Vinken in Nederland – Deel II

Nadat we in deel I van de blogserie Vinken in Nederland de vink, keep, distelvink en kneu al hebben besproken, is het nu tijd voor deel II. In dit deel komen de groenling, appelvink, goudvink, kruisbek en grote kruisbek aan bod. Daarnaast bespreken we nog een aantal soorten die hier zo nu en dan te gast zijn.

Groenling – Chloris chloris

Een algemeen bekendere soort is de groenling. De groenling is met zijn veertien tot zestien centimeter lichaamslengte en een spanwijdte van 25 tot 27 centimeter een middelgrote vink. Het is een kleurrijke verschijning. Mannetjes zijn fel gekleurd in allerlei soorten groen. Het verenkleed heeft een variërend patroon van geelgroene en mosgroene delen, afgewisseld met grijze delen. Ze hebben daarnaast een gele vleugelrand en gele staartpennen. De krachtige, witachtige snavel valt ook op. Vrouwtjes zijn overwegend grijsgroen van kleur.

Groenling (De natuur van hier - Mickeal Kurvers)
De groenling is een kleurrijke verschijning, die zich regelmatig in tuinen laat zien (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Leefwijze en voedsel

Groenlingen zijn van oorsprong bewoners van bosranden. Maar door een afname in dit habitat gedurende de jaren is de groenling zich steeds meer gaan aanpassen aan het door de mens gecreëerde cultuurlandschap. Tegenwoordig is de groenling dan ook veel te vinden in het halfopen landschap, maar ook in tuinen zien we de groenling steeds meer. Belangrijke vereiste voor tuinen is de aanwezigheid van dichte struiken, voor de voortplanting en dienend als uitkijkpost voor de mannetjes om in het voorjaar vanuit een hoog punt te kunnen zingen.

Halfopen landschappen, zoals hier te zien in Limburg, zijn een geschikt leefgebied voor zowel kneuen als groenlingen
Halfopen landschappen, zoals hier in Limburg, zijn een geschikt leefgebied voor zowel kneuen als groenlingen

Groenlingen zijn echte zaadeters. Ze maken de zaden open door deze rond te draaien in hun mond en op de buitenkant te bijten. Hierdoor splijt het omhulsel open en kan de groenling bij het zaad. Daarnaast worden ook rozenbottels van onder andere de hondsroos gegeten. Juvenielen krijgen voornamelijk insecten te eten. Vooral in de winter kan de groenling ook op voedertafels in tuinen afkomen.

De groenling is in veel mindere mate een trekvogel als de meeste andere vinkachtigen. Groenlingen zijn overwegend standvogels. De vogels die wel trekken, trekken net zoals bij de Kneu naar Zuid-Europa en Marokko (bron verspreidingskaart: Waarneming.nl / Observation.org).

Groenling verspreidingskaart Nederland

Lees ook: arenden in Nederland


Appelvink – Coccothraustes coccothraustes

De grootste vinkensoort in Nederland is de appelvink. Met een lichaamslengte van zestien tot achttien centimeter en een spanwijdte van 29 tot 33 centimeter is het dan ook een imposante zangvogel om te zien. De grote, krachtige snavel en kleurrijke verschijning maken het een zeer mooie waarneming, als je het geluk het deze vink in het bos te zien. De appelvink behoort tot een monotypisch geslacht (Coccothraustes), wat wil zeggen dat het de enige soort is binnen dit geslacht.

De grote snavel van de appelvink wordt in het voorjaar blauwachtig van kleur. Rondom de snavel zijn ze zwart gekleurd, wat doorloopt op de kin. De rest van de kop is oranjebruinachtig. Achter de kop hebben ze een wit tot grijsachtige band. Daarnaast hebben ze op beide vleugels een witte vlek, die in vlucht goed zichtbaar zijn. De bovenkant is donkerbruin met zwart gekleurd, de onderkant lichtbruin.

Appelvink (De natuur van hier - Mickeal Kurvers)
Appelvink hebben een zeer sterke snavel, waar ze zelfs kersenpitten mee kunnen kraken (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

Leefwijze en voedsel

Appelvinken zijn echte bosbewoners en bevinden zich vaak hoog in de toppen van bomen. Hierdoor zijn ze lastig waar te nemen. Ze komen vooral voor in bossen op zandgronden. Ze komen dan ook meer voor in het Oosten van ons land. De voorkeur gaat uit naar wat oudere gemengde- en loofbossen. Vanuit fotohutten zijn appelvinken goed waar te nemen en te fotograferen.

Een appelvink neemt een verfrissend bad (De natuur van hier - Mickeal Kurvers)
Een appelvink neemt een verfrissend bad (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)

De appelvink is een echte zaadeter. Met zijn grote en sterke snavel kunnen ze zeer veel kracht uitoefenen. Kersenpitten en zaden van de veldesdoorn zijn een belangrijk gedeelte van het menu. Zo nu en dan worden er ook insecten gegeten. Appelvinken zijn goede vliegers. Ze kunnen zelfs insecten in hun vlucht vangen.

Het zijn hoofdzakelijk standvogels. Vogels die wel besluiten te trekken, trekken meestal niet ver. Gedurende het seizoen leven appelvinken alleen of in paren. In de winter, wanneer ze niet trekken, leven ze meer in groepen. Er wordt dan ook in groepen gefoerageerd (bron verspreidingskaart: Waarneming.nl /  Observation.org).

Verspreidingskaart appelvink Nederland

Goudvink – Pyrrhula pyrrhula

Een vink die je, net als de appelvink, niet snel ziet is de goudvink. Goudvinken bereiken een lichaamslengte van veertien tot vijftien centimeter en een spanwijdte van 22 tot 29 centimeter. Ze zijn wat lastig te zien, maar als je er een ziet heb je geluk, want het is een kleurrijke verschijning. Zowel het mannetje als het vrouwtje hebben een zwarte kopkap en een zwarte, kleine snavel. De relatief kleine kop gaat over in een vrij brede nek.

Mannetjes hebben een roodroze buik, borst en wangen. Ze hebben daarnaast een blauwgrijze mantel (bovenzijde van de rug). De vrouwtjes zijn voornamelijk bruingrijs gekleurd. Mannetjes en vrouwtjes hebben beide een zwarte staart met witte stuit en vleugelstreep.


Lees ook: marters in Nederland


Goudvink
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes van de goudvink hebben een zwarte kopkap en een kleine, zwarte snavel

Leefwijze en voedsel

Goudvinken komen voor in gemengde- en naaldbossen. Daarnaast komen ze soms ook voor in parken in tuinen. Ze komen vooral voor op zandgronden. Daarnaast ook in de duinen. Hier zijn ze te vinden in de struwelen duindoorn die daar veelvuldig voorkomen. In de bossen is ook de ondergroei (met name de struiklaag) een belangrijk aspect als voorwaarde voor een geschikt leefgebied. In tuinen en parken is vooral de variatie in begroeiing belangrijk. Goudvinken gebruiken de struiken om te broeden. Daarnaast gebruiken de mannetjes de uitstekende begroeiing om in het voorjaar hun zang zo ver mogelijk te laten klinken.

Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit plantaardig voedsel zoals, zaden, bessen en knoppen van bomen. Bessen worden vooral in het najaar gegeten. De reden dat je goudvinken niet gauw ziet, is omdat ze heel lang stil kunnen zitten en langzaam bewegen.

De Nederlandse populatie goudvinken zijn hoofdzakelijk standvogels. In de winter zien we overigens wel meer goudvinken van meer noordelijk en oostelijk gelegen landen die naar Nederland komen. Soms is er in het najaar ook de ondersoort de Noordse goudvink – Pyrrhula pyrrhula pyrrhula te zien. Deze goudvinken worden iets groter dan de ‘gewone’, Nederlandse goudvink (bron verspreidingskaart: Waarneming.nl / 
Observation.org).

Verspreidingskaart goudvink Nederland

Kruisbek – Loxia curvirostra

De kruisbek is een wat grotere vinkensoort, met een lichaamslengte van vijftien tot zeventien centimeter en een spanwijdte van 27 tot 30 centimeter. De mannetjes zijn prachtig komijnrood gekleurd en hebben enigszins zwarte vleugels en staart. De vrouwtjes zijn overwegend groen gekleurd met een gele onderzijde. In de lucht zijn ze goed te herkennen aan de diep golvende vlucht die ze maken. Maar veruit het opvallendste kenmerk van de kruisbek is de snavel.

Kruisbek
De naam kruisbek is afgeleid van de opvallende snaveldelen die elkaar kruisen

De twee snaveldelen kruisen namelijk. Dit zorgt voor een zeer ongewone uitdrukking, die overigens soms vrij lastig te zien is. Met deze kruisende snaveldelen hebben kruisbekken zich gespecialiseerd in het eten van zaden van voornamelijk naaldbomen. De gekruiste bek zorgt er namelijk voor dat ze feilloos zaden uit dennenappels kunnen plukken. Vooral de zaden van fijnspar en lariks zijn favoriet. Deze pikken ze, al hangend op de kop, uit de vruchtkegels van de naaldbomen. Naast zaden van naaldbomen eten ze ook andere zaden, bessen en insecten.

Schaarse broedvogel

De kruisbek is in Nederland een schaarse broedvogel. De trek van de kruisbek komt overigens vroeg op gang, ze broeden vaak ook al vroeg in het jaar. Meestal broeden ze in de periode februari tot en met april. De kruisbek bezoekt Nederland in invasies. Deze invasies worden vermoedelijk veroorzaakt door een voedseltekort in de gebruikelijke broedgebieden. Sinds 1975 is de kruisbek een jaarlijks terugkerende broedvogel in Nederland (bron verspreidingskaart: Waarneming.nl / Observation.org).

Verspreidingskaart kruisbek Nederland

Grote kruisbek – Loxia pytyopsittacus

De grote kruisbek is een vogel die we over het algemeen alleen in Nederland zien als wintergast. Net zoals de kruisbek komen ze dan voornamelijk in invasies, vanuit de Scandinavise landen. Zo nu en dan blijven dan een aantal individuen hangen, waaruit succesvolle broedsels ontstaan.

Grote kruisbek (Saxifraga-Mark Zekhuis)
Grote kruisbekken zijn groter en hebben een dikkere nek dan kruisbekken (Saxifraga-Mark Zekhuis)

Grote kruisbekken lijken op de andere kruisbek, maar ze zijn groter, hebben een dikkere nek (stierennek) en de ondersnavel steekt niet boven de bovensnavel uit. Net zoals de kruisbek heeft de grote kruisbek de kenmerkende snavel, waarmee ze zich volledig gespecialiseerd hebben op het eten van zaden. Met name de zaden uit de zaadkegels van naaldbomen halen is hun specialiteit (bron verspreidingskaart: Waarneming.nl / Observation.org).

Verspreidingskaart grote kruisbek Nederland

Lees ook: padden in Nederland


De haakbek

Tot slot is er nog een andere opvallende soort die Nederland wel eens heeft bezocht (maar hier niet heeft gebroed); de haakbek – Loxia pytyopsittacus. De haakbek leeft normaal in Scandinavië en Siberië, maar komt als dwaalgast heel af en toe voor in Nederland. Dit gebeurt als er invasies vanuit deze landen naar het zuidelijker deel van Europa komen, (vermoedelijk) gedreven door voedselgebrek. Het is een grote vinkachtige met de punt van de bovensnavel omlaag gebogen.

Vinken in Nederland deel I en deel III

In vinken deel I (4 soorten) en vinken deel III (4 soorten) lees je de andere vinkachtigen die in Nederland voorkomen en broeden.

Vinken in Nederland deel I: vink, keep, distelvink, kneu

Vinken in Nederland deel III: Europese kanarie, roodmus, sijs, kleine barmsijs

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoeken

Categorieën

Op de hoogte blijven?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!