In deel IV van de blogserie Roofvogels in Nederland is het tijd om de wouwen in Nederland te bespreken. Deze elegante roofvogels zijn bezig met een opmars vanuit het zuiden en inmiddels broeden er alweer twee soorten in ons land. En wellicht kunnen we in de nabije toekomst een derde wouwensoort als broedvogel in ons land verwelkomen. Naast de wouwen wordt ook de majestueuze wespendief in deze blog besproken. Lees dus snel verder!
Omslagfoto: zwarte wouwen (Shutterstock)

Inhoudsopgave
- Rode wouw (Milvus milvus)
- Zwarte wouw (Milvus migrans)
- Grijze wouw (Elanus caeruleus)
- Wespendief (Pernis apivorus)
- De serie Roofvogels in Nederland
Rode wouw (Milvus milvus)
De eerste wouw die we bespreken is de rode wouw. Deze prachtige roofvogel haalt een lichaamslengte van 60 tot 72 centimeter, met een spanwijdte van 143 tot 171 centimeter. Ze hebben een oranjerood verenkleed, met een vrij lichte kop en lichte vlekken op de vleugels. De rode wouw heeft een diep gevorkte staart en heeft de vleugels vaak licht gebogen in vlucht.

Leefwijze en voedsel
Rode wouwen komen veel voor in een halfopen landschap, waarin een afwisseling van bossen en extensieve landbouwgebieden te zien is. Vroeger werden ze zelfs in steden waargenomen, waar ze vaak aas aten. Echter, door vervolging zijn ze uit de steden verdwenen.
Ze eten desondanks wel nog steeds veel aas. Naast aas worden ook vogels en kleine en middelgrote zoogdieren (muizen, konijnen en jonge hazen) gegeten. Het zijn echter opportunisten en ze vangen wat er beschikbaar is. Naast vogels en zoogdieren worden ook wel eens reptielen en ongewervelden dieren gevangen.
Voortplanting en trekgedrag
In 1976 werd het eerste broedgeval in Nederland gemeld. Sinds 2010 zijn er jaarlijks broedgevallen bekend. De laatste jaren zijn er steeds enkele tientallen broedparen in ons land waargenomen.
Rode wouwen maken hun nest in hoge bomen. Ze maken niet ieder jaar een nieuw nest, maar knappen soms ook oude nesten op. Meestal worden er twee eieren gelegd. In een maand tijd worden de eieren uitgebroed. De jongen vliegen na zo’n 50 tot 60 dagen uit het nest.
De meeste rode wouwen trekken in het najaar naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Echter komt het steeds vaker voor dat er exemplaren in Nederland, of dichtbij de grens overwinteren.
Lees ook: kraaien in Nederland – deel I
Zwarte wouw (Milvus migrans)
De volgende roofvogel die we in deze blog bespreken is de zwarte wouw. De zwarte wouw blijft iets kleiner dan de rode wouw, met een lichaamslengte van 44 tot 66 centimeter en een spanwijdte van 120 tot 153 centimeter.
De zwarte wouw heeft een donkerbruin verenkleed, met een lichtere kop en ondervleugels. De buitenste slagpennen zijn zwart. De staart van de zwarte wouw is minder diep gevorkt dan deze van de rode wouw. De staart en vleugels zijn daarnaast ook wat korter.

Leefwijze en voedsel
Ook in leefwijze zijn er verschillen op te merken met de rode wouw. Zo zijn zwarte wouwen meer watergebonden en komen ze vooral voor in halfopen en waterrijke gebieden. Rivierlandschappen met ooibossen en moerasachtige stukken zijn ideaal voor de zwarte wouw. In het buitenland worden zwarte wouwen vaak ook in de buurt van steden en vuilnisbelten gezien.
Het menu bestaat uit aas, vis, kleine zoogdieren, amfibieën en reptielen. Daarnaast worden soms ook insecten en ongewervelden zoals regenwormen gegeten.
Voortplanting en trekgedrag
Sinds 2009 is de zwarte wouw een jaarlijkse broedvogel in ons land. Het gaat echter maar steeds op enkele paartjes. De zwarte wouw maakt het nest in hoge bomen, vaak in de buurt van water. Ze hebben één legsel per jaar, waarin 2 tot 3 eieren worden gelegd. Na ongeveer een maand broeden komen de eieren uit. De jongen zijn na een kleine 50 dagen vliegvlug, maar worden dan nog enkele weken bijgevoerd door de ouders.
De zwarte wouw is een van de meest algemene roofvogels wereldwijd. In Nederland neemt de soort als broedvogel de laatste jaren toe. Eind augustus/september vertrekken de zwarte wouwen naar het overwinteringsgebied in Afrika, ten zuiden van de Sahara.
Lees ook: vogelen in RivierPark Maasvallei – Tips, soorten en podcast
Grijze wouw (Elanus caeruleus)
Dan de laatste wouwen van de drie, de grijze wouw. Al behoort deze wel tot een ander geslacht dan de rode en zwarte wouw. De grijze wouw bereikt een lichaamslengte van 30 tot 37 centimeter en een spanwijdte van 77 tot 92 centimeter. Hiermee is deze beduidend kleiner dan de andere wouwen en qua grootte meer te vergelijken met een torenvalk.
De grijze wouw heeft een witte kop met koraalrode ogen en een zwart masker. Verder hebben ze een blauwgrijs verenkleed, met zwarte schouders en zwarte vleugelpunten.

Ze behoren niet tot het geslacht Milvus, maar tot het geslacht Elanus, grijze wouwen. Wereldwijd zijn er vier soorten die tot dit geslacht behoren. Mogelijk behoren de grijze wouwen tot een eigen familie (net zoals bijvoorbeeld de visarend) en worden ze in de toekomst buiten de familie havikachtigen geplaatst.
Leefwijze en voedsel
De grijze wouw komt vooral voor in Afrika en Azië, maar breidt zich verder uit naar Europa. Ze broeden inmiddels al in onder andere Frankrijk en Spanje en de verwachting is dat zich dit de komende jaren verder uitbreidt in andere Europese landen.
Het zijn bewoners van graslanden, savannes en landbouwgebieden met enkele bomen. Hier jagen ze op een diversiteit aan prooien. Kleine zoogdieren, reptielen, vogels en insecten staan onder andere op het menu. Ze jagen vanaf een uitkijkpunt of bidden in de lucht, zoals torenvalken doen.
Voorkomen in Nederland
Grijze wouwen broeden dus (nog) niet in Nederland, maar dit zou in de komende jaren zomaar eens kunnen veranderen. Tot 2015 was de grijze wouw een zeldzame dwaalgast in Nederland, maar sinds die tijd zijn het aantal waarnemingen sterk toegenomen. De verdere verspreiding richting het noorden is opmerkelijk en zou zomaar iets te maken kunnen hebben met klimaatverandering. Ze leven een vrij nomadisch bestaan en vogels blijven plakken in gebieden waar voldoende prooien te vinden zijn.
Lees ook: op zoek naar bijzondere soorten in het Kempen~Broek
Wespendief (Pernis apivorus)
Tot slot bespreken we in deel IV van de serie ‘Roofvogels in Nederland’ nog de wespendief. Dit is geen wouw, zoals de voorgaande drie, maar behoort tot het geslacht Pernis (ook wel wespendieven genoemd). In totaal zijn er wereldwijd vier soorten wespendieven, waarvan er maar één in Nederland voorkomt.
De wespendief bereikt een lichaamslengte van 52 tot 60 centimeter en een spanwijdte van 118 tot 150 centimeter. Wespendieven lijken veel op buizerds, en hebben ook een gevarieerd verenkleed, van lichtbruin tot donkerbruin. Duidelijke verschillen tussen wespendief en buizerd zijn echter: de wespendief is slanker en heeft een langere staart. Ze hebben daarnaast op de staart drie donkere dwarsbanden. Ook de kop is anders bij de wespendief. Deze is kleiner en steekt verder uit. Mannetjes hebben een wat grijze kop. Ze hebben tot slot een soepelere en tragere vleugelslag.

Leefwijze en voedsel
Wespendieven leven vooral in loofbossen en gemengde bossen. De bossen dienen afgewisseld te zijn met open plekken, zoals graslanden en heidegebieden.
Qua voedsel zijn het echte specialisten. Het dieet bestaat voor het grootste deel uit de larven, poppen en volwassen exemplaren van wespen, bijen en hommels. Verder eten ze ook de honing en de honingraat. Vooral in de grond levende wespen staan op het menu, waarvan de nesten met de krachtige poten worden uitgegraven. Wespendieven zijn uitstekend aangepast op het speciale voedsel: de poten zijn voorzien van een dikke huid, waardoor ze minder gevoelig zijn voor steken. Ook op de kop hebben ze dikke, stugge veren. Het dieet vullen ze verder aan met andere insecten, reptielen, amfibieën en kleine zoogdieren.
Voortplanting en trekgedrag
De wespendief broedt vooral in het midden, oosten en zuiden van ons land. Ze maken het nest in de kruin van hoge bomen. Ze hebben één legsel per jaar, met meestal twee eieren. Na ruim een maand broeden komen de jongen uit, welke nog zo’n 40 dagen worden gevoerd voordat ze uitvliegen.
Wespendieven arriveren in mei en vertrekken op zijn laatst in september weer naar het overwinteringsgebied. Ze overwinteren in tropisch Afrika.
De serie Roofvogels in Nederland
In totaal zijn er zes delen nodig om de orde Accipitriformes te bespreken. De valken, de orde Falconiformes, worden in een apart deel besproken. De uilen zijn al een keer in een driedelige blog besproken. Via onderstaand overzicht kom je bij de verschillende soorten terecht.
Roofvogels in Nederland – deel I
Buizerd, sperwer en havik – deel II
Wouwen en wespendief – deel IV
Gieren – deel VI
Valken in Nederland
Niets meer missen? Volg ons op onze socials!