Natuurtuin in ontwikkeling – deel VI

Natuurtuin (De Natuur van hier)

Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie. In deel zes bespreken we de afgelopen winterperiode en het begin van de lente.

4 mei 2024

Uilen

In deel V van de natuurtuin in ontwikkeling serie schreven we dat we sinds enkele tijd bezoek krijgen van maar liefst twee uilensoorten: de steenuil en de kerkuil. Deze bezoeken hebben zich gedurende de winter en het begin van de lente voortgezet.

Steenuilen

Te beginnen met de steenuiltjes. Nadat we deze in het najaar een enkele keer gezien hadden, bleef het stil. In de tussentijd hadden wij niet stil gezeten, via STONE (steenuilenwerkgroep) hadden we een nestkast aangeschaft en opgehangen in een van de notenbomen. Even leek het erop dat het meteen raak was. Enkele avonden (en nachten) in het vroege voorjaar hoorden we de steenuilen luidkeels roepen en elegante vluchten achter elkaar aan maken.

Steenuil
Steenuil bij de ingang van de nestkast (De Natuur van hier)

Helaas lijkt het er niet op dat het tot een succesvol broedpaar heeft geleid in onze nestkast. We hebben echter wel vernomen dat een paar honderd meter verderop een paartje aan het broeden is. Dus wie weet kunnen we volgend jaar wel een paartje in onze nestkast bewonderen. In deze video zijn het vrouwtje en mannetje samen voor de nestkast te zien.

Kerkuil(en)

Dan de kerkuil. Gedurende de winter heeft een kerkuil de nestkast dagelijks gebruikt als rustplek. Begin januari zagen we echter dat er naast een ongeringde kerkuil ook nog zo nu en dan een geringde kerkuil voor de camera verscheen. Er moeten dus minstens twee exemplaren de schuur gebruikt hebben tijdens de winter. Een keer is het gelukt om beide kerkuilen gelijktijdig op de wildcamera vast te leggen.

Sinds het begin van de lente zijn de kerkuilen niet meer dagelijks aanwezig in de nestkast. Ons vermoeden is dat er op een andere plek wordt gebroed. Wel zien we we de kerkuilen nog minstens een aantal keren per week voor de wildcamera verschijnen. In deze video zie je een van de twee kerkuilen de nestkast binnen komen. Ook kun je hier het (angstaanjagende) geluid horen wat kerkuilen maken.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


En verder in de natuurtuin

Lente betekent ook trekvogeltijd. Dit voorjaar zagen (en hoorden) we maar liefst drie keer grote groepen kraanvogels over ons huis trekken. De waarneming van de grootste groep was het bijzonderste. Boven ons bleef een groep van ongeveer 100 kraanvogels een aantal minuten rondcirkelen, waarna er van diverse kanten kleine groepjes kraanvogels aansloten. Uiteindelijk vertrokken er zo’n 200 kraanvogels weer in noordelijke richting.

Kraanvogel
Kraanvogels verzamelen zich boven ons huis, om na een aantal minuten weer in een groet groep verder te trekken (De Natuur van hier)

Paringsgedrag en nieuwkomers

Er wordt ook weer gebroed in de natuurtuin dit jaar. In een van de nestkasten heeft een koolmezenpaar al jongen en de houtduif zit ook stevig te broeden in de taxus. Van onder andere merels, pimpelmezen, zwarte roodstaarten en tortelduiven hebben we paringsgedrag waargenomen, maar (nog) geen broedplekken in de tuin weten te ontdekken. Wellicht volgen deze later in het seizoen nog, of zitten ze niet ver van hier te broeden.

Daarnaast zien we dit jaar voor het eerst twee wilde eenden (mannetje en vrouwtje) gebruik maken van de poel in de tuin. Ook hebben we tot twee keer toe twee patrijzen waargenomen. De patrijzenpopulatie nam de afgelopen 40 jaar met bijna 90% (!) af in Europa, we zijn dus erg blij dat onze tuin aantrekkelijk genoeg is voor deze soort. Vanaf dit jaar worden aangrenzende akkers ook ingericht met patrijzenbeheer via het ANLb (Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer). Hopelijk kunnen we de patrijs dan ook vaker gaan zien in onze tuin.

Wildcamera’s
Benieuwd geworden wat er zoal in jouw tuin te zien is, wanneer jij van huis bent of in bed ligt? Met behulp van een wildcamera kun je bewegingen in je tuin vastleggen via foto’s of videos. Via bol.com zijn wildcamera’s in alle prijsklassen te bestellen, dus toegankelijk voor iedereen. Besluit jij zelf een wildcamera aan te schaffen, dan kun je dat doen via deze link. Wij ontvangen hiervoor dan een kleine vergoeding (het kost jou niets extra’s), waardoor we dit soort content kunnen blijven maken.

Beheer natuurtuin

Wat betreft beheer is het een redelijk rustige periode geweest. We hebben in de voortuin een witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) aangeplant. Daarnaast hebben we nog twee sterappeltjes (een lokaal ras) aangeplant.


Lees ook: hoe plant ik een boom?


Daarnaast is het grasland door het wisselvallige weer (vooral héél véél regen) weer flink aan het groeien. Om meer kruiden te krijgen zijn we het, in het verleden intensief bemeste, grasland daarom zo’n 3x per jaar aan het maaien (inclusief afvoeren van het maaisel). De eerste maaironde wordt nu uitgevoerd. Tot slot hebben we voorbereidingen getroffen voor een kleine keverbank te maken, achterin de natuurtuin. Hierover in het volgende deel meer!

Resultaat

In totaal hebben we nu 355 soorten organismen in de natuurtuin waargenomen, verdeeld over 18 soortgroepen en 174 families. Enkele bijzondere waarnemingen deze periode waren de dwarsbandkakkerlak (zeldzaam), bruingemarmerde schildwants (zeer zeldzaam), ovale dennenspanner (zeldzaam) en pocota (zeer zeldzaam). Deze laatste is een zweefvlieg welke een hommel imiteert (mimicry).

Natuurtuin kwartaal 1 2024
Natuurtuin overzicht (De Natuur van hier)

Lees ook: de beste waardplanten voor vlinders


De beste inheemse schaduwplanten

Vingerhoedskruid

Schaduwrijke plekken in de tuin zijn soms lastig aan te planten. De zon schijnt er maar weinig, waardoor het er erg vochtig en koel is. Door de juiste beplanting te kiezen kun je de schaduwrijke plekken toch goed opvullen met beplanting. Als je kiest voor inheemse planten zorg je er ook nog eens voor dat de lokale biodiversiteit er wat aan heeft. In deze blog geven we je de beste tips voor inheemse schaduwplanten.

Gele dovenetel

Bosanemoon (Anemone nemorosa)

We trappen af met de bosanemoon. Bosanemoon is een vaste plant welke in het vroege voorjaar in sommige bossen in ons land hele oppervlaktes bedekt met witte bloemen. Dit is een perfecte bodembedekker om te gebruiken onder struiken en bomen. De plant wordt niet hoger dan 25 centimeter en voelt zich prima in de volle schaduw. Ook een plekje in de halfschaduw kan de plant nog wel verdragen. De bloei duurt soms tot in mei en het is een drachtplant voor wilde bijen en honingbijen. Je bestelt de bosanemoon hier (bol.com).

Bosanemoon
Bosanemoon bloeit in het voorjaar met prachtige witte bloemen

Daslook (Allium ursinum)

Ben je opzoek naar een andere vaste plant met witte bloemen voor in de schaduw, dan is daslook een goede optie. Daslook bloeit in de periode april en juni met witte bloemen en is dan ook rijkelijk bloeiend te vinden in de duinen en in Zuid-Limburg. Daslook staat het liefst op een vochtige plek in de schaduw of halfschaduw en wordt 20 tot 40 centimeter groot.

Daslook
De witte bloemen van daslook vallen goed op en de bladeren kunnen gebruikt worden voor salades en soepen

Het is daarnaast een belangrijke drachtplant (een plant die voedsel levert in de vorm van nectar) voor wilde bijen, honingbijen en hommels. Het is daarnaast ook een eetbare plant voor onszelf, de bladeren kunnen gebruikt worden in salades en soepen en hebben een uiachtige smaak (behoort ook tot dezelfde familie als de ‘gebruikelijke’ ui). De plant kan ook een sterke uiachtige geur afgeven, waardoor deze soms wordt aangeplant om katten te weren uit de tuin. Deze schijnen niet van de sterke geur te houden.

Gele dovenetel (Lamium galeobdolon)

Wil je meer gele bloemen in je tuin, houdt dan een schaduwrijk plekje vrij voor de gele dovenetel. Deze inheemse plant doet het uitstekend in de schaduw en halfschaduw en bloeit van april tot juni met prachtige, gele bloemen. De plant is een fijne bodembedekker, omdat hij 20 tot 60 centimeter groot wordt én zich vermeerderd door wortelstokken.

Gele dovenetel
Gele dovenetel is een drachtplant voor onder andere hommels en wilde bijen

Gele dovenetel is tevens een prima drachtplant voor diverse insecten, waaronder hommels en wilde bijen. Daarnaast is de plant eetbaar. Je kunt er thee van zetten en jonge blaadjes smaken voortreffelijk door een salade. Reserveer een plekje onder een grote boom of een aantal struiken voor deze multifunctionele inheemse plant.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)

Een van de mooiste inheemse planten van ons land is vingerhoedskruid. Deze twee- of meerjarige plant krijgt in de periode mei tot oktober een prachtige tros bloemen met kleuren die variëren van wit naar verschillende tinten paars, roze en rood. De bladeren van de rozetplant blijven laag bij de grond, maar de bloementros kan wel tot 1,50 meter hoog worden. Na de bloei vormt het vingerhoedskruid zaad en zaait zich gemakkelijk. Geef de plant dan ook de ruimte in je border of in je (natuur)tuin.

Vingerhoedskruid
Vingerhoedskruid, één van de mooiste bloeiende planten van Nederland

Vingerhoedskruid staat het liefst op een plek in de schaduw of halfschaduw. De uitbundige bloemen zijn een belangrijke nectarplant voor hommels en bijen. Het is een uitstekende plant voor het fotograferen van hommels en bijen. Ze blijven vaak lang in de bloem zitten om al het nectar eruit te krijgen en zitten dan vaak helemaal onder het stuifmeel.

Je besteld vingerhoedskruid hier, bij Vivara. Met je aankoop steun je ook nog eens de groene parnters van Vivara, die onze inheemse natuur beschermen. Hieronder vallen onder andere Sovon, RAVON en De Zoogdiervereniging.

Bosaardbei (Fragaria vesca)

Een plant die zeker niet in deze lijst mag ontbreken is bosaardbei. Bosaardbei is inheems, wintergroen, eetbaar én belangrijk voor biodiversiteit in je tuin. Met een hoogte van 5 tot 30 centimeter is het een perfecte bodembedekker voor schaduwrijke plekken, onder bomen en struiken.

bosaardbei
Bosaardbei heeft naast de witte bloei ook een kenmerkende, kleine aarbei

De vele witte bloemen met gele kern zorgen voor een kleurrijk gezicht, vanaf mei tot soms wel in oktober! Gedurende het seizoen vormen zich ook de kleine, eetbare aardbeien aan de plant. De bladeren zijn daarnaast te gebruiken om thee te maken of in salades. Tot slot is het een drachtplant voor wilde bijen, honingbijen en hommels. Bosaardbei is via deze link te bestellen bij Vivara.nl.


Lees ook: natuurtuin in ontwikkeling – deel I


Wilde akelei (Aquilegia vulgaris)

Een andere inheemse plant met prachtige bloemen is wilde akelei. Wilde akelei staat het liefst op een licht zonnige plek, maar op een plekje in de halfschaduw doet deze plant het ook goed. In de periode mei tot en met juli bloeit wilde akelei met knikkende bloemen in de kleuren, paars, wit, rood en blauw. De echte inheemse soort heeft donkerblauwe bloemen. De plant wordt zo’n 40 tot 60 centimeter groot.

Wilde akelei
Wilde akelei bloeit met prachtige, knikkende bloemen

Van oorsprong komt wilde akelei voor in Zuid-Limburg en in Oost-Gelderland. Maar doordat wilde akelei veelvuldig in tuinen wordt gebruikt, kun je de plant overal in Nederland in de natuur tegenkomen. Wilde akelei zaait zich gemakkelijk uit en gaat daardoor een beetje ‘zwerven’ door de tuin. Het is een belangrijke drachtplant voor honingbijen en voornamelijk hommels. Met name hommels met een lange tong zoeken graag naar nectar in de bloem. Je bestelt wilde akelei hier (Vivara) per 4 stuks.

Donkere ooievaarsbek (Geranium phaeum)

Donkere ooievaarsbek is een vaste plant die het heel goed doet op een plekje in de zon, maar ook in de halfschaduw doet de plant het goed. Wanneer donkere ooievaarsbek in de schaduw staat zal deze iets minder bloemen hebben ten opzichte van een donkere ooievaarsbek in de zon, maar alsnog zal het een mooie toevoeging zijn in de tuin. De bloemen zijn paars tot lilazwart en zijn van mei tot september aanwezig. De donkere ooievaarsbek wordt 45 tot 60 centimeter groot. In de herfst krijgen de bladeren een beetje een oranje (herfst)kleur.

Donkere ooievaarsbek (Saxifraga - Jelle van Dijk)
Donkere ooievaarsbek doet het uitstekend op een zonnige plek, maar ook op een plekje in de halfschaduw weet de plant zich te handhaven (Saxifraga – Jelle van Dijk)

De donkere ooievaarsbek staat in Nederland te boek als ingeburgerd. Dit wil zeggen dat deze plant zich niet na de IJstijd spontaan heeft ontwikkeld (inheems), maar dat deze zich op eigen kracht (dus zonder hulp van de mens) in de periode daarna heeft weten te vestigen en wordt beschouwd tot de natuurlijke vegetatie van Nederland. De bestuiving van de plant wordt verzorgd door hommels, wilde bijen en honingbijen. Het is een waardplant voor het bruin blauwtje. Donkere ooievaarsbek is als 4-pack te bestellen bij Vivara.nl.

Gewone smeerwortel (Symphytum officinale)

Een andere dankbare inheemse plant voor in de tuin is gewone smeerwortel. Smeerwortel vind je in de natuur vaak in bermen en op dijken in het gras. Ze vallen op door hun uitbundige bloei, die kan variëren van paars tot roze en wit. De bloeiperiode valt in de periode april tot augustus. Smeerwortel wordt 30 centimeter tot 1 meter hoog en kan het beste staan op een plekje in de halfschaduw of in de zon.

Smeerwortel
Smeerwortel bloeit rijkelijk in de periode april tot augustus en trekt veel insecten aan

De bloemen worden voornamelijk bestoven door hommels. Deze kunnen met hun lange tong goed bij de nectar komen. Andere insecten zoals bijen bestuiven de bloem van de smeerwortel ook wel. Ze hebben een minder lange tong, maar maken een gaatje in de bloem waardoor ze toch bij de nectar kunnen komen. De geboorde gaten zijn te herkennen aan het bruine randje wat ze vaak hebben. Smeerwortel is hier te bestellen via bol.com.

Dubbelloof (Blechnum spicant)

Voor de echte schaduwplekken in je tuin, waar nauwelijks zon komt, zijn varens uitermate geschikt. Dubbelloof is zo’n fraaie inheemse varensoort die goed in de tuin gebruikt kan worden. De bladeren van dubbelloof ontvouwen zich in het voorjaar en worden 20 tot 65 centimeter groot. Varens vermeerderen zichzelf door het verspreiden van sporen. Ze nemen dus vanzelf toe ieder jaar. Naast een plekje in de schaduw verdraagt dubbelloof ook een halfschaduw plek, zolang deze maar niet in direct zonlicht en op een vochthoudende bodem staat. Een plekje onder grote bomen of struiken is uitstekend voor deze prachtige varensoort.

Dubbelloofvaren (Saxifraga - Ed Stikvoort)
Dubbelloofvaren is een perfecte inheemse schaduwplant voor in de tuin (Saxifraga – Ed Stikvoort)

Lees ook: de beste inheemse vaste planten


Tongvaren (Asplenium scolopendrium)

Tot slot nog een varensoort, maar totaal anders dan dubbelloof. Tongvaren is een unieke varensoort en heeft een leerachtig blad en is niet ingesneden, waarmee deze niet lijkt op de doorsnee varens. Het blad doet ook wel wat denken aan een lange tong, waaraan het de naam te danken heeft.

Tongvaren
Tongvaren heeft een leerachtig blad en het blad is niet ingesneden, waardoor deze anders lijkt dan de meeste varensoorten

Tongvaren staat graag op een plek in de schaduw of halfschaduw. De plant wordt 15 tot 50 centimeter groot. Kies een plek met goed doorlatende grond, zodat de wortels niet constant in het water staan. Ook een schaduwrijke plek op een stapelmuurtje is een uitstekende plek voor de tongvaren. Tongvaren is hier te bestellen, via bol.com.

De vijf mooiste bossen in Nederland

Beukenbos 2

Lang geleden bestond een groot deel van Nederland uit bos. Deze bossen werden op sommige plekken open gehouden door grote grazers, zoals het oeros en de wisent, én door natuurrampen, zoals bosbranden (na blikseminslag) en cyclonen. Tegenwoordig is er nog maar een fractie van deze hoeveelheid bos in Nederland te vinden. Het meeste heeft plaats moeten maken voor steden, dorpen en landbouw. Helaas is er van het originele oerbos niets meer over, maar gelukkig zijn er wel nog enkele relatief oude bossen te vinden. In deze blog maak je kennis met de mooiste bossen van Nederland.

Bos mist

Ondanks dat er door de eeuwen heen veel bos gekapt is, enerzijds als houtwinning, anderzijds om plaats te maken voor dorpen, steden en landbouw, zijn er toch nog tientallen bossen in ons land te vinden, met allemaal hun eigen kenmerkende eigenschappen en diersoorten. Uit al deze bossen hebben wij onderstaande selectie gemaakt, vijf van de mooiste bossen die Nederland te bieden hebben.

  • Het Deelerwoud, Gelderland
  • Het Drents-Friese Wold, Drenthe-Friesland
  • De Limburgse Hellingbossen, Limburg
  • Het Speulder- en Sprielderbos, Gelderland
  • De Oisterwijkse Bossen en Vennen, Noord-Brabant

Het Deelerwoud

We starten met het Deelerwoud wat ten noorden van Arnhem ligt, tussen Nationaal Park De Hoge Veluwe en Nationaal Park Veluwezoom. Het is een bos- en heidegebied van ruim 1200 hectare groot en is in het bezit van Natuurmonumenten. In het Deelerwoud zijn een van de oudste dennenbossen van ons land te vinden. Daarnaast zijn er eiken te vinden die stammen uit de tijd van het hakhoutbeheer.

Het Deelerwoud (Saxifraga-Bart Vastenhouw)

Sinds zo’n 30 jaar beheert Natuurmonumenten het gebied ‘niet’. Het gebied wordt open gehouden door grote grazers zoals Schotse hooglanders en wild zoals edelherten en wilde zwijnen. Er worden alleen zo nu en dan jonge dennen gekapt, om de kans op bosbrand te verkleinen.

In het Deelerwoud zijn enkele van de oudste dennenbossen in Nederland te vinden (Saxifraga – Bart Vastenhouw)

Fauna

Doordat er sinds 2011 in grofweg het hele jaar niet meer gejaagd wordt, gaat het goed met het wild. Tijdens een bezoek heb je dus een goede kans op edelhert, damhert, ree en wild zwijn. Ook de boommarter is een spectaculaire soort die je kunt treffen (als je geluk hebt tenminste).

Voor vogelliefhebbers is er ook genoeg te beleven. Het is een prachtige plek om bijvoorbeeld de raaf te spotten. Het gebied kent enkele broedpaartjes en is vooral in de winter zeer aantrekkelijk voor raven. Dit komt door het feit dat er meer karkassen van grote grazers liggen (door een combinatie van minder beheer (‘opruimen’), géén jacht en de komst van de wolf)).

Naast raven kun je verder, afhankelijk van het seizoen, zwarte specht, draaihals, klapekster, kepen, goudvinken, kruisbekken en blauwe kiekendieven zien. De heide is daarnaast een uitstekende plek voor reptielen zoals de adder en zandhagedis.

Goudvink
Goudvinken zijn wat schuwe vogels die je niet gauw ziet, maar als je het geluid kunt herkennen, maak je een stuk meer kans!

Lees ook: Natuurhuisje in La-Roche-en-Ardenne


Het Drents-Friese Wold

Op de grens van Drenthe en Friesland vinden we een van de grootste natuurgebieden van ons land, het Drents-Friese Wold. Ruim 6000 hectare bos- en heidegebied is hier aangewezen als Nationaal Park en is tevens Natura 2000 gebied. Het gebied spreidt zich uit over zuidwest Drenthe en zuidoost Friesland. Bekende dorpen op de grens van het Nationaal Park zijn Appelscha, Noordwolde, Diever en Vledder. Staatsbosbeheer beheert veruit het grootst deel van het gebied.

Drents-Friesewold (Saxifraga - Hans Dekker)
In het Drents-Friese Wold zijn naast heidegebieden en stuifduinen ook prachtige bossen te vinden (Saxifraga – Hans Dekker)

Het gebied kenmerkt zich door een afwisseling van bossen, heidevelden, stuifduinen en beekdalgraslanden. Met name de stuifduinen zijn bijzonder, omdat we deze op nog maar weinig plekken vinden in Nederland. De stuifduinen in het Drents-Friese Wold dreigde te verdwijnen door bebossing, maar door een groot deel bos te kappen hebben de duinen weer de ruimte gekregen om te gaan stuiven, waardoor dit bijzondere landschap behouden is gebleven.

Flora en fauna

Deze stuifduinen en de omliggende heidevelden brengen een bijzondere flora en fauna met zich mee. Op de heide kun je bijzondere flora vinden, zoals zonnedauw, lavendelhei en stekende wolfsklauw. Daarnaast komen er de zeldzame vlindersoorten het gentiaanblauwtje en de kommavlinder voor.

De stuifduinen en heide zijn daarnaast een van de weinige plekken waar reptielen het nog echt naar hun zin hebben in Nederland. Naast de zandhagedis komen hier ook alle slangen uit ons land voor: de ringslang, adder en de zeer zeldzame ringslang. Voor reptielen is rust in een gebied erg belangrijk. Respecteer daarom ook de regels in het gebied en blijf weg van plekken waar je als bezoeker niet mag komen.

Gladde slang (Saxifraga - Mark Zekhuis)
De zeldzame gladde slang komt nog voor in het Drents-Friese Wold (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Ook vogelaars komen in het Drents-Friese Wold aan hun trekken. Naast dat er veel spechtensoorten te vinden zijn, is het ook een goede plek om roofvogels te zien. Buizerds, haviken, blauwe kiekendieven en wespendieven zijn allemaal te zien in het gebied. Ook de raaf is een graag geziene gast in het Nationaal Park. Daarnaast is het Nationaal Park de laatste binnenlandse broedplek van de tapuit, welke als ‘bedreigd’ op de Nederlandse Rode Lijst staat.

Limburgse hellingbossen

In het meest zuidelijke stuk van ons land vind je ook prachtige bossen. Vanaf het smalste stukje Nederland wordt het heuvelachtig en liggen er verspreid over Zuid-Limburg diverse hellingbossen met karakteristieke flora en fauna. Doordat ze gelegen zijn op de hellingen van de heuvels, zul je de nodige hoogtemeters voor de kiezen krijgen, dus je kunt rustig spreken van uitdagende wandelingen.

Epen (De Natuur van hier)
De hellingbossen in Zuid-Limburg wisselen zich af met een halfopen landschap van struwelen, bomenrijen en kruidenrijke graslanden(De natuur van hier)

Het Savelsbos bij Maastricht, het Bunderbos in Bunde, het Bovenste en Onderste Bosch in Epen, het Danikerbos bij Geleen en het Vijlenerbos in Vijlen zijn enkele voorbeelden van bossen die de streek kenmerken. Holle wegen, oude bomen, bosbeekjes en fantastische vergezichten, je vindt het allemaal in de Zuid-Limburgse hellingbossen.


Lees ook: hike Epen (Zuid-Limburg) 21km


Flora en fauna

Een van de mooiste tijden om deze bossen te ontdekken is het voorjaar. In veel bossen zijn dan de voorjaarsbloeiers te zien, die de bossen al vroeg in het voorjaar kleur geven. Daslook, bosanemoon, bosviooltje en slanke sleutelbloemen zijn soms in grote aantallen aanwezig, als een soort bloementapijt. Een ander voordeel van de bossen in het vroege voorjaar bezoeken: er zitten vaak nog geen (of niet veel) bladeren aan de bomen en spechten zijn in deze tijd enorm actief. Dit geeft een goede kans op een waarneming en in Zuid-Limburg heb je kans op zowat alle in Nederland voorkomende spechtensoorten.

Naast spechten zijn er ook veel andere bijzondere vogels te zien, zoals in de bossen de taigaboomkruiper en op de open stukken kraanvogels en rode wouwen. Ook als zoogdierliefhebber is er van alles te ontdekken, want naast herten heb je diverse marterachtigen, zoals de das en de boommarter. Ook de wilde kat voelt zich sinds enige tijd weer thuis in een deel van deze bossen.

Ree (De natuur van hier)
Een ree in het Vijlenerbos (De natuur van hier)

Tot slot zijn er ook nog bijzondere amfibieën te vinden. Allereerst de vuursalamander, de enige landsalamander van ons land, waarmee het niet goed gaat. Maar ook de vroedmeesterpad en geelbuikvuurpad zijn bijzondere soorten voor deze streek. Als je bezoek brengt aan deze bossen houd dan rekening met de kwetsbare flora en fauna in het gebied. Veel soorten zijn al zeldzaam voor Nederland en worden door diverse factoren bedreigd, probeer de recreatiedruk daarom zo laag mogelijk te houden.


Lees ook: Hike Noorbeek (Zuid-Limburg) 13km

Speulder- en Sprielderbos

Een ander prachtig bosgebied zijn de Speulder- en Sprielderbossen, welke behoren tot Natura 2000 gebied de Veluwe. Het gebied is zo’n 3.300 hectare groot en ligt in de gemeente Putten en Ermelo. Het Speulder- en Sprielderbos is gelegen op een stuwwal, welke ontstaan is in de laatste IJstijd. Het is een van de oudste bossen in ons land. Het meest bijzondere aan het bosgebied is toch wel het 300 hectare bos dat ook wel het bos van de dansende bomen wordt genoemd.

Deze naam draagt dit stuk van het Speulderbos omdat de stammen van beuken bijna allemaal krom groeien, waardoor het lijkt alsof ze dansen. Het bos is op deze manier ontstaan doordat vroeger enkel de bomen met rechte stammen werden gekapt. Kromme stammen waren minder geschikt voor de verwerking ervan.

Het Speulderbos bij mist levert prachtige plaatjes op (Saxifraga – Jan Nijendijk)

Speulderbos (Saxifraga - Jan Nijendijk)

Het Solse Gat

In het Speulderbos is daarnaast ook nog het Solse Gat te vinden, een pingoruïne die stamt uit de ijstijd. Een pingoruïne is een overblijfsel van een pingo, een bolvormige heuvel. Deze heuvel is ontstaan doordat bevroren grondwater (in de vorm van ijs dus) een dun laagje bevroren grond naar boven heeft geduwd. Na verloop van tijd, toen het klimaat warmer werd, smolt het ijs en bleef er uiteindelijk een soort kuil achter, de pinogruïne. Deze pingoruïne is vervolgens verder vergroot als gevolg van leemwinning, waarmee het Solse Gat ontstaan is.

In en rondom het Solse Gat komt bijzondere vegetatie voor. Zo zijn er onder andere de (zeldzame) waterplanten waterdrieblad en slangenwortel te vinden. Maar ook de prachtige voorjaarsbloeiers bosanemoon en slanke sleutelbloem.

Fauna

In het Speulder- en Sprielderbos blijft veel dood hout liggen, wat goed is voor de biodiversiteit. Veel dood hout zorgt voor veel (bijzondere) insecten, welke een goede basis vormen voor een gezond ecosysteem. Er zijn in het bosgebied ook veel verschillende vogelsoorten te vinden. Vinken zoals goudvinken, appelvink en (in sommige jaren) ook kruisbekken, maar ook spechten zoals de middelste bonte specht en de zwarte specht zijn er aanwezig. Uiteraard is ook in de avonduren de bosuil waar te nemen.

Er is met name ook veel grof wild te zien in de Speulder- en Sprielderbossen. Dit heeft er mee te maken dat het een redelijk voedselrijk bos is, waardoor het een hoge capaciteit van grote dieren kan verdragen. Herten zoals het ree en het edelhert komen er veelvuldig voor, maar ook het wild zwijn voelt zich er thuis. Kleinere zoogdieren zoals de vos, en marters als de das en de boommarter komen er ook voor.

Wild zwijn
Het wild zwijn is talrijk aanwezig in Natura 200 gebied de Veluwe

Oisterwijkse Bossen en Vennen

Tot slot willen we nog een bosgebied in het zuiden van het land benoemen. In Noord-Brabant liggen de Oisterwijkse Bossen en Vennen, een aaneengesloten gebied van bossen, vennen en heiden van 750 hectare groot. Meer dan de helft hiervan wordt beheerd door Natuurmonumenten. Het is gelegen bij Tilburg en Oisterwijk. Samen met de Oude Hondsberg en Kampina vormen ze het Groene Woud. Het behoort daarnaast tot het Natura 2000 gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen, een aaneengesloten dekzandlandschap. In de Oisterwijkse Bossen en Vennen zijn meer dan 80 verschillende vennen te vinden.

Oisterwijkse bossen en vennen (Saxifraga - Jan van der Straaten)
Oisterwijkse bossen en vennen (Saxifraga – Jan van der Straaten)

Flora en fauna

Het gebied kent een bijzondere en rijke flora en fauna. Kenmerkend zijn de wilde gagel, een struik die groeit op natte, zure, venige grond én veenmos, welke groeit in het veen. Maar ook een minder algemene soort zoals moerashertshooi is er te vinden. Vroeger broedde er de elegante zwarte stern in de vennen. Deze kreeg hier ook de toepasselijke bijnaam de venkraai. Dodaars, ook een rode lijst soort, komen gelukkig wel nog in het gebied voor. Daarnaast zijn er ook eendachtigen zoals wintertaling, tafeleend en grote zaagbek (voornamelijk in de winter) te zien. In de bossen zijn onder andere de bonte vliegenvanger en de appelvink, goudvink en kruisbek te vinden.

De vennen zijn tot slot een zeer goede plek om fraai gekleurde en bijzondere juffers en libellen waar te nemen. Zo zijn er de smaragdlibel en de koraaljuffer te vinden. Daarnaast ook de zeldzame gaffelwaterjuffer, bosbeekjuffer en venwitsnuitlibel. Al met al een rijk en gevarieerd gebied om meer dan eens te bezoeken.

Zwarte stern
De zwarte stern broedde vroeger in de Oisterwijkse vennen. Zou deze weer als broedvogel kunnen terugkeren?

Dit waren onze vijf mooiste bossen in Nederland. Welk bos vind jij het mooiste? Laat het ons weten in de comments.

Bouwtekening nestkast ringmus

Ringmus

Een goede manier om de natuur, vogels in het bijzonder, een handje te helpen is door het plaatsen van nestkasten. Door de toenemende verstedelijking, kunnen vogels soms lastig een geschikte broedplaats vinden. Nestkasten kunnen hier op een goedkope en efficiënte manier een oplossing voor bieden. Het aantal ringmussen in Nederland is sinds 1990 gehalveerd. Een beetje hulp in de vorm van een nestkast kan de ringmus dus wel gebruiken.

De ringmus (Passer montanus)

De ringmus is een kleine vogel die behoort tot de familie mussen en erg veel lijkt op de beter bekende huismus. Er zijn echter enkele verschillen op te merken. Ringmussen bereiken een lichaamslengte van 12,5 tot 14 centimeter en een spanwijdte van ongeveer 21 centimeter. Daarmee blijven ze een fractie kleiner dan de huismus.

Ringmus 2
Het roodbruine kopje en de zwarte wangvlek zijn opvallend bij de ringmus

De mannetjes en vrouwtjes ringmussen lijken sprekend op elkaar. Ze hebben een roodbruine kop, zwarte wangvlek en bef en een witte halsring. Verder zijn ze overwegend bruin gekleurd met een witte vleugelstreep. Vooral op basis van het roodbruine kopje in combinatie met de zwarte wangvlek zijn ze goed te onderscheiden van mannetje huismus.

Verspreiding

Ringmussen zijn in tegenstelling tot huismussen niet overal in de stad te vinden, maar meer aan de stads- en dorpsranden en op boerderijen. Ze zoeken graag het kleinschalig cultuurlandschap op, waar ze gebruik maken van hagen, solitaire bomen en struiken en van aangrenzend bouwland om te foerageren. Dit verklaart ook meteen de afname in de populatie. De laatste decennia is dit type landschap op veel plekken in ons land verdwenen, waar het plaats heeft moeten maken voor monocultuurlandschappen en steriele en weinig groene (boeren)erven. Daarnaast is heeft veel graanteelt (een belangrijke voedselbron voor de ringmus) plaats moeten maken voor grootschalige maïsteelt.

In oktober zijn de meeste ringmussen in ons land te vinden. Bijna alle ringmussen in ons land zijn standvogels, maar in oktober krijgen ‘onze’ ringmussen bezoek van ringmussen uit Noord- en Oost-Europa, die hun broedgebied tijdelijk verlaten om hier (of verderop in West-Europa) te overwinteren.


Lees ook: bouwtekening nestkast merel


Voedsel en voortplanting

Het dieet van ringmussen is hoofdzakelijk plantaardig, aangevuld met dierlijk voedsel in de vorm van insecten. Ze eten hoofdzakelijk granen en zaden. Dit doen ze vaak in groepen, ook wel flocks genoemd, gemengd met andere zangvogels zoals huismussen en vinken. Al druk foeragerend over de grond zie je dan grote groepen zangvogels op zoek naar zaden of graanresten op boerenland. Vooral tijdens het broedseizoen wordt dit aangevuld met insecten. De jonge dieren krijgen in de eerste levensfase hoofdzakelijk eiwitrijk, dierlijk voedsel gevoerd.

Ringmus (Saxifraga - Piet Munsterman)
Het efficiënter worden van de landbouw heeft ervoor gezorgd dat ringmussen steeds vaker niet voldoende voedsel kunnen vinden (Saxifraga – Piet Munsterman)

Ringmussen broeden van nature in boomholtes, hagen en struiken. Daarnaast maken ze ook dankbaar gebruik van nestkasten. Per legsel worden er twee tot zeven eieren gelegd. Het aantal legsels per jaar varieert tussen de twee en vier. Beide ouders dragen zorg voor het uitbroeden van de eieren, wat zo’n twee weken in beslag neemt. Wanneer de juveniele dieren uit het ei zijn gekomen, duurt het nog ruim twee weken voordat ze kunnen vliegen.

Nestkast ringmus

Een nestkast voor een ringmus ophangen kan dus een goed idee zijn, mits in de juiste leefomgeving. Soms gebruiken ringmussen ook koolmees of pimpelmees nestkasten.

Meestal worden nestkasten van hout gemaakt, op onze bouwtekening gaan we daar ook vanuit, omdat dit praktisch is en vaak het goedkoopste. Uit onderzoek blijkt echter dat nestkasten gemaakt van houtbeton vaak succesvoller zijn. Ze worden daarnaast ook sneller en meer gebruikt. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze warmte beter vast houden en dat het in de nestkast net een beetje warmer is.

Heb je dus geen zin om zelf een nestkast te maken en wil je het beste resultaat, bestel dan hier je houtbeton nestkast. Als je de kast via deze link besteld, dan bestel je hem bij Vivara en lever je met je aankoop ook nog eens een bijdrage aan de Nederlandse natuur!


Lees ook: bouwtekening nestkast bosuil


Bouwtekening nestkast ringmus

Wil je wel graag zelf een nestkast voor een ringmus maken, gebruik dan gratis onderstaande bouwtekening. Op deze tekening staan alle gegevens die je nodig hebt om een goede nestkast te maken. Hierop vind je de afmetingen van de kast (en de invliegopening), welke houtsoort je het beste gebruikt en een zaagschema zodat je precies weet hoeveel hout je moet kopen. Bij veel bouwmarkten kun je het hout dat je koopt meteen in de juiste afmetingen laten zagen. Neem je bouwtekening dus mee naar de bouwmarkt, dat bespaart je een hoop werk.

Bouwtekening nestkast ringmus
Bouwtekening nestkast ringmus (De natuur van hier)

Als houtsoort kun je het beste beuken-, lariks- of eikenhout gebruiken. Daarnaast kan ook watervast multiplex gebruikt worden. Als dikte raden we 15 millimeter aan. Let bij het kopen van het hout op het FSC-keurmerk. Gebruik RVS schroeven om het hout mee vast te schroeven. RVS is beter bestand tegen roesten dan verzinkte schroeven, dus beter geschikt om buiten te gebruiken. Eventueel kun je het dak afwerken met dakleer, zodat het hout minder te verduren krijgt en de nestkast langer mee gaat.

Ophangen nestkast

Bij het ophangen van de nestkast is het belangrijk om met een aantal zaken rekening te houden. Hang de nestkast stevig op zodat deze niet valt. Hang de kast op ongeveer twee á drie meter hoogte, met de opening richting het noorden, noordoosten of oosten. Zo voorkom je dat het constant binnen regent en dat er minder overlast is van wind en zon. Zorg er daarnaast voor dat de kast niet goed bereikbaar is voor katten en andere roofdieren.

In het najaar (rond oktober) is het tijd om de nestkast schoon te maken. Gebruik hiervoor geen schoonmaakmiddelen, maar alleen heet water. Hang de nestkast daarna meteen weer op, want soms worden ze in de winter gebruikt als rustplek.

Ringmus
Ringmussen maken dankbaar gebruik van nestkasten als ze op de juiste plek hangen

Lees ook: bouwtekening nestkast boomkruiper


Veelgestelde vragen

Hoe lok ik een ringmus naar mijn tuin?

Om een ringmus naar je tuin te lokken is het zaak om op de juiste plek te wonen. Ringmussen leven aan de rand van dorpen en steden, in een halfopen landschap. Belangrijk is dat er voldoende schuilplekken in de vorm van hagen, heesters en bomen in de buurt zijn. Daarnaast is het belangrijk dat ze voedsel kunnen vinden, op bijvoorbeeld graanakkers.

Hoe maak ik een nestkast voor een ringmus?

Een nestkast voor een ringmus kun je maken van lariks-, beuken- of eikenhouten planken. Watervast multiplex is ook geschikt. De nestkast moet circa 12x12x27cm groot zijn. Gebruik de bouwtekening (inclusief zaagschema) in deze blog.

Hoe hang ik een nestkast voor een ringmus op?

Hang de nestkast op een beschutte plek, op ongeveer twee á drie meter hoogte stevig op, buiten het bereik van katten en andere roofdieren. Zorg dat de nestkast met de opening naar het noorden, noordoosten of oosten hangt, zodat het niet binnen regent.

De beste waardplanten voor vlinders

rups koninginnepage

Naast planten met nectarrijke bloemen, die als voedsel dienen, is er nog een groep planten die onmisbaar is in het leven van vlinders: de waardplanten. Waardplanten zijn de planten waarop vlinders hun eieren leggen. Iedere vlinder heeft andere waardplanten, dus zorg dat je van onderstaande lijst zeker een aantal planten in je tuin hebt staan.

Brandnetel waardplant (De natuur van hier)
Brandnetel is voor veel vlindersoorten, zoals deze gehakkelde aurelia, een belangrijke waardplant (De natuur van hier)

Wat zijn waardplanten?

Een waardplant is een plant waarop een organisme, in dit geval de rups van een vlinder, de voeding vindt om te groeien. Deze planten zijn onmisbaar in de ontwikkeling van rups naar vlinder. Meestal wordt door de rups de bladeren van de plant gegeten, maar dit is niet altijd het geval. Soms worden ook stengels, wortels, bloemen en zelfs zaden gegeten. Veel rupsen eten het blad (of het andere plantdeel) maar van één soort (monofaag). Soms worden er ook meerdere plantensoorten gegeten, van dezelfde plantenfamilie (oliofaag). Tot slot zijn er ook nog soorten die niet zo specifiek zijn en eten van allerlei planten (polyfaag).

In de meeste gevallen legt de vlinder haar eitjes ergens op de waardplant. Er zijn echter ook soorten die de eitjes in de buurt van de planten leggen, waarna de rups de plant op zoekt na uit het eitje gekomen te zijn.

Landkaartje rupsen (Saxifraga - Pieter van Breugel)
De vlinder legt de eitjes op, of in de buurt van de waarplant. De rupsen kunnen zo meteen beginnen met eten (Saxifraga – Pieter van Breugel)

Waarom zijn waardplanten belangrijk?

Zonder waardplant kan een vlinder haar levenscyclus dus niet voltooien. Als alle waardplanten zouden verdwijnen, zouden vlinders dus ook uitsterven. Het is dan ook van groot belang dat er voldoende inheemse planten te vinden zijn. Vaak wordt er enkel gekeken naar de bloemen van een plant bij het aanschaffen van een tuinplant, waardoor er ook veel exotische tuinplanten worden aangeschaft. Deze bieden, in sommige gevallen, wel een voedselaanbod (in de vorm van nectar) aan de vlinders, maar vaak geen plek om eitjes af te zetten. Als deze dus niet worden gecombineerd met inheemse waardplanten, zullen vlinders zich dus niet in de tuin kunnen voortplanten.

Pas op met vlinderstruik

Een goed voorbeeld hiervan is vlinderstruik. Deze wordt massaal aangeboden (en gekocht) in tuincentra, met de boodschap dat het een uitstekende vlinderplant is. Dit is ook deels waar, maar het is voor bijna geen enkele vlinder een waardplant in Nederland.

Tel daarbij op dat de vlinderstruik steeds vaker in natuurgebieden verschijnt en inheemse planten daar verdringt, waardoor deze dus eigenlijk een negatief effect heeft op bijzondere inheemse vlinders. Ook blijkt op veel planten uit tuincentra gif te zitten.

Vlinderstruik

Lees ook: wat zijn invasieve exoten?


Waardplanten

Het is dus van belang dat er naast nectarrijke bloemplanten ook waardplanten worden aangeplant in de tuin. Hieronder volgt een lijst van enkele van de meest waardevolle waardplanten. Voor de meeste van onderstaande waardplanten geldt dat ze als waardplant dienen voor meerdere vlindersoorten, waardoor je dus met het aanplanten van een paar planten een grote verscheidenheid aan vlinders in je tuin kunt verwachten.

Grote brandnetel (Urtica dioica)

De meeste mensen verafschuwen ze en bestrijden ze zelfs met gif, maar de brandnetel is een ontzettend belangrijke plant voor onze inheemse vlindersoorten. De grote brandnetel is voor veel inheemse vlinders de waardplant. De meeste rupsen eten geen andere planten. De atalanta, dagpauwoog, kleine vos en gehakkelde aurelia zijn afhankelijk van dit ‘onkruid’.

Laat dus in je tuin een hoekje staan met brandnetels. Dit doe je het best op een half beschaduwde, op een rustige, beschutte plek. In ruil daarvoor heb je kans op vier prachtige vlinders bij je nectarrijke bloemen verderop in de tuin.

Wegedoorn (Rhamnus cathartica)

De volgende waardplant die we aanraden is de wegedoorn, een wat onbekende inheemse heester/kleine boom. Wegedoorn is familie van sporkehout en behoort tot het geslacht, Rhamnus, wellicht beter bekend onder de naam vuilboom.

Gezien de uiteindelijke grootte van de boom/struik is deze eigenlijk alleen geschikt voor de grotere tuinen. Als solitaire boom/struik wordt de wegedoorn ongeveer zes meter hoog. De wegedoorn kan ook uitstekend gebruikt worden in houtsingels, struwelen en brede, ruige (gemengde) hagen.

Wegedoorn is bladverliezend en krijgt zwarte steenvruchten, welke gegeten worden door vogels. Naast dat het een waardplant is voor maar liefst drie in Nederland voorkomende dagvlindersoorten (komen we zo op terug), is het ook een waardplant voor diverse nachtvlindersoorten en zelfs voor een wantsensoort. Een ware biodiversiteit impuls voor je tuin dus!

Er zijn dus drie vlindersoorten die de eitjes op (of in de buurt van) de wegedoorn afzetten, zodat de rupsen zich te goed kunnen doen aan het blad van de struik. De bekende citroenvlinder legt naast het sporkehout enkel zijn eitjes op de wegedoorn. Het boomblauwtje legt daarnaast ook zijn eitjes onder andere op de wegedoorn. De laatste, het groentje, is bij de meeste mensen wat minder bekend. Het groentje komt hoofdzakelijk in het oosten van ons land voor en legt daar haar eitjes op een aantal struiken, waaronder de wegedoorn.

Pinksterbloem

De pinksterbloem kennen de meeste mensen wel. Ze bloeien prachtig paars in het voorjaar in weilanden. De pinksterbloem wordt maximaal 50 centimeter groot en staat graag op vochtige tot natte gronden. Meestal dus in weilanden, maar soms ook op andere plekken, zoals in het bos, in moerasgebied en in het gazon in tuinen. De kruidachtige plant bloeit van april tot juni.

Hoewel nog steeds algemeen, is de pinksterbloem in de laatste decennia flink achteruit gegaan. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met de intensivering van de landbouw, waardoor veel kruiden in weilanden plaats hebben moeten maken voor raaigras. Gezien het belang van waardplanten heeft dit dus ook een nadelig effect op de vlinders die er hun eitjes op afzetten.

Ook in gazons zie je de pinksterbloem steeds minder. Dit komt doordat mensen het gazon maaien voordat de pinksterbloem de kans krijgt om te bloeien. Heb je dit prachtige plantje dus in je gazon, maai je gazon dan helemaal niet of laat het stuk met pinksterbloemen staan. De rijkelijke bloei zal je gazon kleur geven in het voorjaar en de rupsen van vlinders krijgen de kans uit te groeien tot volwaardige vlinders.

Er zijn twee inheemse vlindersoorten die hun eitjes afzetten op de pinksterbloem: het oranjetipje en het klein geaderd witje (in deze blog lees je het verschil tussen deze en andere witte vlinders). Kies je er dus voor om een gazon met pinksterbloem niet te maaien, dan kan het zomaar zijn dat deze twee vlinders later in het jaar talrijk aanwezig zullen zijn.

Wilde kamperfoelie

De wilde kamperfoelie is de enige klimplant in deze lijst. Van nature groeit wilde kamperfoelie in bossen, hoofdzakelijk als ondergroei op lichte plekken in het bos. Van juni tot oktober bloeit de kamperfoelie met geelwitte bloemen. In de avond beginnen de bloemen heerlijk te geuren en trekken daarmee veel nachtvlinders aan, die zich te goed doen aan de nectar in de bloem.

Maar naast nectar voor nachtvlinders biedt de kamperfoelie ook voedsel voor rupsen. Het is namelijk de waardplant voor de kleine ijsvogelvlinder. De kleine ijsvogelvlinder is een minder algemene vlinder in Nederland, die zware jaren achter de rug heeft. Tegenwoordig nemen de aantallen weer wat toe. Naast de kleine ijsvogelvlinder is de wilde kamperfoelie ook een waardplant voor de dagactieve nachtvlinder de Spaanse vlag en voor de inmiddels in Nederland verdwenen (komt wel nog in België voor) prachtige moerasparelmoervlinder.

Wilde kamperfoelie kan tegen een klimrek aangroeien, maar deze kan ook prima worden toegepast in een gemengde haag, struweel, houtsingel of bosje. Kamperfoelie gebruikt wel andere planten om tegenaan te groeien, maar is geen parasiet en dus niet schadelijk voor de andere plant.

Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Moestuin

Wil je vlinders voorzien van waardplanten dan is het misschien nog het beste om een moestuin te beginnen. Naast dat je zelf lekker, vers en onbespoten groente en fruit kunt oogsten, is het vaak een plek vol biodiversiteit. Zeker als je ervoor kiest de moestuin volgens de filosofie van permacultuur te realiseren.

In een moestuin zijn vaak planten te vinden die belangrijke voedselbronnen zijn voor rupsen. Klein koolwitje en groot koolwitje leggen bijvoorbeeld hun eitjes op of bij allerlei koolsoorten. Het scheefbloemwitje heeft als waardplant rucola (of raketsla). Plant je ook nog hop in je moestuin dan heb je ook meteen een waardplant voor dagpauwoog en gehakkelde aurelia te pakken. De gehakkelde aurelia legt daarnaast ook nog zijn eitjes op hazelaar en alle ribes soorten zoals aalbes, kruisbes en zwarte bes. Struiken die je prima in of in de buurt van je moestuin kunt plaatsen.

Maar veruit de mooiste vlindersoort die opzoek is naar waardplanten in je moestuin is de koninginnepage. Koninginnepage legt de eitjes voornamelijk op wilde peen en cultivators daarvan. Maar daarnaast ook op andere schermbloemigen zoals pastinaak, venkel en dille.

Naast dagvlinders zullen ook veel nachtvlinders de moestuin bezoeken. Kortom, een moestuin is een ware biodiversiteitsmagneet en levert ook nog eens vers voedsel op. Win-win dus.

Grondeleenden – eenden in Nederland – deel III

Pijlstaart

Na de duikeenden, is het nu tijd om in deel III en IV van de blogserie ‘eendachtigen in Nederland’ de grondeleenden te bespreken. In totaal zijn er negen broedende grondeleenden in ons land te vinden en nog een scala aan dwaalgasten. Maak kennis met de grondeleenden van Nederland!

Wilde eenden
De wilde eend is misschien wel de bekendste grondeleend

Grondeleenden

Grondeleenden zijn een geslachtsgroep binnen de eendenfamilie, waarbij de soorten onderling een bepaald arsenaal aan gelijke kenmerken heeft. Net zoals bij duikeenden, is de naam afgeleidt van de manier waarop voedsel gezocht en gevonden wordt. In tegenstelling tot duikeenden duiken grondeleenden dus niet voor hun voedsel, maar doen ze dit op een grondelenede wijze. Dit betekent dat ze met hun hoofd onder water en hun kont naar boven gestoken in ondiep naar voedsel zoeken.

Er wordt dan voornamelijk plantaardig voedsel, zoals plantendelen, wortels en zaden gegeten. Ook wordt dierlijk voedsel gegeten, de ene soort meer dan de ander, maar in de regel eten ze hoofdzakelijk plantaardig voedsel.

Het lichaam van grondeleenden is hier ook op aangepast. Ze zijn minder gestroomlijnd dan duikeenden en hebben de poten meer onder het lichaam. Hiermee kunnen ze ook gemakkelijker op land lopen. Sommige soorten grazen zelfs gras op land. Ze liggen daarnaast minder diep in het water dan duikeenden doen. Ze kunnen moeiteloos vanuit het water opvliegen.

Broedende grondeleenden

In Nederland zijn er een negental broedende grondeleenden te vinden. Daarnaast zijn er nog tal van dwaalgasten te vinden. Deze komen maar af en toe voor in ons land en sommige dwaalgasten zijn afkomstig uit privé collecties. De negen broedende grondeleenden in Nederland:

  • Wilde eend (Anas platyrhynchos)
  • Pijlstaart (Anas acuta)
  • Wintertaling (Anas crecca)
  • Krakeend (Mareca strepera)
  • Smient (Mareca penelope)
  • Slobeend (Spatula clypeata)
  • Zomertaling (Spatula querquedula)
  • Mandarijneend (Aix galericulata)
  • Muskuseend (Cairina moschata)

Over de laatste twee soorten in deze lijst, de mandarijneend (het hele Aix geslacht overigens) en de muskuseend, bestaat nog discussie. Deze zouden wellicht onder de halfganzen ingedeeld moeten worden.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeekprik


Wilde eend (Anas platyrhynchos)

De bekendste grondeleend in ons land is toch wel de wilde eend. Wilde eenden bereiken een lichaamslengte van 50-62 centimeter en een spanwijdte van 90-98 centimeter. Het mannetje (de woerd) heeft een groene kop met een witte halsband en een bruine borst. Opvallend zijn de zwarte gekrulde staartveren. Het is de enige eendensoort waarbij de staartveren gekruld zijn. Verder valt de blauwe vleugelspiegel op (welke vrouwtjes ook hebben). Vrouwtjes zijn soberder gekleurd, met verschillende tinten bruin. Ze lijken daarmee veel op de vrouwtjes van de krakeenden. Belangrijk verschil is de kenmerkende blauwe (met wit omrande) vleugelspiegel.

Het mannetje lijkt in de nazomer/winter veel op het vrouwtje qua verenkleed, deze dragen dan hun eclipskleed. Mannetjes en vrouwtjes zijn dan nog van elkaar te onderscheiden aan de hand van de snavelkleur. Deze is bij mannetjes geelachtig en bij vrouwtjes zeemkleurig.

Wilde eend - man
Mannetjes wilde eenden zijn bont gekleurd, met een groene kop, bruine borst en blauwachtige vleugelspiegel

Leefwijze en voedsel

Wilde eenden komen talrijk voor in hun verspreidingsgebied. In Europa is het zelfs de meest algemene eendensoort. Ze zijn veel te vinden op van allerlei wateren. Meren, plassen, vijvers en rivieren zijn allen geschikt. Bij voorkeur kiezen ze voedselrijke wateren die niet te diep zijn, zodat ze al grondelend hun voedsel kunnen zoeken. Meestal zoet water, maar dit is geen harde eis. Ze hebben weinig last van menselijke aanwezigheid en verstoring, ze zijn vaak ook te vinden op vijvers in stadsparken of in tuinen.

Het is hoofdzakelijk een planteneter, maar af en toe dierlijk voedsel wordt zeker niet overgeslagen. Vooral in de winter neemt het gedeelte dierlijk voedsel toe. Qua dierlijk voedsel wordt er zowel kleine vis als ongewervelden gegeten. Plantaardig voedsel wordt genuttigd in de vorm van zaden, plantenwortels en andere plantendelen. Daearnaast komt het ook voor dat ze op land op gras grazen.

Voortplanting en trekgedrag

Wilde eenden beginnen kennen een lang broedseizoen en beginnen vaak al in februari met broeden. Een legsel bestaat uit 1 tot 13 eieren, welke na ongeveer een maand zijn uitgebroed. De juveniele dieren blijven lang bij het nest, ze kunnen na 50 tot 70 dagen vliegen.

De wilde eenden in Nederland (en in andere gebieden met een gematigd klimaat) zijn hoofdzakelijk standvogels, wat betekent dat ze hier in de winter ook verblijven. In de winter krijgen ze echter wel gezelschap van meer noordelijk broedende individuen. Deze trekken over korte afstand om de winter meer zuidelijk door te brengen. Aan het einde van de winter verlaten deze individuen ons land weer om hun broedgebied op te zoeken.

Pijlstaart (Anas acuta)

Verwant aan de wilde eend is de pijlstaart, deze behoort tot hetzelfde geslacht (Anas). De pijlstaart bereikt een lichaamslengte van 51-66 centimeter en een spanwijdte van 80-95 centimeter. Mannetjes zijn opvallend gekleurd, met een bruine kop en een witte borst, welke in een punt doorloopt tot op het achterhoofd. De buik is ook wit, en ze hebben een zwart witte staart met uitzonderlijk lange staartveren, waaraan ze de naam te danken hebben. De rest van het verenkleed is overwegend grijs gekleurd. Verder valt de lange nek op bij pijlstaarten.

Vrouwtjes zijn een stuk minder opvallend gekleurd en hebben een verenkleed dat bestaat uit verschillende tinten bruin. Ook vrouwtjes hebben langere staartveren, maar niet zo lang als mannetjes. De langere staartveren kan gemakkelijk zijn om ze te onderscheiden van bijvoorbeeld vrouwtjes wilde eenden. Ze hebben daarnaast een zwarte snavel en een donkere kop.

Pijlstaart
Mannetjes pijlstaarten zijn bontgekleurde eenden met opvallend lange staartveren

Leefwijze en voedsel

Pijlstaarten komen voor op open wateren, die het liefst niet te diep zijn. In Nederland zijn pijlstaarten vaak te vinden in het Waddengebied of in de Delta. In winter komen ze soms ook voor op meren in het binnenland. Nederland ligt op de zuidgrens van het verspreidingsgebied van de pijlstaart.

Het zijn hoofdzakelijk planteneters. Voornamelijk plantenzaden worden gegeten. Met hun lange nek kunnen ze diep grondelen, dieper dan de meeste andere grondeleenden. In het broedseizoen wordt er naast plantaardig, ook dierlijk voedsel gegeten. Kleine visjes en waterinsecten staan dan op het menu.

Voortplanting en trekgedrag

Pijlstaarten leggen ongeveer 6 tot 12 eieren in een legsel. Ze doen er ongeveer 23 dagen over om deze eieren uit te broeden. Na 40-45 dagen kunnen de jongen vliegen.

De pijlstaart is het hele jaar in Nederland te zien, echter is het een uiterst schaarse broedvogel. Jaarlijks worden er enkele gevallen geregistreerd, meestal bevinden deze zich in het Waddengebied of in de Delta.

Het is een uitgesproken trekvogel welke vaak naar Zuid-Europa of Afrika trekt. Ze trekken in grote groepen, voornamelijk ’s nachts. Ze vliegen dan in de bekende v-formatie.

Wintertaling (Anas crecca)

De derde, en laatste, grondeleend van het geslacht Anas dat in Nederland voorkomt is de wintertaling. De wintertaling is de kleinste algemeen voorkomende eend in Nederland en tevens ook in Europa. Ze bereiken een lichaamslengte van 34-38 centimeter en een spanwijdte van 58-64 centimeter.

Mannetjes hebben een kastanjebruine kop met een groen vlek rondom het oog, die doorloopt tot op het achterhoofd. Ze hebben daarnaast een opvallend gespikkelde borst. Verder zijn ze overwegend grijs gekleurd, met een horizontale witte streep op de flanken. Het achterwerk is een combinatie van geel en zwart.

Vrouwtjes zijn onopvallend bruin gekleurd, met een groene spiegel (de achterkant van de vleugel). Op basis van de spiegel zijn vrouwtjes wintertalingen te onderscheiden van vrouwtjes zomertalingen, die er verder veel op lijken.

Wintertaling
Mannetjes wintertalingen hebben een bont verenkleed, met een kastanjebruine kop en een groene vlek rondom het oog

Leefwijze en voedsel

Wintertalingen bevinden zich het liefst op ondiepe wateren met oeverbegroeiing. In de winter verzamelen wintertalingen zich vaak in grote groepen. Het zijn hoofdzakelijk planteneters. Ze eten veel plantenzaden, maar ook andere delen van planten en gras worden gegeten. Het voedsel vinden ze al grondelend of door water met hun mond te filteren. In het broedseizoen ligt het percentage dierlijk voedsel een stuk hoger. Dan worden (aquatische) insecten en ongewervelden gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Over het algemeen wordt er één legsel per broedseizoen gelegd, met daarin 5 tot 16 eieren. Deze worden in circa 23 dagen uitgebroed. De jongen verlaten het nest al snel, na zo’n 25-30 dagen zijn ze vliegvlug. Helaas is er een dalende trend waarneembaar in het aantal broedparen in Nederland.

Afhankelijk van het leefgebied zijn wintertalingen trek- of standvogels. De noordelijke populaties trekken in het najaar naar het zuiden. Ze vliegen dan tot in het Middelands-zeegebied of tot in Afrika. Het aantal wintertalingen in de winter in Nederland is afhankelijk van het weer in de winter en varieert sterk.


Lees ook: de vos in Nederland


Krakeend (Mareca strepera)

De krakeend is een middelgrote eend die een lichaamslengte bereikt van 46-57 centimeter, met een spanwijdte van 84-95 centimeter. Het verenkleed van mannetjes bestaat hoofdzakelijk uit een patroon van fijne, grijze streepjes. Daarnaast hebben ze een bruine kop met zwarte snavel en een overwegend zwarte stuit. De spiegel is wit, zowel bij de woerd als bij de vrouw. Vrouwtjes zijn verder bruin getekend en lijken veel op de vrouwen van de wilde eend. Belangrijkste kenmerken zijn de witte buik en spiegel en de gele snavel.

Krakeend
Mannetjes krakeenden zijn overwegend grijs gekleurd en hebben een opvallende witte spiegel

Leefwijze en voedsel

Krakeenden zijn bewoners van voedselrijke wateren met een rijke oevervegetatie. Het feit dat er steeds meer voedselrijke wateren zijn bijgekomen heeft ervoor gezorgd dat de krakeend veel algemener is geworden. Niet alleen in Nederland, maar door heel Europa.

Het zijn voornamelijk planteneters. Dit vinden ze door te grondelen, maar ze kunnen ook duiken om bij de lekkerste planten te komen. Alle delen van planten worden gegeten. Voornamelijk in de winter wordt ook dierlijk voedsel, in de vorm van insecten en ongewervelden, gegeten.

Voortplanting en trekgedrag

Krakeenden broeden vaak pas laat in het jaar en beperken zich over het algemeen tot één legsel per jaar. Er worden dan 8 tot 12 eieren gelegd, welke in circa 25 dagen worden uitgebroed. De jongen kunnen na 45-50 dagen vliegen.

Noordelijke populaties zijn echte trekvogels en trekken tot in Noord-Afrika. Meer zuidelijk broeden populaties zijn overwegend standvogels.

Smient (Mareca penelope)

Tot slot bespreken we de smient. Smienten worden 45 tot 51 groot en bereiken een spanwijdte van 75 tot 86 centimeter. De woerd heeft een roodbruine kop, met een gele streep op het voorhoofd. Verder hebben ze een overwegend grijs verenkleed en een roze borst. Vrouwtjes zijn onopvallender bruingrijs gekleurd en hebben een witte buik en grijzige snavel.

Vooral ’s nachts is de kenmerkende fluitende roep van mannetjes goed te horen. Ze worden vanwege deze roep ook wel eens fluiteend genoemd.

Smient
Smienten broeden nauwelijks in Nederland, maar overwinteren hier massaal

Leefwijze en voedsel

Smienten komen voor op schone wateren met een rijke oeverbegroeiing. Daarnaast is het belangrijk dat er omliggend grasland te vinden is. ’s Nachts grazen ze op graslanden, overdag dobberen ze rustig op het water.

Ze zijn bijna volledig herbivoor. Naast gras eten ze alle delen van waterplanten en algen. In het broedseizoen eten vrouwtjes ook dierlijk voedsel.

Voortplanting en trekgedrag

Het legsel van smienten bestaat uit 7 tot 10 eieren, welke in ongeveer 23 dagen worden uitgebroed. Na 40 tot 45 dagen kunnen de jongen vliegen en verlaten ze het nest. In Nederland is het een uiterst schaarse broedvogel, met hoogstens enkele tientallen paartjes.

In de winter wordt ons land overvallen met smienten. Honderdduizenden smienten komen dan vanuit Scandinavië en Rusland om hier te overwinteren. Nederland is daardoor een van de belangrijkste plekken voor smienten in Europa.


Lees ook: waarom bouwen bevers dammen?


Verder lezen

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Duikeenden – eenden in Nederland – deel II

Kuifeenden

Na deel I van de serie over eendachtigen in Nederland, waarin de algemene kenmerken en de taxonomische indeling van deze familie besproken werd, is het nu tijd om dieper in de soorten te duiken. We starten met de duikeenden. We bespreken vijf soorten duikeenden die met regelmaat in Nederland voorkomen. Daarnaast worden enkele dwaalgasten benoemd.

Krooneend

Duikeenden

Duikeenden zijn een geslachtsgroep binnen de eendachtigen familie, die een aantal gezamenlijke uiterlijke kenmerken vertonen. Ze hebben hun naam te danken aan het feit dat ze onder water duiken om voedsel te vinden. Hier is het lichaam ook op aangepast. Ze hebben een smaller lichaam dan grondeleenden, wat het duiken vergemakkelijkt. De poten staan daarnaast meer naar achteren onder het lichaam. Dit zorgt er ook voor dat ze beter kunnen duiken, maar hierdoor lopen ze op het land meer rechtop dan bijvoorbeeld grondeleenden. Ze hebben daarnaast ook vaak een wat kortere hals.

Duikeenden zijn omnivoren. De een eet wat meer plantaardig voedsel, de ander wat meer dierlijk, maar vrijwel alle soorten eten zowel beide. Als plantaardig voedsel eten ze planten, plantenwortels en zaden en als dierlijk voedsel vis en ongewervelden, zoals slakken en (water)insecten.

Broedende duikeenden

Er zijn in Nederland vier soorten duikeenden te vinden die hier broeden (sommige in veelvoud, andere maar een enkele keer). Daarnaast zijn er nog eens drie soorten die hier wel voor komen (sommige maar een enkele keer), maar niet broeden.

Broedende duikeenden in Nederland:

  • Kuifeend (Aythya fuligula);
  • Tafeleend (Aythya ferina);
  • Witoogeend (Aythya nyroca);
  • Krooneend (Netta rufina).

Lees ook: spechten in Nederland


Kuifeend (Aythya fuligula)

De eerste die we bespreken is de kuifeend. Dit zijn vrij forse eenden, welke een lichaamslengte van 40 tot 47 centimeter en een spanwijdte van 65 tot 72 centimeter bereiken. De mannetjes zijn opvallend wit-zwart gekleurd, waarbij de buik wit is. De vrouwtjes zijn onopvallender bruin gekleurd. In vlucht valt de witte baan over de slagpennen goed op. Daarnaast hebben ze een opvallend geel oog. Maar het meest kenmerkende is de kuif, die zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben. Echter is deze bij mannetjes wel een stuk groter.

Kuifeend
De kuif en de gele ogen, bij zowel de mannetjes als de vrouwtjes, valt goed op bij kuifeenden

Leefwijze en voedsel

Kuifeenden hebben een breed leefgebied. Ze zijn te vinden op meren, vijvers en plassen van alle maten. Ze komen daarnaast ook voor op rustig stromende rivieren. Het zijn sterke zwemmers, waardoor ze makkelijk tegen de stroming in kunnen zwemmen. Kuifeenden houden van begroeide oevers en eilanden waarin ze veilig kunnen broeden.

Ze besteden veel tijd op het water, op zoek naar voedsel. Hiervoor duiken ze onder water, op zoek naar van allerlei ongewervelde dieren, zoals slakken en zoetwatermossels. Daarnaast eten ze ook planten, zaden en algen.

Voortplanting en trekgedrag

Broeden gebeurt op een beschutte plek in de vegetatie aan de oever. Een legsel bestaat uit zes tot twaalf eieren. De broedduur is ongeveer 25 dagen. Na zo’n 45 dagen zijn de jongen vliegvlug. De kuifeend is een talrijke broedvogel in Nederland.

Nederlandse kuifeenden trekken in het najaar voornamelijk naar Zuid-Frankrijk. Ons land wordt dan echter massaal bezocht door kuifeenden uit Noord- en Centraal-Europa. Het is gedurende de wintermaanden één van de talrijkste duikeenden in ons land.

Kuifeend
Kuifeenden overwinteren in zeer grote aantallen in ons land

Tafeleend (Aythya ferina)

Tafeleenden zijn nog net wat groter dan kuifeenden, met een lichaamslengte van 42 tot 49 centimeter en een spanwijdte van 72 tot 82 centimeter. De mannetjes hebben een roodbruin hoofd met een rood oog. Daarnaast hebben ze een zwarte borst en stuit en is de rest van het verenkleed grijs gekleurd. Vrouwtjes zijn minder opvallend van kleur. Ze hebben een lichtbruin hoofd en stuit, de rest van het verenkleed is grijsbruin.

Tafeleend
Mannetjes tafeleenden hebben een prachtig roodbruin hoofd met een rood oog

Leefwijze en voedsel

De leefwijze van tafeleenden is vergelijkbaar met die van kuifeenden. Ze komen ook voor op meren, vijvers en plassen, maar daarnaast ook op rustig stromende rivieren. Ook qua gedrag en voedsel zijn ze vergelijkbaar, al is het menu iets plantaardiger van aard. Planten, wortelstokken van planten en zaden wordt gegeten. Als dierlijk voedsel ook voornamelijk ongewervelden in de vorm van slakken, mosselen en schaaldieren.

Voortplanting en trekgedrag

De tafeleend is een schaarse broedvogel. Een legsel bestaat uit zes tot twaalf eieren, welke in ongeveer 25 dagen worden uitgebroed. De jonge dieren zijn in het begin heel donker van kleur en kunnen na circa 50 dagen vliegen.

De tafeleenden die in Nederland broeden blijven ook gedurende de winter in ons land. Het aantal tafeleenden neemt in de winter fors toe, doordat individuen uit Noord- en Centraal-Europa hier komen overwinteren. Opvallend is dat de mannetjes vaak al beginnen met trekken als de vrouwtjes nog aan het broeden zijn. De vrouwtjes volgen dan later met de jongen.


Lees ook: waarom vliegen vogels in een v-vorm?


Witoogeend (Aythya nyroca)

De witoogeend is een eend met een lichaamslengte van 38 tot 42 centimeter en een spanwijdte van 63 tot 67 centimeter, waarmee deze net wat kleiner is dan de kuifeend. Ze hebben een kastanjebruine kop en nek en zijn zwart op de rug. De vleugels hebben bovenop een wat groenige schijn. Ze hebben daarnaast een witte buik en stuit en in vlucht valt de witte vleugelstreep goed op. Het opvallendste kenmerk (waarnaar de eend ook vernoemd is) is het witte oog. Vrouwtjes zijn wat valer gekleurd dan mannetjes, maar hebben wel grotendeels dezelfde kleurschakelingen.

Witoogeend
Het opvallendste kenmerk bij witoogeenden is het witte oog

Leefwijze en voedsel

Witoogeenden zijn vaak te vinden in grote groepen met andere duikeenden. Ze houden zich op, op grotere plassen met een rijke onderwaterbegroeiing en een rijke oevervegetatie. In de oevervegetatie broeden ze, de onderwaterbegroeiing is het grootste deel van hun voedsel. Ze zijn voornamelijk herbivoor en eten dan waterplanten, moerasplanten en zaden. Daarnaast bestaat een klein gedeelte van het menu uit dierlijk voedsel, in de vorm van ongewervelde dieren.

Voortplanting en trekgedrag

Witoogeenden zijn vrij zeldzaam in Nederland. Soms wordt er gebroed in Nederland, maar dat is zeker geen zekerheid. Ook komt het voor dat witoogeenden paren met andere duikeenden, wanneer beschikbare soortgenoten schaars zijn. De meeste broedparen bevinden zich in Oost-Europa.

Een legsel bestaat meestal uit 6 tot 11 eieren, welke in circa 26 dagen worden uitgebroed. Het duurt daarna nog eens 60 dagen voordat de jongen uitvliegen.

Ook als doortrekker en wintergast is de witoogeend maar in kleine aantallen vertegenwoordigd in ons land. Over heel Europa gezien is er ook een afnemende trend zichtbaar in de populatie witoogeenden.

Krooneend (Netta rufina)

De laatste duikeend die in Nederland broedt is de krooneend. Krooneenden zijn grote eenden die een lichaamslengte van 53 tot 57 centimeter en een spanwijdte van 84 tot 88 centimeter bereiken. Het opvallendste kenmerk is de grote, ronde bruinoranje kop en rode snavel van de mannetjes. Verder hebben de mannetjes een zwarte hals en buik, een lichtbruine rug met aangrenzend lichter gekleurde delen. Vrouwtjes zijn in diverse tinten bruin gekleurd. Daarnaast hebben vrouwtjes een donkere snavel met een rode vlek. Zowel bij mannetjes als bij vrouwtjes vallen de witte vleugelstrepen in vlucht goed op.

Tafeleend
De ronde, bruinoranje kop en rode snavel van mannetjes krooneenden vallen goed op

Leefwijze en voedsel

Krooneenden voelen zich thuis op vrij grote plassen, met een rijke onderwater- en oevervegetatie. De oevervegetatie biedt schuilmogelijkheden en een goede broedplek, de onderwatervegetatie biedt voedsel. Krooneenden zijn hoofdzakelijk planteneters. Vooral kranswieren worden gegeten. Daarnaast eten ze soms ook wat dierlijk voedsel, echter is dit beperkt.

Voortplanting en trekgedrag

De krooneend komt oorspronkelijk uit Azië, maar door afname van het leefgebied zijn ze uitgeweken naar Europa. Het eerste broedgeval in Nederland dateert uit 1942. Sinds de jaren ’90 neemt het aantal broedgevallen toe, echter is het nog steeds een vrij schaarse broedvogel.

In een nest op een rustige plek in de oevervegetatie worden 6 tot 12 eieren gelegd. Na zo’n 28 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen kunnen na 45 tot 50 dagen vliegen.

Krooneenden zijn in Nederland deels standvogel en deels trekvogel. De wegtrekkende soorten overwinteren in Midden en Zuidwest-Europa.

Wintergasten

Naast broedende soorten is er ook nog een wintergast onder de duikeenden. Deze broedt meer noordelijk en bezoekt ons land in het najaar om hier te overwinteren.

Topper (Aythya marila)

De topper, of toppereend, lijkt veel op de wel in Nederland broedende kuifeend, maar toch zijn er een aantal verschillen op te merken. Met een lichaamslengte van 39 tot 56 centimeter en een spanwijdte van 71 tot 84 centimeter wordt de topper iets groter dan de kuifeend. Daarnaast ontbreekt de kenmerkende kuif bij de topper. Mannetjes toppers hebben een zwarte kop, hals en staart. Verder is de bovenkant grijs (bij de kuifeend wit) en de onderkant wit gekleurd. Ze hebben een blauwgrijze snavel, net zoals de vrouwtjes overigens.

Vrouwtjes zijn wat soberder gekleurd. Ze hebben een bruine kop en buik en een grijze rug. Opvallend is de lichtgekleurde ring om de snavel bij de vrouwtjes, een belangrijk kenmerk om ze te onderscheiden van de vrouwtjes kuifeenden.

Topper (Saxifraga - Jan Nijendijk)
Toppers lijken op kuifeenden, maar toch zijn er wel wat verschillen op te merken (Saxifraga – Jan Nijendijk)

Leefwijze en voedsel

Toppers vinden we meestal terug op wateren bestaande uit zout of brak water. Vaak zijn ze te vinden in de buurt van zee, op ondiepe kustwateren. Ze broeden op de toendra’s in het noorden. Overwinteren gebeurt meer zuidelijk, waarbij Nederland een belangrijke overwinteringsplek is. Vooral het IJsselmeer en de Wadden zijn dan van belang. Hier verzamelen zich dan grote groepen toppers. In februari start de terugtocht naar de broedgebieden. In de zomer ontbreekt de topper in ons land, op enkele losse exemplaren na.

Toppers zijn omnivoren en kunnen diep duiken om hun voedsel te vinden. Ze kunnen tot wel zes meter diep duiken en tot één minuut onder water blijven. Er worden voornamelijk schelpdieren, meestal in de vorm van mossels, gegeten. Daarnaast eten ze ook krabben en andere ongewervelde dieren, maar ook kleine vissen en plantaardig voedsel in de vorm van zeegras wordt gegeten. Er zijn zelfs gevallen bekend die kikkers eten, indien aanwezig.


Lees ook: kraaien in Nederland – deel I


Dwaalgasten

Nu zijn alle duikeenden besproken die hier op regelmatige basis voorkomen. Deze worden echter nog aangevuld met soorten die hier maar sporadisch gezien worden, de zogenaamde dwaalgasten. Deze zullen nog kort benoemd worden.

We starten met de kleine topper (Aythya affinis). Het kleinere broertje van de in Nederland overwinterende topper broedt in de Verenigde Staten en Canada en overwintert normaliter in Midden-Amerika en de Cariben. Zo nu en dan raakt er een uit koers en komt deze in Europa terecht. Vaak duiken ze dan in Engeland op, maar soms worden ze ook gezien in Nederland. Het totaal aantal waarneming ligt nu op iets meer dan 20 stuks.

Tot slot nog de ringsnaveleend (Aythya collaris). De ringsnaveleend is ook een duikeend die zich normaal begeeft in de Verenigde staten en overwintert in Midden-Amerika. Ook hiervan komen soms verdwaalde exemplaren in Europa terecht. In totaal is de ringsnaveleend nu ongeveer 50 keer waargenomen in Nederland.

Ringsnaveleend
De ringsnaveleend is een soort die hier gewoonlijk niet voorkomt, maar soms is er toch een verdwaald exemplaar te zien

Verder lezen

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Eenden, ganzen en zwanen in Nederland – deel I

Kuifeend

Waar water is te vinden, zijn ook meestal eenden te vinden. Eenden komen in Nederland in allerlei soorten en maten voor. De familie eendachtigen is een grote familie van watervogels, waartoe naast de eenden ook de ganzen en zwanen behoren. In deze blogserie bespreken we alle eendachtigen die in Nederland voorkomen.

Grote Candese ganzen
Ook ganzen behoren tot de familie eendachtigen

De familie eendachtigen

De familie eendachtigen (Anatidae) behoort tot de orde eendvogels. Binnen deze orde zijn nog twee andere families te vinden: de hoenderkoeten en de eksterganzen. De eksterganzen is een familie waartoe maar één geslacht, met slechts één soort behoort, de ekstergans. De hoenderkoeten bestaan uit drie soorten, die alleen voorkomen in Zuid-Amerika. De familie eendachtigen (ook wel eenden, ganzen en zwanen genoemd) is veruit de grootste binnen de orde, met 53 geslachten en meer dan 170 soorten.

In Nederland komen, grofweg genomen, 42 soorten voor, verdeeld over 16 geslachten. De frequentie per soort verschilt echter sterk. Iedere soort houdt er zijn eigen strategie op na. Er zijn soorten die hier het hele jaar verblijven en hier broeden, soorten die hier enkel als wintergast aanwezig zijn en soorten die maar zelden gezien worden, de zogenaamde dwaalgasten. Door verschillende factoren (denk aan verandering van migratieroutes en verspreidingsgebied door klimaatverandering) veranderen deze strategieën ook. Nieuwe soorten komen en bestaande soorten verdwijnen op sommige momenten.

Onderstaand een lijst van eenden in Nederland. In deze lijst zijn alle eenden opgenomen die in het recente verleden gebroed hebben in ons land.

  • Kuifeend (Aythya fuligula)
  • Tafeleend (Aythya ferina)
  • Witoogeend (Aythya nyroca)
  • Krooneend (Netta rufina)
  • Krakeend (Mareca strepera)
  • Smient (Mareca penelope)
  • Mandarijneend (Aix galericulata)
  • Muskuseend (Cairina moschata)
  • Pijlstaart (Anas acuta)
  • Wilde eend (Anas platyrhynchos)
  • Wintertaling (Anas crecca)
  • Slobeend (Spatula clypeata)
  • Zomertaling (Spatula querquedula)
  • Nonnetje (Mergellus albellus)
  • Middelste zaagbek (Mergus serrator)
  • IJseend (Clangula hyemalis)
  • Brilduiker (Bucephala clangula)
  • Rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis)
  • Eider (Somateria mollissima)
Wilde eend

Dan zijn er nog een aantal eenden die hier wel met regelmaat voorkomen, maar niet broeden.

  • Topper (Aythya marila)
  • Grote zaagbek (Mergus merganser)
  • Grote zee-eend (Melanitta fusca)
  • Zwarte zee-eend (Melanitta nigra)

Vervolgens de lijst van broedende ganzen in Nederland. In deze lijst zijn ook de halfganzen bergeend, casarca en nijlgans opgenomen.

  • Bergeend (Tadorna tadorna)
  • Casarca (Tadorna ferruginae)
  • Nijlgans (Alopochen aegyptiaca)
  • Toendrarietgans (Anser serrirostris)
  • Kolgans (Anser albifrons)
  • Grauwe gans (Anser anser)
  • Sneeuwgans (Anser caerulescens)
  • Indische gans (Anser indicus)
  • Brandgans (Branta leucopsis)
  • Grote Canadese gans (Branta canadensis)
Gans

Dan zijn er nog een aantal ganzen die hier niet broeden, maar wel in ons land verblijven als wintergast. In deze lijst zijn enkel de wintergasten opgenomen die hier jaarlijks met meerdere exemplaren aanwezig zijn. De dwaalgasten zijn hier dus niet in terug te vinden.

  • Dwerggans (Anser erythropus)
  • Kleine rietgans (Anser brachyrhynchus)
  • Taigarietgans (Anser fabalis)
  • Roodhalsgans (Branta ruficollis)
  • Rotgans (Branta bernicla)

Tot slot nog de zwanen. Omdat dit er maar een paar zijn hebben we besloten deze in één lijst op te nemen en aanvullend erbij te zetten of ze hier als broedvogel te vinden zijn, of uitsluitend als wintergast.

  • Kleine zwaan (Cygnus bewickii) – broedt niet in Nederland, aanwezig als wintergast.
  • Knobbelzwaan (Cygnus olor) – hele jaar aanwezig, vrij talrijke broedvogel.
  • Wilde zwaan (Cygnus cygnus) – enkele succesvolle broedgevallen bekend in Nederland.
  • Zwarte zwaan (Cygnus atratus) – hele jaar aanwezig, schaarse broedvogel.

Lees ook: waarom trekken vogels naar het zuiden?


Algemene kenmerken

Een van de opvallendste kenmerken van eendachtigen is de vrijwel platte snavel. Daarnaast hebben ze een lange nek, relatief korte en puntige vleugels en zwemvliezen tussen de tenen. Naast de zwemvliezen zijn ze ook middels hun verenkleed uitstekend aangepast op het leven in het water. De veren zijn namelijk voorzien van speciale oliën, waardoor ze waterafstotend zijn. De korte, puntige vleugels zijn voorzien van stevige spieren, waardoor het goede vliegers zijn.

Zaagbek
Een van de beste kenmerken van eendachtigen is de platte snavel

De meeste soorten zijn als adult hoofdzakelijk herbivoor (al eten sommige soorten ook zo nu en dan vis of ongewervelde dieren). Jonge dieren krijgen vaak eitwikrijk voedsel, in de vorm van ongewervelden, bijgevoerd. De zaagbekken eten voornamelijk vis en hebben dan ook een gekartelde snavel.

Een ander belangrijk kenmerk van eendvogels is dat ze een penis hebben, welke bij veel andere vogelsoorten ontbreekt.

Verschillen met andere eendvogels

Zoals eerder benoemd zijn de eendachtigen een familie binnen de orde eendvogels, samen met de hoenderkoeten en de ekstergans. Eendvogels waren er al in het Krijt, tijdens het laatste tijdperk van de dinosaurussen, en hebben zich in de loop der tijd geëvolueerd in alle soorten die er tegenwoordig zijn.

De hoenderkoeten en ekstergans worden met een reden binnen de eendvogels in een andere familie ingedeeld. In tegenstelling tot de eendachtigen hebben hoenderkoeten geen zwemvliezen tussen de tenen. De ekstergans heeft ook bijna geen zwemvliezen. Een ander belangrijk verschil tussen de ekstergans en de eendachtigen is dat de ekstergans gedeeltelijk ruit, eendachtigen ruien in één keer. Dit heeft als nadeel dat ze in die periode niet kunnen vliegen en zich schuil moeten houden in de begroeiing.

Ekstergans
De ekstergans behoort tot een monotypisch geslacht, wat betekent dat het de enige soort is binnen dit geslacht

Taxonomische indeling

Met 53 geslachten en ruim 170 soorten kunnen we spreken van een omvangrijke familie. De verdere onderverdeling is een beetje lastig te maken, omdat hier door wetenschappers nog geen eenduidig antwoord op is gegeven. Vaak worden de eendachtigen nog onderverdeeld in vijf onderfamilies, maar dit is dus nog niet algemeen geaccepteerd. Deze onderverdeling ziet er als volgt uit: de eenden, ganzen, Merginae (zaagbekken, brilduikers, ijseenden, eiders en zee-eenden), stekelstaarten en halfganzen. Voor het gemak zijn wij uitgegaan van de verdeling die vaak in de volksmond wordt gemaakt: de eenden, ganzen en zwanen.


Lees ook: vinken in Nederland – deel I


Het is daarnaast lastig aan te geven hoeveel soorten er exact in Nederland voorkomen. Er zijn soorten die hier broeden, als wintergast verblijven of enkel als dwaalgast. Maar ook in deze verdeling vinden regelmatig verschuivingen plaats door meerdere redenen. Mocht er volgens jou een soort ontbreken, die toch regelmatig voorkomt in Nederland, laat het ons dan weten in de comments. Zo proberen we een zo actueel mogelijk overzicht te geven van eendachtigen in Nederland.

Broedende eenden, ganzen en zwanen in Nederland

Om een visueel overzicht te creëren, hebben we per groep een taxonomische indeling gemaakt. In dit overzicht is duidelijk te zien welke soorten tot hetzelfde geslacht behoren en het meest aan elkaar verwant zijn. Om er voor te zorgen dat het leesbaar blijft, hebben we besloten enkel broedende soorten in dit overzicht mee te nemen. De winter- en dwaalgasten zijn hierin dus niet terug te vinden, maar worden wel in de blogserie besproken.

Taxonomie eenden in Nederland
Taxonomie eenden in Nederland (De Natuur van hier)

In de blogserie wordt verder gesproken over broedaantallen en in welke mate een soort als wintergast aanwezig is. Deze aantallen zijn gebaseerd op de laatst bekende informatie van de Vogelbescherming.

Taxonomie ganzen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie ganzen in Nederland (De Natuur van hier)

De eenden en ganzen zijn in de blogserie nog verder onderverdeeld in bepaalde geslachtsgroepen. Zo spreken we van duikeenden, grondeleenden, zaagbekken en zee-eenden. Van de geslachtsgroepen stekelstaarten, brilduikers, ijseenden en eiders komen elk maar één soort voor. De ganzen worden verder onderverdeeld in halfganzen, zwarte ganzen en grijze ganzen.

Taxonomie zwanen in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie zwanen in Nederland (De Natuur van hier)

De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland

In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.

Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland

Deel 2 – eenden – duikeenden

Deel 3 – eenden – grondeleenden

Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg

Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken

Deel 6 – eenden – ijseend, eider en zee-eenden

Deel 7 – ganzen – halfganzen

Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen

Deel 9 – ganzen – grijze ganzen

Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg

Deel 11 – zwanen

Knobbelzwaan
De lange nekken van eendachtigen vallen vooral bij zwanen goed op

Hoe maakt een bij honing?

Honingbijen

Naast dat bijen belangrijke bestuivers zijn, hebben ze nog een bijzondere eigenschap. Bijen produceren namelijk honing. Het bestuiven van bloemen is namelijk een neveneffect van het maken honing. De goudkleurige, zoete en stroperige honing die bijen maken is geliefd bij andere dieren zoals honingdassen en honingberen, maar ook wij als mens gebruiken het veel. Maar hoe maken bijen honing? In deze blog lees je er alles over.

Honing pot
Het natuurproduct honing wordt op een bijzondere wijze geproduceerd

Bijen maken honing met behulp van nectar. De nectar wordt vermengd met enzymen uit het speeksel die de nectar omzetten van complexe suikerketens naar enkelvoudige suikerketens zoals glucose en fructose. Het mengsel wordt in een cel in de honingraat gestopt. Vervolgens wapperen de bijen met hun vleugels het mengsel droog, waarna het de structuur van honing krijgt. De honing wordt afgewerkt met een waslaag, bijenwas, zodat het langer houdbaar is.

De link met bestuiven

Het maken van honing en het bestuiven van bloemen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het belangrijkste bestandsdeel van honing is nectar, die de bij gaat halen in de kern van bloemen. Wanneer de honingbij druk bezig is met het verzamelen van nectar, drukt het met zijn lichaam tegen de meeldraden aan, die het stuifmeel vast houden. Het stuifmeel komt op het lichaam van de honingbij te zitten, die vervolgens doorvliegt naar de volgende bloem om nog meer nectar te verzamelen. Hier wordt het stuifmeel afgegeven waarmee de nieuwe bloem bevrucht wordt.

Honingbijen bestuiven 80% van alle soorten bloemen en daarmee meer dan 130 soorten groenten en fruit die wij eten. Ondanks de essentiële rol in het ecosysteem, gaat het helaas erg slecht met de honingbij. Belangrijkste redenen hiervoor zijn het gebruik van pesticiden, droogte en habitatverlies.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Welke bijen maken honing?

Het is voornamelijk het geslacht honingbijen (Apis) dat honing produceert. Binnen dit geslacht zijn er zeven soorten te honingbijen te onderscheiden, waarbij de gewone honingbij of Europese honingbij (Apis mellifera) voor ons het bekendste is en welke de meeste honing produceert.

Bijen
Honingbijen zijn het meest bekend om het produceren van honing

Het geslacht honingbij bestaat echter maar uit zeven soorten, terwijl er wereldwijd zo’n 20.000 soorten bijen beschreven zijn. Maken al die andere bijen dan geen honing? Sommige wel, maar in een veel kleinere hoeveelheid dan de echte honingbijen. Van hommels is bekend dat ze ook honing maken. Maar ook bijen uit het geslacht Melipona (komen voor in Midden- en Zuid-Amerika) en de Indian stingless bee (Tetragonula iridipennis) (voorkomend in India) produceren honing.

Waarom maakt een bij honing?

Naast nectar en stuifmeel eten bijen ook de honing die ze gemaakt hebben. Het produceren van honing is bedoeld als voedselvoorraad voor wanneer de andere voedselbronnen lastig te vinden zijn. Bijen werken in de lente en zomer, wanneer veel nectar en stuifmeel te vinden is, dus hard aan de honing om hier in de winter dankbaar gebruik van te maken. Ze produceren zelfs meer honing dan ze zelf nodig hebben, omdat ze weten dat de zoete honing vaak gestolen wordt door andere dieren.

Bloem
In de winter zijn geen bloemen met nectar te vinden en zijn honingbijen dus afhankelijk van de honingvoorraad

Hoeveel honing maakt een bij?

Bijen werken als een volk samen om honing te produceren. De vraag ‘hoeveel honing produceert een bijenvolk per jaar’, is dan ook wat interessanter. Naar schatting produceert een bijenvolk honingbijen in een goed seizoen tot wel 50 kilogram honing. De hoeveelheden verschillen echter per seizoen en per soort.


Lees ook: waar is biodiversiteit goed voor?


Hoe maakt een bij honing?

Het maken van honing is een bijzonder proces, waarbij er door honderden bijen wordt samengewerkt. Het start met het halen van het belangrijkste ingrediënt, de nectar. De werkbijen vliegen naar de bloemen die nectar bevatten. Bijen vinden deze bloemen doordat ze ultraviolet licht kunnen zien. Bloemen hebben een zogenoemd honingmerk, dat zichtbaar is door ultraviolet licht.

Op zoek naar nectar

Als werkbijen bloemen met nectar gevonden hebben dan laten ze dit ook weten aan hun collega-werkbijen. Dit doen ze door een specifiek dansje te doen, waaraan de andere bijen kunnen herleiden welke kant, ten opzichte van de zon, ze op moeten vliegen om bij de nectarbloemen te komen. Hoe langer het dansje, hoe verder weg de bloemen zich bevinden.

Bijen bezoeken meerdere bloemen om voldoende nectar mee terug te nemen. Tijdens deze bezoeken vindt ook de bestuiving van bloemen plaats. De nectar haalt de bij met zijn lange, dunne tong uit de kern van de bloem en slaat deze op in de honingmaag. In het speeksel van de bij bevinden zich enzymen, welke worden gemengd met de honing in de honingmaag. Deze enzymen zijn zeer belangrijk voor het proces. De enzymen zorgen ervoor dat de complexe suikerketens van nectar worden omgezet in enkelvoudige suikers, glucose en fructose.

Hommel
Met het zoeken naar nectar, bestuiven bijen en hommels ook bloemen

Enzymen

Wanneer de honingmaag vol is, keren de werkbijen terug naar de bijenkorf. Hier wordt de nectar overgegeven aan de bijen die in de korf blijven, de jongere bijen. Het overgeven van de nectar gebeurt van mond op mond, waarbij er steeds meer enzymen worden toegevoegd aan het mengsel.

Binnen in de korf gaat het mengsel over van bij naar bij, van mond naar mond. Het mengsel is gereed om in een cel in de honingraat te verwerken, echter is het dan nog erg vochtig. De bijen wapperen met hun vleugels het mengsel in de honingraat droog, totdat het juiste vochtigheidsgehalte bereikt is. De honing is op dat moment gereed, maar het proces is nog steeds niet klaar.

Bijenwas

Bijen bewaren de honing voor de momenten dat voedsel in de vorm van nectar schaars is. Om te zorgen dat het niet bederft, maken bijen nog een waslaagje over de honing heen. De zogenaamd bijenwas. Hiermee zorgen bijen ervoor dat de honing nog jaren goed blijft en ze altijd voldoende voedsel hebben.

Honingraad
Een bijna gevulde honingraat

Bijen helpen

Het maken van honing is dus een complex proces, waarbij een bijenvolk goed met elkaar samenwerkt. Tijdens het maken van honing vervullen bijen een uiterst belangrijke rol, die ook voor ons als mens cruciaal is: het bestuiven van bloemen. Dit zorgt ervoor dat bloemen zich kunnen vermeerderen en zo ook een belangrijke voedselbron zijn voor andere insecten en planteneters. Daarnaast produceren bloemplanten belangrijke gewassen in de vorm van groenten, fruit en noten.

Het gaat niet goed met de bijen in Nederland en ze kunnen dus wel een helpende hand gebruiken. Wil je zelf iets doen, maak dan je tuin bijvriendelijker, gebruik geen pesticiden en geef waarnemingen van wilde bijen door via waarneming.nl.


Lees ook: waarom bouwen bevers dammen?


Hike La Roche-en-Ardenne (Ardennen) 15,9km

La Roche-en-Ardenne

Een van de mooiste plekken om te hiken, op acceptabele afstand van Nederland, is wat ons betreft de Ardennen. De eindeloze bossen, machtige rivieren en pittige heuveltjes zorgen ervoor dat je hier als hiker volledig aan je trekken komt. Prima te doen als dagtocht, maar nog beter om een paar dagen te vertoeven! In deze blog beschrijven we een prachtige tocht die door het centrum van La Roche-en-Ardenne loopt en door de nog mooiere natuur er omheen.

Dit kun je verwachten:

  • Een prachtige hike van 15,9 kilometer door een uitdagend landschap (link naar de route GPX);
  • Het Ardennenlandschap: bossen, heuvels en rivieren;
  • De route door loopt door de prachtige stad La Roche-en-Ardennen, in het hart van de Ardennen.

*Zoals op onderstaande afbeeldingen te zien is, deden wij de hike in de winter. Op de omslagfoto is een beeld van La Roche-en-Ardenne (en het omliggende landschap) in de zomer te zien.

De route

Vallei
Het kenmerkende landschap in de Ardennen (De natuur van hier)

De 15,9 kilometer lange route leidt je dwars door het kenmerkende landschap van de Ardennen, op en af. Onderweg worden meer dan 400 hoogtemeters bedwongen. De route start in het kleine dorpje Beausaint. Hier daal je af het bos in en loop je vervolgens een klein stukje langs een rivier af. Dan volgt de eerste serieuze klim. Door het dichte naaldbos klim je omhoog, waarna je getrakteerd wordt op een prachtig uitzicht over het gehucht Hives.

La Roche-en-Ardenne

De route vervolgt met een pittige afdaling, gedeeltelijk door het bos. De tweede helft van de afdaling heb je goed zicht op La Roche-en-Ardenne. Eenmaal afgedaald loop je La Roche-en-Ardenne binnen en kom je door een kunstpark waar veel over de historie van het stadje te lezen is. Als je onderweg graag ergens wat wilt eten of drinken dan is dit het moment. In La Roche-en-Ardenne zijn verschillende eet- en drinkgelegenheden.

Ourthe La Roche-en-Ardenne
Onderweg loop je langs de Ourthe, die hier La Roche-en-Ardenne doorkruist (De natuur van hier)

Nadat je de entree van het kasteel van La Roche-en-Ardenne hebt gezien, verlaat je het stadje via een steil pad, om uit te komen bij de schuilhut Belvedère. Vanuit hier heb je een prachtig uitzicht over de stad. Vervolgens daal je weer af om een laatste keer door het stadje te komen en weer terug de bossen in te gaan. Na een laatste stuk langs de Ourthe gelopen te hebben staat alweer de volgende pittige klim op je te wachten.


Lees ook: hike Epen (Zuid-Limburg) 21km


Terug de bossen in

Nadat je deze klim bedwongen hebt, kijk je uit op een prachtige vallei. Verderop is een startplek voor paragliders. Stukken bos en meer open landschappen wisselen zich af terwijl je de route vervolgt. Onderweg passeer je nog een groot kruis, Croix de Jérusalem. De laatste kilometers naar het eindpunt zijn gemakkelijk en gaan voornamelijk bergaf.

Croix de Jerusalem
Onderweg passer je Croix de Jérusalem (De natuur van hier)

Het landschap

Voor degene die kennis wil maken met het landschap van de Ardennen is dit de perfecte hike. Alle factoren die de Ardennen kenmerken zitten erin. De uitgestrekte bossen, voornamelijk naaldbossen, maar steeds vaker ook loof- en gemengde bossen. Maar ook de meer open stukken die volgden op een stuk bos, vaak begraasd door schapen of koeien. Ook de Ardennenrivier de Ourthe komt voorbij en daarnaast een stukje van een zijrivier van de Ourthe. En tot slot een typisch Ardennenstadje in de vorm van La-Roche-en-Ardenne.

Flora en fauna

Staartmees
Echte bewoners van de Ardense bossen zijn staartmezen

Liefhebbers van natuur kunnen hun hart ophalen in de Ardennen, want in dit landschap is allerlei bijzondere flora en fauna te vinden. Om te beginnen bij de flora, kijk eens naar de muurbeplanting wanneer je langs oude muren of rotsen loopt. Hierop zijn vaak zeldzame soorten te vinden die je op andere plekken niet of nauwelijks vindt. Varens als mannetjesvaren en de gewone eikvaren zijn nog vrij algemeen, maar tongvaren en steenbreekvaren zijn al een stuk zeldzamer. Maar ook andere muurplanten zoals muurbloem en muurleeuwenbek zijn het bekijken waard, omdat je deze niet zo vaak tegen komt.


Lees ook: de Zevenheuvelenhike (Nijmegen)
7-14-21-28km


Qua fauna is er minstens net zoveel moois te vinden. Wij deden de hike in de winter, zelfs dan is er nog voldoende leven op te merken. Als je langs rivieren loopt is het haast onmogelijk om geen beversporen te zien. Omgeknaagde bomen, loopsporen (de platte staart laat een opmerkelijk spoor na) en beverdammen volgen elkaar in rap tempo op.

Beverdam Ardennen (De Natuur van hier)
Een beverdam in een zijrivier van de Ourthe (De natuur van hier)

Vogels

De Ardennen herbergen een leuke variëteit aan soorten vogels, afhankelijk van de tijd van het jaar dat je er bent. In de bossen vind je allerlei zangvogels, zoals mezen (koolmees, pimpelmees, kuifmees, en in grotere groepen staartmezen en de meer zeldzamere witkopstaartmezen) goudhanen en vinken. Wij waren op een rustig moment in het bos en hadden het geluk een koppeltje goudvinken te zien, die over het algemeen vrij schuw zijn en zich niet snel tonen. Maar ook spechten komen in veelvuldig voor in de bossen. Soms zijn zeldzamere soorten als de waterspreeuw en notenkraker ook waar te nemen.

Rode wouw
In de Ardennen maak je een goede kans om een rode wouw in de lucht te zien

In de open stukken is ook van alles te ontdekken. Roofvogels zoals buizerds, torenvalken, kiekendieven en de zeldzamere rode wouw cirkelen vaak hoog in de lucht. Ook raven zijn soms goed waar te nemen in de Ardennen. In het najaar is het uitkijken naar kraanvogels en zwarte ooievaren. In de weilanden met struwelen omringd vind je soms ook de klapekster en grauwe klauwier.

Eten, drinken en slapen

Als je tijdens de hike onderweg wat wil eten of drinken, dan is de enige geschikte plek in La Roche-en-Ardenne. Hier zijn diverse gezellige eet- en drinkgelegenheden te vinden. Er is daarnaast ook een bakker en een supermarkt te vinden, om wat mee te nemen voor onderweg.


Lees ook: Teutoburgerwoud wandelvakantie


Ook mogelijkheden om te overnachten zijn het meest te vinden in het stadje La Roche-en-Ardennen. Ben je op zoek naar een wat rustigere plek, kijk dan eens bij een van onderstaande Natuurhuisjes waar we zelf zijn geweest en waar we een review over hebben geschreven.

  • Klik hier voor een natuurhuisje in de buurt van La Roche-en-Ardenne, van alle gemakken voorzien.
  • Klik hier voor een avontuurlijker natuurhuisje; overnachten in een dome boomhut in de buurt van Durbuy!

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!