Bouwtekening nestkast torenvalk

Torenvalk

Een goede manier om de natuur, in het bijzonder de vogels, een handje te helpen is door het plaatsen van nestkasten. Als je een wat grotere tuin hebt, kan het interessant zijn een nestkast voor een torenvalk te plaatsen. Ondanks dat het een van de kleinere roofvogels is die we in Nederland kennen, is het absoluut een pracht om deze dieren van dichtbij te kunnen observeren. En wat is er nou gaver dan een torenvalk met juvenielen in je tuin? In deze blog delen we onze bouwtekening van een nestkast voor de torenvalk met je, zodat je zelf aan de slag kunt gaan.

De torenvalk (Falco tinnunculus)

Torenvalk
De torenvalk is een van de kleinere roofvogelsoorten in ons land

De torenvalk was lange tijd de meest voorkomende roofvogel in ons land, maar moet deze titel tegenwoordig laten aan de buizerd. Gelukkig is de soort tegenwoordig nog steeds een zeer algemene vogel in het open veld. Als broedvogels is deze echter vrij schaars. De torenvalk wordt gerekend tot de kleinere roofvogels in ons land en bereikt een lichaamslengte van 30-38 centimeter. De spanwijdte is 65-80 centimeter.

Torenvalken zijn goed te herkennen aan de roodbruine rug die zowel mannetjes als vrouwtjes in alle kleden hebben. Ze hebben een lange blauwgrijze staart met een zwarte eindband. Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden door te kijken naar de kop. Deze is bij het mannetje grijsblauw gekleurd, net zoals de staart. Het vrouwtje heeft een bruine kop.

Geluid torenvalk (Xeno canto – SonoNatura)
Torenvalk man
Het mannetje van de torenvalk heeft een opvallend blauwgrijze kop

De belangrijkste eisen die torenvalken stellen aan hun leefgebied, is dat het een open karakter moet hebben en een goede (woel)muizenpopulatie. Hier broeden ze in solitaire bomen of maken ze dankbaar gebruik van geplaatste nestkasten.


Lees ook: bouwtekening nestkast kauw


Torenvalk met ekster en kauw (de Natuur van hier)

Voedsel

Zoals hierboven genoemd, zijn torenvalken op zoek naar gebieden met een hoge populatie muizen. En dan het liefst woelmuizen. Het gros van het dieet bestaat dan ook uit woelmuizen, zoals de veldmuis en Noordse woelmuis. Er werd altijd gesteld dat torenvalken in staat zijn het UV-licht in de urinesporen van muizen te zien. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat het oplichten van muizenurine door UV-licht zo minimaal is dat deze theorie niet helemaal waar blijkt te zijn. Het blijft echter bewonderenswaardig hoe torenvalken van zo een hoge afstand dergelijke kleine muizen in het grasland kunnen opsporen en vangen. Al biddend (zwevend in de lucht op één plek) zoekt de torenvalk naar muizen. Zodra deze er een gezien heeft, duikt hij met hoge snelheid erop af en grijpt de prooi zodra deze binnen handbereik is.

Naast muizen jaagt de torenvalk ook op duiven en zangvogels. Daarnaast pakt het soms nog grote insecten, zoals sprinkhanen.

Torenvalk biddend
Torenvalk biddend in de lucht, op zoek naar woelmuizen in het open veld

Voortplanting

Torenvalken bouwen zelf geen nesten en zijn dus des te meer gebaat bij het plaatsen van nestkasten door ons, de mens. Als je dus zelf een nestkast voor een torenvalk bouwt en plaatst, weet je dus zeker dat je iets goeds doet voor de natuur. Naast door mens gemaakte nestkasten maken ze soms ook gebruik van oude kraaiennesten en nissen van gebouwen.

Ze zijn geslachtsrijp na zo’n tien maanden en leggen dan vrijwel altijd één legsel per jaar, meestal rond april/juni. Dit legsel bestaat uit vier tot zes wit tot geelachtige eieren met rode spikkels. Deze komen na ongeveer een maand uit. De jongen vliegen na ongeveer een maand uit, maar blijven dan wel nog een tijd bij de ouders.

Nestkast torenvalk

Gezien het feit dat de torenvalken zelf geen nesten bouwen, zullen ze dankbaar gebruik maken van een nestkast. Er zijn wel een paar dingen waar over nagedacht moet worden, voordat je zo’n nestkast bouwt en plaatst. Onderaan deze blog vind je een gratis bouwtekening. Hierop staan de afmetingen en een zaagschema, zodat je precies ziet hoe je moet zagen en hoeveel hout je in huis moet halen.

Torenvalk kuikens
Jonge torenvalkjes verkennen de omgeving vanuit de nestkast

Plaatsen nestkast

Nadat je de nestkast gemaakt hebt, is het tijd om deze te plaatsen. Houd hiervoor rekening met een paar zaken. Zorg dat de nestkast is een open veld geplaatst wordt, bijvoorbeeld een weiland, akker of braakliggend stuk. Plaats de nestkast met de invliegopening richting het zuidoosten. Het beste plaats je de kast in een stevige solitaire boom, op circa vier meter hoogte met een goede invlieg mogelijkheid. Geen boom in de buurt? Dan kun je er nog voor kiezen om de kast op een paal te bevestigen die stevig in de grond staat. Maak de nestkast jaarlijks schoon.

Bezoek

Niet alleen torenvalken kunnen gebruik maken van je pas geplaatste nestkast. Ook kauwen en holenduiven maken graag gebruik van dergelijke halfopen nestkasten. Ook deze soorten zijn prachtig om te volgen als ze in je nestkast gaan broeden!


Lees ook: bouwtekening nestkast boomkruiper


Bouwtekening nestkast

Tot slot nog de bouwtekening. Wij raden aan om als houtsoort beuken-, lariks-, of eikenhout van minimaal 15 millimeter dik te gebruiken. Dit is hardhout dat erg duurzaam is en dat lokaal geproduceerd wordt. Let bij het kopen op het FSC-keurmerk. Watervast multiplex kan ook gebruikt worden. De bouwtekening is voorzien van een zaagschema. Neem deze mee naar de bouwmarkt, vaak kunnen ze de planken meteen op maat zagen.

Gebruik RVS schroeven om het hout mee vast te schroeven. RVS is beter bestand tegen roesten dan verzinkte schroeven, dus beter geschikt om buiten te gebruiken. Eventueel kun je het dak afwerken met dakleer. Als bedding kun je houtsnippers of houtkrullen gebruiken.

Heb je geen zin om zelf te gaan klussen, maar wil je wel graag een nestkastje ophangen? Bestel dan een kant-en-klare nestkast. Via deze link (vivara) is een nestkast voor torenvalken te bestellen.

Bouwtekening nestkast torenvalk (de Natuur van hier)
Bouwtekening nestkast torenvalk (de Natuur van hier) *Dit is een nieuwe versie van de bouwtekening. Wil je graag nog de oude tekening ontvangen? Stuur dan even een mail naar info@denatuurvanhier.nl.

Nestcamera

Wil je van dichtbij meemaken hoe en wanneer de nestkast gebruikt wordt? Dan kun je een camera in de nestkast plaatsen om alles live te volgen. Wij gebruiken de camera’s van Green Backyard. Deze geeft je eenvoudig via een app live toegang tot de camera. Daarnaast ontvang je een melding wanneer er beweging is in de nestkast en kun je video’s downloaden en opslaan. Ze hebben verschillende types camera’s, wij gebruiken de Longe Range Camera, deze heeft een bereik tot 180 meter! Op onderstaande video zie je een groepje spreeuwen die een torenvalk nestkast onderzoeken (gefilmd met de Longe Range Camera).

Veelgestelde vragen

Hoe lok je een torenvalk naar je nestkast?

Zorg dat je de nestkast in een open gebied, bijvoorbeeld een weiland of akker, plaatst, met het liefst een grote muizenpopulatie. Het liefst in de buurt van een houtwal, dan is de kans op voldoende muizen het grootst.

Hoe maak ik een nestkast voor een torenvalk?

Een nestkast voor een torenvalk maak je het beste van beuken- of eikenhout. De kast moet 50x55x35cm groot zijn, met een grote invliegopening. Maak gebruik van bovenstaande bouwtekening, inclusief zaagschema.

Hoe plaats ik een nestkast voor een torenvalk?

De torenvalk nestkast plaats je het beste in een solitaire boom of op een houten paal in een open stuk, met de invliegopening naar het zuidoosten gericht. Zorg dat de nestkast stevig hangt en waterdicht is. Plaats de nestkast op zo’n vier meter hoogte.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Wat is het verschil tussen kikkers en padden?

Gewone pad

Padden en kikkers, we kennen ze allemaal wel. In het voorjaar zien we de gewone pad, groene- en bruine kikker veelvuldig terug in onze vijvers in tuinen en in sloten langs de weilanden. Maar wat is nou eigenlijk het verschil tussen padden en kikkers? In deze blog lichten we deze verschillen uit en stellen we ons de vraag of er wel echt zo’n groot verschil is, taxonomisch gezien. Daarnaast bekijken we wat je zelf kunt doen om het voor deze koudbloedige dieren wat aangenamer te maken in je tuin.

Gewone pad
De gewone pad is een amfibieënsoort die we regelmatig tegenkomen in onze tuinen

Taxonomie kikkers en padden

Kikkers en padden behoren tot de klasse Amfibieën. Deze kenmerkt zich door het hebben van een gladde en vochtige huid. Naast hun longen, gebruiken ze ook hun huid voor de ademhaling. Kikkers en padden leven over het algemeen in vochtige milieus en trekken naar het water voor de voortplanting.

Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)

Maar wat zijn nou de verschillen? Zijn er wel echt verschillen? Ja en nee. Padden zijn in de taxonomie ingedeeld als een aparte familie in de kikkerachtigen, Bufonidae. Hieronder valt onder andere de gewone pad die we in Nederland terugvinden. Echter worden andere soorten die niet ingedeeld zijn in de familie Bufonidae ook soms pad genoemd. Daarom worden de soorten uit de familie Bufoniadae ook wel echte padden genoemd. Alle soorten die hier buiten vallen zijn dus technisch gezien geen padden en worden aangeduid als padachtige kikkers. De scheidingslijn tussen padden en kikkers is dus erg dun.

Geelbuikvuurpad
De geelbuikvuurpad is een soort die niet tot de familie echte padden behoort en daarom dus een padachtige kikker genoemd kan worden.

Verschil kikkers en padden

Ondanks dat de scheidingslijn tussen kikkers en (echte) padden dus erg dun is, zijn er wel degelijk verschillen te ontdekken. De verschillen zijn zeer uiteenlopend, van uiterlijke kenmerken tot organen. Maar er zijn ook verschillen op te merken in gedrag, levenswijze en voortplanting. We zullen ze stuk voor stuk bespreken.

Lichaam

We starten met het lichaam, want hier zijn toch wel enkele verschillen te ontdekken.

Orgaan van Bidder

Het eerste verschil wat we willen aanhalen, is ook hét kenmerk wat de echte padden onderscheidt van andere kikkerachtige. Echte padden hebben namelijk een orgaan van Bidder. Dit is een rudimentair orgaan (heeft geen functie meer) en het is niet precies duidelijk waarvoor het ooit diende. In laboratoria is ontdekt dat het levensvatbare eicellen kan produceren (bij mannetjes alleen als de testikels verwijderd zijn). Dit is echter alleen vastgesteld in laboratoria, in het wild zijn hier geen waarnemingen van bekend.

Het orgaan van Bidder heeft wellicht ook een rol van betekenis gespeeld in de verdediging van padden. Er zijn namelijk giftige verbindingen in ontdekt. Dit zou er op kunnen duiden dat padden gif hebben gebruikt als afweermechanisme tegen roofdieren.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


De huid en bouw van het lichaam

Niet alleen intern zijn er verschillen te vinden. Ook aan de buitenkant zijn duidelijke verschillen te zien tussen kikkers en padden. Neem bijvoorbeeld de huid. Deze is bij kikkers over het algemeen glad en vochtig. Padden hebben een meer droge en wrattige huid.

Boomkikker
Kikkers hebben een gladde en vochtige huid. Vergelijk de huid van deze boomkikker eens met de huid van de padden, eerder in deze blog

Als we de lichamen verder vergelijken, valt op dat er nog meer verschillen te benoemen zijn. Padden zijn over het algemeen wat lomper gebouw en hebben korte achterpoten. Dit zorgt er ook voor dat ze zich op een andere manier voortbewegen. Doordat ze korte achterpoten hebben, is de springkracht veel minder dan die van kikkers. Padden bewegen zich dan ook meer lopend voort.

Kikkers zijn daarentegen meer atletisch gebouwd. Ze hebben een veel slankere bouw en veel beter ontwikkelde achterpoten. Deze zijn langer en een stuk gespierder. Kikkers lopen dan ook niet, maar verplaatsen zich al springend. Sommige soorten kunnen wel tot tien keer hun eigen lichaamsgewicht springen!

Levenswijze en voortplanting

Wat betreft levenswijze zijn is er ook wel een verschil te ontdekken. Over het algemeen brengen padden meer tijd door op het land en kikkers relatief gezien meer tijd in het water. Dit geldt echter niet voor elke soort. Boomkikkers leven namelijk ook voornamelijk op het land en zoeken alleen het water op voor de voortplanting.

Op voortplantingsgebied is er ook een belangrijk verschil te noemen. Zoals gezegd vindt de voortplanting van de meeste soorten kikkers en padden plaats in het water en vindt de voortplanting plaats door middel van een omhelzing (mannetje klemt zich om het vrouwtje heen). Dit is dus bij beide soorten hetzelfde. Maar wanneer de eitjes worden afgezet, zien we een verschil. We kennen allemaal wel het kikkerdril. De grote klompen eitjes, die aan elkaar zitten en aan het wateroppervlak liggen. Dit is de manier waarop de kikkers hun eitjes afzetten. Padden leggen hun eieren echter niet in grote groepen, maar in lange rijen. Op onderstaande afbeeldingen is duidelijk het verschil te zien.

Kikkerdril
Kikkers leggen hun eitjes in kenmerkende klompen, kikkerdril genaamd
Eieren padden
Padden zetten hun eieren af in lange rijen

Kikkers en padden in de tuin

Er zijn dus zeker verschillen te ontdekken tussen kikkers en padden, maar ze lijken toch ook erg veel op elkaar. Als je een beetje een groene tuin hebt, dan heb je ook nog eens kans om kikkers of padden in je tuin te vinden. Vooral de gewone pad, de groene- en bruine kikkers koloniseren al snel een tuin op het moment dat daar water in te vinden is. Wil je jouw tuin aantrekkelijker maken voor kikkers en padden? Pas dan onderstaande tips toe en het is een kwestie van tijd totdat deze amfibieën je tuin komen opzoeken.

  • Het belangrijkste is zorgen voor water in je tuin. Dit doe je het beste door een kleine poel of vijver aan te leggen. Als je kiest voor een vijver, het liefst dan zonder vis. Vissen eten de jonge kikkers en padden op en zorgen ervoor dat kikkers en padden zich minder succesvol kunnen voortplanten. Wil je toch graag vis, kijk dan of je een gedeelte visvrij kunt houden. Zo hebben de kikkers en padden een plek waar de juvenielen rustig kunnen opgroeien;
  • Zorg voor een rommelhoekje in je tuin. Veeg afgevallen blad in deze hoek en leg er wat snoeiafval neer. Als je deze plek dan met rust laat, heb je een mooie overwinteringsplek gecreëerd voor kikkers en padden;
  • Plant (wintergroene) heesters en bomen aan. Deze heesters en bomen bieden uitstekende schuilplekken voor kikkers en padden en vormen een mooi landhabitat voor de amfibieën;
  • Plaats een kikker- en paddenhuisje in de buurt van je poel of vijver. Ook hiermee creëer je schuilplekken voor kikkers en padden waardoor ze beter bestand zijn tegen roofdieren.

Verder lezen

In deze blog hebben we de verschillen uitgelegd tussen kikkers en padden. Wil je nou meer weten over kikkers en padden in Nederland of hoe je ze kunt helpen? Lees dan onze blog over hoe je zelf een poel aanlegt. Daarnaast raden we je aan om eens de website van natuurorganisatie RAVON te bezoeken. Lees ook eens onze blog over kikkers in Nederland of padden in Nederland. Ten slotte raden we je aan het boek ‘Praktisch natuurbeheer: amfibieën en reptielen’ te lezen van schrijver en bioloog Edo van Uchelen.

Salamanders in Nederland

Vuursalamander

Salamanders zijn dieren die vaak over het hoofd worden gezien door het gros van de mensen die een natuurgebied bezoeken. Mensen komen vaak voor het edelhert of voor de vogels. In deze blog breken we een lans voor de salamander. Ondanks dat je hem maar zelden ziet, als je er niet naar zoekt, is het een soort die de moeite waard is om beter te leren kennen. Sommige soorten worden zelfs ernstig bedreigd in Nederland.

Kenmerken en leefwijze

Onder de amfibieën zijn salamanders een beetje de vreemde eend in de bijt. Kikkers en padden hebben een gedrongen lichaam en relatief grote poten. Salamanders hebben juist een langgerekt lichaam met kleine poten. Ze hebben wel een soortgelijke huid als kikkers en padden, waarmee ze kunnen ademen. Er zijn zelfs salamanders op de wereld die helemaal geen longen hebben en uitsluitend via de huid ademen. In Nederland leven enkel geslachten uit de familie echte salamanders, ook wel gewone salamanders genoemd. Een soort in Nederland is een landsalamander, de andere zijn allemaal watersalamanders. In onderstaande afbeelding zijn de vijf inheemse salamandersoorten in Nederland taxonomisch ingedeeld.

Alpenwatersalamander
(Ichtyosaura alpestris)
Vinpootsalamander
(Lissotriton vulgaris)
Kleine watersalamander
(Lissotriton helveticus)
Kamsalamander
(Triturus cristatus)
Vuursalamander (Salamandra salamandra)
Salamanders in Nederland
Taxonomie salamanders in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie salamanders in Nederland (De natuur van hier)

Kenmerken

Zoals benoemd hebben salamander een lang lichaam, korte poten en een relatief lange staart. In het water bewegen ze zich handig voort, door hun poten dicht tegen het lichaam te drukken en hun staart als roer te gebruiken. Tijdens de voortplanting draagt het mannetje in het water een bruiloftskleed. Dit houdt in dat hij een rugkam heeft en een bredere staart. Wanneer de voortplanting voorbij is, keren de meeste salamanders terug naar het land en dan vallen de kenmerkende delen van het bruiloftskleed af.

Alpenwatersalamander
Salamanders hebben een langgerekt lichaam en een lange staart (Saxifraga – Kees Marijnissen)

Leefwijze

Salamanders zijn voornamelijk actief bij vochtig weer. In februari, als de kikkers en padden nog liggen te slapen, beginnen de salamanders al aan hun trek. Dit gebeurt ’s nachts bij vochtig weer en gaat ontzettend traag. Hierdoor vallen er ieder jaar veel verkeersslachtoffers, maar wordt er door steeds meer vrijwilligers (via RAVON) ervoor gezorgd dat dit percentage omlaag gaat.

Hierna begint het voortplantingsseizoen. We hebben in Nederland zes soorten salamander, waarvan vijf watersalamanders en één landsalamander. De watersalamanders trekken naar het water (de landsalamander komen we later op terug) waar de voortplanting plaatsvindt. Hierbij vindt overigens geen echt fysiek contact plaats tussen het mannetje en het vrouwtje. Het mannetje zet een zaadpakket af wat vervolgens wordt opgenomen door het vrouwtje.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en reptiel?


Na de voortplanting trekken de meeste soorten weer terug naar het land. De meeste soorten overwinteren ook op land. De twee uitzonderingen zijn echter de vinpootsalamander en de kamsalamander, deze overwinteren soms ook in het water.

Vinpootsalamander (Saxifraga - Willem van Kruijsbergen)
Vinpootsalamander overwintert soms op land, maar soms ook in het water (Saxifraga – Willem van Kruijsbergen)

Soorten salamanders in Nederland

In Nederland komen vijf inheemse soorten salamanders voor. Daarnaast vinden we twee exoten terug in de Nederlandse natuur. Van deze zeven salamanders zijn er zes watersalamanders en één een landsalamander. Qua taxonomie zijn ze hier overigens niet op ingedeeld. In de familie echte salamanders zijn namelijk echte watersalamanders te vinden, maar ook de enige landsalamander in Nederland (vuursalamander) behoort tot de echte salamanders.

De meeste soorten komen als larve uit het ei, maar er is één soort die eierlevendbarend is. Ze houden zich ten minste tot de metamorfose schuil in het water. Hierna zullen ze, de ene soort sneller dan de andere, ook het land betreden.

Voordat we door kunnen naar de specifieke soorten, moeten we eerst nog een taxonomische kwestie bespreken. Van de zeven soorten die er voorkomen werden er twee in het verleden tot het geslacht Triturus (grotere watersalamanders) gerekend. Deze zijn in de afgelopen jaren veranderd naar een ander geslacht binnen de salamanders. De soorten onder het Triturus geslacht zijn gedeeltelijk ondergebracht bij de Lissotriton (kleine watersalamanders) omdat er een genetisch verband gevonden is.


Lees ook: beekprik, rivierprik en zeeprik


Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris)

De mannetjes van de kleine watersalamander ontwikkelen in de voortplantingstijd een rugkam (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

De kleine watersalamander is de meest algemene soort van Nederland. De soort komt op vele plekken voor, want hij stelt weinig eisen aan zijn omgeving. Hij houdt het meest van visvrije voorplantingswateren en op het land zoeken ze vaak bossen op. Maar ze komen ook voor in tuinen en kleine landschapselementen in een meer open landschap.

Ze bereiken een lengte van zo’n elf centimeter, hebben een olijfkleurige rug en geelachtige buik. In de voortplantingstijd ontwikkelen mannetjes een rugkam om de vrouwtjes mee te verleiden. Wanneer de salamanders naar het land gaan, verdwijnt de rugkam en gaan ze over op het landkleed. Deze is zowel bij mannetjes als bij vrouwtjes hoofdzakelijk bruin gekleurd. De kleine watersalamander is een van die soorten die van het Triturus geslacht over is gegaan naar de Lissotriton, zoals in de vorige paragraaf beschreven.

Vinpootsalamender (Lissotriton helveticus)

De vinpootsalamander is de kleinste salamander van Nederland (Saxifraga – Kees Marijnissen)

De vinpootsalamander vinden we in Nederland alleen terug in Limburg en Noord-Brabant. Hier komt hij voornamelijk voor in poelen op heidegebieden of in vennen. Soms worden ze ook terug gevonden in beschaduwde poelen in bossen.

De soort lijkt veel op de kleine watersalamander. Met een maximale lengte van negen centimeter is het de kleinste salamandersoort van Nederland. De mannetjes krijgen in de voortplantingstijden zwarte zwemvliezen aan de achterpoten. Vrouwtjes zijn erg lastig te onderscheiden van de kleine watersalamander. In het landkleed wordt de vinpootsalamander donkerder van kleur en wordt de huid droger en korreliger. De soort behoorde eerst ook tot het geslacht Triturus.

Kamsalamender (Triturus cristatus)

De kamsalamander is de grootste watersalamander die we in Nederland tegenkomen (Saxifraga – Kees Marijnissen)

De kamsalamander verspreidt zich over Oost- en Zuid-Nederland. De kamsalamander brengt een deel van het jaar op het land door, maar er zijn ook individuen die vrijwel het hele jaar in het water blijven. De soort is vrij specifiek in zijn leefomgeving. Het voortplantingswater mag niet te zuur zijn. Kleine landschapselementen zoals ruigten en houtwallen kunnen dienst doen als landhabitat.

Het is de grootste watersalamander van Nederland en kan een maximale lengte bereiken van zo’n 20 centimter. Ze hebben een donkergrijze tot donkerbruine basiskleur en een oranje buik met zwarte vlekken. Het bruiloftskleed van het mannetje is spectaculair, met een grote getande kam. Mannetjes bereiken deze getande kam pas na circa drie jaar. Het landkleed van de kamsalamander is erg donker tot soms bijna zwart.


Lees ook: padden in Nederland


Alpenwatersalamander (Ichthyosaura alpestris)

De alpenwatersalamander is de kleurrijkste watersalamander in Nederland (Saxifraga – Willem van Kruijsbergen)

Ook de alpenwatersalamander vinden we terug in het oosten en zuiden van Nederland. De soort stelt weinig specifieke eisen aan het voortplantingswater. Ze verblijven vaak bij bossen en houtwallen en overwinteren over het algemeen op het land. Ze komen vooral voor op zanderige gronden.

Alpenwatersalamanders worden zo’n twaalf centimeter groot. De rug is olijfachtig gekleurd, maar het beste zijn ze te herkennen aan de oranje ongevlekte buik. Daarnaast hebben ze op de onderzijde een lichte band over het lichaam, met donkere vlekken. In de voortplantingstijd krijgen zowel mannetjes als vrouwtjes meer blauw in hun kleed. Het zijn de kleurrijkste salamanders die we in Nederland terugvinden.

De alpenwatersalamander werd voorheen ingedeeld in het geslacht Triturus, net zoals kleine watersalamander en de vinpootsalamander, maar behoort tegenwoordig tot de Ichtyosaura. Hierin is het de enige levende soort.

Vuursalamander (Salamandra salamandra)

De vuursalamander is de enige landsalamander die we kennen in Nederland (Saxifraga – Kees Marijnissen)

De vuursalamander, de enige landsalamander in Nederland en tevens ook de grootste salamander die we hier aantreffen. De soort komt alleen voor op enkele plekken in Zuid-Limburg, in de buurt van bronpoelen en -beken in beboste gebieden. De vuursalamander zet de larven af (de soort is eierlevendbarend) in visvrije, schone wateren. Ze leven op kalkrijke bodems met een hoge vochtigheid.

Zoals gezegd zijn het de grootste salamanders in ons land. Met een maximale grootte van ruim 20 centimeter is het zelfs één van de grootste soorten in Europa. De soort is onmiskenbaar, met z’n zwarte uiterlijk met gele vlekken en strepen. Met deze opvallende kleur laat de vuursalamander zien dat hij giftig is en niet aantrekkelijk voor roofdieren. Het gif, samandarine, zorgt voor een hoge bloeddruk en kan hyperventilatie veroorzaken.

In tegenstelling tot alle andere salamanders die we besproken hebben, is de vuursalamander absoluut geen zwemmer. Ze leven uitsluitend op het land en zoeken alleen het water op om de jongen af te zetten. Zelfs dan kiezen ze er vaak voor maar deels (de cloaca) onder water te gaan. Ze zijn uitsluitend nachtactief.

Italiaanse kamsalamander (Triturus carnifex)

Italiaanse kamsalamander
De Italiaanse kamsalamander is van onze inheemse kamsalamander te onderscheiden door te letten op de kam. Deze is minder hoog (Saxifraga – Edo van Uchelen)

Dan is er nog de Italiaanse kamsalamander, een exoot. De soort komt oorspronkelijk voor in zuidoostelijk Europa, maar is op andere plekken in Europa uitgezet, waaronder Nederland. In Nederland komt de soort voor op de Veluwe.

Het is een middelgrote salamander met een maximum lengte van zo’n vijftien centimeter. Aan de rugkam is de Italiaanse kamsalamander te onderscheiden van de inheemse kamsalamander. Deze is minder hoog, maar puntiger. Er zijn overigens hybriden bekend van de Italiaanse en de inheemse kamsalamander, wat het determineren dan weer erg lastig kan maken.

Marmersalamander (Triturus marmoratus)

Tot slot nog een andere exoot: de marmersalamander. De marmersalamander komt oorspronkelijk voor in het midden en westen van Frankrijk. Sinds 2013 is de soort ook in de Nederlandse natuur te vinden, in een gebiedje in Drenthe. Ze weten zich hier ook succesvol voort te planten.

De marmersalamander is een middelgrote salamander die een lengte tot 16 centimeter kan bereiken. Ze hebben een mosgroene rug met zwarte vlekken. De naam hebben ze te danken aan dit vlekkenpatroon. Ook de marmersalamander kan hybridiseren met de inheemse kamsalamander.

Veelgestelde vragen

Hoeveel soorten salamanders leven er in Nederland?

In Nederland komen vijf soorten inheemse salamanders voor. Vier watersalamanders: de kleine watersalamander, vinpootsalamander, alpenwatersalamander en de kamsalamander, en één landsalamander: de vuursalamander. Daarnaast komen er ook nog een aantal exoten voor zoals de Italiaanse kamsalamander en de marmersalamander.

Welke salamander zit er in mijn tuin?

De meest voorkomende salamander in tuinen is de kleine watersalamander. Deze zijn vaak al te vinden in kleine, visarme of visvrije poelen. Soms wordt ook de alpenwatersalamander in tuinen waargenomen.

Wat eten salamanders?

Salamanders eten al het dierlijk voedsel wat in hun mond past. Welk soort dierlijk voedsel dit is, is afhankelijk waar de salamander zich op dat moment bevindt: in het water of op het land. In deze blog lees je er meer over.

Zijn salamanders giftig?

In principe zijn alle salamanders giftig, ze hebben zogenaamde oorklieren (parotoïden). Het gif van de soorten die in Nederland voorkomen is voor de mens niet gevaarlijk, maar kan wel irritatie van de slijmvliezen veroorzaken.

Kunnen salamanders bijten?

Salamanders kunnen bijten, want zo vangen ze hun voedsel. Mensen zullen ze echter niet bijten, omdat de bek daar niet groot genoeg voor is. In principe zullen salamanders richting mensen altijd vluchtgedrag vertonen.

Hoe ademen salamanders?

Salamander kunnen zowel via longen als via de huid ademhalen. Een aantal soorten kunnen zelfs alleen maar via de huid ademhalen. Omdat salamanders veelal via de huid ademhalen zijn de longen primitief ontwikkelt.

Meer weten over salamanders in Nederland?

Dit waren de zeven soorten salamander die we in Nederland kunnen vinden. Wil je nog meer weten over salamanders in Nederland of hoe je ze kunt helpen? Lees dan onze blog over hoe je zelf een poel aanlegt. Daarnaast raden we je aan om eens de website van natuurorganisatie RAVON te bezoeken. Lees ook eens onze blog over kikkers in Nederland of padden in Nederland. Ten slotte raden we je aan het boek ‘Praktisch natuurbeheer: amfibieën en reptielen’ te lezen van schrijver en bioloog Edo van Uchelen.

Gemengde haag aanplanten

Huismussen haag

Een goed idee voor meer groen en een hogere biodiversiteit in je tuin, is het aanplanten van een haag. Een nog beter idee is het aanplanten van een gemengde haag. Een gemengde haag bestaat uit meerdere soorten haagplanten, wat ervoor zorgt dat er meer dieren op af komen. Daarnaast bloeien de haagplanten op andere momenten, waardoor je dus langer een bloeiende tuin hebt. In deze blog lees je alles wat je moet weten om zelf een gemengde haag vol leven aan te planten.

Gemengde haag (Saxifraga - Hans Boll)
Een gemengde haag is een schat aan biodiversiteit (Saxifraga – Hans Boll)

Geschikte soorten gemengde haag

Bij een haag denken de meeste mensen aan de bekende haagplanten zoals beuk, meidoorn, laurier en liguster. Maar voor een haag kun je tal van soorten gebruiken. De meeste hagen die we zien zijn eendimensionaal en bestaan uitsluitend uit haagplanten, maar kies er eens voor een driedimensionale haag aan te planten. In zo’n haag gebruik je naast haagplanten ook klimplanten, bloembollen en bodembedekkers. We zullen in deze blog de soorten kort uitlichten die we zelf gebruikt hebben. Tot slot zullen we nog een aantal soorten noemen die ook geschikt zijn en geven we handige tips voor bij de aanplant.


Lees ook: waar is biodiversiteit goed voor?


Haagplanten

De basis van je gemengde haag wordt gevormd door haagplanten. Deze laten zich gemakkelijk snoeien en zorgen voor een stevig, dicht geraamte. Zorg er dus voor dat het grootste gedeelte van je haag uit haagplanten bestaat. Er zijn talloze haagplanten te gebruiken. Wij hebben ervoor gekozen vijf soorten te combineren.

Wilde roos – Rosa rubignosa

Wilde roos
Als de wilde roos niet jaarlijks gesnoeid wordt bloeit deze in de zomer met prachtige bloemen (Saxifraga – Willem van Kruijsbergen)

De wilde roos, ook wel de egelantier genoemd, is een struik die in de Nederlandse natuur één tot drie meter hoog kan worden. De soort laat zich goed snoeien, waardoor deze zich uitstekend leent als haagplant. In de zomer krijgt de egelantier prachtige bloemen en in het najaar verschijnen de rozenbottels, die geliefd zijn bij merels, zanglijsters en koperwieken.


Lees ook: 10 bijzondere trekvogels


Beuk – Fagus sylvatica

De beuk is een veel toegepaste haagplant in Nederland. De beuk heeft gedurende het jaar fris groen blad en het grootste verschil met de beukenhaag (Carpinus betulus) is dat de beuk zijn dorre bladeren vasthoudt gedurende de winter en ze dan pas laat vallen. Dit heeft als voordeel dat de beuk enigszins wintergroen is. De beuk is ook in een rode variant te krijgen (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’).

Eenstijlige meidoorn – Crataegus monogyna

Een andere inheemse heester die perfect gebruikt kan worden als haag is de meidoorn. Deze heester behoort tot de rozenfamilie, wat te zien is aan de doorns op de takken. Vroeger werd deze soort ook veelvuldig toegepast tussen weilanden, als veekering. De meidoorn heeft in april en mei prachtige witte bloemen en later vormen er eetbare bessen aan de haagplant. Het feit dat de meidoorn doorns heeft (bescherming) en in het najaar bessen (voedsel), maakt dit een geliefde haagplant bij vogels. Onder andere merels, geelgorzen en kramsvogels komen de meidoorn graag bezoeken. Een soort die wat ons betreft niet mag missen in een gemengde haag.

Wilde kardinaalsmuts – Euonymus europaeus

Wilde kardinaalsmuts (Saxifraga - Ed Stikvoort)
De rode bessen van de wilde kardinaalsmuts vallen goed op in het najaar (Saxifraga – Ed Stikvoort)

Een soort die wat minder vaak, ten onrechte, wordt gebruikt in een (gemengde) haag is de wilde kardinaalsmuts. Het is een inheemse heester die in het wild tot zes meter hoog kan worden. De soort is goed te snoeien waardoor, deze toe te passen is als haagplant. De soort begint te bloeien na de meidoorn, in de periode mei en juni, maar bloeit vrij onopvallend met witgele bloemen. Ondanks dat de bloei onopvallend is, is deze wel ontzettend belangrijk voor allerlei insecten.

In het najaar heeft de kardinaalsmuts kenmerkende rode bessen die giftig zijn voor mensen, maar een uitstekend menu voor van allerlei vogels. Bijkomend voordeel van de kardinaalsmuts is dat de bladeren in de herfst prachtige rode tinten krijgen.

Veldesdoorn – Acer campestre

Een andere inheemse soort die veel toegepast wordt als haag is de veldesdoorn. De veldesdoorn stelt weinig eisen aan de grond en zorgt ervoor dat je haag snel dicht groeit. De soort bloeit vroeg in het jaar (april-mei) met kleine onopvallende bloemen, die veel bezocht wordt door bijen en andere insecten. In de herfst kleuren de bladeren van de veldesdoorn geel.

Klimplanten

Naast haagplanten kun je ook prima klimplanten in je haag gebruiken. Klimplanten hebben vaak wel wat steun nodig om tegen aan te groeien. Daarnaast kunnen sommige soorten andere (haag)planten overwoekeren, dus pas maar een klein percentage van je totale aanplant als klimplant toe. Klimplanten groeien daarentegen relatief snel (en beter horizontaal dan veel haagplanten), wat ervoor zorgt dat je haag snel vol en dicht is.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Wilde kamperfoelie – Lonicera periclymenum

Als je besluit klimplanten te gebruiken, dan mag de inheemse wilde kamperfoelie zeker niet ontbreken. De kamperfoelie produceert van juni tot oktober veel sterk geurende bloemen. Vooral ’s avonds zijn deze bloemen goed te ruiken. Het is dan ook een uitstekende plant voor het aantrekken van nachtvlinders. De bloemen van de kamperfoelie zijn geelachtig, maar wanneer deze in de volle zon staat zullen de bloemen wat roder kleuren.

Hop – Humulus lupulus

Hopbellen, de vrouwelijke bloemen van de hopplant
Hopbellen, de vrouwelijke bloemen van de hopplant

De hop is een van de andere klimsoorten die van nature in onze Nederlandse struwelen en bossen groeit. Vele zullen de hop kennen van de hopbellen (de vrouwelijke bloem), die een van de belangrijkste ingrediënten vormt voor ons bier. Echter zijn deze hopbellen ook prachtig om te zien en trekken ze veel dagvlinders aan. Hop groeit erg snel, dus gebruik er niet te veel van, anders wordt deze te dominant.

Bosrank – Clematis vitalba

De derde en laatste klimplant die we gebruikt hebben, is bosrank. Voor sommige beter bekend onder zijn wetenschappelijke naam: clematis. Het is een veel toegepast tuinplant die in allerlei cultivators te verkrijgen is. Wat veel mensen niet weten, is dat de clematis inheems is. Dit is degene die wij gekozen hebben. De Clematis vitalba bloeit met witte bloemen van juli tot september. Ook deze bloemen zijn erg in trek bij insecten, wat op zijn beurt weer meer vogels aantrekt.


Lees ook: vinken in Nederland – deel I


Bloembollen

Bloembollen kunnen de onderkant van je gemengde haag opfleuren. Vooral in het voorjaar kunnen bloembollen een ontzettende dienst bewijzen aan allerlei insecten, wanneer veel haag- en klimplanten nog niet aan bloeien moeten denken. Kies voor verwilderende soorten. Let er op bij het kopen dat je bloembollen koopt die voorzien zijn van een keurmerk. Keurmerken als MPS, Planetproof en EKO geven aan dat bloembollen pesticidevrij gekweekt zijn en geen schade brengen aan de insecten die de bollen bezoeken. Wij kozen ervoor onderstaande vier soorten te gebruiken.

Krokussen – Crocus tomassinianus

Een van de meest bekende bolsoorten, en een die zeker niet in deze gemengde haag mag ontbreken, zijn de krokussen. Krokussen komen in allerlei kleuren en zijn vaak een van de eerste bloeiers. Ze bloeien vaak in februari al en houden dit vast tot in april. Tegen die tijd zijn er genoeg andere planten in de haag die het over kunnen nemen.

Blauwe druifjes – Muscari armeniacum

Blauwe druifjes bloeien rijkelijk
Blauwe druifjes bloeien rijkelijk

Net na dat de krokussen zijn gaan bloeien, beginnen de blauwe druifjes ook. Wie kent ze niet? Deze mini hyacinten bloeien voltallig in blauwe druifachtige bloemen. De blauwe druifjes zorgen ervoor dat bijen en andere insecten in het vroege voorjaar voedsel weten te vinden. Daarnaast zorgt het ervoor dat je tuin al kleurrijk aandoet als andere tuinen er nog verwelkt bij liggen.

Echte trommelstokken – Allium sphaerocephalon

Echte trommelstokken, beter bekend als sieruien, maken je gemengde haag tot een ware pracht. Met hun paars rode bloemen stelen ze de show van juni tot augustus. Echte zomerbloeiers dus. Echte trommelstokken, die hun naam te danken hebben aan hun vorm, zorgen ervoor dat er in de zomer voedselaanbod is voor lager bij de grond levende insecten, wanneer de andere bloembollen zijn verwelkt.

Blauwe anemonen – Anemone blanda

De laatste bloembol en tevens laatste voorjaarsbloeier die we gebruikt hebben, is de blauwe anemone. Net als de andere voorjaarsbloeiers hebben we deze gekozen om de insecten een handje te helpen, als de meeste haag- en klimplanten nog blad aan het vormen zijn. Vooral wilde bijen zullen met dit aanbod erg content zijn, en deze kunnen wel een beetje hulp gebruiken.

Bodembedekkers

De laatste plantensoort wat we gebruikt hebben zijn bodembedekkers. Zoals de naam al doet vermoeden doen deze planten het goed op de bodem, onder andere planten. Daarnaast zorgen ze ervoor dat de grond minder snel uitdroogt, waar de haagplanten profijt van hebben. Woekerende onkruiden hebben ook minder kans, waardoor je zelf minder onderhoud hebt. Ten slotte bloeien bodembedekkers vaak veelvuldig in kl;eine bloemen, wat ideaal is voor insecten. Een win-win situatie dus.

Kruipend zenegroen – Ajuga reptans

Kruipend zenegroen is een inheemse bodembedekker die we in het wild vaak vinden in (graslanden) in de buurt van beekloopjes en waterkanten. De soort bloeit in april en mei met blauwe bloemen. Ze hebben bovengrondse uitlopers, waarmee ze de bodem van de haag fijn bedekken.

Driekleurig viooltje – Viola tricolor

Driekleurig viooltje
Driekleurig viooltje zorgt voor een bonte bloei aan de voet van de haag

De volgende inheemse bodembedekker die we gebruikt hebben is het driekleurig viooltje. Zoals de naam al doet vermoeden is het driekleurig viooltje een bonte verschijning. De kleuren variëren van blauwpaars tot lichtlila en geelwit. Naast de vele kleuren heeft het viooltje ook een lange bloei. Van mei tot en met augustus kun je van deze zomerbloeier genieten.

Bosanemoon – Anemone nemorosa

Bosanemoon bloeit in het vroege voorjaar in Nederlandse bossen met een rijke bodem. Grote oppervlakten in het bos kleuren dan wit door de bloemen van de bosanemoon. Naast ondergroei in het bos, kan deze bodembedekker uitstekend dienst doen als bodembedekker onder onze gemengde haag.

Al met al

Al met al telt onze gemengde haag vijftien soorten. Deze vijftien soorten zorgen er samen voor dat we bijna jaarrond een aanbod hebben van bloemen of vruchten, zoals zichtbaar in onderstaande tabel. Met uitzondering van de maanden januari en december is er constant een aanbod voor insecten en/of vogels in onze tuin, en dat is precies wat willen bereiken met onze natuurtuin.


Lees ook: tips voor het aanleggen van een natuurtuin


Bloeiboog gemengde haag
Een overzicht van het aanbod van bloemen en bessen voor vogels en insecten (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Andere soorten en tips bij aanplant

Naast die vijftien soorten die wij gebruikt hebben, zijn er nog veel meer soorten geschikt om in een gemengde haag te gebruiken. Soorten als sleedoorn, hondsroos, wide liguster, hulst en krentenboom zijn ook geschikt. Lees je goed in voordat je een haag aanplant, sommige soorten worden breder/groter dan anderen. Dus kijk altijd goed wat het beste bij jouw situatie past. Hieronder geven we je alvast enkele tips om een goede start te maken.

Vivimus

Bij de aanplant is het belangrijk om de bodem te verbeteren. Dit zorgt ervoor dat je planten een goede start hebben, doordat er voeding in de bodem zit en de bodem een goede lucht-/waterbalans heeft. Voeg Vivimus toe tijdens de aanplant om je planten een goede start te geven. Vivimus is hier te bestellen, in zakken van 40 liter (bol.com).

Druppelslang

Leg een druppelslang aan tijdens de aanplant. Met onze steeds droger wordende zomers is dit geen overbodige luxe. Ook op latere leeftijd is de druppelslang handig bij extreem droge periodes. Leg de druppelslang in de grond in plaats van op. Dit zorgt ervoor dat het water niet verdampt tijdens de warme zomerdagen. Via deze link is een druppelslang, inclusief belangrijke onderdelen, te bestellen bij bol.com.

Vogelhuisjes

Plaats vogelhuisjes in je gemengde haag. Plaats ze ver genoeg uit elkaar zodat vogels privacy hebben of kies er juist voor om meerdere dicht bij elkaar te plaatsen om een mussenfamilie te lokken. Hier vind je al onze bouwtekeningen van nestkasten voor vogels.

Water

Zet een emmer water klaar tijdens de aanplant. Zodra je het plantje uit het potje trekt, dompel je hem even onder in de emmer met water. Dit zorgt ervoor dat de plant voldoende vocht heeft bij de start.

Steun

Zorg ervoor dat de haagplantjes en klimplanten bij de aanleg steun hebben. Zet ze tegen een afrastering, of gebruik palen en draad om een houvast te bieden.

Bloembollen

Plant bloembollen met de punt omhoog. Dit is namelijk de kant waar de bol in het voorjaar uit begint te groeien;

Snoeien

Snoei direct na de aanplant de haagplanten door de middelste tak die het hoogste groeit af te knippen. Dit zorgt ervoor dat de plant in het voorjaar vertakt waardoor je sneller een dichte haag hebt;

Egelmand

Plaats aan de stam van de haag een egelmand. Bedek de egelmand met bladeren, plastic en nog eens bladeren en zorg dat de opening niet gericht is naar het noorden of noordoosten. Grote kans dat de koning van de hagen dan jouw haag komt koloniseren. Een egelmand is via deze link te bestellen bij bol.com;

Onkruid

Probeer niet alles wat er van nature gaat groeien uit te trekken en te zien als onkruid. Veel van deze soorten horen onder dergelijke hagen en zorgen voor meer biodiversiteit.


Lees ook: 10 tips voor meer vogels in je tuin


Natuurtuin in ontwikkeling – deel II

Natuurtuin

Ongeveer gelijktijdig met de start van deze website hebben we een huis kunnen kopen met ongeveer 3500m2 grond erbij. Ons doel is deze 35 are de komende jaren om te turnen naar een natuurtuin waarbij er ruimte is voor allerlei wilde vogels en andere dieren. De voortgang hiervan houden we bij en delen we in een terugkerende blog met jullie. In deze tweede blog over onze natuurtuin vertellen we je hoe we flink wat planten hebben gezet, welke bijzondere bezoekers we hebben gehad en wat de resultaten zijn tot nu toe.  

01 december , 2022

De opstartfase

In de eerste blog hebben we de startsituatie van de tuin besproken. We hebben in die eerste paar weken maar een paar kleine wijzigingen aangebracht, zoals vogelvoer en nestgelegenheden aangeboden. Na drie weken stond de teller op zo’n 22 soorten die we in en rondom de tuin hadden waargenomen. Nu, drie maanden later, zijn we al vele ontwikkelingen verder en soorten rijker.

Dauw in de ochtend
Dauw in de vroege ochtend (De natuur van hier – Sandra Krol)

Eerste soorten in het najaar

Eind september waren de walnoten van onze twee walnootbomen rijp en vielen massaal van de bomen af. Na zelf een groot deel geraapt te hebben, bleven er nog voldoende liggen in het gras. Het duurde niet lang totdat de kraaiachtigen de resterende noten ontdekt hadden. Onze tuin werd druk bezocht door kauwen, zwarte kraaien, eksters en roeken die een noot wisten te bemachtigen en deze elders open gingen kraken. Hiervoor zochten ze een harde ondergrond, deze vonden ze in de doorgaande weg waar ons huis aan staat. Met allerlei trucs en capriolen lieten ze de noot zo hard mogelijk op de weg vallen totdat deze open spleet.

In het najaar werd het naastgelegen weiland opnieuw ingezaaid en dit zorgde voor de komst van een nieuwe buurman. Sinds die tijd is er een buizerd, met een overwegend wit verenkleed, dagelijks te gast op het weiland om tussen het gekiemde gras te jagen op wormen en kevers. Dit doet hij door op een komisch uitziende wijze kleine stukjes door het weiland te sprinten, op jacht naar zijn prooi.

November was de maand dat de bessen aan de taxus hingen. En hoewel deze voor mens en (de meeste) dieren giftig zijn, komen sommige vogels er juist op af. Dit komt omdat vogels de bessen eten en de zaden weer onverteerd uitpoepen. Hierdoor blijft het gif binnen de zaadhuls zitten en kan de vogel dus ongestoord van de sappige bes genieten. Vooral lijstersoorten als de merel en de zanglijster zijn gek op deze besjes. We hebben een zanglijster in en uit de taxus zien vliegen, maar helaas zijn er nog geen merels op af gekomen.

Zanglijster
De zanglijster is een terugkerende gast in onze natuurtuin

Stappen op weg naar een natuurtuin

Ondanks deze soorten is er toch nog voldoende ruimte voor verbetering. Eén van de belangrijkste zaken was om meer groen in de tuin aan te brengen. Dat hebben we de afgelopen maanden dus ook gedaan.

Meer groen!

Na een aantal weken zijn we gestart met het afrasteren van het perceel en deze gedeeltelijk te beplanten met een gemengde haag. We hebben in de afrastering enkele openingen gemaakt zodat (kleine) zoogdieren gemakkelijk in en uit de tuin kunnen. Na een tweetal weken lijkt hier al een wissel te ontstaan, die door allerlei dieren gebruikt kan worden.

Gemengde haag

De gemengde haag bestaat uit vijf inheemse haagplanten, drie klimplanten en vier bolsoorten. Vaak worden hagen aangeplant met uitsluitend haagplanten, maar door het gebruik van ook andere soorten flora kun je de biodiversiteit in je tuin een enorme boost geven.

Als haagplanten hebben we beuk, wilde roos, veldesdoorn, wilde kardinaalsmuts en meidoorn gebruikt. De drie klimplanten die we toegepast hebben zijn wilde kamperfoelie, hop en bosrank. Als ondergroei kozen we voor verwilderende bloembollen; blauwe druifjes, blauwe anemonen, krokussen en echte trommelstokken (sieruien). In deze blog vertellen we wat meer over deze soorten en geven we handige tips bij de aanplant van een gemengde haag.


Lees ook: vijf onmisbare kruiden voor in tuin of pot


Een struweel en ‘stepping stones’

Daarnaast hebben we er voor gekozen om in de verste hoek van de tuin een struweel aan te planten van zo’n 70m2. In dit struweel hebben we hoofdzakelijk inheemse heesters aangeplant die daar de ruimte krijgen om te groeien en waar we geen snoeiwerkzaamheden zullen uitvoeren. Het idee is dat dit struweel het hele jaar door een rustige plek is voor dieren, waar ze voedsel en schuilmogelijkheden kunnen vinden. Doordat we een grote verscheidenheid aan soorten aanplanten en geen snoei toe passen, zorgen we ervoor dat in het struweel een groot deel van het jaar heesters in bloei staan. Dit maakt het gedurende bijna het hele jaar interessant voor bijen en andere insecten. In onderstaande tabel zie je welke soorten we gebruikt hebben voor onze struweel.

Aanplant struweel
Aanplant van het struweel met hoofdzakelijk inheemse soorten (Natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Tevens hebben we verspreid in de tuin kleine groepjes met heesters en een paar jonge bomen aangeplant. De bomen; een winterlinde en een zomereik zijn onze toekomstbomen. Op ons perceel staan nu enkele volwassen bomen, maar het kan zijn dat deze ooit ziek worden of dood gaan. De jonge bomen moeten tegen de tijd de functie van de huidige volwassen bomen overnemen. De kleine groepen heesters moeten ervoor zorgen dat het voor dieren gemakkelijker wordt om zich veilig door de tuin te verplaatsen. Ze doen dus dienst als een soort stapstenen.

Aangeplante soorten
Aangeplante soorten (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Knotwilgen en verschralen

Naast het aanplanten van een gemengde haag, een struweel en enkele groepjes heesters, was er nog één ding die niet in het landschap mocht ontbreken. Achter in de tuin hebben we drie jonge knotwilgen aangeplant. Knotwilgen zijn inheems en zorgen ervoor dat de natuurtuin perfect aansluit aan het omliggende landschap.  

Volwassen knotwilgen zijn enorm goed voor de biodiversiteit en prachtig om te zien. Het snoeiafval wat vrij komt bij het knotten gaan we gebruiken om een takkenwal van te maken. Deze zijn ontzettend waardevol voor allerlei insecten, vogels en zoogdieren. Zodra we hier aan toekomen, zullen we dit uiteraard in deze serie vermelden.  

Steenuil
De steenuil nestelt graag in oude knotwilgen. Lukt het ons deze bijzondere soort naar onze tuin te lokken?

Dan hebben we nog het grasland waar we iets mee moeten. We hebben het dit seizoen laten groeien, waardoor het gras nu vrij hoog staat. We hebben besloten het gras jaarlijks twee keer te gaan maaien en het maaisel af te voeren om zo een verschralingsbeheer toe te passen. Jaarlijks gaan we monitoren welke nieuwe soorten er bij komen en zo hopen we op termijn een goed ontwikkeld kruidenrijk grasland te ontwikkelen.  


Lees ook: de beste inheemse vijverplanten


De resultaten en het vervolg

We zijn nu precies vier maanden onderweg en hebben al vele soorten in onze tuin waargenomen. Dit is terug te zien in het soortenoverzicht. In totaal zitten we nu op 107 soorten, waarvan er 97 in de tuin zijn geweest en 10 soorten alleen nog maar rondom de tuin. Enkele leuke soorten die we voor het eerst waargenomen hebben in en rondom de tuin zijn; fazant, zwarte roodstaart en groene specht.

We verwachten dat deze soorten de komende kwartalen blijven toenemen, onder andere door de getroffen maatregelen. We zullen over circa drie maanden weer met een update komen.

Disclaimer: in deze terugkerende blog spreken we over een natuurtuin. Echter is dit niet een standaard tuin waar de meest mensen aan denken bij het woord tuin. Het grootste deel van het perceel wordt aangeplant met uitsluitend inheemse soorten, die terugkeren in het omliggende landschap. Hier laten we de natuur vervolgens zoveel mogelijk haar gang gaan.

Soortenoverzicht 1-12-2022
Soortenoverzicht natuurtuin 1-12-2022 (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Lees verder: natuurtuin in ontwikkeling – deel III


Padden in Nederland

Padden zijn niet de meest aansprekende dieren die we in Nederland tegenkomen. Als je de doorsnee Nederlander vraagt welke padden er zoal voorkomen in Nederland, zal deze waarschijnlijk alleen met de gewone pad op de proppen komen. Maar in ons land bevinden zich meer van deze amfibieën, allemaal met hun eigen bijzondere verscheidenheid. In deze blog bespreken we alle soorten padden die je in Nederland kunt tegenkomen en vertellen we wat meer over de algemene kenmerken en de levenswijze van padden.

Kenmerken en leefwijze

Padden worden vaak in een adem genoemd met kikkers. Dit is natuurlijk ook niet zo gek, omdat ze heel erg aan elkaar verwant zijn en ongeveer dezelfde leefwijze hebben. Echter zijn er ook wat verschillen te ontdekken, in deze blog lees je daar meer over.

In de taxonomie zien we dat er één familie binnen de orde kikkers is die de echte padden (Bufonidae) worden genoemd. Deze padden zijn allen in het bezit van het orgaan van bidder, waardoor ze dus verwant zijn. Desondanks zijn er maar twee van de vijf soorten padden in Nederland die tot deze familie behoren.

Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)

Zijn de andere drie dan geen echte padden? Nee, in feite niet. Tegenwoordig worden deze drie soorten gezien als padachtige kikkers. De verwarring is ontstaan doordat ze vroeger als onderfamilies werden gezien van de echte padden, maar tegenwoordig als op zichzelf staande families en het dus eigenlijk ‘gewoon’ kikkers zijn. Omdat ze in de naamgeving wel als pad worden benoemd, houden we dit aan in onderstaande tabel.

Gewone pad (Bufo bufo)Rugstreeppad (Epidalea calamita)
Knoflookpad (Pelobates fuscus)Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans)
Geelbuikvuurpad (Bombina variegata)
Rugstreeppad
De rugstreeppad is één van de twee soorten in Nederland die tot de familie ‘echte padden’ behoort (Saxifraga – Hans Dekker)

Kenmerken

Padden zijn koudbloedige dieren die we tegenkomen in overwegend vochtige milieus. Ze hebben een droog, wrattig lichaam met een forse bouw en korte achterpoten. Doordat ze korte achterpoten hebben, bewegen ze zich lopend voor in plaats van springend. Verder hebben ze een lange tong die ze kunnen uitrollen en gebruiken om onder andere insecten mee te eten.

Leefwijze

Zoals gezegd houden padden van vochtige omstandigheden. Overdag zoeken ze deze plekjes op; boomstammen, een groep stenen of een een hoopje bladeren. ’s Avonds (of bij grijs, nat weer ook al overdag) verlaten ze hun veilige plek om op zoek te gaan naar eten. Ja, inderdaad. Padden zijn overwegend nachtactief. In het donker eten ze alles wat zo een beetje in hun mond past. Regenwormen, mieren, kevers, alles wat ze gevangen krijgen zullen ze verorberen.

Padden maken gebruik van een landhabitat en een voortplantingshabitat. In de winter houden ze een winterslaap. Wanneer ze in het voorjaar ontwaken starten ze massaal hun tocht op weg naar het voortplantingswater. Ook wel de paddentrek genoemd. Tijdens deze tocht moeten padden gevaarlijke wegen over steken, waarbij veel slachtoffers vallen. Stichting RAVON onderneemt van allerlei maatregelen en organiseert acties om deze slachtoffers tot een minimum te beperken. Kijk op de website van RAVON om te zien wat je zelf kunt doen.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Soorten padden in Nederland

In Nederland leven vijf soorten inheemse padden. Deze lijken qua gedrag en leefwijze erg veel op elkaar. Echter is de ene soort algemeen in heel Nederland en is de andere soort maar op een paar specifieke plekken te vinden.

Gewone pad (Bufo bufo)

Gewone pad
De gewone pad is de meest algemene paddensoort in ons land (Saxifraga – Edo van Uchelen)

We noemde hem eerder al, de pad die we allemaal kennen. De gewone pad is algemeen voorkomend in heel Nederland en stelt, logischerwijs, weinig specifieke eisen aan zijn omgeving. Dit geldt zowel voor het land- als voortplantingshabitat. Op land is de soort te vinden in bossen, maar ook in tuinen en in parken. De voortplanting vind in allerlei soorten wateren plaats; poelen, sloten, maar ook in vijvers. Het is een van de weinige amfibiesoorten die goed bestand is tegen de aanwezigheid van vis.

De gewone pad is een middelgrote pad en wordt zo’n elf centimeter groot. De mannetjes blijven overigens kleiner dan de vrouwtjes. Ze zijn overwegend grjisbruin gekleurd, maar hier zit veel variatie in.

Rugstreeppad (Bufo calamita)

Rugstreeppad
De rugstreeppad is een echte pioniersoort (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

De tweede en tevens laatste soort uit de familie ‘echte padden’ die in Nederland voorkomt is de rugstreeppad. Het is een middelgrote pad die tot zo’n tien centimeter groot kan worden. De rugstreeppad is geelbruin tot grijsbruin gekleurd, met donkere vlekken en een kenmerkende gele streep waaraan hij zijn naam te danken heeft.

De rugstreeppad is een soort die vooral voorkomt rond rivieren en in de duinen. Deze houdt van een zandige bodem en een droog landhabitat. Voor de voortplanting gaat de rugstreeppad op zoek naar snel opwarmende wateren. Hiervoor kunnen ze grote afstanden afleggen, tot wel vijf kilometer! Pas gemetamorfoseerde juvenielen kunnen in één dag al bijna 300 meter afleggen. Echte trekkers dus.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Geelbuikvuurpad (Bombina variegata)

Geelbuikvuurpad
De geelbuikvuurpad is heel gemakkelijk te herkennen aan zijn opvallend gekleurde buik en keel (Saxifraga – Edo van Uchelen)

De geelbuikvuurpad is een kleine padachtige kikker die maximaal vijf centimeter groot wordt. De padachtige kikker is overwegend bruin tot grijs gekleurd op de rug, maar toch het beste te herkennen aan de onderkant. De keel en de buik zijn geel tot oranje gekleurd met een zwart vlekkenpatroon erop.

Het is een padachtige kikker die veel in het water verblijft, ook tijdens de zomer. De geelbuikvuurpad is de enige dagactieve soort uit deze lijst. De geelbuikvuurpad is zeer zeldzaam in Nederland en alleen in Zuid-Limburg terug te vinden. De soort houdt van een heuvelachtig terrein en houdt zich op het land schuil in bossen, struwelen en groeven. Het waterhabitat is vaak ondiep en dient snel op te warmen. Naast poelen kan de soort ook gevonden worden in oude bandensporen en kleine tijdelijke poelen in bijvoorbeeld weilanden.

Knoflookpad (Pelobates fuscus)

Knoflookpad
Bij gevaar kan de knoflookpad een geur afscheiden die naar knoflook ruikt (Saxifraga – Mark Zekhuis)

Een andere vrij zeldzame soort in Nederland is de knoflookpad. De knoflookpad is een vrij kleine padachtige kikker die niet groter wordt dan acht centimeter. De kleur kan vrij divers zijn, van bruin tot geelachtig, met altijd donkere vlekken op de rug. Bij gevaar of verstoring kan de knoflookpad een geur afscheiden die naar knoflook ruikt, waarna hij dus vernoemd is.

De soort komt voornamelijk in het oosten van het land voor. Hierbij is hij verbonden aan rivier- en beekdalen. Hij houdt van voedselrijke wateren. De soort leeft een groot deel van de dag onder de grond. Het is dan ook essentieel dat het landhabitat bestaat uit zand of een andere goed graafbare bodem.


Lees ook: waarom kwaken kikkers?


Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans)

Vroedmeesterpad
BIj de vroedmeesterpad draagt het mannetje het eisnoer rondom de achterpoten. (Saxifraga – Edo van Uchelen)

Als laatste soort bespreken we de vroedmeesterpad. Dit is een kleine padachtige kikker die tot zo’n 5,5 centimeter groot kan worden. Ze zijn bruin tot grijs gekleurd met kleine roodachtige wratten. Het is de enige soort die op land paart. Na de paring draagt het mannetje het eisnoer bij zijn achterpoten totdat deze bijna uitkomen. Op dat moment trekt het mannetje naar het water om ze af te zetten, waarna ze na enige tijd uitkomen.

De vroedmeesterpad komt in ons land van nature alleen maar voor in Zuid-Limburg, maar is op een paar andere plekken uitgezet. Het is een warmteminnende soort die vooral voorkomt in graslanden, hellingbossen, graften en groeven. Wat betreft de voorplatingswateren is de soort niet kritisch.

Meer weten over padden in Nederland?

Dat waren de vijf soorten kikkers, die in de volksmond padden worden genoemd, die er voorkomen in Nederland. Wil je nou meer weten over padden in Nederland of hoe je ze kunt helpen? Lees dan onze blog over hoe je zelf een poel aanlegt. Daarnaast raden we je aan om eens de website van natuurorganisatie RAVON te bezoeken. Lees ook eens onze blog over kikkers in Nederland of salamanders in Nederland. Ten slotte raden we je aan het boek ‘Praktisch natuurbeheer: amfibieën en reptielen’ te lezen van schrijver en bioloog Edo van Uchelen.

Wat is het verschil tussen juffers en libellen?

Wanneer de zon begint te schijnen, komen ze te voorschijn. Zoemend door de lucht, of stilzittend op een steen of in het gras, opwarmen in de zon. Overal in Nederland zie je ze: juffers en libellen. Deze grote insectachtigen zijn er in veel soorten en maten, maar wat is nou het verschil tussen juffers en libellen? Zijn ze echt verschillend of gebruiken we twee benamingen voor dezelfde soort? In deze blog gaan we op zoek naar het antwoord!

Libellen zijn een van de grootste insecten van Europa en ze bestaan al miljoenen jaren. Zelfs in de tijd van de dinosaurussen waren er al libellen. Deze oerlibellen leefde ongeveer 280 miljoen jaar geleden in het Carboon (nog voor de dinosaurussen dus) en werden toen vele malen groter dan dat ze hedendaags worden. De grootste libelle die geleefd heeft, was de Meganeura monyi. Deze bereikte een lengte van 40 centimeter en een spanwijdte van circa 70 centimeter. Dit is waarschijnlijk het grootste insect dat ooit heeft geleefd en deze leefde onder andere in Europa.

Taxonomie juffers en libellen

Tegenwoordig zijn er geen oerlibellen meer. De insectenorde ‘libellen ‘ wordt tegenwoordig onderverdeeld in de nog levende onderordes de echte libellen (ongelijkvleugeligen) en de juffers (gelijkvleugeligen) (juffers leefde 290 miljoen jaar geleden in het Perm ook al). In de volksmond worden de echte libellen meestal ‘gewoon’ libellen genoemd.

Libelle
Libellen worden ook wel ongelijkvleugeligen genoemd. Juffers gelijkvleugeligen

Door het ontdekken van de oerlibellen is er wat opspraak geraakt bij de taxonomische indeling. De ene schrijft dat er drie onderordes zijn (oerlibelllen, echte libellen en juffers). De andere deelt de oerlibellen en echte libellen samen in een onderorde Epiprocta.

Hoe het ook ingedeeld wordt, de twee nog levende onderordes (echte libellen en juffers) zijn nauw aan elkaar verwant. Maar toch zijn er wel degelijk verschillen te vinden tussen de twee.

Verschillen juffers en libellen

Zoals de naamgeving van de onderordes al doet vermoeden, zijn er verschillen te vinden tussen juffers (gelijkvleugeligen) en libellen (ongelijkvleugeligen). En het eerste verschil zit hem dus in de vleugels. Bij de juffers zijn de voor- en achtervleugels gelijk aan elkaar. Bij libellen zijn de achtervleugels breder aan de basis ten opzichte van de voorvleugels. Daarnaast zijn libellen over het algemeen een stuk forser gebouwd en hebben ze in verhouding een korter lichaam. Juffers zijn daarentegen slank van vorm en hebben een relatief lang lichaam.


Lees ook: verschil tussen kikkers en padden


Ogen en grijpers

Een ander opmerkelijk verschil zijn de ogen. Zoals het lichaam van een libelle zijn ook de ogen een stuk groter dan bij juffers. Doordat ze zulke grote ogen hebben, raken ze elkaar bijna. Bij juffers zitten de kleine ogen meer aan de zijkant van de kop.

Ook aan de achterkant van het lichaam kun je kenmerken herkennen die wijzen op een juffer of libelle. Beide soorten hebben hier een soort grijpers zitten die gebruikt worden tijdens de voortplanting. De mannetjes van de libelle hebben er hier drie van, de mannetjesjuffers één meer. Deze grijpers zijn bij libelle relatief gezien ook wat groter.

Libellen hebben grote ogen die elkaar bijna raken. De ogen van juffers zijn een stuk kleiner en zijn meer aan de zijkant gepositioneerd
Libellen hebben grote ogen die elkaar bijna raken. De ogen van juffers zijn een stuk kleiner en zijn meer aan de zijkant gepositioneerd

Ook aan het voortbewegen kun je verschillen ontdekken tussen juffers en libellen. Juffers hebben een tragere vliegwijze. Waar het bij libellen lijkt alsof ze altijd haast hebben, komen juffers juist heel rustig over en vliegen ze vaak langer op één plek.


Lees ook: tips voor meer bijen en vlinders in je tuin


Beweging en larven

Als een juffer gaat rusten op een tak of een ander object, trekt deze de vleugels vaak samen. De vleugels zijn dan langs of boven het lichaam samengeklapt. Bij libelle staan de vleugels constant uit elkaar.

Tenslotte is er nog één verschil waar je misschien niet meteen aan zou denken. Deze heeft betrekking op het jongste levensstadium van deze vliegende insecten. De larven van libellen zijn namelijk een stuk groter en robuuster dan larven van een juffer. Het verschil is dus al bijna vanaf dag één te zien!

Juffers hebben een veel slankere bouw dan libelle
Juffers hebben een veel slankere bouw dan libellen.

Overeenkomsten juffers en libellen

Naast de vele verschillen tussen juffers en libellen zijn er ook zeker overeenkomsten te vinden. Wat maakt het dat deze twee soorten tot eenzelfde klasse horen en zo dichtbij elkaar staan in de taxonomie?

Ze lijken natuurlijk erg op elkaar. De bouw van het lichaam en de vier vleugels waarmee ze zich voortbewegen verraden dat het neefjes en nichtjes van elkaar zijn. Ook de manier hoe ze geboren worden en zich ontwikkelen tot het volwassen stadium is bij beide soorten overeenkomstig.

Daarnaast is de levenswijze van juffers en libellen ook erg vergelijkbaar. Beide soorten zijn vaak te vinden in de buurt van water, floreren bij mooi weer en vallen vaak op door hun prachtige kleuren.

Juffers en libellen in je tuin

Deze prachtige dieren verdienen dus een plek in iedere tuin. We zullen je daarom nog een paar tips geven hoe je jouw tuin ook aantrekkelijk kunt maken voor deze gevleugelde insecten.

Een van de belangrijkste dingen om te regelen is natuurlijk water in de vorm van een vijver of een poel. Juffers en libellen brengen het grootste deel van hun leven door in het water, tijdens hun larvenstadium. Wil je dus in de zomer deze kleurrijke insecten in je tuin rond zien zoemen, leg dan zelf een poel aan.

Zorg verder voor zonnige plekjes in je tuin (leg een mooie steen neer die goed warm wordt), zodat ze in de ochtendzon kunnen opwarmen en zorg voor (nagenoeg) windstille plekken. Naast water is het ook goed om een open stuk in je tuin te hebben, zoals bijvoorbeeld gras (of een stukje grasland met kruiden als je een grotere tuin hebt). Dit is een uitstekende plek voor libellen om te jagen.

Als laatste tip raden we je aan een verrekijker of een goede camera te kopen. Vooral libellen vliegen erg snel en zijn daardoor erg lastig te herkennen als leek. Met een verrekijker kun je ze van een stuk dichterbij bekijken, waardoor je ze beter kunt determineren. Als je op zoek bent naar een instapmodel welke een goede kwaliteit biedt, maar niet te duur is, dan kunnen we je het merk Vortex aanraden. Hier zijn we zelf ooit mee begonnen en hebben deze altijd met plezier gebruikt. Voor een betaalbare prijs koop je bij dit merk een leuke verrekijker. Kijk hier voor het aanbod (bol.com).

Juffers
Met een verrekijker kun je juffers en libellen van veel dichterbij bekijken

Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Veelgestelde vragen

Wat is het verschil tussen juffers en libellen?

Er zijn veel verschillen te benoemen tussen juffers en libellen. De achtervleugels verschillen en libellen zijn een stuk forser gebouwd dan juffers. Daarnaast hebben libellen grotere ogen, die dicht op elkaar zitten en vliegen ze een stuk sneller dan juffers. De juffer klapt zijn vleugels in wanneer deze gaat zitten, de mannetjes hebben één voortplantingsgrijper meer dan mannetjeslibellen en zijn de larven van de juffer een stuk kleiner.

Wat zijn de overeenkomsten tussen juffers en libellen?

De leefwijze van juffers en libellen is erg overeenkomstig. Ze zijn vaak bij water te vinden en volop aanwezig bij mooi weer. Daarnaast lijken ze qua bouw erg op elkaar.

Hoe krijg je juffers en libellen in je tuin?

Water in de vorm van een poel of vijver aanleggen is het belangrijkst. Zorg daarnaast voor zonnige en windstille plekjes en creëer een open plek waar ze kunnen jagen.

Niets meer missen? Volg ons op onze socials!

Dinosaurussen in Nederland

Zo ’n 165 miljoen jaar lang was de aarde het schouwspel voor de grootste en indrukwekkendste dieren die de aarde ooit gezien heeft; de dinosaurussen. Het succes en de dominantie van de dinosaurussen was zo groot dat het ze tot in alle uithoeken van de aarde heeft gebracht. Ook in Nederland zijn sporen terug gevonden van deze imposante dieren. In deze blog lees je hoe Nederland er in het tijdperk van de dinosaurussen uitzag, waar er in Nederland dinosporen zijn gevonden en welke soorten zich hier hebben opgehouden.

Het landschap in de tijd van de dinosaurussen

In het Trias tijdperk, zo ’n 252 miljoen jaar geleden evolueerden de eerste dinosaurusachtigen. De aarde zag er toen heel anders uit dan nu. Alle continenten (zoals we die nu kennen) zaten toen nog aan elkaar vast; het supercontinent Pangaea. Er heerste in die tijd een droog en warm klimaat en het zeewaterniveau was toen nog relatief gezien laag.

Aan het einde van het Trias begon het supercontinent Pangaea te breken en ontstonden de continenten Laurazië en Gondwana. Een aantal miljoen jaren later brak Laurazië op in Noord-Amerika en Eurazië. In het Krijt (het laatste tijdperk waarin de dinosaurussen regeerde) begonnen de continenten de huidige vormen te krijgen. Echter lagen ze toen nog niet op plek waar dat ze nu liggen. Europa was in die tijd nog tropisch.

Constant veranderend landschap

Door het constant verschuiven van de continenten en de belachelijk lange periode waarin de dinosaurussen leefden (165 miljoen jaar!), veranderde het landschap in Nederland en Europa voortdurend.

In het begin van het dinotijdperk (Trias) was het klimaat zo droog en warm dat er weinig bossen te vinden waren. Er waren voornamelijk moerassen te vinden omringd door varens, reuzenpaardenstaarten en ginkgo ‘s. In deze periode waren er ook veel reptielen te vinden en ontstonden de eerste zoogdieren en eerste pterosauriërs.

Tijdens het Jura tijdperk namen grotere boomsoorten het over. De zogenoemde naaktzadigen (gymnospermen), zoals coniferen, maakten hun intrede en er waren tientallen ginkgosoorten (tegenwoordig nog maar één) te vinden. De reuzenpaardenstaarten uit het Trias waren zo goed als verdwenen en de varens werden steeds groter, ze werden zo groot als kleine boompjes. In het Jura tijdperk floreerden de dinosaurussen en ontstonden de eerste vogels.

Gedurende de heerschappij van de dinosaurussen veranderde het landschap continue
Gedurende de heerschappij van de dinosaurussen veranderde het landschap continu

Nederland onder water

Het laatste tijdperk waarin de dinosaurussen over de aarde rondliepen was het Krijt. In deze periode ontwikkelde de bedektzadigen (angiospermen) zich enorm. Deze groep van planten droeg bloemen. Veel bomen en planten die we nu nog hebben, behoren tot deze groep. In het Krijt evolueerde veel van de moderne zoogdier- en vogelsoorten zich.

Er heerste een warm klimaat en de zeespiegel stond hoog. Zo hoog dat Nederland het grootste deel van het Krijt onder water stond. Deze zee noemen we de Krijtzee. De Krijtzee zat vol met grote zeereptielen zoals bijvoorbeeld de Mosasaurus. In de steengroeve bij Sint Pieter in Maastricht zijn dan ook veel vondsten gedaan daterend uit deze periode. Het tijdperk Krijt eindigde met een van de grootste massa-extincties die de aarde ooit gezien heeft.

Het onderzoek naar fossielen heeft ons veel geleerd over het landschap waar in de dinosaurussen leefde
Het onderzoek naar fossielen heeft ons veel geleerd over het landschap waarin de dinosaurussen leefde

Dinosaurussensoorten in Nederland

In de steengroeven in Steenwijk en in Maastricht zijn, door het afgraven van kalk, miljoenen jaren oude aardlagen aan het oppervlak gekomen. Deze oude aardlagen zijn een bron voor fossielen resten van dieren die miljoenen jaren geleden geleefd hebben en vertellen ons veel over die tijd.

Tijdens het graven in steengroeves worden regelmatig fossiele resten gevonden
Tijdens het graven in steengroeves worden regelmatig fossiele resten gevonden

Echte dinosaurussen

Ondanks dat er in Nederland twee plekken zijn waar oude aardlagen aan het oppervlak zijn gekomen, zijn er tot nu toe (pas) van één echte dinosaurussoort resten gevonden. Deze resten zijn gevonden bij Sint Pieter in Maastricht. Onder andere een stuk kaak en een dijbeen zijn gevonden van een hadrosauriër. Helaas is er tot nu toe te weinig materiaal gevonden om de exacte soort te kunnen benoemen.

Er is met zekerheid vastgesteld dat het om een hadrosauriër ging. Hadrosaurussen waren herbivoren dieren en hadden een kenmerkende brede bek/snavel wat erg op de snavel van een eend lijkt. Een andere benaming voor deze groep is dan ook wel eendensnaveldinosaurussen.

Hadrosaurussen werden ongeveer vier meter lang en leefden in kuddes. Ze liepen hoofdzakelijk op vier poten maar er wordt ook aangenomen dat ze incidenteel op alleen hun achterpoten stonden om bij de bladeren in hoge bomen te komen. De hadrosauriër die in Nederland gevonden is leefde in het laatste deel van het dinotijdperk, zo ’n 70-65 miljoen jaar geleden.  

(Zee)reptielen

Daar waar er maar één dinosaurussoort tot nu toe is gevonden, zijn er een stuk meer reptielen gevonden in Nederland. Dit heeft er natuurlijk mee te maken dat Nederland lange tijd onder water heeft gestaan in de tijd van de dinosaurussen.

In Nederland zijn veel fossielen gevonden van zeereptielen die geleefd hebben in de Krijtzee
In Nederland zijn veel fossielen gevonden van zeereptielen die geleefd hebben in de Krijtzee

In Winterswijk zijn onder andere resten gevonden van de nothosaurus, de palatodonta en de lariosaurus. De nothosaurus was een reptiel dat leefde gedurende het Trias. Ze bereikte een lengte van circa zeven meter en er wordt gedacht dat het dier zowel in het water als op het land leefde. Het dier had een gestroomlijnd lichaam wat hem geschikt maakte om zich soepel onder water te kunnen bewegen en het had een soort poten die wellicht voorzien waren van zwemvliezen. De levenswijze van de Nothosaurus is vergelijkbaar met zeehonden.

Een ander zeereptiel waarvan resten zijn gevonden in Steenwijk is de palatodonta. Ook deze soort leefde gedurende het Trias tijdperk en gedacht wordt dat de oorsprong van deze soort in Europa ligt. De palatodonta was een stuk kleiner dan de nothosaurus.

Als laatste zijn er in Winterswijk ook nog resten gevonden van de lariosaurus. Ook dit zeereptiel leefde in het Trias en hadden zich uitstekend aangepast aan het leven in water. Gedacht wordt dat de lariosaurus in ondiepere wateren leefde en dat ze ook regelmatig op het strand te vinden was. De lariosaurus werd ongeveer 60 centimeter lang.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


De koning van de zee

De grootste vondst is toch zeker de mosasaurus in Maastricht geweest. De ontdekking in Maastricht was de eerste ontdekking van een mosasaurus (in eerste instantie werd gedacht dat het om resten van een potvis ging). De soort is dan ook vernoemd naar de Maas, waar deze gevonden is. Mosasaurus betekent letterlijk vertaald maashagedis.

Deze zeereptielen waren in diverse afmetingen te vinden en hebben uiteindelijk de hele wereld bevolkt. De grootste soort binnen de mosasaurussen werd ongeveer 18 meter lang en stond aan top van de voedselketen. Door zijn dominantie heeft de mosasaurus zicht wereldwijd kunnen verspreiden.

In Maastricht zijn meerdere vondsten gedaan van de mosasaurus. Wil je deze vondsten met eigen ogen bewonderen? Plan dan eens een bezoek aan het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Naast de vondsten van de mosasaurus zijn hier ook de vondsten van de hadrosauriër te zien en een tal van andere fossielen.

De mosasaurus in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht
De mosasaurus in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Wil je meer weten over de fascinerende dinowereld en zeereptielen die in deze tijd geleefd hebben? Dan raden wij je aan om naar de podcast ‘Dinocast ‘ van Maarten van Rossem en Gijs Rademaker te luisteren. Hierin komen ook regelmatig paleontologen aan het woord die daadwerkelijk onderzoek doen naar fossiele vondsten in Nederland.

Nog meer dinosaurussen te ontdekken

Een feit is dat nog lang niet alles gevonden is. Iedere jaar worden er nog tal van nieuwe dinosaurussen ontdekt/beschreven. Het is dus aannemelijk dat er in Nederland in de loop der tijd ook nog nieuwe ontdekkingen gedaan zullen worden. De vraag is dus wat ons de komende jaren nog te wachten staat?

Natuurlijk zijn niet alleen in Nederland dinoresten gevonden. Net over de grens in het Teutoburgerwoud zijn bijvoorbeeld voetsporen van diverse dinosaurussen perfect bewaard gebleven. Dit is zeker de moeite waard om zelf een bezoek aan te brengen!

Kikkers in Nederland

Groene kikker

Een van de meest onderbelichte soorten in Nederland zijn toch wel de kikkers. Deze koudbloedige dieren zijn echter erg fascinerend wanneer je ze beter bestudeert. Ze kunnen zowel op land als in het water een lange tijd doorbrengen, kunnen door hun mond én door hun huid ademen en kunnen tot tien keer hun eigen lichaamslengte ver springen. Ze zijn dus de moeite waard om verder te onderzoeken. In deze blog vertellen we je wat over hun leefwijze en gedrag, zien we welke kikkers in Nederland voorkomen en hoe je jouw tuin aantrekkelijk kunt maken voor de deze kleine verspringers.

Groene kikker
Een groene kikker met opgezette kwaakblazen

Kenmerken en leefwijze

Kikkers behoren tot de klasse Amfibieën, die zich onderscheiden door hun (relatief) gladde huid en de metamorfose die ze doormaken. De larven leven namelijk uitsluitend in het water, terwijl de volwassen exemplaren ook op land gaan leven. Kikkers zijn de grootste groep van amfibieën en onder andere de padden vallen ook onder deze groep. In deze blog worden enkel de soorten benoemd die we in de volksmond kikkers noemen (de familie echte kikkers en boomkikkers).

Bruine kikker (Rana temporaria)Heikikker (Rana arvalis)
Meerkikker (Pelophylax ridibundus)Poelkikker (Pelophylax lessonae)
Bastaardkikker (Pelophylax kl. esculentus)Boomkikker (Hyla arborea)
Kikkers in Nederland
Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)
Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)

Kenmerken

Kikkers, amfibieën in het algemeen, bezitten het vermogen om zowel in water als op land te leven. Doordat ze zowel op land als in het water leven, hebben ze zich in de loop der tijd meerdere ademhalingstechnieken meester gemaakt. Behalve het feit dat ze door middel van hun longen kunnen ademen, hebben ze een secundaire ademhalingstechniek geleerd, door middel van de huid. Deze techniek kunnen ze toepassen op land, maar ook onder water kunnen ze zuurstof uit het water onttrekken via de huid.


Lees ook: wat is het verschil tussen een amfibie en een reptiel?


Levenswijze

Kikkers hebben een opvallende levenswijze. Waar veel dieren zich het jaarrond in een en hetzelfde habitat bevinden, verdeelt de kikker zijn tijd over twee habitats. Wanneer het in het voorjaar tijd is om te paren, trekken kikkers naar het water om te gaan paren. Zodra de paring achter de rug is, trekken de meeste soorten kikkers terug naar het land. In een relatief vochtige omgeving brengen ze dan vaak de zomer en de winter door.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen. De groene kikkers blijven in de zomer vaak hangen in de voortplantingswateren. De meerkikker overwintert standaard in het water, de bastaard- en bruine kikker doen dit ook bijwijlen.

Soorten kikkers in Nederland

In Nederland leven zes inheemse soorten kikkers. Deze lijken qua gedrag en levenswijze veel op elkaar. Ze voeden zich met van alles wat in hun mond past; kleine insecten, spinnen, wormen, etc. In het voorjaar zetten ze hun eitjes af in het water, wat we kennen als kikkerdril. Hieruit komen tientallen kleine kikkervisjes, die naar verloop van tijd door een gedaantewisseling tot volwassen kikker veranderen en zo ook op land kunnen leven.

In het voorjaar leggen de kikkers hun kikkerdril in de voortplantingswateren

Het groene kikker-complex

Dan zullen we meteen aftrappen met de drie lastigste uit elkaar te houden soorten. Of eigenlijk twee soorten en één hybride. Namelijk de poelkikker en de meerkikker. Uit kruisingen tussen deze twee soorten is ook de bastaardkikker ontstaan. Gezamenlijk noemen we ze de groene kikkers.

Groene kikkers zijn, in tegenstelling tot de andere kikkersoorten, ook overdag actief. Ze zijn door het hele land te vinden en komen het meest voor in poelen met vegetatierijke oevers. Om de soorten goed van elkaar te leren herkennen, raden we je aan om, naast deze blog, eens de herkenningskaart van RAVON te raadplegen voordat het je het veld in gaat. Zo leer je ze echt goed van elkaar te onderscheiden!

Meerkikker (Pelophylax ridibundus)

De meerkikker is de grootste inheemse kikkersoort van ons land

Met een maximale lengte van vijftien centimeter is dit de grootste inheemse kikker van het land. De meerkikker is overwegend groen gekleurd met donkere vlekken op zijn rug. Zoals gezegd lijkt de soort sterk op de bastaardkikker en is nauwelijks met 100% zekerheid te onderscheiden.

Het beste is de kikker van de andere twee groene kikkers te onderscheiden door het gekwaak van de mannetjes. Het geluid van de meerkikker wordt vaak als schel omgeschreven.

Het is een van de meest algemene kikkers van ons land. Naast het algemene menu van kikkers kunnen meerkikkers soms ook nog wel eens een muisje pakken.

Poelkikker (Pelophylax lessonae)

De poelkikker is de kleinste van de drie groene kikkers (Saxifraga – Luc Hoogenstein)

De poelkikker is met z’n maximale lengte van acht centimeter de kleinste van de drie groene kikkers. Het leefgebied in Nederland is een beetje het tegenovergestelde van de meerkikker. Ze zijn voornamelijk terug te vinden in het oosten en zuiden van het land.

Het is een warmteminnende soort die het liefst onbeschaduwde voortplantingswateren opzoekt. Daarnaast hebben ze een voorkeur voor schoon water en een begroeide oever.


Lees ook: de beekprik, rivierprik en zeeprik


Bastaardkikker (Pelophylax klepton esculentus)

De bastaardkikker is een kruising tussen de meer- en poelkikker (Sagifraga – Luc Hoogenstein)

Een van de meest algemene kikkers van ons land is de bastaardkikker. Dit is de derde van de groene kikkersoorten en is een kruising tussen de meer- en poelkikker. De bastaardkikker wordt tot twaalf centimeter groot en is op zijn rug bruin tot groen gekleurd. De kikker is het best van de andere twee groene kikkers te onderscheiden door het bestuderen van de graafknobbel. Hiervoor verwijzen we weer naar de herkenningskaart van RAVON.

Zoals gezegd komt de bastaardkikker algemeen voor in heel Nederland. Daarnaast is de soort overdag actief en is het bijna jaarrond in de buurt van water. Ze houden van warme wateren en goed begroeide oevers.

Bruine kikker (Rana temporaria)

De bruine kikker is de meest algemene soort in Nederland (Saxigraga – Elisabeth Raboin)

De bruine kikker is een middelgrote kikker die tot elf centimeter groot kan worden. De kikker is overwegend bruin gekleurd, maar kan per individu verschillen van bruin tot grijsbruin, roodbruin en tot groenbruin. Het is de algemeenste kikkersoort van ons land.

Bruine kikkers leven voornamelijk op het land. In het vroege voorjaar trekken ze naar de voorplantingswateren om zich voort te planten. Aan deze wateren stellen ze niet veel eisen, echter zul je ze niet snel vinden in grote open poelen. Ze zullen vrij snel het water weer inruilen voor hun land habitat, wat erg kan variëren. Ze brengen hun tijd op land door in bossen en struwelen, maar ook in dorpen in kleine stukjes groen. Sommige exemplaren overwinteren op land, anderen in het water.

Heikikker (Rana arvalis)

Heikikker mannetjes kleuren in het voorjaar blauw om vrouwtjes te verleiden (Saxifraga – Edo van Uchelen)

De heikikker lijkt qua uiterlijk op de bruine kikker, maar is een stuk minder algemeen. Ze worden zo’n acht centimeter groot en hebben een spitse snuit (in tegenstelling tot de bruine kikker, deze hebben een meer stompe snuit). De kleur varieert van roodbruin tot geelbruin en sommige exemplaren hebben een lichte streep op de rug. Mannetjes kleuren in het voorjaar licht- tot felblauw.

Heikikkers komen voor op laag- en hoogveengebieden, zandgronden en heidegebieden. Ze beginnen vroeg in het jaar aan de voortplanting (als een van de eersten) en verblijven maar kort in het voortplantingswater. Vrouwtjes vertrekken na de paring vrijwel direct, mannetjes blijven wat langer hangen in de hoop nog een ander vrouwtje te treffen. Heikikkers overwinteren op land.

Boomkikker (Hyla arborea)

Boomkikker (De Natuur van hier)
Boomkikkers leven voornamelijk op land (De Natuur van hier)

De boomkikker heeft een heel kenmerkende kwaak en uiterlijk. Ze zijn felgroen gekleurd en hebben over de zijkant van het lichaam een zwartbruine band lopen. Het zijn kleine kikkers die een maximale grote van ongeveer vijf centimeter bereiken. Door de zuignappen aan het einde van de vingers en tenen is het de enige kikkersoort in Nederland die kan klimmen.

Boomkikkers leven voornamelijk op land en stellen hoge eisen aan het leefgebied. Op het landhabitat zijn bossen en braamstruwelen een vereiste. De voortplantingswateren dienen warm/zonnig te zijn en er moet veel oever- en watervegetatie aanwezig zijn. Ze bevinden zich maar kort in de wateren en zelfs tijdens de voortplanting zitten ze vaak nog in de vegetatie boven het water.

Aan het begin van het voortplantingsseizoen lokken mannetjes met hun gekwaak vrouwtjes naar de wateren. Het gekwaak is vooral op warme avonden goed te horen en zeer kenmerkend. Winters brengen ze op land door.

Exoten

Dit waren de zes inheemse soorten kikkers in Nederland. Er zijn echter nog twee soorten te vinden in de Nederlandse natuur. Deze zijn, helaas, door toedoen van de mens hier terecht gekomen en bedreigen in sommige gevallen onze inheemse soorten.


Lees ook: wat zijn invasieve exoten?


Amerikaanse stierkikker (Lithobates catesbeianus)

De Amerikaanse stierkikker is in de 20e eeuw ingevoerd voor de vijver hobby, maar heeft zich in de natuur weten te vestigen

De eerste, en waarschijnlijk ook de meest invasieve exoot, is de Amerikaanse stierkikker. De soort is in de 20e eeuw ingevoerd voor de vijverhobby. De soort is in de natuur terecht gekomen en heeft zich hier uitstekend weten te handhaven. Zo goed zelfs dat het de inheemse soorten bedreigd.

Dit komt hoofdzakelijk omdat ze erg groot kunnen worden. Ze worden met gemak twintig centimeter en er zijn zelfs exemplaren gevonden van vijfentwintig centimeter groot! Qua uiterlijk lijken ze verder erg op onze groene kikkers.

De soort is een bedreiging voor onze inheemse soorten doordat hij een voedselconcurrent is, daarnaast zelfs soms een predator (eet andere kikkers) en hij draagt soms ziektes mee waarvan hij zelf geen last heeft, maar andere amfibieënsoorten wel. De bestrijding van de stierkikker is erg arbeidsintensief en duur en gaat daardoor moeizaam.

Springkikker (Rana dalmatina)

De springkikker heeft zich weten te vestigen in de provincie Drenthe (Saxifraga – Rudmer Zwerver)

De tweede exoot die we in Nederland kunnen tegenkomen is de springkikker. Deze heeft zich in Drenthe weten te vestigen nadat enkele exemplaren hier zijn uitgezet. De springkikker lijkt erg veel op de inheemse bruine kikker. De soort wordt zo’n acht centimeter groot en heeft overdreven grote achterpoten. Hiermee kan hij 1,5 meter ver springen en wordt dan ook met recht de springkikker genoemd.

De springkikker komt van nature voor in Zuid- en Midden-Europa. Ze zijn ingevoerd vanuit Duitsland. De populatie beperkt zich vooralsnog nog tot de provincie Drenthe. In tegenstelling tot de Amerikaanse stierkikker lijkt de springkikker een stuk minder invasief en daardoor een veel mindere bedreiging voor de inheems kikkers in Nederland.

Meer weten over kikkers in Nederland?

Wil je meer weten over kikkers in Nederland of hoe je ze kunt helpen? Lees dan onze blog over hoe je zelf een poel aanlegt. Daarnaast raden we je aan om eens de website van natuurorganisatie RAVON te bezoeken. Lees ook eens onze blog over salamanders in Nederland of padden in Nederland. Ten slotte raden we je aan het boek ‘Praktisch natuurbeheer: amfibieën en reptielen’ te lezen van schrijver en bioloog Edo van Uchelen.

Walvissen spotten op Madeira

Vanaf de kust van Madeira kijk je uit op de Atlantische Oceaan

Buiten Nederland zijn er natuurlijk ook plekken waar je kunt genieten van fantastische natuur. In de serie ‘Over de grens’ nemen we je mee naar andere landen om daar de prachtige natuur te beleven. In deze blog gaan we naar een van de beste plekken ter wereld om walvissen te spotten. Met een speedboot zijn we de Atlantische oceaan opgegaan om een glimp op te vangen van ’s werelds grootste zoogdieren (walvissen), een van de slimste dieren ter aarde (dolfijnen) en een van ’s werelds langst levende dieren (schildpadden). 

Walvissen spotten

Madeira is bij uitstek een geschikte locatie omdat het gelegen is in de Atlantische Oceaan. De Atlantische Oceaan is na de Grote Oceaan de grootste oceaan ter wereld, bedekt zo’n 20% van het aardoppervlak en heeft een gemiddelde diepte van bijna 4000 meter. Uitermate geschikt dus voor de grootste zoogdierengroep ter wereld: de walvissen. Het feit dat walvissen in Madeira sinds halverwege de jaren ’80 beschermd worden, maakt het een fantastische plek om ongeveer eenderde van alle soorten te kunnen spotten. 

Dit artikel gaat verder onder de afbeelding

De taxonomie van alle 28 soorten walvissen die voorkomen in de wateren rondom het eiland Madeira.
De taxonomie van alle 28 soorten walvissen die voorkomen in de wateren rondom het eiland Madeira (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Voorkomende walvis soorten

Dit komt neer op 28 soorten walvissen, die onderverdeeld zijn in de tandwalvissen en baleinwalvissen. Zoals de benamingen al doen vermoeden, worden deze van elkaar gescheiden door de kaakstructuur. Tandwalvissen hebben in hun kaken tanden, baleinwalvissen hebben baleinplaten waarmee ze voedsel uit het water kunnen filteren. Tot de tandwalvissen horen onder andere de tuimelaar, de gewone spitssnuitdolfijn en de orka. De potvis, bultrug en blauwe vinvis zijn voorbeelden van baleinwalvissen die in de wateren rondom Madeira leven. In afbeelding  1 is de volledige taxonomie van de voorkomende walvissen rondom Madeira te vinden. 


Lees ook: Madeira natuurvakantie


Beste periode om walvissen te spotten

Met zoveel voorkomende walvissoorten is het natuurlijk een peulenschil om er een paar te spotten zou je zeggen. Dit is deels waar. Soorten uit de familie dolfijnen zijn over het algemeen goed te spotten, omdat ze in (grote) groepen leven, de speedboten met toeristen opzoeken en zich dan graag tonen door krachtig uit het water te springen of met hoge snelheid onder de boot door zwemmen.  

Echter zijn er ook een aantal soorten die veel schuwer en verlegener zijn en daardoor een stuk lastiger om te spotten, zoals bijvoorbeeld de spitssnuitdolfijn van Blainville. 

Ook is niet iedere soort jaarrond te zien op Madeira. De beste periode om er op uit te gaan is tussen april en oktober. Dan zijn de wateren warmer en zijn er meer soorten in te vinden.

Toch is dit niet voor iedere soort het geval. Sommige soorten zijn juist eerder te spotten in de koudere maanden. Wil je een specifieke soort waarnemen dan doe vooraf goed onderzoek, zodat je de meeste kans maakt.

Wil je een orka zien? Dan is de kans het grootst einde winter/begin voorjaar.
Wil je een orka zien? Dan is de kans het grootst einde winter/begin voorjaar.

Voorbereiding

Om goed voorbereid op pad te gaan en zo veel mogelijk uit je walvisexcursie te halen is het goed om vooraf wat zaken te regelen en/of over na te denken. Allereerst natuurlijk de reservering. Plan je bezoek aan het begin van de vakantie. Je bent namelijk afhankelijk van het weer, bij slecht weer wordt de excursie geannuleerd en wordt deze op een latere dag ingehaald. Wel handig als je dan nog op Madeira bent.  

Excursies vertrekken vanuit Funchal, maar ook meer richting de westkust vanuit het kleine havendorpje Calheta. Wij hadden onze excursie geboekt bij Lobosonda Whale Whatching, gelegen in Calheta. We zijn erg te spreken over deze organisatie omdat ze met veel respect voor de natuur te werk gaan en ook de toeristen instrueren dat zij de gast zijn op zee en niet de walvissen. Daarnaast krijg je ook goede uitleg aan boord over de soorten die je tegenkomt. Er wordt goed om de zee gedacht, want onderweg werd het plastic uit het water gevist. De gids heeft zelf een (goede!) camera mee aan boord. Na de excursie schrijven ze een blog over de gespotte soorten en worden de foto’s erbij geplaatst. Zo hoef je je onderweg niet druk te maken of je foto wel goed gelukt is en kun je echt genieten van wat je ziet. 

Smeer je vooraf goed in met zonnebrand op zonnige dagen en zorg dat je een vestje of trui mee hebt op de wat koelere dagen. Het kan later in de middag goed afkoelen op zee. Heb je een verrekijker? Neem deze dan zeker mee. Dit zorgt ervoor dat je dieren op afstand veel sneller kunt determineren waardoor je dus meer ziet dan degene zonder verrekijker.

Camera

Foto’s maken van de walvissen die je ziet? Zorg er dan voor dat de batterij opgeladen is, je genoeg geheugen op SD-kaart vrij hebt en de camera alvast hebt ingesteld. De volgende hoofdlijnen kun je aanhouden voor je camera: neem je beste zoomlens mee, zet hem op burstmodus, gebruik een korte sluitertijd en hanteer een gemiddeld diafragma (F8 bijvoorbeeld).

Staart van een bultrug. Eén van de 28 soorten die rondom Madeira gespot worden
Staart van een bultrug. Eén van de 28 soorten die rondom Madeira gespot worden

Onze tour

Wij maakten onze walvisexcurise op een zonnige dag eind augustus. In de winkel kregen we de eerste instructies en werd al wat verteld over de walvissen. Na het uitreiken van de reddingsvesten was het tijd de boot op te gaan en voor twee uurtjes de Atlantische Oceaan op te verdwijnen. Toen we eenmaal uitgevaren waren, hoefden we niet lang te wachten op de eerste diersoorten. Nog voor we de haven uit waren hadden we al een aantal Dougalls sternen gezien en zagen we de Atlantische rotskrabben op de rotsen van de haven met tientallen bij elkaar zitten.  


Lees ook: Teutoburgerwoud wandelvakantie


Andere zeedieren

Toen we op open zee kwamen duurde het niet lang voordat we de eerste spectaculaire soort zagen. Een stukje voor onze boot sprong er plotseling een grote tonijn een stuk uit het water. Een prachtige soort om te zien, treurig om vast te stellen dat de meeste tonijnsoorten door over-bevissen met uitsterven worden bedreigd.

Niet veel later diende de volgende soort zich aan. Wederom geen walvissoort maar zeker niet minder fascinerend. In het water zwom er rustig een onechte karetschildpad voorbij. De onechte karetschildpad is een zeeschildpad, een van de oudst levende families die er tegenwoordig nog zijn. Ze bestaan al ruim 200 miljoen jaar en hebben onder andere de dinosaurussen overleeft. Later tijdens de tocht zagen we nog een jong exemplaar zwemmen. Deze is een aantal jaren geleden midden in de nacht op een strand met tientallen broertjes en zusjes tegelijk uit het ei gekropen en de weidse oceaan in gezwommen. Hier heeft hij talloze gevaren moeten overwinnen om te komen tot dit punt. 

Onechte karetschildpad.
Onechte karetschildpad

Eerste walvissoorten!

We waren inmiddels een goed half uur op de oceaan en het werd langzaam tijd om een walvissoort te spotten. Aan dit verzoek werd gehoor gegeven. Rondom onze boot werden er steeds meer schimmen zichtbaar van dolfijnen in het water. Het duurde niet lang voordat de eerste met hun rugvin of snuit boven water uit kwamen. Onze gids herkende ze meteen en vertelde ons dat er een grote familie Atlantische vlekdolfijnen om ons heen zwom. De dieren waren totaal niet schuw, zwommen met grote vaart met de boot mee en sprongen spectaculair uit het water. Na een kleine tien minuten scheiden onze wegen en gingen we op zoek naar meer actie. 

Tuimelaar.
Tuimelaar

We hadden geluk want we troffen al vrij snel een andere soort dolfijn. Een nog grotere groep dan daarnet volgde onze speedboot en dit keer waren het tuimelaars. Ook deze waren totaal niet bang en leken met ons te spelen. Prachtige dieren om te oefenen met je camera of om gewoon te genieten van het feit dat je natuurlijk gedrag van dieren van zo dichtbij kunt beleven. 

Een zeldzaamheid?

De reis over de oceaan vervolgende en het bleef een tijdje stil. Op een gegeven moment (toen we op ongeveer driekwart van de volledige excursie zaten) kreeg de gids een bericht en werd de vaart erin gezet. Een spotter (medewerkers die de oceaan afturen met hun verrekijker vanaf land) had een koppel spissnuitdolfijnen van Blainville gezien en ons daarvan op de hoogte gebracht. Toen we op de plek waren werd de boot uitgezet en was het wachten. De gids vertelde ons dat er erg weinig bekend is over de soort en dat ze een verborgen bestaan leiden. De kans dat ze zich lieten zien was dan ook klein. Helaas was het geluk niet aan onze zijde en moesten we naar verloop van tijd het uit ons hoofd zetten. We zetten koers terug naar land.


Lees ook: dome boomhut Ardennen


Afsluiter

Op de valreep werden we toch nog verrast en spotte de gids op grote afstand twee dwergpotvissen. Helaas was er geen tijd meer (of werd er uit respect voor natuur) om ze van dichterbij te bewonderen en hielden we koers aan terug naar de haven. Onderweg terug zagen we nog enkele indrukwekkende zeevogels zoals de Kuhls pijlstormvogel  en wat meeuwensoorten. 

Twee uren later stonden we weer in de winkel en zat het erop, het was werkelijk voorbij gevlogen. Een dergelijke excursie is een absolute aanrader voor iedereen die Madeira bezoekt en enige affectie heeft met natuur.

Avondzon schijnend over de oceaan.
Avondzon schijnend over de oceaan

Nadien hebben we aan de boulevard bij een heerlijk Italiaans restaurant gegeten waar ze de beste pizza’s van Madeira serveren; Manifattura Di Gelato. Wil je zeker zijn van een plekje dan raden we aan vooraf te reserveren, het zat er binnen mum van tijd vol en we waren zelf net op tijd. Mocht je nog opzoek zijn naar een bijzonder verblijf op Madeira lees dan zeker onze blog over ons verblijf in Hidden Paradise Fig Tipi in Ponta del Sol. Dit is zo een bijzondere plek dat het je zeker jaren bij zal blijven. 

Veelgestelde vragen

Wat is de beste periode om walvissen te spotten op Madeira?

De beste periode om walvissen te spotten op Madeira is tussen april en oktober. Dan maak je de meeste kans op veel soorten. Niet alle soorten zijn het beste in deze periode te spotten. Ben je dus specifiek op zoek naar een soort lees je dan verder in over deze soort. 

Welke walvissen kan ik spotten rondom Madeira?

In de wateren rondom Madeira zijn een aantal soorten vinvissen te spotten; de blauwe vinvis, gewone vinvis, dwergvinvis (en nog een aantal andere), maar ook de bultrug, potvis, noordkaper en orka zijn er onder andere te spotten. Zie afbeelding 1 in deze blog voor alle soorten. 

Welke dolfijnen kan ik spotten rondom Madeira?

Rondom Madeira zijn ondere andere de tuimelaar, gewone griend, Atlantische vlekdolfijn, grijze dolfijn en gestreepte dolfijn te zien. Daarnaast ook spitssnuitdolfijnen als de gewone spitssnuitdolfijn en de spitssnuitdolfijn van Gervais te zien. Zie voor alle soorten dolfijnen afbeelding 1 in deze blog. 

Waar kan ik op Madeira walvissen spotten?

Excursies vertrekken onder andere vanuit de hoofdstad Funchal en het meer westelijk gelegen havendorpje Calheta. Soms zijn walvissen ook goed waarneembaar vanuit land op een hoger gelegen punt met een verrekijker.

Welke andere zeedieren leven rondom Madeira?

Naast walvissen kun je ook de onechte karetschildpad zien, zeeleeuwen, barracuda’s, mantaroggen, en diverse haaiensoorten in de wateren rondom Madeira. 

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!