoogdieren als konijn, muis en mol. In omgevingen met meer bebouwing staan meer vogels op het menu en in natuurlijkere omgevingen meer kleine zoogdieren. De bosuil eet soms zelfs vis.

Bosuil verspreidingskaart 2023
Bosuil verspreidingskaart 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Man en vrouw bosuil zijn een koppel voor hun hele leven en leven altijd in hetzelfde territorium. De baltsperiode begint al vroeg, soms al in december. De eieren worden daardoor soms al in februari gelegd. De bosuil kan 1-7 eieren per broedsel leggen. Er wordt een legsel grootgebracht per jaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de kerkuil wordt bij de bosuil niet vanaf het eerste ei gebroed, maar vanaf het tweede of derde ei. De bosuil broedt ongeveer een maand. Afhankelijk van de omgeving kan er op verschillende plekken gebroed worden. Zo worden boomholtes gebruikt, maar ook wel oude nesten van bijvoorbeeld de ekster. In omgevingen met meer bebouwing kan de bosuil ook broeden in gebouwen. Nestkasten worden ook gebruikt door deze uil. Je kunt er eentje zelf maken met onze bouwtekening of er eentje kopen (vivara.nl). Bij Beleef de Lente wordt er al jaren een koppel bosuilen in hun broedperiode gevolgd.

Nadat de jongen uit de eieren zijn gekomen, brengen ze eerst een tijd in het nest door. Na enkele weken kunnen ze al hun weg naar buiten gaan zoeken, ze worden dan takkelingen. De jonge uilen brengen dan nog een tijdje door op een veilige plek op een tak. Ze worden nog gevoerd door de ouders. Na vier weken zijn de uilen vliegvlug en kunnen ze zelf op zoek gaan naar hun voedsel. De jonge uilen brengen nog een periode door in het territorium van hun ouders. Rond de herfst moeten ze dan echt uitvliegen en op zoek naar hun eigen gebied. Jonge bosuilen kunnen wel 50 kilometer trekken voor een eigen plek.

Jonge bosuilen brengen een tijdje door als takkeling in de bomen, voordat ze vliegvlug zijn (Saxifraga - Martin Mollet)
Jonge bosuilen brengen een tijdje door als takkeling in de bomen, voordat ze vliegvlug zijn (Saxifraga – Martin Mollet)

Lees ook: bouwtekening nestkast bosuil


Dwaalgasten

De zes broedende uilensoorten in Nederland zijn nu allemaal voorbij gekomen. Dat wil niet zeggen dat er in Nederland geen andere uilensoorten voorkomen. Er zijn een aantal dwaalgasten die hier wel eens voorkomen, maar (nog) niet broeden. Deze dwaalgasten worden vaak een paar dagen, maximaal een paar weken, gezien en vliegen vervolgens weer door.

Ruigpootuil

We beginnen gelijk met een uitzondering, want de ruigpootuil heeft wel enkele keren in ons land gebroed. In Drenthe zijn er broedgevallen bekend, maar helaas lijken alle uitgevlogen jongen het niet gered te hebben. Deze uilensoort broedt in Duitsland, niet ver weg van de grens. Dit is een soort die we misschien in de toekomst wel vaker kunnen gaan zien.

Dwerguil

Dit is de kleinste uilensoort van Europa. Hij wordt ook wel de musuil genoemd. De afgelopen twee decennia zijn er elf bevestigde waarnemingen van deze uil in Nederland. De dwerguil broedt in de Hoge Venen in België en in het Sauerland in Duitsland. Deze uil zou kunnen optrekken naar Nederland.

Om een dwerguil te zien, moet je goed opletten. Zowel qua grootte als qua kleur valt hij bijna niet op
Om een dwerguil te zien, moet je goed opletten. Zowel qua grootte als qua kleur valt hij bijna niet op

Dwergooruil

Er zijn in Nederland dertien bevestigde waarnemingen van deze uil. De dwergooruil is ook een kleine uil. Hij leeft vooral in het Middellandse zeegebied.

Sneeuwuil

De sneeuwuil leeft op de koude toendra’s in het noorden. Wanneer daar zeer strenge winters zich voordoen, wil de sneeuwuil nog wel eens wat afzakken en in Nederland aankomen als dwaalgast.

Uilen in Nederland deel I & deel II

Uilen in Nederland deel Ialgemene kenmerken uilen, kerkuil en velduil

Uilen in Nederland deel II: ransuil en steenuil

Uilen in Nederland – deel II

Ransuil in boom

In het eerste deel van onze uilenserie kun je lezen over de taxonomie van uilen en hun algemene kenmerken. Ook kwamen daar de kerkuil en de velduil aan bod. In dit tweede deel is de beurt aan de ransuil en de steenuil. Een middelgrote uil en het kleinste uiltje van Nederland.

Omslagfoto: Saxifraga – Mark Zekhuis
Bij deze ransuil kun je goed de oorpluimen zien. Deze zijn een stuk langer dan die van de velduilen (bron: Saxifraga - Martin Mollet)
Bij deze ransuil kun je goed de oorpluimen zien. Deze zijn een stuk langer dan die van de velduil (bron: Saxifraga – Martin Mollet)

Ransuil (Asio otus)

De ransuil wordt nog wel eens verward met de oehoe. Ze hebben beide opvallende oorpluimen, maar de oehoe is groter dan de ransuil en komt ook minder voor. Ransuilen zijn meer verwant aan velduilen. Ze behoren namelijk tot hetzelfde genus, Asio (zie taxonomie in deel I).

De ransuil komt helaas ook minder vaak voor dan vroeger en staat op de Rode Lijst. Net als bij de kerkuil en de velduil in deel I is ook de ransuil afhankelijk van de muizenstand. De natuurlijke cycli van de muizenstand is aangetast door de intensivering van de landbouw, waardoor ook de ransuil het de laatste jaren steeds moeilijker heeft. Maar ook de toename van haviken is een bedreiging voor de ransuil, want haviken jagen op ransuilen.

Kenmerken

Zoals eerder benoemd, vallen vooral de geeloranje ogen en de oorpluimen op. De ransuil wordt ongeveer 35-37 centimeter groot en heeft een spanwijdte van 85-100 centimeter. Het verenkleed van deze uil is overwegend donkergeel met zwartbruine strepen en vlekken. De onderzijde is lichter van kleur, maar ook daar zie je donkere strepen en vlekken.

De ransuilen: oranje of geeloranje ogen, lange oorpluimen en een duidelijke gezichtssluier (bron: Saxifraga - Martin Mollet)
De ransuil: oranje of geeloranje ogen, lange oorpluimen en een duidelijke gezichtssluier (Saxifraga – Martin Mollet)
Bedelroep van drie jonge ransuilen (xeno-canto – Alain Malengreau)

Verspreiding en voedsel

Ransuilen kun je in verschillende soorten landschappen tegenkomen, maar er moeten in ieder geval open velden aanwezig zijn met muizen. Muizen zijn het belangrijkste onderdeel op het menu van de ransuil. Maar ook kleine vogels worden gegeten, zoals mus, spreeuw of een vinkachtige. Deze uil kwam vroeger juist meer voor in bossen, maar door de toename van haviken zijn ze daar vrijwel uit verdwenen. Ransuilen houden van landschapselementen als houtwallen, hagen en kruidenrijke akkers en akkerranden. Daarnaast zitten deze uilen ook wel in solitaire, hoge bomen. In de winterperiode (oktober-maart) zijn er soms grote groepen ransuilen op een roestplaats. Daar brengen ze met elkaar de winter door.

Volwassen uilen blijven bij de nestplaats, maar jonge ransuilen kunnen soms wel honderden kilometers trekken voor een nieuwe verblijfplaats. Er zijn daarom soms ook ransuilen uit Rusland en Noord-Europa in Nederland.

Verspreidingskaart ransuil 2023
Verspreidingskaart ransuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Ransuilen gebruiken vaak oude nesten van kraaien of eksters. Hier ligt ook een van de redenen waarom het minder goed gaat met de ransuil: er zijn steeds minder nesten beschikbaar.

Ransuilen leggen vier tot zes eieren per legsel, maar dit is afhankelijk van het voedselaanbod. In jaren met weinig muizen kan het ook voorkomen dat er geen eieren gelegd worden. In het geval dat er wel eieren zijn, worden deze vanaf het eerste ei bebroed. De broedperiode van de ransuil is in de maanden maart en april. Na drie weken worden de jonge ransuilen zogenaamde takkelingen. Ze klimmen dan rond in de bomen rondom het nest. Je kunt in deze periode de jonge ransuilen goed horen: ze laten veelvuldig hun bedelroep horen (zie het audiofragment bij het kopje ‘voedsel en verspreiding’). Na zo’n vijf weken zijn de jongen vliegvlug en leren ze steeds meer zelfstandig te leven.

Een jonge ransuil als takkeling in een boom, waarschijnlijk nog in de buurt van het nest (Saxifraga - Jelmer Reyntjes)
Een jonge ransuil als takkeling in een boom, waarschijnlijk nog in de buurt van het nest. De oorpluimen zijn al zichtbaar (Saxifraga – Jelmer Reyntjes)

Help de ransuil een handje

Komt de ransuil bij jou in de buurt voor? Op Waarneming.nl kun je dat nagaan. Het is ook goed om je waarneming van een ransuil door te geven, zodat in kaart gebracht kan worden waar er bijvoorbeeld gebroed wordt. Mocht je het geluk hebben en er is een ransuil in jouw buurt, dan kun je verschillende dingen om hem te helpen. Zo kun je al beginnen met het niet bestrijden van muizen. Of in ieder geval geen gif te gebruiken. Zo scheep je de ransuil (en andere diersoorten) niet op met vergif in zijn eten. Wanneer je veel ruimte hebt, kun je landschapselementen aanleggen, zoals houtwallen en hagen. Ook zou je een kunstnest (hier te bestellen via Vivara) kunnen plaatsen. Rommelige hoekjes met ruige stukken zijn weer aantrekkelijk voor muizen, en dus ook voor de ransuil.


Lees ook: hoe plant ik een boom?


Steenuil (Athena noctua)

Kenmerken

De steenuil is de kleinste uil van Nederland. Hij is tussen de 21-23 centimeter groot en heeft een spanwijdte van 54-58 centimeter. Bij gevaar kan de steenuil zijn veren wat opzetten, zodat hij groter lijkt. Eigenlijk is de steenuil niet veel groter dan de merel, maar heeft ander postuur en oogt daarom groter. Opvallend aan deze uil zijn de gele ogen. Daarboven zijn opvallend lichte wenkbrauwen te zien. De rest van het verenkleed is voornamelijk bruin met witte vlekken. Steenuilen hebben een grappig loopje, waarbij ze op een ijsberende manier heen en weer lopen.

De steenuil is de kleinste uil van Nederland en is niet veel groter dan een merel
De steenuil is de kleinste uil van Nederland en is niet veel groter dan een merel
Een roepende steenuil (xeno-canto – Luca Baghino)

Voedsel en verspreiding

Ook het menu van de steenuil bestaat voornamelijk uit veldmuizen. Maar ook kleine vogels en grote insecten worden gegeten, waaronder nachtvlinders en meikevers. De steenuil houdt van een agrarisch cultuurlandschap, waar landschapselementen zijn te vinden als houtwallen, heggen en weilandjes die extensief begraasd worden. Steenuilen maken ook graag gebruik van weidepaaltjes, om vanaf te jagen. Oude holle fruitbomen of knotwilgen zijn ook belangrijk voor dit kleine uiltje.

Volwassen steenuilen blijven in de buurt van de nestplaats. Ook de jongen gaan niet heel ver weg, zij blijven vaak in een omtrek van enkele kilometers van het nest.

Verspreidingskaart steenuil 2023
Verspreidingskaart steenuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broeden

Steenuilen zijn holenbroeders en hebben graag een holle boom om hun jongen in groot te brengen. Zo zijn knotwilgen en fruitbomen een geliefde broedplek. De broedperiode is in de periode april-mei. De steenuil legt 3-5 eieren en het duurt zo’n 24-28 dagen voordat de eieren uitkomen. Na een maand verlaten de jonge steenuiltjes het nest, maar ze zijn op dat moment nog niet vliegvlug. Dat duurt ongeveer nog twee weken. De jongen worden dan nog een dikke maand door de ouders verzorgd. Daarna is het dan tijd geworden om een eigen territorium te vinden. Jonge steenuilen blijven vaak binnen tien kilometer van de nestplaats.

Een jonge, nog niet vliegvlugge, steenuil zit in een boom (Saxifraga - Mark Zekhuis)
Een jonge, nog niet vliegvlugge, steenuil zit in een boom (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Naast oude holle bomen kan de steenuil ook broeden in rustige hoekjes op een erf of in een oude schuur. Ook heeft de steenuil veel aan nestkasten, omdat ook voor deze uil de omgeving de laatste jaren drastisch is veranderd. De steenuil staat ook op de Rode Lijst. Broedende steenuilen zijn te volgen bij Beleef de Lente.

Helpende hand

Ook de steenuil kun je een handje helpen. Je kunt bijvoorbeeld een nestkast (Vivara.nl) plaatsen. Je kunt er zelf ook eentje maken of een andere kopen, maar let er in ieder geval op dat de nestkast marterproof is. Door middel van een voorportaal in de nestkast, kan de marter niet (of minder makkelijk) bij de eieren en jongen. In het geval je drinkbakken voor vee hebt staan, kun je hier een steenuilvriendelijke geperforeerde binnenbak in plaatsen. Als een (jonge) steenuil dan in de bak water belandt, kan hij eruit klimmen.


Lees ook: poel aanleggen in de tuin


Uilen in Nederland – deel I & III

In de eerste blog van deze driedelige serie hebben we de algemene kenmerken en de eerste twee uilensoorten besproken. In dit tweede deel kwamen ransuil en steenuil aan bod. In deel drie zullen de oehoe, bosuil en dwaalgasten besproken worden.

Uilen in Nederland deel I: algemene kenmerken uilen, kerkuil en velduil.

Uilen in Nederland deel III: oehoe, bosuil en dwaalgasten

Uilen in Nederland – deel I

Uilen zijn geruisloos en mysterieus. Je zult er niet snel eentje zien, maar wanneer je dat geluk wel hebt, zal de ontmoeting je altijd bij blijven. Er broeden verschillende soorten uilen in Nederland. Daarnaast zijn er ook af en toe dwaalgasten in ons land te vinden. Al deze soorten zullen in deze uilenreeks worden behandeld. Hier in deel I gaan we in op de algemene kenmerken van uilen en lichten we twee soorten uit.

De velduil is een voorbeeld van een uil die overdag jaagt
De velduil is een voorbeeld van een uil die overdag jaagt

Algemene kenmerken van uilen

Waarschijnlijk ken je het bekendste kenmerk van uilen wel: ze kunnen hun nek heel ver draaien. Uilen hebben veertien nekwervels, wat ervoor zorgt dat ze hun nek zowel ver heen en weer kunnen draaien als van boven naar beneden kunnen bewegen. Ter vergelijking: de mens heeft de helft zoveel nekwervels, namelijk zeven. Het is voor uilen belangrijk om hun nek op die manier te kunnen draaien, want ze kunnen niet opzij kijken en hun ogen zitten vast in de schedel. Uilen hebben grote ogen en kunnen alleen maar vooruit kijken. Hoewel de ogen groot zijn, kunnen uilen niet goed van dichtbij zien.

Taxonomie broedende uilen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie broedende uilen in Nederland (De natuur van hier)

Stilte in de nacht

Een ander opvallend kenmerk is hun geruisloze vlucht. Dit heeft alles te maken met het verenkleed van de uil. Deze is anders opgebouwd dan de veren van andere soorten vogels. Uilen hebben donsveren en kamveren in hun verenkleed zitten. De donsveren zorgen voor een isolerende werking. De kamveren zien eruit als kleine kammetjes, waar de wind doorheen kan. Daardoor hoor je de wind niet op de veren en vliegt de uil geruisloos door de nacht.

Door de verschillende veren in het verenpak kan een uil geruisloos vliegen zo een prooi verrassen
Door de verschillende veren in het verenpak kan een uil geruisloos vliegen en zo een prooi verrassen

Gehoor

Oorpluimen: bij de velduil, ransuil en oehoe zijn duidelijke oorpluimen te zien. Andere uilen hebben deze niet. Dat betekent niet dat zij niet kunnen horen, want de oorpluimen hebben eigenlijk niks met het horen te maken. De oorpluimen laten de fysieke gesteldheid en status van de uil zien. Sterke en gezonde uilen hebben grote oorpluimen, waar zwakke, oude of zieke uilen kleine oorpluimen hebben.


Lees ook: arenden in Nederland


De oren zitten bij sommige soorten asymmetrisch. Dit is zo bij alle soorten van geslacht Asio en Tyto en bij sommige soorten van Strix, Bubo en Aegolius. Dit helpt met het lokaliseren van een mogelijke prooi. Wanneer het geluid op net twee verschillende plekken in de hersenen binnenkomt, kan de uil de locatie van het prooidier bepalen en toeslaan. Er zijn ook uilensoorten die symmetrisch zittende oren hebben. Het blijkt dat zij ’s nachts minder graag vliegen. Uilen met asymmetrische oren hebben daar geen moeite mee.

De bosuil hierboven draait zijn ver naar achteren. Uilen kunnen hun hoofd bijna helemaal draaien
De bosuil hierboven draait zijn nek ver naar achteren. Uilen kunnen hun hoofd bijna helemaal draaien

Verder heeft de uil een haaksnavel, welke nodig is om prooien in stukken te scheuren. Uilen hebben gevederde poten, die langer en smaller zijn dan je in eerste instantie zou vermoeden.

Broedende uilen in Nederland

Bijna overal ter wereld komen uilen voor, in allerlei soorten en maten. In Nederland kennen we zes soorten die hier broeden. Er duiken soms ook dwaalgasten op. Deze soorten broeden vrijwel nooit in Nederland, althans niet op dit moment. Al deze soorten zullen in de komende blogs besproken worden. Uilen die in Nederland broeden:

  • Kerkuil (Tyto alba)
  • Velduil (Asio flammeus)
  • Ransuil (Asio otus)
  • Steenuil (Athena noctua)
  • Oehoe (Bubo bubo)
  • Bosuil (Strix aluco)

Lees ook: hoe maakt een spin een spinnenweb?


Kerkuil (Tyto alba)

We beginnen gelijk met een beetje een vreemde eend in de bijt wat betreft de taxonomie van uilen: de kerkuil. Deze uil hoort, zoals hierboven te zien is in de taxonomie, niet tot de echte uilen. Het verschil zit in meerdere zaken. Zo is de vlucht van kerkuilen meer glooiend dan de vlucht van uilen die tot de echte uilen behoren. Ook is de staart van de kerkuil rechthoekig, die van echte uilen niet.

Kenmerken

Opvallend aan de kerkuil is het witte, hartvormige gezicht. De kerkuil is een vrij grote vogel en wordt tussen de 35-40 centimeter groot. De spanwijdte bedraagt tussen de 80-100 centimeter. Hoewel de kerkuil vaak wordt omschreven als witte vogel, zijn er vele nuances in het verenkleed. De kleurvariaties gaan van licht tot meer lichtbruin. De veren hebben een gespikkeld patroon. Aan de hand van de strepen op de handpennen kan bepaald worden of het om een mannelijk of vrouwelijk exemplaar gaat. Dit komt erg precies. Strepen die breder dan 7,5 millimeter zijn, duiden op een vrouwtje. Strepen onder de 7,5 millimeter breedte zijn van een mannetje.

Het witte, hartvormige gezicht van de kerkuil is een van de meest opvallende kenmerken
Het witte, hartvormige gezicht van de kerkuil is een van de meest opvallende kenmerken
Roep van de kerkuil (xeno-canto – Simon Elliott)

Verspreiding en voedsel

De kerkuil komt voor in cultuurlandschap waar kruidenrijke akkers/akkerranden, houtwallen, graslanden en akkers aanwezig zijn. In bossen zul je hem niet gauw vinden. Zijn naam verraadt al de voorliefde voor broedplekken: in kerken. Maar ook hoge schuren, liefst met hooi of stro worden graag gebruikt. Dit zijn plekken waar van oudsher altijd veel muizen voorkwamen, de prooidieren die bijna het gehele menu van de kerkuil beslaan. Helaas heeft ook de kerkuil te maken met het economische aspect van de landbouw. Doordat er geen ouderwetse opslagplaatsen meer worden gebruikt in opslagschuren, is het muizenaantal drastisch afgenomen en daarmee ook het voedsel voor de kerkuil. Daardoor is de kerkuil vrij afhankelijk geworden van nestkasten.

Verspreidingskaart kerkuil 2023
Verspreidingskaart kerkuil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broedperiode

In februari begint het paargedrag. Kerkuilen gaan op zoek naar nestgelegenheid en zijn beide vaker te vinden bij het nest. Kerkuilen maken niet zelf een nest met takken of nestmateriaal, maar zoeken een plekje in een holle boom (bij uitzondering) of in een schuur. Afhankelijk van het voedselaanbod (muizen) is het een groot of kleiner nest. Jaren waarin er weinig muizen zijn, wordt er soms zelfs helemaal niet gebroed.

Meestal legt het vrouwtje tussen de 4-6 eieren, maar wanneer er veel muizen zijn kunnen het zelfs twaalf eieren zijn. In goede muizenjaren kunnen er meerdere legsels zijn. De eieren worden tussen eind maart en mei gelegd en komen niet tegelijk uit, maar met enkele dagen er steeds tussen. Er kan best wat tijd tussen het eerste en laatste ei zitten. Daardoor zit er vaak ook veel verschil tussen het eerste en laatste kuiken. Bij Beleef de Lente kun je het broedproces goed volgen. Ook op ons eigen YouTubekanaal kun je enkele filmpjes vinden van de kerkuil, gemaakt met een wildcamera/nestcamera in eigen schuur in een nestkast.

Kerkuilen gebruiken paaltjes als zitplek om 's nachts vanaf te jagen
Kerkuilen gebruiken paaltjes als zitplek om ’s nachts vanaf te jagen

Tijdens het broeden zorgt de man voor het eten voor het vrouwtje. Kerkuilen hebben een sterke paarband en er worden rondom het nest geen andere kerkuilen geduld. Het vrouwtje is ongeveer een maand aan het broeden voordat de eerste eieren uitkomen. Na zo’n twee maanden zijn de kerkuiljongen vliegvlug en zullen ze de eerste rek- en strekoefeningen van de vleugels doen. Na nog zo’n twee weken worden de jongen steeds zelfstandiger en zullen ze minder door hun ouders worden gevoerd. Uiteindelijk vliegen de jongen uit en moeten ze op zoek naar een eigen territorium. Na een jaar zijn de jongen geslachtsrijp en kunnen ze hun eigen nest stichten.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Velduil (Asio flammeus)

De velduil behoort tot de familie echte uilen. Hij valt op met zijn karakteristieke oorpluimen. Ook de ransuil en oehoe hebben deze. Zoals je aan het begin hebt kunnen lezen, hebben deze oorpluimen niks met hun gehoor te maken. De velduil is een grote uil die je ook overdag kunt zien. Velduilen kunnen vele kilometers afleggen. Velduilen zijn trekvogels en trekken in het voorjaar en het najaar. Ze hebben geen vaste trekroutes. Velduilen zijn echte zwervers en zijn altijd op zoek naar de beste plek met het meeste voedsel. In het najaar trekken velduilen naar het zuiden. Je hebt dan kans om een trekkende velduil langs de kust of op de Waddeneilanden te zien.

De felgele ogen van de velduil vallen erg op. Ook de korte oorpluimen zijn hier goed te zien
De felgele ogen van de velduil vallen erg op. Ook de korte oorpluimen zijn hier goed te zien

Kenmerken

Zoals je hierboven kunt zien, heeft de velduil felgele ogen. De oorpluimen van de velduil zijn vrij klein en niet altijd zichtbaar. De ronde gezichtssluier is ook opvallend. De velduil is een grote uil en kan ongeveer 40 centimeter groot worden. De spanwijdte bedraagt tussen de 95 en 110 centimeter. De velduil heeft lange vleugels.

De velduil is een vrij lichtgekleurde uil, van licht tot geelbruin. In vlucht valt goed op dat de velduil van onder heel licht gekleurd is, met donkere veren in de vleugels. De bovenkant van het verenkleed is juist gespikkeld van lichtbruin tot donkerbruin. Zo is deze uil tijdens het broeden goed gecamoufleerd.

Hier zijn de donkere tekeningen in de vleugel duidelijk te zien
Hier zijn de donkere tekeningen in de vleugel duidelijk te zien
De roep van de velduil, een roep die je niet gauw zult horen (xeno-canto – Lars Edenius)

Verspreiding en voedsel

Deze uil jaagt overdag. Hij leeft in graslanden en open velden, het liefst in een moerassige omgeving, ook wel bij veengebieden. Je kunt hem dan laag over de weilanden zien scheren, op zoek naar zijn favoriete maal: aardmuizen en veldmuizen. Net als de kerkuil heeft ook de velduil last van de intensivering van de landbouw en de ruilverkaveling van vroeger. Het is inmiddels een zeldzame broedvogel geworden en staat op de Rode Lijst.

Verspreidingskaart velduil 2023
Verspreidingskaart velduil 2023 (waarneming.nl/observation.org)

Broedperiode

Velduilen maken een nest op de grond. Dit is een kwetsbare plek, makkelijk te roven door dieren als vos of marterachtigen. Het nest bestaat meestal uit 6-10 eieren, maar dit is afhankelijk van het voedselaanbod. Het vrouwtje broedt in de maanden april en mei. Het duurt ongeveer drie tot vier weken voor de eieren uit komen. Er zijn ook jaren waarin er niet gebroed wordt en jaren waarin er meer dan tien eieren uitgebroed worden. Net als bij de kerkuil hierboven komen de eieren met tijdverschil ertussen uit, dus er zit verschil in leeftijd van de opgroeiende jongen. Het vrouwtje broedt in een kleine kuil. Omdat het op een kwetsbare plek is, moeten de jongen zich al snel kunnen redden. Dit is ook zo bij bijvoorbeeld weidevogels. Na ongeveer twee weken zijn ze al in de omgeving rondom het nest.

Veelgestelde vragen

Welke uilensoorten zijn er in Nederland?

  • Kerkuil (Tyto alba)
  • Steenuil (Athena noctua)
  • Bosuil (Strix aluco)
  • Ransuil (Asio otus)
  • Velduil (Asio flammeus)
  • Oehoe (Bubo bubo)

Wat is de meest voorkomende uil in Nederland?

Op basis van de meest recente cijfers van Vogelbescherming is de steenuil de meest voorkomende uil van Nederland. Er zijn circa 8000-9500 broedparen. Het aantal broedparen is in de jaren ’90 afgenomen, maar lijkt (door gericht beheer) de laatste jaren stabiel te blijven.

Waarom maakt een uil geen geluid tijdens het vliegen?

Dit heeft te maken met de veren van de uil. Het verenpak bestaat uit verschillende soorten veren, waaronder donsveren en kamveren. Deze twee soorten veren zorgen ervoor dat het geluid wordt geïsoleerd en dat de wind door de veren heen gaat. Daardoor hoor je uilen niet vliegen.

Hoe kan het dat een uil zijn hoofd zo kan draaien?

Uilen hebben veertien nekwervels, waardoor ze hun nek flexibel kunnen draaien. Ze kunnen hun hoofd tot wel 270 graden draaien. Uilen moeten hun hoofd zo kunnen draaien, omdat hun ogen vastliggen in de schedel. Om dat te compenseren voor de jacht, kunnen ze hun nek zo draaien.

Hoe worden jonge uilen genoemd?

De jongen van uilen worden eerst kuikens, ook wel uilskuikens, genoemd. Je kent vast het woord vast wel van een keer dat het werd gebruikt om iets doms aan te duiden. Vroeger werd er gedacht dat uilen en hun kuikens dom waren. Misschien dat het gedrag van uilskuikens daar onbedoeld aan bij heeft gedragen, want ze kunnen zich wat onhandig gedragen. Jongen zijn na enkele weken zogenaamde takkelingen. Ze komen dan uit het nest, maar kunnen nog niet (goed) vliegen. Ze schuifelen heen en weer over de takken en vallen dan wel eens naar beneden. Dit is niet erg, want met hun scherpe klauwen klimmen ze weer naar boven.

Uilen in Nederland – deel II & III

In de eerste blog van deze driedelige serie hebben we de algemene kenmerken en de eerste twee uilensoorten besproken. In de volgende twee delen zullen de andere vier soorten uilen aan bod komen en worden de dwaalgasten kort besproken.

Uilen in Nederland deel II: ransuil en steenuil

Uilen in Nederland deel III: oehoe, bosuil en dwaalgasten

Poel aanleggen in de tuin

Poel na 1 seizoen

Met het aanleggen van een poel in je tuin creëer je een leefgebied voor allerlei dieren en planten. Insecten zoals juffers en libellen zijn afhankelijk van water, maar ook amfibieën in de vorm van kikkers, padden en salamanders zullen aangetrokken worden door je poel. Daarnaast zullen vogels, zeker in droge periodes, dankbaar gebruik maken van de poel voor te drinken of voor een verfrissend bad. Reden genoeg om dus zelf aan de slag te gaan.

Stappenplan poel aanleggen

Om de poel geschikt te maken voor wilde dieren en planten, is het goed om over een paar zaken na te denken. In deze blog vertellen we stap voor stap waar je aan moet denken en welke keuzes je moet maken.

Vogels maken dankbaar gebruik van een poel in de tuin (De natuur van hier - Mickeal Kurvers)
Vogels maken dankbaar gebruik van een poel in de tuin (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Voorbereiding

Voordat je een schep in de grond steekt, is het raadzaam om eerst na te denken over de locatie, de grootte en diepte en de stand ten opzichte van de zon.  

Je start met de locatie. Waar komt de poel te liggen in je tuin? Wil je amfibieën naar je poel lokken? Zorg dan dat er in de nabijheid van de poel groen te vinden is, het liefst in de vorm van (inheems) struikgewas. Buiten de voortplantingsperiode houden veel amfibieën zich hier op. Woon je aan een drukke weg? Probeer de poel dan zo ver mogelijk van deze weg af te leggen, omdat dit een barrière vormt voor veel dieren. Grenst er een (over)bemest landbouwperceel aan je tuin? Zorg er dan voor dat het water wat van het landbouwperceel af komt niet in de poel terecht komt. De voedingsrijkheid van het water en de (kans op) aanwezigheid van pesticiden zijn funest voor het leven in de poel.  

Let ten slotte ook nog op de stand van de zon bij het bepalen van de locatie. Het beste is wanneer de poel ongeveer de helft van de dag in de zon ligt. Let dus bij het uitzetten op aanwezige bomen en gebouwen die schaduw veroorzaken. Ook overmatig bladinval van bomen is niet gewenst. Kap liever geen bomen, maar kies een andere locatie voor je poel als een boom in de weg zou staan.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Grootte en diepte

Als je de locatie hebt uitgekozen, is het tijd om na te denken over de grootte en diepte van de poel. Vaak geldt; hoe groter hoe beter. Dat is in dit geval ook zo. Wat vooral belangrijk is, is om zoveel mogelijk oeverrand te creëren. Hier is het meeste leven te vinden, dus probeer hier op te focussen. De diepte is daarnaast ook belangrijk. De diepte is een beetje afhankelijk van de grootte van de poel, maar als het lukt dan zou de poel idealiter 1 tot 1,5 meter diep moeten zijn op het diepste punt. Variatie in diepte is belangrijk. Ondiepe stukken warmen sneller op, welke geschikt zijn voor de voortplanting van amfibieën.  

Ondiepe delen in een poel zijn ideaal voor amfibieën
Ondiepe delen in een poel zijn ideaal voor amfibieën

Graafwerk en folie leggen

Als je bovenstaande zaken allemaal duidelijk in beeld hebt, kun je beginnen met graven. Afhankelijk van de grootte van de poel kun je dit gewoon met de schep doen of de (laten) doen met een kleine graafmachine. Probeer zoveel mogelijk flauwe hellingen te maken. Zeker de noordzijde van de poel is belangrijk, dit is namelijk de zonkant. Door hier een flauwe helling en een ondiep stuk te maken, maak je de poel geschikt voor warmte minnende soorten. Maar ook vogels zullen het ondiepe stuk gebruiken om te badderen. Maak daarnaast enkele vlakke stukken op verschillende hoogtes, waar je waterplanten op kwijt kunt.


Lees ook: de beste inheemse vijverplanten


Vijverfolie aanbrengen

Wanneer de poel volledig is uitgegraven, is het tijd om folie aan te brengen. Er is keuze tussen PVC en EPDM folie en wel of geen beschermlaag. We zouden er zelf altijd voor kiezen een beschermlaag in de vorm van vilt aan te brengen, om te voorkomen dat scherpe stenen in de bodem voor lekkages kunnen zorgen. De keuze tussen PVC en EPDM is vooral een financiële keuze. PVC is een stuk goedkoper, maar ook een stuk minder dik. Maak je veel gebruik van stenen in je vijver, dan is het wellicht raadzaam om voor EPDM folie te kiezen.

Poel vullen en afwerken

Nu is het tijd om de poel te vullen met water. Terwijl je de poel vult, kun je de folie nog op de juiste plek vouwen, zodat je zo min mogelijk vouwen ziet. Je kunt daarnaast beginnen met de aankleding van de poel. Zuurstof- en andere waterplanten kunnen op hun plek gezet worden en eventuele stenen kunnen aangebracht worden.

Verder kan de oeverrand afgewerkt worden. Wij kiezen er meestal voor de oever aan te planten met inheemse planten, zodat de poel op een natuurlijke wijze dichtgroeit. Maar andere randafwerkingen zijn ook mogelijk. Zorg ervoor dat alles stevig staat (gebruik vijvermandjes en veranker deze met stenen). Houd bij het aanplanten van de oever ten minste één zijde open, of gebruik hier enkel laagblijvende beplanting. Zo heb je goed zicht op het leven in en rondom de poel.

Je kunt daarnaast ook de ruimte rondom de poel verder inrichten. Plant een gemengde haag aan, maak een stapelmuurtje, of tref maatregelen om meer vogels aan te trekken. Gebruik ook dood hout. Hier komen veel insecten op af, wat weer automatisch meer vogels aantrekt. Hiermee zorg je ervoor dat je poel voor steeds meer soorten geschikt wordt. Kikkers, padden, salamanders en veel andere diersoorten zullen je poel snel weten te vinden!


Lees ook: vijf onmisbare kruiden voor in tuin of pot


De vos in Nederland

De vos, door velen verguisd en door enkelen geliefd. Al eeuwenlang wordt er over hem geschreven. De vos is zelfs onderdeel van enkele spreekwoorden en gezegdes, maar kom je ook tegen in sprookjes. In deze blog zoomen we in op het leven van de vos in Nederland: wat eet hij? Waar leeft hij? Hoe klinkt hij? Lees gauw verder om meer te leren over dit prachtige dier.

De vos (Vulpes vulpes)

Ook wel bekend als gewone vos of rode vos genoemd. Die laatste benaming is geheel terecht. De vos heeft een roodoranje vacht. Dit zoogdier behoort tot de familie hondachtigen. Hier horen bijvoorbeeld ook de wolf en jakhals bij.

Uiterlijk

De rode vacht is een van zijn opvallendste kenmerken. De vachtkleur van de vos kan per dier verschillen van helderrood tot vaalgrijs. De omgeving en genen spelen hier een rol in. Het puntje van de staart is lichter van kleur, meestal wit, evenals zijn borst en de onderkant van het gezicht (tot aan de neus). De poten en de achterkant van de oren zijn daarentegen juist donker. De staart heeft de vorm van een pluim en is pluizig. Verderop in deze blog gaan we nog uitgebreid in op de vacht.

Niet alleen de rode kleur van de vacht valt op, maar ook de pluimstaart is een opvallend kenmerk van de rode vos
Niet alleen de rode kleur van de vacht valt op, maar ook de pluimstaart is een opvallend kenmerk van de rode vos

De vos heeft een vrij spitse snuit, die doet denken aan die van honden of wolven. De oren zijn groot, zitten op de voorkant van de kop en draaien in de richting van het geluid. De schouderhoogte van de vos is 35-40 centimeter hoog en van kop tot romp meet hij 50 tot 80 centimeter. De staart kan tussen de 30 en 50 centimeter lang worden. De vos gebruikt de staart ook om op of met zijn gezicht in te slapen.

De staart wordt ook gebruikt tijdens het slapen
De staart wordt ook gebruikt tijdens het slapen (Bron: iStock)

Lees ook: waarom bouwen bevers dammen?


Hoe klinkt een vos?

De rode vos maakt een keffend geluid. Dit geluid is schril en hoog. In de paartijd verandert dat, en klinkt het meer schreeuwend en grommend. Tegen de welpjes maakt de moeder zachtere geluiden, om hen met zich mee te krijgen bijvoorbeeld.

Schreeuw van een vos in het bos

Voedsel

Er staan verschillende dingen op het menu. Het is namelijk een echte alleseter. Hij eet zowel bessen, zaden en vruchten als prooidieren, zoals knaagdieren, hazen, konijnen en egels. Ook kevers, vogels, eieren en wormen worden opgegeten. Maar ook menselijk afval wordt verorberd. Zo hadden wij een vos in de schuur in onze natuurtuin, op zoek naar restjes.

De vos is een echte jager en kan dit zowel ’s nachts als overdag doen. Wanneer de omgeving niet verstoord wordt, jaagt de vos overdag. Vossen leggen geen wintervoorraad aan, maar begraven soms wel prooien wanneer ze overschot hebben.

Vossen zijn echte alleseters, van kleine dieren tot menselijk afval en nog van alles ertussen in
Vossen zijn echte alleseters, van kleine dieren tot menselijk afval en nog van alles er tussenin (Bron: iStock)

Het leven van een vos

Je kunt hem in veel verschillende typen landschap tegenkomen: bos, heide, duinen, landbouwgebieden, parken, en ook aan randen van dorpen en steden. Soms zie je ze zelfs binnen de bebouwing. Het is een dier dat voornamelijk leeft in de schemer en de nacht. Als de vos in een rustige omgeving verblijft, kan hij zich soms ook overdag laten zien. Vossen leven in familiegroepen. Overdag liggen ze vaak samen te slapen. Dit doen ze onder struikjes of bijvoorbeeld in greppels. Het jagen doen ze alleen. De holen die ze hebben, worden voornamelijk voor andere doeleinden gebruikt. Daarover verderop meer.

Soms graven vossen zelf holen, maar soms worden ook oude stelsels van konijnen of dassen gebruikt. De burchten bestaan uit een of meerdere gangen. De diameter van de ingang van het vossenhol is tussen de 25-30 centimeter. Aan de vorm van de ingang kun je zien of de burcht door een vos of een das wordt gebruikt. Bij een vossenhol is de ingang ovaal van vorm, bij de das is de ingang meer breed dan hoog. Ook zul je bij dassen eerder nestmateriaal vinden, dat gebruiken vossen (vrijwel) niet.

Holen worden vooral gebruikt door vrouwtjes en hun welpen
Holen worden vooral gebruikt door vrouwtjes en hun welpen (Bron: iStock)

Lees ook: 10 bijzondere trekvogels


Voortplanting

Een keer per jaar krijgt het wijfje, de moervos, jongen. De paartijd is van december tot februari. De draagtijd is rond de 53 dagen. Een paar dagen voordat de jongen geboren worden, trekt het vrouwtje in een hol. Een hol bevindt zich vaak tussen boomwortels of in een oude dassenburcht. Er worden daar dan 1 tot 5 welpjes geboren, maar meestal zijn het er rond de 4-5. De jongen zijn de eerste weken hulpeloos en verblijven dan in het hol met de moervos. De eerste twaalf dagen zijn de oogjes nog dicht. Het mannetje brengt in deze tijd eten.

Na 3 tot 4 weken gaan de kleine vosjes voor het eerst een kijkje nemen buiten het hol. De welpjes zijn speels en druk met het verkennen van de wereld. Ze zijn intussen ook gegroeid, dus er is een groter hol nodig. Het gezin neemt haar intrek in een groter hol. De vosjes krijgen vanaf nu ook vast voedsel.

Rond de zomerperiode, medio juni, gaat het leven zich steeds meer afspelen in de buitenlucht. Wanneer de herfst haar intrede doet, is het tijd voor de jonge vossen om een eigen territorium op te zoeken. Het kan voorkomen dat er een of twee vrouwtjes in het territorium van de ouders blijven. Het voedselaanbod moet daarvoor wel voldoende zijn. Deze vrouwtjes helpen met het voeden van nieuwe welpen. De jonge mannetjes zoeken een eigen territorium.

Jonge vosjes blijven gedurende enkele maanden bij hun moeder en vertrouwde omgeving. Daarna wordt het tijd voor een eigen territorium
Jonge vosjes blijven gedurende enkele maanden bij hun moeder en vertrouwde omgeving. Daarna wordt het tijd voor een eigen territorium (Bron: iStock)

Territorium

Het territorium van de rode vos bestaat meestal uit het gezin, dit zijn de ouders en een aantal welpjes van dat jaar. Zoals hierboven benoemd, kan het zijn dat er nog een of twee oudere dochters ook in het territorium verblijven. Per gebied kan de grootte van het territorium erg verschillen. De omgeving speelt hierin een rol, maar ook het voedselaanbod.

Door geursporen en urine af te scheiden, door klieren bij de staart, de kop en bij de voetzolen, markeert de vos zijn of haar territorium. Holen worden voornamelijk door de vrouwtjes en welpen gebruikt. Ze graven zelf holen, maar gebruiken ook wel oude konijnenholen of oude dassenburchten. Er zijn ook gevallen bekend waar ze samen met dassen een en dezelfde burcht bewonen.

In Nederland heeft de vos niet echt een natuurlijke vijand. Wij als mens vormen de grootste bedreiging, met het gebruik van giftige middelen en door ons verkeer. Wanneer je ervoor kiest om ratten- of muizengif te gebruiken, bestaat de kans dat een vos (of ander dier) hier ook mee in aanraking komt. Alles heeft zijn invloed op elkaar. In andere gebieden kan bijvoorbeeld de wolf of lynx een natuurlijke vijand zijn van de vos. Ziektes kunnen ook fataal zijn voor een vos, zoals rabiës (hondsdolheid) of parasieten. Bij het Dutch Wildlife Health Centre worden soms dode vossen binnengebracht voor onderzoek, waarbij onder andere de doodsoorzaak wordt onderzocht.

Vossen zijn territoriale dieren en zullen een confrontatie niet uit de weg gaan om hun gebied te verdedigen
Vossen zijn territoriale dieren en zullen een confrontatie niet uit de weg gaan om hun gebied te verdedigen

Lees ook: de lynx in Nederland


De rode vacht van de … rode vos

De vacht is meestal roodbruin van kleur, afgewisseld met witte en donkere stukken. Er zijn vele kleurvariaties in de vacht, van rood, grijzig tot oranje. De kleur is onder andere afhankelijk van het gebied waar de vos leeft en zijn of haar genen.

Omdat de vacht is opgebouwd uit dekharen en ondervacht, is de vos voorzien van een warme jas. Dit biedt bescherming tegen koude periodes of koude gebieden. In de winter is de vacht langer en dikker en biedt daarmee extra bescherming tegen de kou. In de zomer is de vacht korter en dunner. Daardoor lijkt de vos in de zomer een stuk smaller dan in de winter.

Alles heeft een reden in de natuur, zo ook de toch opvallende kleur van de vacht. De kleuren en kleurschakeringen helpen de vos met camoufleren. Zoals je hierboven kunt lezen, komt de vos vooral voor in gebieden met graslanden en bos. In deze gebieden heb je veel kleuren waar de vos als het ware in wegvalt. Hij valt zo minder op, wat twee voordelen heeft: hij kan minder opvallend jagen en valt zelf minder snel op als prooi voor grotere roofdieren.

De staart heeft de vorm van een pluim en zorgt onder andere voor balans. De staart ziet er pluizig uit en het uiteinde van de staart kan wit zijn, maar is in ieder geval lichter dan de rest van de vacht. Ook gebruiken vossen hun staart om te communiceren met andere vossen en helpt het bij het markeren van hun territorium.

Veelgestelde vragen

Waar leeft een vos?

Eigenlijk overal in Nederland, maar niet op de Waddeneilanden. Je kunt de vos in allerlei verschillende omgevingen tegenkomen. Hij leeft zowel in bos, duinen, op heidegronden als rondom dorpen en steden.

Wat eet een vos?

De vos eet van alles: van wormen, kevers, bessen, vruchten, zaden en noten tot kleine (knaag)dieren, eieren en menselijk afval.

Hoe noem je een jonge vos?

Kleine vosjes worden welpen genoemd. De moeder wordt moervos genoemd. Ze kan wel tot tien jongen krijgen, maar meestal zijn het er rond de vijf.

Wat doet een vos overdag?

Meestal rust de vos overdag. Als de omgeving rustig genoeg is, kan hij ook gaan jagen. Het rusten gebeurt meestal in familiegroepen. De vossen liggen vaak onder struikjes of in droge greppels. Wanneer de schemering invalt, wordt de vos actiever. Het jagen begint.

Wat moet je doen als je een vos ziet?

Allereerst zou je ongelofelijk veel geluk hebben, want vossen zijn schuwe dieren. Wanneer een vos je pad kruist, kun je het beste stil blijven staan en de vos rustig bekijken. Grote kans dat de ontmoeting snel voorbij is en dat de vos ervandoor gaat. Een vos zal alleen, zoals vrijwel alle dieren, agressief over kunnen komen wanneer hij zich bedreigd voelt. Net als de mens.

Een vos in de buurt, wat nu?

Zorg ervoor dat de omgeving onaantrekkelijk wordt voor de vos. Dat betekent dat je je afval achter slot en grendel houdt, eventuele dieren als kippen binnenhouden, laat huisdieren als honden en katten binnen en maak volières en hokken voor konijnen of cavia’s extra veilig en dicht. Ruim uitwerpselen niet met blote handen op en eet geen vruchten zoals bramen die 70 centimeter of lager bij de grond hangen.

(Bron: iStock)

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!