Nadat in deel III en deel IV van de blogserie ‘eenden, ganzen en zwanen in Nederland’ de grondeleenden uitvoerig zijn besproken, komen in deel V de stekelstaarten, brilduikers en zaagbekken aan bod. Allereerst worden de soorten besproken die in Nederland broeden. Daarna volgen nog de winter- en dwaalgasten.
Stekelstaarten, brilduikers en zaagbekken
In dit deel van de serie behandelen we drie geslachtgroepen binnen de eendenfamilie: stekelstaarten (Oxyura), brilduikers (Bucephala) en de zaagbekken (Mergus, Mergellus, Lophodytes). Het geslacht stekelstaarten bestaat uit zes soorten wereldwijd, de brilduikers uit drie en de groep zaagbekken bestaat uit zes soorten wereldwijd. De laatste groep, de zaagbekken, zijn grote vogels die allemaal vis eten en hun naam te danken hebben aan de gekartelde rand van de bek (welke ze helpt bij het eten van vis).
Broedende soorten
Allereerst zullen de soorten besproken worden die in Nederland broeden. Daarna bespreken we nog een zaagbek die hier als wintergast te bewonderen is en zijn er nog een aantal dwaalgasten.
Rosse stekelstaart (Oxyura jamaicensis)
We trappen de lijst af met een exoot. De rosse stekelstaart komt van oorsprong uit Noord-Amerika, maar heeft zich in West-Europa weten te vestigen vanuit privé-collecties. Omdat deze rosse stekelstaart een bedreiging vormt voor de zeldzame, inheemse witkopeend, staat deze op de Europese lijst van invasieve exoten.
De rosse stekelstaart is een kleine eend, welke een lichaamslengte bereikt van 35 tot 43 centimeter. De spanwijdte varieert van 53 tot 62 centimeter. Het mannetje is overwegend kastanjebruin gekleurd, met een zwarte kop en hals, met witte wangen en een blauw snavel. Ze hebben een omhoog wijzende staart. Het vrouwtje is rossig bruin en heeft een zwarte snavel en licht gekleurde wangen.
Leefwijze
Rosse stekelstaarten vinden we in Nederland voornamelijk op ondiepe binnenwateren, zoals moerassen. Het menu is zowel dierlijk als plantaardig. Hoofdzakelijk worden ongewervelden en waterplanten gegeten.
Uit de meest recente cijfers blijkt dat er zo’n 15 tot 30 broedparen in Nederland te vinden zijn. Meestal wordt er gebroed in de dichte oevervegetatie, maar veel is er niet bekend over het broedgedrag van rosse stekelstaarten in Nederland. De rosse stekelstaart is in Nederland hoofdzakelijk een standvogel.
Invasief
In Engeland wordt er actief beheer uitgevoerd voor het terugdringen van de populatie rosse stekelstaarten. Doordat deze hybridiseerd met de inheemse (maar niet zo algemene) witkopeend, vormt het een serieuze bedreiging voor de (genetische zuiverheid van de) witkopeend.
Lees ook: uilen in Nederland – deel I
Brilduiker (Bucephala clangula)
De eerste inheemse soort in deze blog is de brilduiker. Brilduikers worden 40 tot 51 centimeter groot en bereiken een spanwijdte van 77 tot 83 centimeter. Mannetjes hebben een donkergroene kop en twee kenmerkende vlekken bij de neus, welke lijken op een soort knijpbrilletje. Hieraan heeft deze eendensoort zijn naam te danken. Ze hebben verder gele ogen een zwarte rug en staart en een witte onderzijde. De flanken zijn fijn zwart gestreept. Vrouwtjes hebben een bruine kop met een grijs lichaam en een witte band in de nek. Ze hebben beide een zwarte snavel, echter heeft het vrouwtje er een gele vlek op. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een wat puntig hoofd.
Leefwijze en voedsel
Brilduikers vinden we in Nederland voornamelijk in ondiepe wateren dichtbij de kust. Maar ook meren met aangrenzende bossen zijn geschikt als leefgebied. Ze eten voornamelijk dierlijk materiaal, in de vorm van waterinsecten, kreeftachtigen en mossels. In Nederland eten brilduikers hoofdzakelijk driehoeksmossel. Er worden echter ook soms waterplanten gegeten.
Voortplanting en trekgedrag
De brilduiker zoekt een holte in boom dichtbij het water uit als broedplek. Holle bomen langs meren en rivieren zijn dus cruciaal voor deze eendensoorten. Ook oude spechtengaten worden gebruikt als broedplek. Hier in Nederland worden vaak holtes in oude knotbomen gebruik.
Het is echter een zeer schaarse broedvogel in Nederland. Het aantal broedpaartjes brilduikers in Nederland is jaarlijks maar beperkt tot een handjevol. Veel algemener zijn ze als wintergast in ons land. In het najaar krijgen we bezoek van duizenden brilduikers uit onder andere Scandinavië. Eind februari verlaten ze ons land weer om terug te keren naar hun broedgebied.
Zaagbekken
Dan zijn we aangekomen bij de zaagbekken. Deze bestaan uit de geslachten Mergellus, Lophodytes en Mergus, al is het geslacht Mergellus wellicht meer verwant aan de brilduikers. Als we uitgaan van de genoemde drie geslachten, dan zijn er wereldwijd zo’n zes soorten zaagbekken. Drie zaagbekken komen op regelmatige basis voor in Nederland.
Nonnetje (Mergellus albellus) |
Middelste zaagbek (Mergus serrator) |
Grote zaagbek (Mergus merganser) |
Nonnetje (Mergellus albellus)
De eerste zaagbek die we bespreken is het nonnetje, ook wel de kleine zaagbek genoemd. Deze is opgenomen in de lijst van broedende eenden in Nederland, terwijl het broedgebied eigenlijk een stuk noordelijker ligt. Toch zijn er de laatste jaren een aantal broedparen te vinden in ons land, de vraag is echter of het hier gaat om ontsnapte exemplaren of wilde exemplaren.
Nonnetjes bereiken een lichaamslengte van 38 tot 44 centimeter en een spanwijdte van 55 tot 69 centimeter. Vooral de mannetjes zijn ware prachtdieren. Het verenkleed is wit, met een zwart strepenpatroon en een zwart masker. Vrouwtjes zijn overwegend grijs en hebben een bruine kop. Beide geslachten hebben een stevige snavel, voorzien van een kleine haak en kartelrand, waarmee ze goed aangepast zijn op het eten van vis.
Leefwijze en voedsel
Nonnetjes leven voornamelijk op zoet water. In Nederland zien we ze vooral in de winter, dan zijn deze prachtige eenden in groten getale te vinden op het Markermeer en IJsselmeer. Verder zijn ze ook te vinden op rivieren en omliggende plassen.
Het dieet van het nonnetje bestaat voor een groot deel uit vis. Vooral in de winter wordt voornamelijk vis gegeten. Welke vis is vooral afhankelijk van wat er in groot aantal aanwezig is. In het broedseizoen wordt er echter een stuk gevarieerder gegeten. Dan pakken ze ook ongewervelden, amfibieën en plantaardig voedsel.
Voortplanting en trekgedrag
In principe staan nonnetjes in Nederland te boek als doortrekkers en overwinteraars in grote aantallen), maar in 2010 werden er plots enkele succesvolle broedgevallen waargenomen in Friesland. Het kan hier natuurlijk gaan om ontsnapte exemplaren, maar daar waren geen aanwijzingen voor (ongeringd en puntgave vleugels). Het is niet uit te sluiten dat dit dus wilde vogels zijn, die veel zuidelijker zijn gaan broeden dan gebruikelijk is voor de soort.
Nonnetjes zijn broedconcurrenten van brilduikers. Ze broeden beide in holten van bomen die dicht aan het water staan. Deze strijd gaat er heftig aan toe, waarbij het nonnetje vaak dominant is. Wanneer de jongen uit het ei komen springen ze vrijwel direct het water in, op zoek naar voedsel.
Middelste zaagbek (Mergus serrator)
Een zaagbek die iets regelmatiger broedt in ons land is de middelste zaagbek. Middelste zaagbekkken worden 52 tot 58 centimeter groot en bereiken een spanwijdte van 70 tot 86 centimeter. Mannetjes hebben een zwarte kop met een wilde kuif. Daarop volgend een witte nek met een roestbruine borst. Verder hebben ze zwarte bovendelen en witte vleugelvlekken, welke ook in vlucht goed zichtbaar zijn. Vrouwtjes hebben een bruine kop met verder een overwegend grijsbruin verenkleed.
Leefwijze en voedsel
De middelste zaagbek leeft hoofdzakelijk aan de kust, maar soms ook op binnenwateren. Overwinteren doen ze op zee. Ze zijn in het algemeen dus te vinden op zout en brak water. Het menu bestaat grotendeels uit vis. Met hun dunne maar krachtige, gekartelde snavel zijn ze instaat gladde vis te vangen. Naast vis worden er ook kreeftachtigen en insecten gegeten.
Voortplanting en trekgedrag
In Nederland broeden er jaarlijks enkele tientallen vogels. Dit gebeurt met name in het delta-gebied. Middelste zaagbekken broeden soms in halfkolonies. De jongen kunnen ongeveer twee maanden nadat ze uit het ei zijn gekomen vliegen.
Ondanks dat er jaarlijks een aantal broedparen in ons land zijn, is de middelste zaagbek in Nederland toch meer een wintergast. Vanaf september bezoeken de middelste zaagbekken het overwinteringsgebied en zijn dan in groten getale te vinden.
Wintergasten & dwaalgasten
Dat waren de broedende soorten. Onderstaande eenden hebben nog nooit gebroed in ons land en zijn dan ook enkel als wintergast, of zelfs alleen als dwaalgast waar te nemen.
Grote zaagbek (Mergus merganser)
Tot slot nog de laatste zaagbek: de grote zaagbek. Deze zaagbek broedt niet in Nederland, maar overwinterd hier wel. Grote zaagbekken bereiken een lichaamslengte van 58 tot 66 centimeter en een spanwijdte van 82 tot 97 centimeter.
Grote zaagbekken hebben een langgerekt lichaam, wat vooral in vlucht opvalt. Ze hebben, net als de middelste zaagbek, een lange, smalle snavel met tandjes en een omlaag gebogen haak op het einde. Mannetjes hebben een zwartgroene kop, hals en rug. De rest van het verenkleed is contrasterend wit. Vrouwtjes hebben een roestbruine kop met een stekelige kuif. Verder is het verenkleed overwegend grijs.
Vrouwtje middelste- en grote zaagbek lijken veel op elkaar. De vrouwtjes van de grote zaagbek zijn logischerwijs groter. Daarnaast is de overgang van de bruine kop naar het witgrijs in de hals hard, bij middelste zaagbekken gaat dit meer vloeiend. Verder hebben ze (grote zaagbekken vrouwen) meer wit in de borst.
Leefwijze en voedsel
In tegenstelling tot middelste zaagbekken leven grote zaagbekken graag op grote meren en rivieren, voorzien van zoet water. In Nederland is de soort bijvoorbeeld veel te vinden op het IJsselmeer, maar ook op de grote rivieren zoals de Maas.
Grote zaagbekken zijn uitgesproken carnivoren. Het menu bestaat hoofdzakelijk uit vis, maar daarnaast worden ook andere dieren gegeten, zoals insecten amfibieën en kleine vogels.
Trekgedrag
Broeden doen grote zaagbekken niet in Nederland, maar meer in Scandinavië en Rusland. Rond oktober komen ze weer in Nederland terecht om te overwinteren. Ons land is een belangrijke overwinteringsplek voor de Noord-Europese populatie. De aantallen die hier overwinteren wordt sterk beïnvloed door hoe streng de winter is.
Dwaalgasten
Dan blijven nog de dwaalgasten over. Allereerst de buffelkopeend (Bucephala albeola), welke tot hetzelfde geslacht behoort als de brilduiker. Het is een soort die eigenlijk in Noord-Amerika broedt, waarvan enkele waarnemingen in Nederland. Volgens Dutch Avifauna zijn er echter meer gevallen bekend van ontsnapte kooivogels dan van echte wilde exemplaren.
Daarnaast kan de witkopeend (Oxyura leucocephala) nog wel eens opduiken. Deze soort broedt onder andere in Zuid-Spanje, maar wordt dus soms ook wel als dwaalgast in ons land gezien. Zoals je ziet lijkt deze soort erg op de exoot de rosse stekelstaart. In landen waar de witkopeend dan ook meer voorkomt vormt deze exoot ook een serieuze bedreiging voor de soort.
Tot slot nog de kokardezaagbek (Lophodytes cucullatus), wederom een soort uit Noord-Amerika. De soort wordt zo nu en dan gezien in Nederland, maar dit is een mix van ontsnapte kooivogels en echte dwaalgasten die de tocht over de oceaan doorstaan hebben.
De serie eenden, ganzen en zwanen in Nederland
In totaal zijn er elf blogs nodig om de talrijke familie eendachtigen te bespreken. Onderstaand een overzicht van de blogserie.
Deel 1 – familie eendachtigen in Nederland
Deel 3 – eenden – grondeleenden
Deel 4 – eenden – grondeleenden vervolg
Deel 5 – eenden – stekelstaart, brilduiker en zaagbekken
Deel 6 – eenden – eider, ijseend en zee-eenden
Deel 7 – ganzen – halfganzen
Deel 8 – ganzen – zwarte ganzen
Deel 9 – ganzen – grijze ganzen
Deel 10 – ganzen – grijze ganzen vervolg
Deel 11 – zwanen