Lees hier al onze blogs over natuur. Zoals ons motto luidt: ‘de natuur van hier is altijd dichtbij’. En zo is het, mits je er oog voor hebt. Onze blogs in deze categorie gaan over vele verschillende facetten van de natuur. Je leest hier meer over natuurlijke processen, kansen en bedreigingen voor de natuur, maar ook reviews over natuurvakanties en – boeken.
Op ongeveer een uur rijden vanaf de Nederlandse grens bevinden zich de prachtige Belgische Ardennen. Een waar wandel- en fietsparadijs door uitgestrekte naald- en loofbossen, prachtige rotsformaties en ruige rivieren en watervallen. In deze blog lees je onze review van een 15,2 kilometer lange hike door het hart van de Ardennen. Deze hike biedt alles wat je van een Ardennen hike mag verwachten. Zorg dat je fit bent, want het is zeker een uitdaging!
Dit kun je verwachten:
Een uitdagende hike van 15,2 kilometer (in te korten naar 13 kilometer) door een uitdagend, heuvelachtig landschap (link naar de route GPX);
Het unieke landschap van de Ardennen;
Een ontmoeting met de Ourthe, een zijrivier van de Maas;
Op een steenworp afstand van bierbrouwerij Chouffe, uitstekend te combineren met een bezoek aan de brouwerij.
De route
De route leidt door het hart van de Ardennnen, met alle uitdagingen van dien. De route heeft een lengte van 15,2 kilometer, maar is in te korten naar 13 kilometer. Indien je de 13 kilometer wil lopen, kun je de laatste lokale ronde overslaan. Tijdens de hike worden er ruim 400 hoogtemeters bedwongen. Deze zijn verdeeld over twee serieuze klimmetjes (de hike start vrijwel meteen met een serieuze klim) en een kort, pittig klimmetje op het laatst. We besloten nog kort voor de hike een wandelstok te kopen en hier hebben we absoluut geen spijt van gekregen. Er zitten dusdanig steile stukken tussen dat een wandelstok zeker geen overbodige luxe is.
De route heeft alles wat de Ardennen te bieden heeft. Allereerst loopt de route door een naaldbos, waar je kans hebt op het horen of zien van een goudhaan of kuifmees. Na een paar kilometer verlaat je het naaldbos en daal je af richting de rivier de Ourthe. Hier verandert ook het landschap. De naaldbomen maken plaats voor loofbomen zoals beuken, berken en esdoorns, veelal bedekt met mos, en er komt meer ondergroei in de vorm van braam en jonge hazelaar.
De Ourthe (De Natuur van hier – Sandra Krol)
De tocht vervolgt een klein stuk langs de Ourthe, waarna het vrij snel afdwaalt langs een zijtak van de Ourthe. Hier gaat het ook meteen weer omhoog. In de zijrivier voelt een beverfamilie zich al jaren thuis, want stroomopwaarts volgen de beverdammen zich snel op en worden ze alsmaar indrukwekkender. Het zijn er in totaal een stuk of zeven en de laatste is van serieuze omvang en meerdere jaren oud. De impact op het omringende landschap was ook duidelijk zichtbaar, er was andere vegetatie te vinden en we zagen er onder andere een blauwe glazenmaker (en dat diep in de herfst).
Verandering van het landschap
Al klimmend vervolgt de route door een stuk naaldbos, een stuk waar de wandelstokken goed van pas kwamen, en kom je uit het bos op ongeveer de hoogste plek van de wandeling (op circa 400 meter). Hier wordt het landschap wat meer open en wisselen bossen en weilanden zich af. Dit zorgt ervoor dat de hike een mooie afwisseling van landschappen heeft. De route gaat vervolgens voornamelijk naar beneden, totdat je weer in Maboge terecht komt. Je steekt de Ourthe weer over en om de 15,2 kilometer te voltooien loop je nog een lokale ronde met daarin een kort, maar steil klimmetje. Als je de 13 kilometer loopt, keer je meteen terug naar de auto.
Flora en fauna
Uiteraard biedt de Ardennen ook altijd een groot scala aan soorten flora en fauna. Voor de vogelliefhebber is er van alles te ontdekken. In de naaldbossen is het uitkijken naar (vuur)goudhaan, kuifmees en zware specht. In de gemengde- en loofbossen zijn daarnaast veel andere meesachtigen te vinden, zoals de koolmees, pimpelmees, staartmees en glanskop.
De herfst is een prachtige periode om door de Ardense bossen te struinen (De natuur van hier – Sandra Krol)
Ook boomkruiper en boomklever zijn veelvuldig aanwezig. Een andere leuke, maar schuwere soort om naar op zoek te gaan is de goudvink. De meeste kans om deze soort te vinden is door te focussen op het kenmerkende geluid dat hij maakt. In het najaar zijn ook veelvuldig gaaien te zien en te horen en een ontbrekende kraaiachtige in Nederland: de notenkraker.
Eerder zeiden we al dat we tijdens de hike een blauwe glazenmaker hadden gezien, maar er zijn nog veel meer soorten libellen te ontdekken. De Ardennen zijn er niet per see om bekend, maar het heeft een grote verscheidenheid aan soorten libellen en juffers. Zo zijn er naast de blauwe glazenmaker ook de bruine glazenmaker, zwarte heidelibel, steenrode heidelibel en gewone bronlibel te vinden.
Qua flora viel ons vooral de reuzenbalsemien op. Deze invasieve exoot verspreid zich enorm snel en zorgt ervoor dat andere inheemse planten geen kans krijgen. Daarnaast zijn oevers die slechts begroeid zijn met reuzenbalsemien extra gevoelig voor erosie in de winter, omdat deze plant in de winter afsterft. Dit kan nadelig zijn voor het functioneren van de rivier en het voortbestaan van soorten die afhankelijk zijn hiervan.
Gelukkig zagen we daarnaast ook een ‘explosie’ van inheemse soorten. Midden oktober stonden de paddenstoelen in alle soorten en maten in volle glorie. In onderstaande galerij een greep van de bijzondere fungi die we onderweg hebben gezien.
Van links naar rechts: gewoon eekhoorntjesbrood, amethistzwam, Myxomyxeet indet, gewone glimmerinktzwam en graskleefsteelmycena (De natuur van hier)
Eten en drinken
Om na de hike in de buurt wat (kleins) te eten of te drinken zijn er diverse opties. Het dichtstbijzijnde is café Den Erpel nabij de kerk in het dorp. Hier heb je de mogelijkheid om iets kleins te eten of om wat te drinken (uitgebreide bierenkaart). Daarnaast kun je ervoor kiezen om naar de Chouffe brouwerij te rijden, zo’n elf kilometer verderop. Hier kun je op diverse plekken wat eten of drinken en zou je zelfs je hike kunnen combineren met een bezoek aan de brouwerij. Heb je zin in wat makkelijks en snel, stop dan op de terug weg bij La baraque de fraiture. Dit is een gezellig wegrestaurant/-cafetaria waar je prima kunt eten.
Wil je na de hike in de buurt blijven overnachten? Kijk dan eens hier op Natuurhuisje voor bijzondere plekken in de buurt van Maboge. Je vindt er vaak de meest unieke en bijzondere plekjes in de natuur, waar je écht tot rust komt.
Jaarlijks wordt er in september in de bossen rondom Nijmegen het Zevenheuvelen-evenement georganiseerd. Op zaterdag mogen de hardlopers zich testen op het uitdagende heuvelachtige parcours tijdens de Zevenheuvelentrail, op zondag is het de beurt aan de wandelaars tijdens de Zevenheuvelenhike. Op deze dag maak je kennis met de prachtige oude loofbossen en het museumpark Oriëntalis, terwijl je de Nijmeegse Heuvelrugbedwingt. Een absolute aanrader voor mensen die graag in de natuur wandelen en houden van een sportieve uitdaging.
Het Zevenheuvelen-evenement
De Zevenheuvelenhike leidt je door de prachtige bossen rondom Nijmegen
De organisatoren van een van bekendste harloopevents van het land, de Zevenheuvelenloop, organiseren sinds een aantal jaren in september het Zevenheuvelen-evenement, wat bestaat uit een trail op zaterdag en een hike op zondag. Het evenement trekt een paar duizend mensen, die de sportieve uitdaging in de Nijmeegse bossen aan gaan. Tijdens de hike kan er gekozen worden tussen diverse afstanden; 7 (210HM), 14 (375HM), 21 (550HM), en 28 (700HM) kilometer. De start- en finishlocatie is, op een open plek in het bos, ingericht als een soort festivalterrein, met een bar, diverse foodtrucks en een dj. Een perfecte locatie om na de finish te genieten van een verfrissend drankje.
Voor wie denkt rustig te kunnen beginnen aan de hike heeft het mis. Vrijwel meteen worden de eerste hoogtemeters voorgeschoteld en het gaat eigenlijk constant op en neer. Wat dat betreft is de route bijna on-Nederlands en waan je jezelf soms echt in het buitenland. De onverharde bospaadjes leiden je door de mooiste plekken in het gebied, met soms mooie vergezichten tot gevolg. Als je kiest voor de langste afstand (zoals wij deden), loop je over het landgoed van Jurgens, klim je over de Nijmeegse stuwwal en daal je door het prachtige Keteldal.
De hike voert voornamelijk door het bos, maar soms loop je door open landschappen aangrenzend aan het bos
Onderweg (en bij start en finish) zijn meerdere verzorgingsposten (bij de 28 kilometer waren dit er vier). Hier staan toiletten en heb je de mogelijkheid om je water aan te vullen. Verder kun je er koffie krijgen (denk aan het zelf meenemen van een beker, of bestel er een tijdens je inschrijving), maar ook sinaasappels, bananen, koekjes en winegums. Deze verzorgingsposten zijn tot in de puntjes verzorgd en zorgen ervoor dat je weer met nieuwe energie je tocht kunt vervolgen.
Het Kastanjedal en museum Oriëntalis
Een van de mooiste plekken waar je doorheen loopt, vonden wij toch wel het kastanjedal. Dit bos, waar hoofdzakelijk tamme kastanjes groeien, is gelegen in een dal nabij de plaats Beek. Dit is op zichzelf al bijzonder, maar je loopt hier ook nog eens langs de dikste eenstammige boom van Nederland. Naast de dikste, is het waarschijnlijk ook de oudste tamme kastanje in Nederland (circa 450 jaar oud). Hier lees je meer over deze bijzondere boom en zie je ook enkele foto’s van deze oude reus.
Wanneer je bijna bij de finish bent, wacht er nog één bijzonderheid op je. Tijdens de laatste honderden meters wandel je door het museumpark Oriëntalis. 100 jaar geleden werd hier een replica van het ‘Heilig Land’ gesticht. Tegenwoordig is dit verder uitgebreid en geeft dit unieke landschap een extra dimensie aan deze toch al gave hike. Hier vind je meer informatie over het museumpark.
Op de route zijn regelmatig oude bomen te zien
Doe je volgend jaar ook mee?
Al met al is de Zevenheuvelenhike een fantastische ervaring voor mensen die houden van wandelen en hiken en dit graag in de natuur doen. Ga je er liever hardlopend op uit? Dan heb je naast de Zevenheuvelentrail ook nog de keuze om je in te schrijven voor een nieuw evenement: de Zevenheuvelenhike wintereditie, die in december wordt georganiseerd. Via de website kun je je inschrijven voor deze evenementen. Zien we je volgend jaar?
Wil je na de hike in de buurt blijven overnachten? Kijk dan eens hier op Natuurhuisje voor bijzondere plekken in de buurt van Nijmegen. Je vindt er vaak de meest unieke en bijzondere plekjes in de natuur, waar je écht tot rust komt.
In een voorgaande wandelblog benoemden we het al, Zuid-Limburg is één van de beste plekken voor een mooie wandeling in Nederland. De hike die we in deze blog beschrijven, bewijst dat maar weer eens. Deze lange hike van 21 kilometer start in Epen en leidt je door het bijzondere Vijlenerbos naar het Drielandenpunt in Vaals. De terugweg naar Epen heeft een totaal ander karakter dan de heenweg door het Vijlenerbos.
Dit kun je verwachten:
Een uitdagende wandeling van 21 kilometer door een heuvelachtig landschap (link naar de route (PDF, GPX);
Een zeer afwisselend landschap met bossen, kruidenrijke graslanden en een rivierdal;
Het bijzondere Vijlenerbos;
Het drielandenpunt.
Het kenmerkende Zuid-Limburgse heuvellandschap (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Landschap
Het landschap is eigenlijk de beste reden om deze wandeling te doen. Tijdens deze wandeling loop je van het prachtige dorpje Epen, met de vele vakwerkhuizen, naar het Drielandenpunt in Vaals en weer terug. Echter zijn de heen en terugweg totaal anders qua landschap. De heenweg leidt je door het Vijlenerbos, of beter gezegd; de Vijlenerbossen. Het zijn namelijk meerdere hellingbossen samen (allen in bezit van Staatsbosbeheer), die samen de Vijlenerbossen vormen.
De heenweg door de Vijlenerbossen zorgen voor flink wat hoogtemeters in de eerste helft. Dit leidt uiteindelijk tot het Drielandenpunt in Vaals. Vanaf hier wordt de weg terug ingezet, waarin voornamelijk gedaald wordt. De weg terug gaat voor een groot deel door België. Hier bevindt je je in meer open landschap, met zo nu en dan prachtige vergezichten. De route loopt door de dorpjes Gemmenich en Cottessen.
Het enige minpuntje aan deze wandeling vonden wij het stuk over de golfbaan en vervolgens een klein stukje over een camping bij Cottessen. Dit past iets minder bij het karakter van de wandeling, maar is zeker geen reden om de wandeling over te slaan.
Deze zomerlinde werd rond 1670 aangeplant (De natuur van hier – Sandra Krol)
Als je bereid bent om de wandeling uit te breiden met zo’n 1,5 kilometer en een aantal hoogtemeters, dan heb je ook nog de kans om een 350 (!) jaar oude zomerlinde te zien. Op onderstaande kaart zie je waar je even naar rechts en vervolgens naar links moet op de route (tot aan de blauwe cirkel) om deze verwonderlijke verschijning te zien.
Locatie 350 jaar oude zomerlinde (blauwe cirkel) (bron kaart: wandelgidszuidlimburg.com)
Het laatste stuk van de route is net zo bijzonder als het stuk door de Vijlenerbossen. Dit keer loop je, nog steeds dalend, door het open landschap in het Geuldal. Dit landschap is rijk aan bronnen, waaruit meerdere beekjes ontspringen. Je loopt hier onder andere langs de Geul, Selzerbeek en Terzieterbeek.
Je passeert daarnaast de Volmolen, gelegen aan de Geul. Deze molen werd vroeger gebruikt om wol te bewerken. Tegenwoordig is het een graanmolen.
De Volmolen in Epen. De eerste vermeldingen van een molen op deze plek dateren uit 1680 (De natuur van hier – Sandra Krol)
Flora en fauna
Ook voor bijzondere flora en fauna zit je met deze wandeling goed. Het Vijlenerbos is een van de weinige plekken met meerdere aan elkaar gelegen hellingbossen op hoogte, met ook nog kalk in de bodem (te zien aan de maretakken in sommige bomen). Dit zorgt voor een eigen microklimaat en biodiversiteit.
Vroeg in de ochtend, aan het begin van de wandeling, hoorden en zagen we een juveniele havik druk roepen op zijn ouders (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Je kunt hier bijvoorbeeld, op de draaihals na, alle broedende spechten in Nederland tegenkomen. Daarnaast is dit een van de weinige plekken waar je de zeldzame kortsnavelboomkruiper kunt zien. Andere leuke soorten zijn de grauwe vliegenvanger en hoog in de boomtoppen de appelvink en de wielewaal. Qua roofvogels kun je hier onder andere buizerds, rode wouwen, wespendieven en havikken zien.
In het bos leven daarnaast talloze zoogdieren. Er zijn maar liefst vijf soorten marterachtigen te vinden: de das, wezel, hermelijn, bunzing en steenmarter. Daarnaast komt er ook de zeldzame wilde kat voor. Helaas hebben wij tijdens onze wandeling geen van deze dieren gezien, maar wel enkele andere zoogdieren. Drie keer tijdens de wandeling stonden we oog in oog met een ree en één keer kruisten we de weg met twee everzwijnen.
Reegeiten zijn in de maanden juli en augustus al ‘fiepend’ op zoek naar reebokken om te paren (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Bijzondere amfibieën
Tot slot willen we nog de bijzondere amfibieën benoemen die in dit gebied voorkomen. De bronnen en beekjes in het Geuldal en het Vijlenerbos zijn ontzettend waardevol voor deze soortgroep. Dit gebied herbergt dan ook enkele van de meest zeldzame soorten die we in Nederland vinden. Het gebied is vooral rijk aan salamanders. Onder andere de alpenwater-, vinpoot- en vuursalamander leven in dit natuurgebied. Het is tevens ook een erg kwetsbaar gebied, dus houd hier rekening mee tijdens je bezoek aan het gebied.
Buizerd (De natuur van hier)Gewone pad – juveniel (De natuur van hier)Gewone wijngaardslak (De natuur van hier)
Eten en drinken
Als je onderweg wat wil eten en drinken, dan heb je verschillende opties. Maar zorg er wel voor dat je altijd voldoende drinken mee hebt, gezien de afstand van de wandeling. Op de Vaalserberg kun je terecht bij de Wilhelminatoren, de Bokkerijder, Taverne De Grenssteen en Le Bistro. Ter hoogte van de golfbaan kun je terecht bij Brasserie Porcini en aan het begin/einde van de wandeling kun je op het terras plaatsnemen van Hotel Herberg De Smidse.
Wil je na de hike in de buurt blijven overnachten? Kijk dan eens hier op Natuurhuisje voor bijzondere plekken in de buurt van Epen. Je vindt er vaak de meest unieke en bijzondere plekjes in de natuur, waar je écht tot rust komt.
Een van de beste gebieden in Nederland voor een prachtige wandeling is Zuid-Limburg. Iedere streek in Zuid-Limburg heeft zijn eigen kenmerken en karakterestieken, allemaal uniek voor ons land. Deze zomer maakten we een wandeling in en rondom Noorbeek en Mheer. Twee idyllische dorpjes aan de grens bij België, middenin het heuvelland. Deze dertien kilometer lange wandeling brengt je op de mooiste plekjes die Zuid-Limburg te bieden heeft.
Dit kun je verwachten:
Een 13km lange wandeling door een heuvelachtig landschap (link naar de route (PDF, GPX));
Afwisselende landschappen met bossen, bloemrijke graslanden en kleine landschapselementen;
Kleine landschapselementen zoals hagen, poelen, graften;
De idyllische dorpjes Noorbeek en Mheer;
Het kasteel van Mheer.
Deze wandeling voert door het prachtige heuvelland in Zuid-Limburg(De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Landschap
De wandeling loopt onder andere door de dorpjes Noorbeek, Libeek en Mheer. In deze prachtige dorpjes staan her en der nog oude vakwerkhuisjes, die typerend zijn voor deze streek. Daarnaast wordt onder andere het natuurgebied het Noordal aangedaan. Door dit natuurgebied stroomt de rivier de Noor en het natuurgebied is daarnaast het leefgebied van de zeldzame hazelmuis.
Aan het begin van de route loop je door een oude meidoornlaan (De natuur van hier – Sandra Krol)
Tijdens deze wandeling wordt een verscheidenheid aan landschappen aangedaan. De wandeling wisselt van bossen naar bloemrijke graslanden afgewisseld met kleine landschapselementen. Typerende kleine landschapselementen voor dit gebied als holle wegen, graften (smalle oppervlakten van struikachtige begroeiing tussen weilanden op hellingen), poelen en hagen kleuren het landschap.
Het wisselende landschap zorgt ervoor dat je je geen moment verveelt tijdens de wandeling(De natuur van hier – Sandra Krol)
Het afwisselend landschap zorgt voor een gevarieerde flora en fauna. Van alle soortgroepen zijn hier, op het juiste moment, prachtige soorten waar te nemen. Een van die bijzondere soorten is de das. De das voelt zich thuis in dit heuvellandschap, waar hij ongestoord zijn burchten kan graven. Een das tijdens de wandeling zien zal er hoogstwaarschijnlijk niet inzitten, het zijn erg schuwe dieren. Voetsporen, uitwerpselen of een burcht zijn natuurlijk wel mogelijk!
Qua vogels zijn hier ook zeker mooie soorten te zien tijdens de wandeling. Hoog in de lucht zijn vaak buizerds en torenvalken te zien, maar ook op de rode wouw maak je een goede kans. In het hoogbos zijn soorten als vuurgoudhaan en middelste bonte specht te zien. In het (half)open landschap maak je kans op de grauwe klauwier en in het juiste seizoen (voor- en najaarsterk) kunnen er zomaar tientallen tot honderden kraanvogels overvliegen.
De diverse poelen langs de wandelroute zijn uitstekende leefgebieden voor amfibieën(De natuur van hier – Sandra Krol)
Amfibieën, vlinders en flora
De vele poelen in het landschap zijn een uitstekend leefgebied voor van allerlei amfibieën. Onder andere de alpenwatersalamander en de zeldzame vroedmeesterpad komen hier voor. De bloemrijke graslanden trekken veel vlinders aan, waaronder de dagpauwoog, icarusblauwtje en de koninginnenpage.
Wat betreft beplanting kun je onder andere uitkijken naar slanke sleutelbloem, salomonszegel en aarbeiganzerik. Daarnaast zijn er langs de route enkele oude bomen te vinden, met als uitschieter de Huuskesboom in Libeek. Dit is een Hollandse Linde die in de 18e eeuw aangeplant is en dienst deed en doet als grensboom. De boom is ook een zogenoemde spijkerboom en er hangen nog altijd lapjes stof in. Deze worden erin gespijkerd in de hoop op genezing. Er wordt geschat dat de boom ongeveer 250 jaar oud is. Een indrukwekkende verschijning!
Een snorzweefvlieg op de bloem van een wilde cichorei. Een van de meest algemene zweefvliegen in Nederland(De natuur van hier – Sandra Krol)
Kasteel van Mheer
Richting het einde van de route kom je in het dorpje Mheer, waar ook het kasteel van Mheer staat. Een van de vele kastelen in Zuid-Limburg. Dit kasteel is in 1314 gebouwd en gedurende de eeuwen steeds verder uitgebreid. Sinds 1668 is het kasteel al in het bezit van dezelfde familie (familie Loë). Het terrein voor het kasteel is vrij toegankelijk.
Het kasteel van Mheer werd in 1314 gebouwd en is gedurende de tijd steeds verder uitgebreid(De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Als je onderweg wat wil eten en drinken dan is dit vooral mogelijk aan het einde van de route, in de dorpjes Mheer en Noorbeek. Wij kozen ervoor om wat te gaan eten bij Taverne in de Smidse in Mheer en dit kunnen we zeker aanraden. Op het terras aan de doorgaande weg genoten we van een goed verzorgde lunch. Voor de ingang van de Taverne is tevens ook een oude waterput in de grond (via een glasplaat) te zien. Deze waterput was lange tijd cruciaal voor de inwoners van het dorp, maar is inmiddels uitgeput.
Wil je na de hike in de buurt blijven overnachten? Kijk dan eens hier op Natuurhuisje voor bijzondere plekken in de buurt van Noorbeek. Je vindt er vaak de meest unieke en bijzondere plekjes in de natuur, waar je écht tot rust komt.
Toegangspoort naar de binnenplaats van het Kasteel van Mheer(De natuur van hier – Sandra Krol)
In de bossen in Oost-Siberië, aan de Japanse zee, leeft een mysterieuze uil, die maar zelden gezien (laat staan onderzocht) is door mensen. De Blakistons visuil is de grootste uil ter wereld, maar doordat ze een teruggetrokken leven leiden in de ondoordringbare bossen weten we er nauwelijks wat van. Tot nu. In deze boekenreview bespreken we het boek van Jonathan Slaght: Uilen van het eeuwige ijs. Dit is een verslag van zijn reis naar de wildernis van Rusland voor het onderzoek naar een van de minst bekende vogels van deze wereld: de Blakistons visuil.
Uilen van het eeuwige ijs – Jonathan Slaght
Het boek Uilen van het eeuwige ijs is een boek dat in 2020 is uitgebracht door de Amerikaanse wildlife bioloog Jonathan Slaght. In het boek doet Slaght zijn verslag van het meerjarige onderzoek dat hij geleid heeft naar de Blakistons visuil. Door dit onderzoek is Jonathan Slaght één van ’s werelds vooraanstaande experts op het gebied van de visuil en het gebied waarin deze leeft. Uilen van het eeuwige ijs telt in totaal 335 bladzijdes en is hier (bol.com) te verkrijgen als paperback en als e-book.
Samenvatting
Om onderzoek te doen naar de grootste uil ter wereld, moest Jonathan Slaght naar Oost-Siberië, gelegen in Rusland aan de Japanse zee. De Blakistons visuil komt naast Rusland enkel in een deel van China en Japan voor en leeft daar aan brede rivieren die door dichte bossen voeren.
Hetgeen wat de expeditie pas echt extreem maakte, was het feit dat het veldonderzoek plaats moest vinden in de winter. In deze periode waren sporen van visuilen beter, en veel langer, zichtbaar dan in de zomer en was een groot deel van de rivier bevroren. Dit was een voordeel, omdat visuilen dan maar op slechts enkele open plekken in de rivier konden jagen, waardoor ze makkelijker te vinden waren, beter te observeren en uiteindelijk eenvoudiger te vangen waren (in hoeverre je kunt spreken van ‘makkelijk’ bij het vangen van een uil die ruim 65 centimeter kan worden en meer dan 4,5 kilogram kan wegen).
De imposante visuil is een soort die maar weinig mensen in het wild waarnemen (Shutterstock)
In totaal bracht Jonathan samen met een aantal Russische collega’s vier seizoenen door in de barre omstandigheden in Oost-Siberië. Dit alles om meer te weten te komen over de Blakistons visuil, om zo een beschermingsplan op te zetten. Het startte allemaal met het zoeken naar geschikte leefgebieden voor visuilen en naar het zoeken van de visuilen zelf. Zodra ze deze hadden gevonden, konden ze de leefgebieden in kaart gaan brengen en meer te weten komen over de leefwijze van deze enorme uilen. Uiteindelijk wisten ze diverse paartjes op verschillende locaties langs de rivier te vinden en kon het onderzoek echt van start gaan.
Het uitvoeren van het onderzoek bracht veel uitdagingen met zich mee en zorgde ervoor dat Jonathan en zijn collega’s gedwongen werden tot innovatieve oplossingen. De grootste uitdaging was de helse winter in Siberië. Om zich te kunnen verplaatsen tussen het basiskamp en de verschillende leefgebieden van de paartjes visuilen werd er gebruik gemaakt van sneeuwscooters en skies. Vaak moesten ze meerdere keren op en neer skieën om al de benodigde apparatuur op de juiste locatie te krijgen. Hier waren ze dan bijna een hele dag aan kwijt, om enkele dagen later alle apparatuur weer op dezelfde manier terug te brengen naar het basiskamp.
Het werd pas echt gevaarlijk aan het einde van ieder veldseizoen, als de temperatuur langzaam begon te stijgen. Om het gebied te verlaten moesten ze met de sneeuwscooters door de bossen en over de rivieren. Echter ontstonden er door de dooi al zwakke plekken in het ijs, waardoor het oversteken van de rivier levensgevaarlijk was. Dit is meerdere keren maar net goed afgelopen.
Voor het onderzoek naar de visuil moest het onherbergzame gebied van Oost-Siberië bedwongen worden
Het onderzoek naar de visuil
Na het lokaliseren van de visuilen kon het onderzoek echt beginnen. De eerste waarnemingen waren van het geluid van de visuil. Door de donkere, koude bossen klonk een duet van zingende visuilen. Met deze duetten werd duidelijk dat ze in een territorium van een paartje zaten. Nu was het zaak om de nestboom te vinden. Dit is een cruciaal onderdeel in het leefgebied van de visuil en ze zijn vrij kritisch als het op nestbomen aan komt. Ze nestelen namelijk hoog in de kruinlaag van een bos, in oude dode bomen waar de top is uitgebroken door ziekte of door storm. Dit konden iepen, chosenia’s, populieren of andere hoge bomen zijn die in de oude bossen voorkwamen.
De vangst
Nu ze de visuilen gelokaliseerd hadden en het leefgebied in kaart hadden gebracht, was het tijd om een plan te maken om ze te vangen. Vervolgens konden ze van allerlei gegevens opmeten, de visuilen voorzien van zenders en ze zo voor langere tijd volgen. De broedende visuilen werden echter niet gevangen (om verstoring van de voortplanting te voorkomen). Het bleek nog knap lastig te zijn om deze uilen te vangen, ondanks de weinige plekken die de uilen hadden om te jagen in de rivier. Verschillende vangtechnieken werden geprobeerd en na een tijd hadden ze dan eindelijk een goede methode gevonden.
Visuilen zoeken in de winter open plekken in de rivier op om te kunnen jagen(Shutterstock)
Na vangst werden de visuilen voorzien van zenders die het veldseizoen erna uitgelezen zouden worden. Dit draaide echter uit op een mislukking. Om verschillende redenen (defect door de extreme kou, kapot geprikt door de visuil, etc.) was bijna geen een zender meer werkend het jaar erop. Er moest dus iets anders verzonnen worden. Uiteindelijk wist Slaght een aantal gps-dataloggers te strikken. Deze kostten echter een veelvoud van de andere zenders, maar hierdoor konden de uilen alsnog gevolgd worden. Dit heeft geleid tot een unieke inkijk in het leven van de mysterieuze uilen.
Naast de leefwijze heeft Slaght samen met zijn Russische collega’s veel tijd gestoken in het onderzoeken van het leefgebied van de visuil. In het territorium werden alle plantensoorten in kaart gebracht en in de rivier werden de vissoorten vastgesteld. Door deze gegevens te combineren met de vliegpatronen van de visuilen, kwam Slaght erachter dat visuilen de verschillende zalmsoorten in de rivier volgde naar de plekken waar ze zich voort planten. Dit zorgde ervoor dat de visuil erg succesvol was in zijn jachttechniek. Daarnaast kwamen ze erachter dat met het beschermen van de paaiplaatsen van de zalmen ook de visuilen beschermd werden.
Visuilen profiteren van beschermingsmaatregelen voor vissen in de rivieren, die stromen door hun leefgebied (Shutterstock)
De resultaten
In de periode tussen 2006 en 2010 heeft Jonathan Slaght in totaal 20 maanden doorgebracht in de Russische bossen. Alle data die hij in die tijd heeft verzameld, heeft hij gebundeld en in zijn onderzoek gebruikt ter bescherming van de visuil. Een van de resultaten was dat de visuilen uitsluitend in de dalen bij de rivieren leven. Hier lagen echter ook de belangrijkste wegen in het gebied, die voornamelijk gebruikt werden door de houthandelbedrijven, wat zorgde voor een conflict. Met behulp van het onderzoek heeft Jonathan samen met zijn team belangrijke beschermingsmaatregelen kunnen afspreken. Hierdoor kan er in de toekomst meer rekening gehouden worden met de visuil in het gebied, wat zou moeten leiden tot minder (verkeer)slachtoffers.
Conclusie
Het boek Uilen van het eeuwige ijs is een vermakelijk boek dat je kennis laat maken met een van de gaafste uilen ter wereld. Maar naast de kennismaking met de Blakistons visuil, zul je ook kennis maken met een gebied dat voor vele van ons onbekend is en waar de meeste nooit zullen komen. Het boek geeft daarnaast een uitstekend inzicht in het uitdagende werk van een wildlife bioloog.
Naast de Blakistons visuil laat Jonathan Slaght je kennis maken met ander wildlife uit de regio zoals de Stellers zeearenden, oeraluilen, Chinese woudapen en zwarte beren. Het boek is, naast dat het ontzettend leuk is om te lezen, belangrijk omdat het aandacht vraagt voor een van de laatste wildernissen op deze aarde. Het geeft een unieke kijk in het gebied en na het lezen van het boek kun je niet anders dan het met me eens zijn dat deze wildernis de moeite is om te beschermen. Het boek is hier te bestellen bij bol.com.
Nog niet uitgelezen? Lees dan hier onze review over het boek ‘Een bevlogen jaar’ geschreven door Arjan Dwarshuis. In dit spannende boek neemt Arjan je mee rond de wereld om het wereldrecord vogels kijken in één jaar te verbreken!
Vlak over de grens bij onze zuiderburen vind je de Ardennen. Een gebied in België dat zich kenmerkt door de grote loof- en naaldbossen, grote rotsformaties en valleien met rivieren en watervallen. Een uitstekend wandelgebied met een gevarieerde flora en fauna. Tijdens ons bezoek aan de Ardennen overnachtten we op een bijzondere plek. In een ‘dome boomhut’ tussen de bomen en recht onder de sterren. Een unieke slaapervaring in een toch al bijzonder gebied.
Dome boomhut
Op ongeveer een uur rijden vanaf de grens bij Maastricht vind je het plaatsje Fisenne. Fisenne ligt op een kleine afstand van de meer bekende plaats in de Ardennen, Durbuy. De omgeving rondom Fisenne kenmerkt zich door een half openlandschap, waarbij akkers, kruidenrijke graslanden en kleine bossen zich afwisselen. In een weiland gelegen langs een boerderij (250 meter verderop, waar je de auto parkeert) staat een boomhut aan de rand van het bos.
Het is echter geen boomhut zoals je die wellicht zou verwachten. Op een vlonder tussen twee bomen in, circa vier meter boven de grond, staat een bolvormige hut. Deze hut is gemaakt van hetzelfde materiaal als waar springkussens van worden gemaakt. De gehele bovenzijde van de hut is transparant, waardoor je dus de kroon van de twee bomen en de sterrenhemel van dichtbij kunt zien vanuit de hut.
De dome-boomhut staat aan de rand van een bos (foto: natuurhuisje.nl)
Natuur van dichtbij beleven
Hierdoor kun je dus veel vogelsoorten van dichtbij in hun natuurlijke habitat zien, zonder dat zij jou opmerken. De ochtend dat wij wakker werden hebben we in een kort tijdsbestek koolmezen, kuifmezen, zwartkoppen, zanglijsters en een gaai gezien. De avond ervoor hadden we het geluk dat het helder was en hebben we een prachtige sterrenhemel gezien! Fantastisch om naar te kijken, zonder afgeleid te worden van hinderlijke omgevingsgeluiden, maar enkel begeleid door de zang van een bosuil.
Een van de soorten die je vanuit de boomhut kunt zien is de sierlijke kuifmees
’s Ochtends, als je wakker wordt, kan er nog een aangename verassing op je staan te wachten. Vanuit het bos zouden er namelijk wilde zwijnen of herten naar de bosrand kunnen zijn gekomen, die vlak bij de boomhut staan te foerageren. De beste kans om een van deze zoogdieren te spotten is net voor of tijdens zonsopkomst.
Wandelen
De Ardennen zijn natuurlijk een uitstekende plek voor van allerlei buitenactiviteiten. Een van de meest populaire daarvan is wandelen. Een wandeling door het unieke landschap van de Ardennen is dan ook uitstekend te combineren met een verblijf in dit natuurhuisje.
Korte wandeling in Durbuy
Een korte wandeling van 5,5 tot 7,5 kilometer (afhankelijk van waar je de auto parkeert) kun je lopen vanuit het historische stadje Durbuy. Dit is, ondanks de korte afstand, een zeer gevarieerde route. Je start bij de Falize rots, die ongeveer 350 miljoen jaar geleden ontstaan is. Het eerste gedeelte loop je langs de rivier De Ourthe (een zijrivier van De Maas), die je leidt naar een pittige klimmetje. Als je boven komt, kom je in het gehucht Bohon. Je vervolgt de weg dan weer richting Durbuy. Je bereikt uiteindelijk Durbuy door in een fraai bos een aantal trappen af te dalen. In Durbuy is daarnaast een groot outdooractiviteitencentrum, waar je onder andere kunt kanoën.
De route is bewegwijzerd door middel van groene rechthoekjes. Hier is ook een uitgebreide beschrijving van de route te vinden.
De Falize rots, zo’n 350 miljoen jaar geleden ontstaan
Middellange wandeling rondom Soy
Dit is een wandeling die ongeveer langs de boomhut loopt en start in Soy bij het kerkhof. Het is een erg rustige wandeling van ongeveer 14,5 kilometer lang. De wandeling leidt je door een redelijk open landschap (waarschijnlijk meer open dan je van de Ardennen gewend bent). Uiteraard doorkruis je zo nu een dan wel een bos, waarbij er in eentje een pittige klim op je te wachten staat. In het meer open landschap vallen de oude eiken en beuken langs de route op. Daarnaast heb je een goede kans om roofvogels zoals buizerds en wouwen in de lucht te zien.
Via deze link van Wandelgids Zuid-Limburg is er meer informatie over deze route te vinden, zoals een gpx-bestand van de route voor je smartwatch en enkele foto’s.
Een goede reden om naar de Ardennen te gaan, is de rijkdom aan (bijzondere) dieren en planten. De grote, oude bossen en het hoogteverschil zorgen ervoor dat veel dieren en planten zich er thuis voelen en de invloeden van de mens zijn er nog enigszins beperkt.
Op het gebied van zoogdieren kun je er herten en everzwijnen zien. Maar ook vossen, boommarters, wolven en zelfs lynxen zijn waar te nemen in de Ardennen. De meeste van deze dieren (vooral lynxen) ontwijken echter liever contact met mensen, waardoor je ze niet snel zult zien.
Makkelijker te spotten zijn vogels. Deze laten zich veel makkelijker zien en er zijn een aantal leuke soorten te ontdekken. Eerder noemde we al buizerds en wouwen, maar ook voor bijvoorbeeld spechten ben je aan het juiste adres. Zo heb je hier bijvoorbeeld, naast de spechten die je in Nederland tegen kunt komen, ook de grijskopspecht. Andere gave vogels die je tijdens je verblijf in de Ardennen kunt waarnemen zijn de raaf, gele kwikstaart en de waterspreeuw.
Ook voor bijzondere flora ben je in de Ardennen aan het juiste adres. Wij waren er in het voorjaar, de tijd dat de sleutelbloemen opvallen met hun gele bloemen. De bosanemonen en daslook kleurden de bodem van bossen wit en pinksterbloemen floreerde in de weilanden.
Het verblijf in de dome boomhut
Al met al kunnen we de boomhut in de Ardennen zeker aanraden. Je moet hiervoor wel goed ter been zijn en een beetje avontuurlijk in gesteld zijn. Houd er rekening mee dat het bij koude nachten in de dome boomhut nog wel koud kan worden, ondanks de maatregelen (donsdeken en elektrische heater) die de verhuurder heeft genomen. Tijdens onze nacht daalde de temperatuur tot net onder het vriespunt en werd het in de dome dus best koud. Neem dus zeker warme kleding mee als de weersvoorspellingen niet zo goed zijn.
Ben je bereid de kou te trotseren, of op een ander moment de hut te boeken, dan ben je een ervaring rijker. Via deze link (natuurhuisje.nl) kun je de boomhut boeken en een onvergetelijke ervaring in een unieke accommodate beleven.
Zo nu en dan duiken er in ons land plant- en diersoorten, en andere organismen, op die hier van nature niet voorkomen. Vaak bereiken deze soorten met behulp van ons, de mens, ons land. Onze soort is nou eenmaal wereldwijd verspreid, wat ervoor zorgt dat we naar de andere kant van de wereld reizen voor vakantie, werk of door het transporteren van middelen. De plant- en diersoorten die deze reis onopgemerkt met ons mee maken, komen in een nieuw gebied terecht. Hier kunnen ze flinke schade aanrichten aan de reeds aanwezige, inheemse flora en fauna. Dergelijke soorten noemen we invasieve exoten. In deze blog lees je alles over deze exoten. Hoe ze hier terechtkomen, waarom ze een probleem zijn, en wat er aan kunnen doen.
Japanse duizendknoop is misschien wel de meest bekende invasieve exoot van de laatste jaren. De plant werd ooit ingevoerd als sierplant voor in de tuin
Het begrip invasieve exoot
Het begrip ‘invasieve exoot’ bestaat uit twee delen. Om goed te kunnen begrijpen wanneer een plant- of diersoort wordt gekwalificeerd als invasieve exoot, is het van belang deze twee delen los van elkaar helder te hebben. Dit is het makkelijkste uit te leggen door als eerste het woord exoot uit te leggen. Wanneer is een dier of plant een exoot in Nederland?
Exoot
Een exoot is een organisme dat zich buiten zijn natuurlijke verspreidingsgebied heeft gevestigd. Het dier is hier (bewust of onbewust) door de mens geïntroduceerd en heeft zich hier weten te handhaven. Het organisme heeft een volledige levenscyclus kunnen voltooien, zonder behulp van de mens.
Bovenstaande definitie laat natuurlijk nog ruimte over voor discussie. Om het gemakkelijker te maken is er ooit gesteld in Nederland, dat dieren die vóór het jaar 1500 in Nederland voorkwamen, allemaal als inheems worden gezien. Het is namelijk niet mogelijk om voor ieder soort zover terug in de tijd te gaan om na te gaan of we met een exoot hebben te maken of niet.
Een goed voorbeeld van een soort die van nature niet voorkomt in Nederland, maar wel als inheems wordt gezien is de kersenboom. De kersenboom komt namelijk van oorsprong voor in de meer zuidelijkere delen van Europa, maar is door de Romeinen ingevoerd in ons land. Caesar liet namelijk (onder andere) plantages kersenbomen aanplanten om zijn legioenen te voorzien van voedsel. Nadat de Romeinen verdwenen, bleven de kersenbomen achter en wist de boom zich te vestigen in ons land. Andere voorbeelden van soorten die voor 1500 al in ons land aanwezig waren, maar hier niet van nature voorkomen zijn de knobbelzwaan en de fazant.
Kersenbomen werden door de Romeinen aangeplant en kwamen zo in Nederland terecht. De bomen hebben zich weten te handhaven en zijn tegenwoordig nog terug te vinden in de Nederlandse natuur
Invasief
Nu we duidelijk voor ogen hebben wat exoten zijn, is het belangrijk om te bepalen wat er met invasieve exoten wordt bedoeld. Immers niet alle exoten zijn invasieve exoten. Invasief laat zich vertalen als iets wat groeit, buiten de plek waar het ontstaan is. Je zou ook binnendringend kunnen zeggen.
Invasieve exoten zijn dus organismen die zich snel vermeerderen op een plek waar ze niet op eigen kracht zijn gekomen, maar met behulp van de mens, en daar een bedreiging vormen voor de inheemse natuur. Doordat deze soorten zich enorm snel vermeerderen, zijn ze een gevaar voor de inheemse flora en fauna. Vaak in het bijzonder de inheemse tegenhanger van de soort. Ze vormen vaak concurrentie voor de inheemse soort en dragen soms ziektes mee waar ze zelf geen last van hebben, maar voor de inheemse soort fataal kan zijn.
Er zijn dus ook veel voorbeelden te vinden van exoten in Nederland, die niet bestempeld worden als invasieve exoot. De Amerikaanse eik is hier een voorbeeld van. Omdat de Amerikaanse eik niet een dermate invasief gedrag vertoont, staat deze niet op de lijst van invasieve exoten, en hoeft daarom niet wettelijk bestreden te worden. Wel is het zo dat onze natuurgebieden nog steeds meer gebaat zijn bij een inlandse eik dan een Amerikaanse eik. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat er op en rondom een inlandse eik (zoals de zomereik) zo’n 400 andere organismen (zoals mossen en insecten) te vinden zijn, tegenover respectievelijk 200 soorten op de Amerikaanse variant. Kies dus altijd voor een inheemse soort.
Zoals gezegd gebeurt de verspreiding van deze exoten met behulp van de mens. Het constante reizen van ons heeft ervoor gezorgd dat er overal ter wereld soorten voorkomen die daar van nature niet voorkomen. Sommige soorten hebben we in der loop der jaren bewust uitgezet in bepaalde gebieden, andere hebben we onbewust meegenomen. Let op: in deze paragraaf spreken we over exoten, dus niet per se over invasieve exoten. Goed om te onthouden: een exoot hoeft niet altijd invasief te zijn, maar een invasieve soort is wel altijd een exoot.
In het verleden zijn in Nederland diverse dieren uitgezet, vooral voor het ‘vermaak’. In de meeste gevallen de jacht. Fazanten, konijnen en knobbelzwanen zijn hier allen voorbeelden van.
Daarnaast hebben we van heinde en verre dieren en planten meegenomen als huisdier, of als sierplant in de tuin. Onze beken en plassen worden tegenwoordig vaak bewoond door diverse moerasschildpadden (geelbuik-, geelwang- en roodwangschildpadden). Deze dieren worden als jonge exemplaren gekocht in de winkel, maar op het moment dat men erachter komt dat deze dieren groot en zeer oud kunnen worden, wordt er afscheid van genomen. De dieren belanden dan vaak in de natuur, omdat ze er anders niet vanaf komen.
Moerasschildpadden worden vaak als jonge dieren gekocht in de dierenwinkel, maar komen daarna al vrij snel in de natuur terecht omdat ze te groot worden.
Een ander voorbeeld is de Amerikaanse stierkikker, die van nature niet in Europa voorkomt. Deze soort is in Europa ingevoerd voor de consumptie van kikkerbillen, maar ook als huisdier (vijvers). Ook deze soort heeft zich in onze natuur weten te handhaven en is een serieuze bedreiging voor de inheemse kikkers in ons land. Ze zijn een geduchte voedselconcurrent, en omdat ze veel groter worden dan de inheemse kikkers, kunnen ze soms zelfs de kikker consumeren.
Naast huisdieren, hebben we in de loop der jaren ook van allerlei planten meegenomen voor in onze tuinen. Het meest recente en bekende voorbeeld hiervan is natuurlijk de Japanse duizendknoop. De soort verspreidt zich ontzettend snel, en is een ware plaag voor groen- en natuurbeheerders. Daarnaast zijn er ook wat vijverplanten, grote waternavel en watercrassula bijvoorbeeld, die we hier geïntroduceerd hebben en die nu onze inheemse soorten bedreigen.
Industrie
Dan zijn er nog enkele dieren in de Nederlandse natuur terecht gekomen doordat ze ontsnapt zijn uit fokkerijen. In het verleden waren er in Nederland diverse nertsenfokkerijen te vinden, voor het bont. Hiervoor werd over het algemeen de Amerikaanse nerts gehouden. Uit diverse fokkerijen zijn nertsen ontsnapt, die zich hebben weten te vestigen in de natuur. Ook zijn er in andere delen in Europa op eenzelfde manier wasbeerhonden uit fokkerijen ontsnapt. Deze worden ook zo nu en dan in Nederland waargenomen.
Naast het bewust invoeren van plant- en diersoorten, komt het ook wel eens voor dat we soorten onbewust op onze reis meenemen. Een goed voorbeeld hiervan zijn planten en dieren die meekomen met het ballastwater van schepen. Wanneer het schip ergens vracht gelost heeft, wil het met ongeveer hetzelfde laadgewicht terug gaan om de sterkte en stabiliteit van het schip te behouden. Als er geen vracht opgehaald wordt, wordt het schip deels gevuld met zeewater, wat dienst doet als ballast.
Met dit water worden vanzelfsprekend allerlei planten en dieren meegenomen, die bij terugkomst weer worden geloosd in de zee. Op deze manier zijn er al rivierkreeften en grondels mee gekomen die hier de inheemse watervissen bedreigen.
Via het ballastwater van schepen komen veel exoten die in het water leven ons land binnen
Ook bij andere logistiek van middelen die we importeren komen organismen mee. Denk hierbij bijvoorbeeld aan spinnen en insecten die via de handel in voedsel (fruit met name) in een ander land terecht komen. Tot slot komen er ook zaden van planten met ons meegereisd, vastklevend aan de kleding of onder het schoeisel.
Wat te doen met invasieve exoten?
Invasieve exoten vormen een serieuze bedreiging voor onze inheemse flora en fauna. De aantallen (invasieve) exoten zijn de laatste decennia toegenomen, logischerwijs omdat we steeds meer zijn gaan reizen. Deze toename maakt het daarom ook essentieel om actief beheer te voeren om de inheemse soorten te beschermen.
Een van de belangrijkste redenen waarom exoten hier invasief gedrag kunnen vertonen, is omdat ze hier geen natuurlijke vijand hebben. Dit zorgt ervoor dat ze eindeloos in aantallen kunnen toenemen. Deze ontwikkelingen kunnen er niet alleen voor zorgen dat dit ten koste gaat van een andere soort, maar ook dat hele ecosystemen (en daarmee hun ecosysteemdiensten) ontregeld worden. Dit kan dus ook negatieve gevolgen hebben voor ons als soort.
De bestrijding van invasieve exoten is een tijdrovende kwestie en kan soms veel geld kosten. Er moet inzicht verkregen worden in de ecologie van een exoot. Hiervoor is vaak data van het verspreidingsgebied nodig, waarbij zenderen van de dieren het meest effectief is. Om dit te doen moeten exemplaren gevangen worden en voorzien van een zender, wat arbeidsintensief is en relatief duur (de zenders) is. Dit zorgt er voor dat er met het beperkte budget ook maar beperkt ingegrepen kan worden, wat vaak niet genoeg is om de invasieve exoot te verdringen. Door zelf je waarnemingen van invasieve door te geven via waarneming.nl, kun je dus een waardevol bijdrage leveren aan het bestrijden van de invasieve exoten.
Er komen gelukkig steeds strengere regels omtrent het invoeren van plant- en diersoorten. Daarnaast is er steeds vaker een verbod op het houden en kweken van hobbydieren die bestempeld zijn als invasieve exoot.
Herintroductie van soorten kan ervoor zorgen dat invasieve exoten zoals rivierkreeften minder hard in aantallen toenemen
Ook is er bewezen dat het (her)introduceren van inheemse soorten kan meehelpen in de bestrijding van invasieve exoten. Een goed voorbeeld hiervan is de otter, die ruim 20 jaar geleden is geherintroduceerd en veel rivierkreeften eet. Ten slotte zijn er experimenten gedaan met het introduceren van een bladvlo waar bij Japanse duizendknoop. Deze drinken het sap van de plant, waardoor de enorme groei van de plant (tot wel tien centimeter per dag!) geremd wordt, en minder woekert.
Bovenstaande methodes bieden hoop voor de toekomst. Onderzoek blijft echter nodig, om de hoeveelheid invasieve exoten in ons land binnen de perken te houden.
De maan, de zon en de aarde hebben er allemaal mee te maken: het proces van eb en vloed. Hoog water wisselt zich af met periodes van laag water. Daarnaast zijn er ook periodes van doodtij en springtij. Dit kan gevaarlijke natuurverschijnselen doen ontstaan, zoals Watersnoodramp in 1953. We zijn altijd bezig ons te beschermen tegen deze natuurkracht. Desondanks zijn er ook momenten waarop we een andere kant van de zee kunnen ervaren, door bijvoorbeeld te gaan wadlopen. In deze blog lees je alles over het fenomeen eb en vloed.
Eb en vloed: het proces van aantrekken en terugtrekken
In al het water op aarde merk je het effect van eb en vloed. Dit heeft te maken met de stand van de aarde en de maan. Maar wat is eb en wat is vloed? Wanneer het eb is, staat het water laag. Bij vloed staat het water juist hoog. Vind je het lastig om dit te onthouden, dan kun je denken aan dit ezelsbruggetje: als je iets in overvloed hebt, heb je er veel van. Zo is het ook met water; als het vloed is, is er veel (hoog) water.
Op grote oppervlakken merk je het verschil tussen eb en vloed meer dan bij kleinere oppervlakken. Bij versmallingen, zoals bij de Straat van Gibraltar, zul je bijvoorbeeld veel minder van het aantrekkende en wegtrekkende water merken dan bij de aangrenzende Noordelijke Atlantische Oceaan. En omdat de Straat van Gibraltar zo smal is, kan er geen eb en vloed ontstaan in de Middellandse Zee. Het zeeniveau kan door deze versmalling niet merkbaar stijgen of dalen.
Tijdens eb trekt het water zich terug en komen zandbanken bloot te liggen
Invloed van buitenaf
Het proces van eb en vloed heeft te maken met de aantrekkingskracht van de maan. Hoe zit dat nu precies? De maan trekt aan de aarde, maar ook aan het water op aarde. Op het deel van de aarde waar de maan aan trekt, staat het water hoger. Daar is het dus vloed. Door deze aantrekkingskracht ontstaan ook de golven. Doordat de aarde en de maan draaien, trekt de maan het water mee. Hierdoor zie je de golfbeweging van het water.
Eb en vloed kent een steeds terugkerende cyclus. Het is twee keer per dag eb en twee keer per dag vloed. Grof genomen, want de periode tussen vloed en de volgende vloed is ongeveer 12 uur en 25 minuten. Doordat de wereld om haar eigen as draait in 24 uur, staat elke kant twee keer per etmaal aan de kant van de maan.
Tijdens eb kun je zeehonden zien rusten op zandbanken en bij geulen
Springtij
Zoals je hierboven kunt lezen, heeft de maan dus een sterke aantrekkingskracht op de aarde en het water op de aarde. Maar ook de zon heeft invloed hierop. Wanneer de aarde, maan en zon op één lijn staan, is het springtij. Het verschil tussen hoogwater en laagwater is nu het grootst. Dit komt twee keer per maand voor, namelijk een week na nieuwe maan of volle maan.
Met springtij kan het water nog hoger komen dan met vloed
Doodtij
Aan de andere kant hebben we ook doodtij. Dit is eigenlijk het tegenovergestelde van springtij. Met doodtij is het verschil tussen hoogwater en laagwater juist het kleinst. Gemiddeld gezien staat het hoogwater niet zo hoog als anders en het laagwater staat niet zo laag als anders. De maan, aarde en zon staan nu niet op één lijn. De maan en de aarde staan op één lijn, maar de zon staat in een haakse hoek op de aarde.
Gevaar in zee tijdens eb
Wanneer het eb wordt, trekt de zee zich terug. Dit kan gevaarlijke situaties opleveren, waar je mee de zee in wordt getrokken door de stroming. Het kost dan veel kracht om hier tegenin te zwemmen. Het beste is dan om te wachten op golven die richting de kust gaan, zodat je je op die stroming kunt begeven. Wanneer het eb is, zijn muien ook erg gevaarlijk. Muien bevinden zich tussen zandbanken en kunnen erg brede en lange geulen zijn. De stroming is hier vaak erg sterk.
In 1953 kwamen er facetten samen die leidden tot een enorme natuurramp: de Watersnoodramp. Op 1 februari stonden de maan, de aarde en de zon op één lijn: springtij. Daarbij stak er een felle noordwestenwind op, die de golven nog hoger en zwaarder op het land liet beuken. Deze twee zaken, in combinatie met het onder zeespiegel liggende land, zorgen ervoor dat de dijken doorbraken en een heel deel van Zeeland overstroomde. Dit is een van de grootste natuurrampen van ons land. Sindsdien zijn er grote waterwerken gebouwd, om zo’n ramp in de toekomst te voorkomen: de Deltawerken.
De Deltawerken verdedigen het land tegen hoogwater
Menselijk ingrijpen
Al voor de Deltawerken was men bezig met het in toom houden van het water. Enkele decennia voor de Deltawerken werd het plan voor de Afsluitdijk gemaakt.
Met de komst van de Afsluitdijk is de Zuiderzee veranderd in het IJsselmeer. In 1932 werd het laatste gat gedicht en in 1933 konden mensen het gebruiken als autoweg. De Zuiderzee, met haar getijden, bestond niet meer. Het IJsselmeer is een zoetwaterplas. Een levensveranderende situatie voor het leven in de zee. Het zoute water veranderde nu in zoet water. De eerste tijd was het water nog zout, maar omdat er geen verbinding meer met de zee was en er onder andere door regen en rivieren zoet water aangevoerd wordt, werd het water brak. Na enkele jaren was het water volledig zoet. Zoals eerder genoemd, had dit grote gevolgen. Dieren die afhankelijk zijn van zout water, zoals vis en daarmee ook de vogels die die vis eten, konden hier niet overleven.
Het moge duidelijk zijn: water staat nooit stil. Toch willen we graag het water meten, zodat we kritieke grenzen met betrekking tot hoogwater kunnen bepalen, bijvoorbeeld. En nu het klimaat drastisch verandert, stijgt de zeespiegel snel. Hoe meten we dat dan? In Nederland gebruiken we NAP. Met NAP geven we in Nederland aan hoe hoog (of laag) het water staat ten opzichte van een nulpunt. Dit nulpunt werd ooit voor het eerst aangebracht in de Amsterdamse sluizen. Vandaar de naam.
Normaal Amsterdams Peil
Doen: wadlopen
Wanneer het eb wordt, trekt de zee zich terug. Dat betekent dat er delen van de zeebodem droog komen te liggen. Dit gebeurt ook bij de Waddenzee. Wanneer het daar eb wordt, kun je naar verschillende Waddeneilanden lopen, zoals Schiermonnikoog, Ameland en Terschelling. Ook enkele andere eilanden zijn lopend te bereiken. Deze wandeltochten variëren in zwaarte, maar feit is dat je er sowieso wel sportief voor moet zijn. Een mooie ervaring om eens mee te maken, onder begeleiding van een gids.
Het Waddengebied is een zeer belangrijke plek voor allerlei trek- en watervogels. Tijdens het wadlopen zul je veel verschillende soorten horen en zien.
Net zoals we als mensen onderling samenleven en daar baat bij hebben, gebeurt dit ook in de ‘echte’ natuur. Er zijn talloze voorbeelden te bedenken van soorten die op het eerste oog niets met elkaar te maken hebben, maar toch met elkaar samenleven en hiervan profiteren. Het gaat zelfs zo ver dat sommige soorten hiervan afhankelijk zijn en zouden sterven als deze bijzondere samenwerking er niet zou zijn. Deze samenwerking noemen we een symbiose. In deze blog leggen we het begrip ‘symbiose’ verder uit, kijken we welke soorten symbiose er zijn, noemen we voorbeelden en zoeken we uit of we in Nederland ook dergelijke samenwerkingen kunnen vinden.
Symbiose is het langdurige samenleven van individuen van verschillende soorten waarbij er een biologische interactie plaats vindt. We kennen zes verschillende vormen van symbiose;mutualisme, commensalisme, parasitisme, neutralisme, amensalisme en concurrentie.
Korstmossen zijn een goed voorbeeld van symbiose. Dit is het resultaat van een samenwerking tussen een schimmel en een groenwier. Hier is het prachtige groot dooiermos te zien
Wat is een symbiose?
Symbiose is dus een heel breed begrip. De individuele soorten bij een symbiose noemen we symbionten. Symbiosen zijn terug te vinden in alle vormen van natuur en over de hele wereld. Er zijn voorbeelden van symbiosen te noemen tussen grote, goed ontwikkelde dieren zoals zoogdieren, maar ook op cellulair niveau zijn symbiosen te ontdekken (endosymbiose). Daarnaast kun je een symbiose waarnemen op de bodem van de oceaan, maar ook in de Hollandse polders en weilanden.
Er zijn diverse vormen van symbiosen. Deze worden hoofdzakelijk onderverdeeld op basis van het voordeel (of nadeel) wat beide soorten ervan hebben. Grofweg worden symbiosen onderverdeeld in zes verschillende vormen;
Mutualisme;
Commensalisme;
Parasitisme;
Neutralisme;
Amensalisme;
Concurrentie.
De zes vormen van symbiose (De natuur van hier)
Daarnaast zijn er nog een paar losse verschijnselen, die nog niet volledig als een aparte vorm van symbiose worden gedefinieerd. Predatie wordt niet gezien als een vorm van symbiose. De voornaamste reden hiervoor is dat, om van een symbiose te spreken, beide soorten in leven moeten zijn. Bij predatie is dit in de eindfase niet meer het geval.
Predatie wordt niet gezien als een vorm van symbiose
Mutualisme
Een mutualisme is een symbiose waarbij beide soorten baat hebben bij de onderlinge interactie. De symbiose kan zelfs noodzakelijk zijn voor het voortbestaan van één of beide soorten. Een voorbeeld van een mutualisme vinden we bij de Acacia collinsii en enkele mierensoorten. De boom en de mieren komen voor in Midden-Amerika, en sommige delen van Afrika. De Acacia heeft holle stekels, waarin de mieren bescherming vinden. Daarnaast geeft de boom een zoetachtige stof af, waar de mieren zich dankbaar mee voeden. In ruil bieden de mieren de bomen bescherming. De mier bijt grazers in hun tong wanneer deze van de Acacia proberen te eten en valt andere insecten aan om ze te weren van de boom.
Uit recent onderzoek blijkt dat de mutualistische symbiose tussen grote grazers (onder andere buffels en neushoorns), en ossenpikkers in Afrika toch niet zo voordelig voor beide soorten blijkt als in eerste instantie gedacht werd. Ossenpikkers eten weliswaar de teken en horzellarven uit de vacht van de grazer, maar ze blijken ook diepe wonden te maken om er bloed uit te kunnen drinken. Daarnaast eten ze voornamelijk de teken die vol met bloed zitten waardoor het positieve effect minimaal is. In dit geval is er dus geen sprak van mutualisme, wat wel altijd gedacht werd.
Is de symbiose tussen de buffel en de ossenpikkers wel echt voordelig voor beide soorten?
Commensalisme
Er is sprake van commensalisme als één soort voordeel heeft bij de interactie, maar daarbij de andere soort niet schaad. Bij een dergelijke relatie is het vaak zo dat de gastheer een stuk groter is dan de soort die voordeel heeft bij de relatie. Een goed voorbeeld is de relatie tussen een garnaal (Periclimenes imperator) en zeekomkommers en/of zeesterren. De garnaal klimt op de zeekomkommers en -sterren en gebruikt ze als transport over de bodem van de zee heen. De garnaal kan hierdoor in een groter gebied naar voedsel zoeken zonder dat het hem extra energie kost.
Parasitisme is een vorm van symbiose waarbij de ene soort, de parasiet, leeft op, of in de andere soort (gastheer). Hierbij beïnvloed de parasiet het leven van de gastheer op een nadelige manier. De parasiet voedt zich met de gastheer, of voedt zich met het voedsel van de gastheer (wanneer het een parasiet in de darmen betreft).
Voor een voorbeeld van parasitisme kunnen we bij onze eigen soort blijven. Alleen zijn wij dan de gastheer en is een lintworm de parasiet. Lintwormen kunnen ons lichaam binnen komen wanneer we de eitjes doorslikken. De kans dat dit gebeurd is het grootste bij het eten van rauw vlees. Dit wordt in een land als Nederland gelukkig vaak voorkomen door de hygiëne-eisen in slachthuizen.
Neutralisme
Er is sprake van neutralisme wanneer er een biologische interactie is tussen twee soorten waarbij er geen sprake is van voordeel of nadeel voor een van de soorten. Dit is het geval bij epifytisme bij planten. Epifyt is vertaald vanuit het Grieks op-plant. Het gaat dus om organismen die op planten leven. In dit geval planten die op andere planten leven. Mossen, korstmossen en bromelia’s zijn voorbeelden van epifyten.
Epifyten, zoals mossen, leven op andere planten en hebben daarmee een biologische interactie
Amensalisme
Amensalisme wil zeggen dat één van de twee soorten de andere soort benadeelt, zonder dat de soort daar zelf voordeel bij heeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij de notenboom (Juglans regia). De notenboom geeft een stof af via de wortels, juglon, wat ervoor zorgt dat kruidachtige planten in de wortelzone worden onderdrukt.
Concurrentie
De laatste vorm kennen we allemaal wel, concurrentie. Er is sprake van concurrentie wanneer er een biologische interactie is tussen twee soorten, waarbij de fitheid van de ene soort onderdrukt wordt door de andere. Over het algemeen is er bij concurrentie sprake van een verliessituatie voor beide soorten.
Een voorbeeld van concurrentie vinden we bij zeesponzen en koraal. Ze concurreren om voedsel. Als de zeespons al het voedsel zou hebben, zou dat in eerste instantie een voordeel lijken voor de soort. Maar als de zeespons al het voedsel heeft, sterft het koraal, waarmee het koraalrif verdwijnt en de zeespons ook niet zou kunnen overleven.
Naast bovengenoemde soorten zijn er nog een paar andere vormen van symbiose. Een daarvan is mimicry. Mimicry betekent letterlijk nabootsing. De ene soort doet dus de andere soort na. Er zijn verschillende vormen van mimicry, maar dit is iets te uitgebreid om in deze blog uit te leggen. Houd de site in de gaten, hier zal binnenkort een aparte blog over verschijnen.
De geel/zwarte kleur bij zweefvliegen is een voorbeeld van mimicry in de natuur. Zweefvliegen imiteren hiermee wespen om roofdieren af te schrikken
Dan is er nog de verzorgende symbiose, zoals we eerder hebben besproken tussen de grote zoogdieren en de ossenpikkers. Dit komt bijvoorbeeld ook voor bij vogels en krokodillen en zuigvissen en haaien of shildpadden. De reden dat we dit als een aparte vorm benoemen is omdat er al decennia lang discussie is tussen wetenschappers over de voordelen hiervan. Hebben beide soorten voordeel (mutualisme)? Heeft allen de verzorgende soort voordeel (commensalisme)? Schaadt de verzorgende soort de gastheer ook (parasitisme)? Omdat wetenschappers het er nog niet over eens zijn wordt het dus soms als een aparte vorm gezien.
Voorbeelden van symbiose in Nederland
Symbiosen komen overal ter wereld voor, ook in Nederland. Een van de voorbeelden zagen we aan het begin van de blog al; korstmossen. Korstmossen zijn een mutualistische symbiose tussen schimmels en groenwieren. Vaak kunnen de twee niet zonder zonder elkaar overleven. Het groenwier zorgt door middel van fotosynthese voor suikerverbindingen, waarmee de schimmel zich voedt. De schimmel zorgt op zijn beurt voor het vasthouden van water, wat de alg gebruikt voor fotosynthese, en zuren, wat het opnemen van mineralen vergemakkelijkt.
Een ander voorbeeld vinden we in de Hollandse weilanden, tussen de koeien. Want als je gelukt hebt, zie je soms een kleine, gedrongen reiger tussen de koeien lopen. Dit is de relatief zeldzame koereiger. De koereigers worden vaak bij koeien waargenomen omdat ze een symbiotische relatie hebben. Doordat de koeien al grazend door de weilanden lopen, drijven ze insecten en andere kleine dieren uit hun schuilplaatsen. De koereiger weet dit, en door simpel de koeien te volgen hoeft deze alleen rustig te wachten totdat de insecten uit de schuilplaatsen komen. Zo weet de koereiger een makkelijke prooi te vinden zonder veel energie te verspillen.
De koereiger vinden we vaak in de buurt van koeien, waar hij gemakkelijk voedsel kan vinden
Symbiose voor menselijk gebruik
In de loop der jaren zijn we steeds meer te weten gekomen over symbiose en zijn we er ook voordeel uit gaan halen. Sommige vormen van symbiose passen we namelijk toe in bijvoorbeeld de landbouw en er is zelfs een symbiose waar we zelf onderdeel van zijn. We bespreken hier enkele voorbeelden van symbiose, waarbij we als mens voordeel bij hebben.
Landbouw
In de landbouw wordt op veel verschillende manieren symbiose toegepast. We bespreken hier enkele voorbeelden.
Stikstof
Het bekendste voorbeeld van symbiose in de landbouw is waarschijnlijk wel de symbiose tussen vlinderbloemigen en de Rhizobium bacteriën. De planten kunnen groeien in stikstofarme gronden, doordat ze een samenwerking met de bacteriën aangaan. De bacteriën vormen een soort witte knolletjes bij de wortel van de plant. Daar vindt de uitwisseling van stoffen plaats. De bacteriën voorzien de plant van voldoende stikstof, in ruil daarvoor krijgen de bacteriën voeding (in de vorm van suiker) van de plant. Er is dus sprake van een mutualistische symbiose.
In de landbouw worden stikstofarme gronden aangeplant met lupine of klaversoorten (vlinderbloemigen) om zo het stikstof gehalte omhoog te krijgen. Onderzoekers zijn de effecten verder aan het onderzoeken om in de toekomst het gebruik van kunstmest te kunnen verminderen. Stikstof is namelijk een van de meest gebruikte kunstmeststoffen in de landbouw.
Fosfaat
Bovenstaande is niet alleen toepasbaar bij de vorming van stikstof, maar ook bij de vorming van fosfaat. Alleen gaan planten hier geen symbiose aan met bacteriën, maar met schimmels. De schimmels leven, net als de Rhizobium bacteriën bij de wortels van de plant en wisselen hier ook stoffen uit. Bijna alle planten hebben zo een samenwerking met deze schimmels. Deze samenwerking vindt plaats door een verbinding (netwerk) wat we mycorrhiza noemen. De schimmels zorgen voor extra mineralen (voornamelijk fosfaat) voor de planten, en krijgen in ruil daarvoor suikers terug. Dit is ook toepasbaar in de landbouw. Wederom met als resultaat dat er minder (vervuilend) kunstmest geproduceerd en gebruikt hoeft te worden.
Eekhoorntjesbrood is een van die schimmel soorten die mycorrhiza’s vormt met bomen
Een ander voordeel van deze symbiose is maar weinig bekend. Er wordt geschat dat er wereldwijd zo’n vijf miljard ton koolstofdioxide wordt opgeslagen in deze mycorrhiza-netwerken. Een belangrijke ecosysteemdienst dus, in het tegengaan van klimaatopwarming.
De laatste vorm van symbiose is een die essentieel is voor ons eigen voortbestaan. Wij als mens zijn namelijk ook onderdeel van een symbiose. We hebben het hier over darmflora. In ons (en van vele andere meercellige dieren) maag-darmkanaal bevinden zich heel veel verschillende soorten bacteriën, die zorgen voor een biologische afbraak van stoffen die niet door het systeem afgebroken kunnen worden. Er is hier spraken van een mutualistische symbiose: de bacteriën voeden zich met onze afvalstoffen en helpen ons daarmee af van de afvalstoffen waar we zelf niet voor kunnen zorgen. Waar zouden we toch zijn zonder de ingenieuze oplossingen van de natuur?
In de eerste boekenreview bespreken we het boek ‘Een bevlogen jaar’ van Arjan Dwarshuis. Het boek vertelt het verhaal van een Nederlandse vogelaar die een poging gaat doen het wereldrecord vogels kijken in één jaar te verbreken. Het record stond op dat moment op naam van een Amerikaanse vogelaar. Deze wist in ’n jaar tijd maar liefst 6042 soorten waar te nemen.
Een bevlogen jaar – Arjan Dwarshuis
Arjan Dwarshuis is al zijn hele leven vogelaar. Hij is vogelgids en daarom de perfecte persoon om een boek te schrijven over de zoektocht naar zoveel mogelijk vogels. Naast het feit dat Dwarshuis vogelgids is, schrijft hij ook columns voor natuurtijdschriften en heeft hij een eigen podcast over vogels. Met zijn eerste boek ‘Een bevlogen jaar’ beleefde Dwarshuis zijn doorbraak bij het grotere publiek.
Het boek is gepubliceerd in mei 2019 en het telt 384 bladzijdes. Naast het boek is er ook een documentaire gemaakt over Arjan’s avontuur; Arjan’s Big Year. Het boek is hier (via bol.com) te bestellen als paperback, of als e-book.
Samenvatting
De zoektocht van Arjan begint op 1 januari 2016 in de ochtend rond de klok van 06:00 uur in Scheveningen. De eerste soort die hij op zijn lijst mag schrijven is de merel. Vanaf dat moment zal Arjan zich een jaar lang alleen maar bezig houden met de vogels in zijn omgeving. Hij zal een jaar lang continu onderweg zijn naar de volgende plek op deze aarde om nieuwe soorten aan zijn lijst toe te voegen. Om er alles aan te doen om aan het einde van het jaar meer dan 6042 soorten vogels te kunnen noteren.
Op 1 januari stapt Arjan in het vliegtuig om pas weer in april voor het eerst terug te keren naar Nederland. Tegen die tijd moet hij 10 landen bezocht hebben en al een aardig lijstje bij elkaar waargenomen hebben. Over zijn totale reis zal Arjan meer dan 40 landen bezoeken, verdeeld over vijf verschillende continenten. Zijn reis voert hem naar de verste uithoeken in de wereld. Papoea-Nieuw-Guinea, Nieuw-Zeeland, Madagaskar, Ecuador, Costa Rica en Ghana zijn een kleine greep uit de bijzondere locaties die Arjan bezoekt.
In Papoea-Nieuw-Guinea zag Dwarshuis de sierlijke kroonduiven
Vogels
De bijzondere plekken zijn natuurlijk mooi, maar in dit boek draait het in principe maar om één ding: vogels. Arjan zou deze plekken niet bezocht hebben als er geen bijzondere vogels te vinden waren. En de bijzondere vogels die hij beschrijft in zijn boek zijn er te veel om op te noemen. Van de sierlijke Sclaters kroonduif in Papoea-Nieuw-Guinea, tot de witkuiftok (een neushoornvogel) in het Afrikaanse Ghana.
Op Madagaskar zag hij de endemische zangvogel sikkelvanga, een vogel met een sikkelvormige snavel. In Suriname zag hij de imposante harpij-arend en op de Filipijnen had hij een ontmoeting met de misschien nog wel indrukwekkendere apenarend. De bizarste vogel die hij gezien heeft, wat mij betreft, zag hij in Uganda. Hier zag hij de schoenbekooievaar. Deze prehistorisch-uitziende ooievaar kan tot 140 centimeter groot worden, heeft een grijs verenkleed en een grote, imposante bek die met geen andere vogel te vergelijken is.
Arjan heeft de volledig reis als enige gemaakt, maar is op vele stukken tijdens zijn reis vergezeld door anderen. Toen hij op 1 januari vanuit Nederland vertrok om aan zijn eerste deel naar Azië en Nieuw-Guinea te beginnen, werd hij vergezeld door een goede vogelvriend. Deze zou de eerste 2,5 maand samen met hem reizen. Hierna heeft hij gedeeltes van zijn reis alleen afgewerkt, maar ook werd hij delen vergezeld door zijn ouders, vriendin, of andere vogelvrienden. Een bijzondere gast die met hem door Suriname is getrokken is Humberto Tan. De presentator is zelf ook een fervent vogelaar (door Arjan) en bevriend met Arjan geraakt nadat ze samen een ochtend zijn gaan vogelen. Daar werd beklonken dat Humberto met Arjan mee zou reizen door de jungle van Suriname.
Zijn enthousiasme, zijn liefde voor vogels en zijn kennis zijn spectaculair. Wat een geniale vogelman! – Humberto Tan
De hoatzin, een van die opmerkelijke vogelsoorten die Arjan zag op zijn reis
Conclusie
Het boek is voor de vogelaars, natuurliefhebbers en reisjunkies onder ons een absolute must-read. Er hangt een bepaalde sfeer die je aan het begin van het boek pakt en je zo mee sleurt in een reis rond de wereld. Je maakt kennis met vogels waarvan je nog nooit had gehoord. Je komt op plekken waarvan je niet wist dat ze bestonden.
Het is een meeslepend boek met een serieuze ondertoon. Want hoewel Arjans enthousiasme over de vogels duidelijk te lezen is, geeft hij ook regelmatig aan dat een groot deel van deze soorten en hun leefgebied ernstig worden bedreigd. Om preciezer te zijn; één op de zeven vogelsoorten over de hele wereld wordt bedreigd. Met dit boek en lezingen over zijn wereldreis wil Arjan bewustzijn creëren en geld inzamelen voor de bescherming van vogelsoorten wereldwijd. Met deze boodschap in het achterhoofd wordt het belang van dit boek nog maar eens onderstreept.
Het is al met al een prettig en toegankelijk boek om te lezen, wat je niet snel aan de kant legt. Het boek is hier te bestellen bij bol.com
Verder lezen
Nog niet uitgelezen? Lees dan hier onze review over het boek Uilen van het eeuwige ijs, geschreven door wildlife bioloog Jonathan Slagt. Hierin neemt hij je mee naar het onherbergzame Syberië, op zoek naar de grootste uil ter wereld.