Iedereen kent ze wel: een kauw, zwarte en/of bonte kraai, ekster, gaai, wellicht zelfs een roek, de notenkraker of raaf. Het zijn de kraaien van Nederland. De familie kraaiachtigen (Corvidae) gaat echter verder dan onze Nederlandse bekenden, want in totaal bestaat de familie uit 128 soorten. Ze komen bijna overal op de wereld voor. Ook behoren deze vogels tot de zangvogels, hoewel niet iedereen hun ‘gekras’ kan waarderen als zang.
Kraaien zijn intelligente wezens. Ze kunnen problemen (leren) oplossen, er is bekend dat een soort kraaiachtigen hun spiegelbeeld herkent en kraaiachtigen communiceren met elkaar. In deze serie nemen we je mee in de wondere wereld der kraaien.
De kauw
Waarschijnlijk kent iedereen deze grappige, slimme vogel wel: de kauw (Coloeus monedula). Waar in Nederland zie je hem niet? Overal is hij te vinden, te herkennen aan zijn voornamelijk zwarte verenkleed met een petje. De kauw is niet door iedereen geliefd, maar als je hem beter leert kennen, kun je niets anders dan deze opmerkelijke en grappige vogel in je hart sluiten.
Uiterlijk
Een kauw heeft een gedrongen lijf en is een stuk kleiner dan een kraai of roek. Met een lengte van 34 tot 39 centimeter is hij zelfs een van de kleinste kraaiachtigen in Nederland. Verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes zijn er nauwelijks. Mannetjes kunnen iets langer zijn, maar dat is in het veld vrijwel niet te zien.
Het verenkleed is een combinatie van grijs en zwart. De nek is lichtgrijs, net zoals het achterhoofd. Bovenop het kopje lijkt er een zwart petje te zitten. In tegenstelling tot de snavel van de roek is de snavel van de kauw zwart. De snavel is kort en relatief een stuk kleiner dan de snavels van de kraai en roek.
Opvallend aan het uiterlijk van de kauw zijn de ogen. De iris is opvallend licht en duidelijk te zien. Bij jonge dieren is de iris eerst nog veel blauwer.
Uit onderzoek is gebleken dat de lichte kleur van de irissen een functie heeft in de communicatie van kauwen. Onderzoekers hingen tijdens dit onderzoek afbeeldingen op in de nestkasten van kauwen. Deze afbeelding was de kop van een kauw, echter niet met de kenmerkende lichte ogen van een kauw, maar met donkere ogen. De kauwen werden niet afgeschrikt door de kauw met de donkere ogen, maar wel door de kauw met de lichte ogen. De nestkast met afbeelding van de kauw met lichte ogen was niet meer zo aantrekkelijk. In de donkerte van een nestkast vallen de lichte ogen veel beter op dan donkere ogen, waardoor eventuele indringers gauw worden afgeschrikt.
Net als andere kraaiachtigen zijn kauwen intelligente vogels. Ze leven in groepen en je kunt ze overal wel vinden. Ze foerageren graag in weilanden en bermen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Dit kunnen groepen van alleen kauwen zijn, maar je ziet ook wel dat een groep kauwen samen foerageert met roeken.
Wanneer je ze een tijdje bestudeert en hun gedrag bijhoudt, zul je al gauw bepaalde patronen ontdekken. Zo zie je ze vaak in het voorjaar en najaar met z’n allen in grote groepen richting de slaapplaatsen gaan in de avond. In de zomer zie je dit gedrag minder, dan wel op andere plaatsen.
Kauwen zijn sociale vogels en kennen een sociale structuur binnen hun groepen. Er is een duidelijke pikorde te zien tussen de kauwen. Ook zijn kauwen monogaam, wat inhoudt dat ze voor altijd trouw zijn aan elkaar. Een paartje is vrijwel altijd samen te zien, ook tijdens de vlucht. Wanneer er groepen foerageren in een weiland, kun je vaak makkelijk de paartjes onderscheiden.
Kauwen zijn monogaam
Wat eet een kauw?
Het menu van kauwen is gevarieerd. Kauwen eten voornamelijk ongewervelde dieren, zoals insecten, wormen en slakken. Maar ook eten ze graag granen, bessen, zaden en eieren. Wanneer kauwen zich ophouden in de omgeving van mensen en dus ook bij voedselresten van mensen, staat ook het afval van mensen op het menu. Ook karkassen van bijvoorbeeld doodgereden dieren wordt door hen opgeruimd.
Wat niet iedereen weet, is dat kauwen ook braakballen braken. In de braakballen van kauwen zitten onverteerde zaden en insecten.
Net als bij mensen, heeft voedsel bij kauwen ook een sociaal aspect. Onder soortgenoten delen kauwen voedsel met elkaar. Het maakt hierbij niet uit of de kauwen die voedsel met elkaar delen familie van elkaar zijn of niet en ook het geslacht doet er hier niet toe. Chimpansees zijn ook dieren waarbij het delen van voedsel is bestudeerd. De manier waarop kauwen voedsel met elkaar delen, is uitgebreider dan bij veel soorten, zelfs uitgebreider dan bij chimpansees.
Waarom kauwen dit doen, is nog niet bekend. Twee mogelijke oorzaken zouden kunnen zijn: de kauw deelt als hij weet dat hij er ook van krijgt of het heeft te maken met intimidatie. Wanneer de kauw zijn eten deelt, hoopt hij met rust gelaten te worden door zijn soortgenoten. Wat een andere opvatting is, is dat de kauw zijn relatie met de andere kauw wil verstevigen en daardoor zijn voedsel met die kauw deelt.
Voortplanting
Van zijn verdere familieleden is de kauw een beetje de rare vogel wat betreft het broeden. Waar de andere kraaiachtigen broeden op (grote) nesten gemaakt van takken, is de kauw een holenbroeder. Voor wie de afgelopen jaren de webcams van Beleef de Lente heeft gevolgd, heeft kunnen zien hoeveel moeite het de kauw kostte om zijn nest gereed te maken. Probeer maar eens allerlei takjes én jezelf door zo’n smalle nestkastopening te manoeuvreren. Tijdens de nestbouw konden kijkers regelmatig de kauwen zien passen en meten om met de takjes naar binnen te komen. Veel filmpjes zijn nog terug te kijken op de site.
Een kauw verzamelt nestmateriaal
Kauwen broeden tussen april en juni en hebben per jaar meestal één nest waarin tussen de drie en acht eieren in liggen. Vervolgens broedt de kauw de eieren uit in zeventien tot negentien dagen. De kleine kauwtjes blijven daarna ongeveer een maand op het nest. Na het uitvliegen worden ze ook nog ongeveer een maand gevoerd door de ouders. Je ziet de jonge kauwen dan met hun ouders op pad om voedsel te zoeken.
Kauwen zijn vaak bij elkaar (Saxifraga – Bart Vastenhouw)
Voorkomen
De kauwen die je hier in Nederland ziet, zijn vrijwel het hele jaar hier. Er komen echter in bepaalde maanden ook buitenlandse kauwen naar Nederland, om te overwinteren. Dit gaat om kauwen die uit Scandinavië en uit Oost-Europa komen. Ook zijn er soms ondersoorten van kauwen te zien, zoals de Noorse kauw en de Russische kauw. Deze lijken erg op de kauw zoals wij ze hier in Nederland kennen. Na de winter keren ze terug.
Maar ook bij onze eigen kauwen zien we soms afwijkingen ten opzichte van hun soortgenoten. Misschien heb je wel eens een kauw met witte vlekken in het verenkleed gezien. Dit kan te maken hebben met een periode van ondervoeding
Deel III van de kraaiachtigen staat nu online. Lees hem snel!
Zo ’n 165 miljoen jaar lang was de aarde het schouwspel voor de grootste en indrukwekkendste dieren die de aarde ooit gezien heeft; de dinosaurussen. Het succes en de dominantie van de dinosaurussen was zo groot dat het ze tot in alle uithoeken van de aarde heeft gebracht. Ook in Nederland zijn sporen terug gevonden van deze imposante dieren. In deze blog lees je hoe Nederland er in het tijdperk van de dinosaurussen uitzag, waar er in Nederland dinosporen zijn gevonden en welke soorten zich hier hebben opgehouden.
Het landschap in de tijd van de dinosaurussen
In het Trias tijdperk, zo ’n 252 miljoen jaar geleden evolueerden de eerste dinosaurusachtigen. De aarde zag er toen heel anders uit dan nu. Alle continenten (zoals we die nu kennen) zaten toen nog aan elkaar vast; het supercontinent Pangaea. Er heerste in die tijd een droog en warm klimaat en het zeewaterniveau was toen nog relatief gezien laag.
Aan het einde van het Trias begon het supercontinent Pangaea te breken en ontstonden de continenten Laurazië en Gondwana. Een aantal miljoen jaren later brak Laurazië op in Noord-Amerika en Eurazië. In het Krijt (het laatste tijdperk waarin de dinosaurussen regeerde) begonnen de continenten de huidige vormen te krijgen. Echter lagen ze toen nog niet op plek waar dat ze nu liggen. Europa was in die tijd nog tropisch.
Constant veranderend landschap
Door het constant verschuiven van de continenten en de belachelijk lange periode waarin de dinosaurussen leefden (165 miljoen jaar!), veranderde het landschap in Nederland en Europa voortdurend.
In het begin van het dinotijdperk (Trias) was het klimaat zo droog en warm dat er weinig bossen te vinden waren. Er waren voornamelijk moerassen te vinden omringd door varens, reuzenpaardenstaarten en ginkgo ‘s. In deze periode waren er ook veel reptielen te vinden en ontstonden de eerste zoogdieren en eerste pterosauriërs.
Tijdens het Jura tijdperk namen grotere boomsoorten het over. De zogenoemde naaktzadigen (gymnospermen), zoals coniferen, maakten hun intrede en er waren tientallen ginkgosoorten (tegenwoordig nog maar één) te vinden. De reuzenpaardenstaarten uit het Trias waren zo goed als verdwenen en de varens werden steeds groter, ze werden zo groot als kleine boompjes. In het Jura tijdperk floreerden de dinosaurussen en ontstonden de eerste vogels.
Gedurende de heerschappij van de dinosaurussen veranderde het landschap continu
Nederland onder water
Het laatste tijdperk waarin de dinosaurussen over de aarde rondliepen was het Krijt. In deze periode ontwikkelde de bedektzadigen (angiospermen) zich enorm. Deze groep van planten droeg bloemen. Veel bomen en planten die we nu nog hebben, behoren tot deze groep. In het Krijt evolueerde veel van de moderne zoogdier- en vogelsoorten zich.
Er heerste een warm klimaat en de zeespiegel stond hoog. Zo hoog dat Nederland het grootste deel van het Krijt onder water stond. Deze zee noemen we de Krijtzee. De Krijtzee zat vol met grote zeereptielen zoals bijvoorbeeld de Mosasaurus. In de steengroeve bij Sint Pieter in Maastricht zijn dan ook veel vondsten gedaan daterend uit deze periode. Het tijdperk Krijt eindigde met een van de grootste massa-extincties die de aarde ooit gezien heeft.
Het onderzoek naar fossielen heeft ons veel geleerd over het landschap waarin de dinosaurussen leefde
Dinosaurussensoorten in Nederland
In de steengroeven in Steenwijk en in Maastricht zijn, door het afgraven van kalk, miljoenen jaren oude aardlagen aan het oppervlak gekomen. Deze oude aardlagen zijn een bron voor fossielen resten van dieren die miljoenen jaren geleden geleefd hebben en vertellen ons veel over die tijd.
Tijdens het graven in steengroeves worden regelmatig fossiele resten gevonden
Echte dinosaurussen
Ondanks dat er in Nederland twee plekken zijn waar oude aardlagen aan het oppervlak zijn gekomen, zijn er tot nu toe (pas) van één echte dinosaurussoort resten gevonden. Deze resten zijn gevonden bij Sint Pieter in Maastricht. Onder andere een stuk kaak en een dijbeen zijn gevonden van een hadrosauriër. Helaas is er tot nu toe te weinig materiaal gevonden om de exacte soort te kunnen benoemen.
Er is met zekerheid vastgesteld dat het om een hadrosauriër ging. Hadrosaurussen waren herbivoren dieren en hadden een kenmerkende brede bek/snavel wat erg op de snavel van een eend lijkt. Een andere benaming voor deze groep is dan ook wel eendensnaveldinosaurussen.
Hadrosaurussen werden ongeveer vier meter lang en leefden in kuddes. Ze liepen hoofdzakelijk op vier poten maar er wordt ook aangenomen dat ze incidenteel op alleen hun achterpoten stonden om bij de bladeren in hoge bomen te komen. De hadrosauriër die in Nederland gevonden is leefde in het laatste deel van het dinotijdperk, zo ’n 70-65 miljoen jaar geleden.
(Zee)reptielen
Daar waar er maar één dinosaurussoort tot nu toe is gevonden, zijn er een stuk meer reptielen gevonden in Nederland. Dit heeft er natuurlijk mee te maken dat Nederland lange tijd onder water heeft gestaan in de tijd van de dinosaurussen.
In Nederland zijn veel fossielen gevonden van zeereptielen die geleefd hebben in de Krijtzee
In Winterswijk zijn onder andere resten gevonden van de nothosaurus, de palatodonta en de lariosaurus. De nothosaurus was een reptiel dat leefde gedurende het Trias. Ze bereikte een lengte van circa zeven meter en er wordt gedacht dat het dier zowel in het water als op het land leefde. Het dier had een gestroomlijnd lichaam wat hem geschikt maakte om zich soepel onder water te kunnen bewegen en het had een soort poten die wellicht voorzien waren van zwemvliezen. De levenswijze van de Nothosaurus is vergelijkbaar met zeehonden.
Een ander zeereptiel waarvan resten zijn gevonden in Steenwijk is de palatodonta. Ook deze soort leefde gedurende het Trias tijdperk en gedacht wordt dat de oorsprong van deze soort in Europa ligt. De palatodonta was een stuk kleiner dan de nothosaurus.
Als laatste zijn er in Winterswijk ook nog resten gevonden van de lariosaurus. Ook dit zeereptiel leefde in het Trias en hadden zich uitstekend aangepast aan het leven in water. Gedacht wordt dat de lariosaurus in ondiepere wateren leefde en dat ze ook regelmatig op het strand te vinden was. De lariosaurus werd ongeveer 60 centimeter lang.
De grootste vondst is toch zeker de mosasaurus in Maastricht geweest. De ontdekking in Maastricht was de eerste ontdekking van een mosasaurus (in eerste instantie werd gedacht dat het om resten van een potvis ging). De soort is dan ook vernoemd naar de Maas, waar deze gevonden is. Mosasaurus betekent letterlijk vertaald maashagedis.
Deze zeereptielen waren in diverse afmetingen te vinden en hebben uiteindelijk de hele wereld bevolkt. De grootste soort binnen de mosasaurussen werd ongeveer 18 meter lang en stond aan top van de voedselketen. Door zijn dominantie heeft de mosasaurus zicht wereldwijd kunnen verspreiden.
In Maastricht zijn meerdere vondsten gedaan van de mosasaurus. Wil je deze vondsten met eigen ogen bewonderen? Plan dan eens een bezoek aan het Natuurhistorisch Museum in Maastricht. Naast de vondsten van de mosasaurus zijn hier ook de vondsten van de hadrosauriër te zien en een tal van andere fossielen.
De mosasaurus in het Natuurhistorisch Museum in Maastricht (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Wil je meer weten over de fascinerende dinowereld en zeereptielen die in deze tijd geleefd hebben? Dan raden wij je aan om naar de podcast ‘Dinocast ‘van Maarten van Rossem en Gijs Rademaker te luisteren. Hierin komen ook regelmatig paleontologen aan het woord die daadwerkelijk onderzoek doen naar fossiele vondsten in Nederland.
Nog meer dinosaurussen te ontdekken
Een feit is dat nog lang niet alles gevonden is. Iedere jaar worden er nog tal van nieuwe dinosaurussen ontdekt/beschreven. Het is dus aannemelijk dat er in Nederland in de loop der tijd ook nog nieuwe ontdekkingen gedaan zullen worden. De vraag is dus wat ons de komende jaren nog te wachten staat?
Natuurlijk zijn niet alleen in Nederland dinoresten gevonden. Net over de grens in het Teutoburgerwoud zijn bijvoorbeeld voetsporen van diverse dinosaurussen perfect bewaard gebleven. Dit is zeker de moeite waard om zelf een bezoek aan te brengen!
Een van de meest onderbelichte soorten in Nederland zijn toch wel de kikkers. Deze koudbloedigedieren zijn echter erg fascinerend wanneer je ze beter bestudeert. Ze kunnen zowel op land als in het water een lange tijd doorbrengen, kunnen door hun mond én door hun huid ademen en kunnen tot tien keer hun eigen lichaamslengte ver springen.Ze zijn dus de moeite waard om verder te onderzoeken. In deze blog vertellen we je wat over hun leefwijze en gedrag, zien we welke kikkers in Nederland voorkomen en hoe je jouw tuin aantrekkelijk kunt maken voor de deze kleine verspringers.
Een groene kikker met opgezette kwaakblazen
Kenmerken en leefwijze
Kikkers behoren tot de klasse Amfibieën, die zich onderscheiden door hun (relatief) gladde huid en de metamorfose die ze doormaken. De larven leven namelijk uitsluitend in het water, terwijl de volwassen exemplaren ook op land gaan leven. Kikkers zijn de grootste groep van amfibieën en onder andere de padden vallen ook onder deze groep. In deze blog worden enkel de soorten benoemd die we in de volksmond kikkers noemen (de familie echte kikkers en boomkikkers).
Taxonomie kikkers en padden in Nederland (De natuur van hier)
Kenmerken
Kikkers, amfibieën in het algemeen, bezitten het vermogen om zowel in water als op land te leven. Doordat ze zowel op land als in het water leven, hebben ze zich in de loop der tijd meerdere ademhalingstechnieken meester gemaakt. Behalve het feit dat ze door middel van hun longen kunnen ademen, hebben ze een secundaire ademhalingstechniek geleerd, door middel van de huid. Deze techniek kunnen ze toepassen op land, maar ook onder water kunnen ze zuurstof uit het water onttrekken via de huid.
Kikkers hebben een opvallende levenswijze. Waar veel dieren zich het jaarrond in een en hetzelfde habitat bevinden, verdeelt de kikker zijn tijd over twee habitats. Wanneer het in het voorjaar tijd is om te paren, trekken kikkers naar het water om te gaan paren. Zodra de paring achter de rug is, trekken de meeste soorten kikkers terug naar het land. In een relatief vochtige omgeving brengen ze dan vaak de zomer en de winter door.
Er zijn natuurlijk uitzonderingen. De groene kikkers blijven in de zomer vaak hangen in de voortplantingswateren. De meerkikker overwintert standaard in het water, de bastaard- en bruine kikker doen dit ook bijwijlen.
Soorten kikkers in Nederland
In Nederland leven zes inheemse soorten kikkers. Deze lijken qua gedrag en levenswijze veel op elkaar. Ze voeden zich met van alles wat in hun mond past; kleine insecten, spinnen, wormen, etc. In het voorjaar zetten ze hun eitjes af in het water, wat we kennen als kikkerdril. Hieruit komen tientallen kleine kikkervisjes, die naar verloop van tijd door een gedaantewisseling tot volwassen kikker veranderen en zo ook op land kunnen leven.
In het voorjaar leggen de kikkers hun kikkerdril in de voortplantingswateren
Het groene kikker-complex
Dan zullen we meteen aftrappen met de drie lastigste uit elkaar te houden soorten. Of eigenlijk twee soorten en één hybride. Namelijk de poelkikker en de meerkikker. Uit kruisingen tussen deze twee soorten is ook de bastaardkikker ontstaan. Gezamenlijk noemen we ze de groene kikkers.
Groene kikkers zijn, in tegenstelling tot de andere kikkersoorten, ook overdag actief. Ze zijn door het hele land te vinden en komen het meest voor in poelen met vegetatierijke oevers. Om de soorten goed van elkaar te leren herkennen, raden we je aan om, naast deze blog, eens de herkenningskaart van RAVONte raadplegen voordat het je het veld in gaat. Zo leer je ze echt goed van elkaar te onderscheiden!
Meerkikker (Pelophylax ridibundus)
De meerkikker is de grootste inheemse kikkersoort van ons land
Met een maximale lengte van vijftien centimeter is dit de grootste inheemse kikker van het land. De meerkikker is overwegend groen gekleurd met donkere vlekken op zijn rug. Zoals gezegd lijkt de soort sterk op de bastaardkikker en is nauwelijks met 100% zekerheid te onderscheiden.
Het beste is de kikker van de andere twee groene kikkers te onderscheiden door het gekwaak van de mannetjes. Het geluid van de meerkikker wordt vaak als schel omgeschreven.
Het is een van de meest algemene kikkers van ons land. Naast het algemene menu van kikkers kunnen meerkikkers soms ook nog wel eens een muisje pakken.
Poelkikker (Pelophylax lessonae)
De poelkikker is de kleinste van de drie groene kikkers (Saxifraga – Luc Hoogenstein)
De poelkikker is met z’n maximale lengte van acht centimeter de kleinste van de drie groene kikkers. Het leefgebied in Nederland is een beetje het tegenovergestelde van de meerkikker. Ze zijn voornamelijk terug te vinden in het oosten en zuiden van het land.
Het is een warmteminnende soort die het liefst onbeschaduwde voortplantingswateren opzoekt. Daarnaast hebben ze een voorkeur voor schoon water en een begroeide oever.
De bastaardkikker is een kruising tussen de meer- en poelkikker (Sagifraga – Luc Hoogenstein)
Een van de meest algemene kikkers van ons land is de bastaardkikker. Dit is de derde van de groene kikkersoorten en is een kruising tussen de meer- en poelkikker. De bastaardkikker wordt tot twaalf centimeter groot en is op zijn rug bruin tot groen gekleurd. De kikker is het best van de andere twee groene kikkers te onderscheiden door het bestuderen van de graafknobbel. Hiervoor verwijzen we weer naar de herkenningskaart van RAVON.
Zoals gezegd komt de bastaardkikker algemeen voor in heel Nederland. Daarnaast is de soort overdag actief en is het bijna jaarrond in de buurt van water. Ze houden van warme wateren en goed begroeide oevers.
Bruine kikker (Rana temporaria)
De bruine kikker is de meest algemene soort in Nederland (Saxigraga – Elisabeth Raboin)
De bruine kikker is een middelgrote kikker die tot elf centimeter groot kan worden. De kikker is overwegend bruin gekleurd, maar kan per individu verschillen van bruin tot grijsbruin, roodbruin en tot groenbruin. Het is de algemeenste kikkersoort van ons land.
Bruine kikkers leven voornamelijk op het land. In het vroege voorjaar trekken ze naar de voorplantingswateren om zich voort te planten. Aan deze wateren stellen ze niet veel eisen, echter zul je ze niet snel vinden in grote open poelen. Ze zullen vrij snel het water weer inruilen voor hun land habitat, wat erg kan variëren. Ze brengen hun tijd op land door in bossen en struwelen, maar ook in dorpen in kleine stukjes groen. Sommige exemplaren overwinteren op land, anderen in het water.
Heikikker (Rana arvalis)
Heikikker mannetjes kleuren in het voorjaar blauw om vrouwtjes te verleiden (Saxifraga – Edo van Uchelen)
De heikikker lijkt qua uiterlijk op de bruine kikker, maar is een stuk minder algemeen. Ze worden zo’n acht centimeter groot en hebben een spitse snuit (in tegenstelling tot de bruine kikker, deze hebben een meer stompe snuit). De kleur varieert van roodbruin tot geelbruin en sommige exemplaren hebben een lichte streep op de rug. Mannetjes kleuren in het voorjaar licht- tot felblauw.
Heikikkers komen voor op laag- en hoogveengebieden, zandgronden en heidegebieden. Ze beginnen vroeg in het jaar aan de voortplanting (als een van de eersten) en verblijven maar kort in het voortplantingswater. Vrouwtjes vertrekken na de paring vrijwel direct, mannetjes blijven wat langer hangen in de hoop nog een ander vrouwtje te treffen. Heikikkers overwinteren op land.
Boomkikker (Hyla arborea)
Boomkikkers leven voornamelijk op land (De Natuur van hier)
De boomkikker heeft een heel kenmerkende kwaak en uiterlijk. Ze zijn felgroen gekleurd en hebben over de zijkant van het lichaam een zwartbruine band lopen. Het zijn kleine kikkers die een maximale grote van ongeveer vijf centimeter bereiken. Door de zuignappen aan het einde van de vingers en tenen is het de enige kikkersoort in Nederland die kan klimmen.
Boomkikkers leven voornamelijk op land en stellen hoge eisen aan het leefgebied. Op het landhabitat zijn bossen en braamstruwelen een vereiste. De voortplantingswateren dienen warm/zonnig te zijn en er moet veel oever- en watervegetatie aanwezig zijn. Ze bevinden zich maar kort in de wateren en zelfs tijdens de voortplanting zitten ze vaak nog in de vegetatie boven het water.
Aan het begin van het voortplantingsseizoen lokken mannetjes met hun gekwaak vrouwtjes naar de wateren. Het gekwaak is vooral op warme avonden goed te horen en zeer kenmerkend. Winters brengen ze op land door.
Exoten
Dit waren de zes inheemse soorten kikkers in Nederland. Er zijn echter nog twee soorten te vinden in de Nederlandse natuur. Deze zijn, helaas, door toedoen van de mens hier terecht gekomen en bedreigen in sommige gevallen onze inheemse soorten.
De Amerikaanse stierkikker is in de 20e eeuw ingevoerd voor de vijver hobby, maar heeft zich in de natuur weten te vestigen
De eerste, en waarschijnlijk ook de meest invasieve exoot, is de Amerikaanse stierkikker. De soort is in de 20e eeuw ingevoerd voor de vijverhobby. De soort is in de natuur terecht gekomen en heeft zich hier uitstekend weten te handhaven. Zo goed zelfs dat het de inheemse soorten bedreigd.
Dit komt hoofdzakelijk omdat ze erg groot kunnen worden. Ze worden met gemak twintig centimeter en er zijn zelfs exemplaren gevonden van vijfentwintig centimeter groot! Qua uiterlijk lijken ze verder erg op onze groene kikkers.
De soort is een bedreiging voor onze inheemse soorten doordat hij een voedselconcurrent is, daarnaast zelfs soms een predator (eet andere kikkers) en hij draagt soms ziektes mee waarvan hij zelf geen last heeft, maar andere amfibieënsoorten wel. De bestrijding van de stierkikker is erg arbeidsintensief en duur en gaat daardoor moeizaam.
Springkikker (Rana dalmatina)
De springkikker heeft zich weten te vestigen in de provincie Drenthe (Saxifraga – Rudmer Zwerver)
De tweede exoot die we in Nederland kunnen tegenkomen is de springkikker. Deze heeft zich in Drenthe weten te vestigen nadat enkele exemplaren hier zijn uitgezet. De springkikker lijkt erg veel op de inheemse bruine kikker. De soort wordt zo’n acht centimeter groot en heeft overdreven grote achterpoten. Hiermee kan hij 1,5 meter ver springen en wordt dan ook met recht de springkikker genoemd.
De springkikker komt van nature voor in Zuid- en Midden-Europa. Ze zijn ingevoerd vanuit Duitsland. De populatie beperkt zich vooralsnog nog tot de provincie Drenthe. In tegenstelling tot de Amerikaanse stierkikker lijkt de springkikker een stuk minder invasief en daardoor een veel mindere bedreiging voor de inheems kikkers in Nederland.
Meer weten over kikkers in Nederland?
Wil je meer weten over kikkers in Nederland of hoe je ze kunt helpen? Lees dan onze blog over hoe je zelf een poel aanlegt. Daarnaast raden we je aan om eens de website van natuurorganisatie RAVON te bezoeken. Lees ook eens onze blog over salamanders in Nederland of padden in Nederland. Ten slotte raden we je aan het boek ‘Praktisch natuurbeheer: amfibieën en reptielen’ te lezen van schrijver en bioloog Edo van Uchelen.
Iedereen kent ze wel: een kauw, zwarte en/of bonte kraai, ekster, gaai, wellicht zelfs een roek, notenkraker of raaf. Het zijn de kraaien van Nederland. De familie kraaiachtigen (Corvidea) gaat echter verder dan onze Nederlandse vrienden, want in totaal bestaat de familie uit 128 soorten. Ze komen bijna overal ter wereld voor. Ze behoren ook tot de zangvogels, hoewel niet iedereen hun stemgeluid als gezang zou kwalificeren. Het gekras van de kraai is niet zo bedoeld, maar hij heeft, net als wij allen, zijn eigen geluid en is daarmee heel herkenbaar.
Kraaien zijn sociale en intelligente vogels, net als de andere kraaiachtigen dat zijn
In deze serie nemen we je mee in de wereld van de kraaien. Elk deel van de serie licht een andere kraaiachtige van Nederland uit. Om de kraaiachtigen te leren kennen, vind je hier de taxonomie van deze familie zangvogels en algemene informatie over deze groep, want wat is het de moeite waard om deze vogels beter te leren kennen.
De vogels die in Nederland tot de kraaiachtigen horen, zijn:
Taxonomie kraaiachtigen in Nederland (De natuur van hier – Mickeal Kurvers)
Intrigerend
Kraaiachtigen hebben zoveel verschillende en verrassende kanten. Wat dat betreft ben je nooit uitgeleerd, want ze weten je steeds weer te verwonderen. Eigenlijk zouden we moeten zeggen: misschien verwonderen zij zich wel over ons. Want kraaiachtigen bestaan al ontzettend lang en hebben ons ontstaan meegemaakt. De oudste fossielen die in Europa gevonden zijn van het geslacht Corvidae (kraaien) dateren van 17 miljoen jaar geleden. Al die tijd zijn ze blijven evolueren, waardoor ze nu de kenmerken hebben waar ze om bekend staan.
Meestal zijn de vogels overwegend zwart, maar er zijn uitzonderingen. Zo ziet de gaai er bijvoorbeeld kleurrijk uit. Maar in andere landen heb je ook kraaiachtigen die er heel tropisch uit zien, met felle kleuren. De lichaamslengte bedraagt tussen de 20 en 67 centimeter. In Nederland is de kauw de kleinste kraaiachtige. Van vleugelpunt tot vleugelpunt meet hij 64-73 centimeter. De raaf is hier de grootste kraaiachtige, met een spanwijdte tussen de 100-150 centimeter. En daarmee de grootste zangvogel van ons land.
Een imposante raaf
Kraaiachtigen zijn intelligente vogels en dit zie je terug in hun gedrag. Eksters die bezig zijn met voedsel verstoppen, houden bijvoorbeeld in de gaten of iemand ziet waar ze het verstoppen. Ze nemen interessante spullen mee naar hun nest voor verder onderzoek. Kraaien en raven oefenen bepaalde klanken zachtjes voor zich uit, tot ze het zich eigen hebben gemaakt. Gaaien kunnen tot wel 5000 eikels verstoppen en brengen markeringen aan rondom de verstopplekken, zodat ze de plek onthouden.
Verder zijn veel van deze vogels monogaam. Familieleden helpen bij de opvoeding, wat je onder andere terugziet bij kraaien. De nesten zijn vaak groot, bij eksters heeft deze zelfs een dak.
Het menu van kraaiachtigen
Het voedsel van de vogels is uiteenlopend. Van dode karkassen tot menselijk afval. Door het opruimen van aangereden dieren helpen ze ziektes als botulisme uit de buurt te houden. En vroeger waren ze geliefd om het pikken van de emelten uit graslanden, terwijl dat nu vaak als overlast wordt gezien. Ook zaden, bessen, noten, wormen en insecten staan op het menu. Het zijn echte omnivoren.
Een kraai in de weer tussen menselijk afval
Verspreiding
Kraaiachtigen kom je eigenlijk overal in Nederland wel tegen, maar de raaf heeft zich nog niet overal helemaal gevestigd. Hij is nog niet lang geleden geherintroduceerd en is nog bezig met zijn opmars. De meeste kraaiachtigen zijn te vinden in omgevingen met bos en cultuurlandschappen. De laatste jaren komen ze ook steeds meer richting de mens, vanwege ons afval en de dieren die aangereden worden.
Wereldwijd gezien komen kraaiachtigen overal ter wereld voor. Gebieden waar je ze niet zult vinden zijn de poolgebieden, enkele Polynesische eilanden en Nieuw-Zeeland.
Serie kraaiachtigen
Hieronder kun je per deel meer lezen over de kraaien in Nederland.
Een van de bijzonderste vogelfamilies die we in Nederland tegen kunnen komen, is wat ons betreft toch de spechtenfamilie. In totaal telt deze familie zo’n 240 soorten wereldwijd, in Nederland zijn er zes (of toch zeven?) spechten te vinden. In dit artikel lees je welke soorten dit zijn en lees je hoe je een specht in de natuur kunt tegenkomen en hoe je er wellicht zelfs een naar je tuin kunt lokken.
Algemene kenmerken
Spechten hebben een kenmerkend silhouet
Voordat we de soorten specifiek beschrijven, bespreken we eerst wat algemene kenmerken die alle spechten met elkaar delen. Spechten zijn kleine tot middelgrote vogels met een scherpe snavel. Deze snavel gebruiken ze om het kenmerkende gedrag van een specht uit te voeren: in een snel tempo kort achter elkaar op een boom timmeren, roffelen genoemd. Dit gedrag heeft meerdere doeleinden. Door het timmeren op boomstammen zoeken ze voedsel, maken ze een nestholte of bakenen ze hun territorium af.
Om de klappen en trillingen van het timmeren op bomen op te vangen, hebben spechten zich over de loop van tijd op een bijzondere manier geëvolueerd. Een scherpe, rechte snavel met een extra hoornlaag, zeer sterke kop- en nekspieren, weinig hersenvocht en een versterkt tongbeen wat de klap gelijkmatig verdeeld over de schedel, zorgen er gezamenlijk voor dat de specht zijn werkzaamheden dag in en dag uit kan uitvoeren.
Spechten hebben daarnaast een lange kleverige tong waarmee ze insecten uit boomholtes weten te grissen. Ze hebben een stevige staart en scherpe klauwen waarmee ze zich goed aan een boom vast kunnen houden. Je zou denken dat alle spechten onlosmakelijk met bomen verbonden zijn, maar er zijn echter ook spechten die in boomloze habitats voorkomen. De Nederlandse soorten vind je wel voornamelijk terug in de bossen.
Taxonomie spechten in Nederland
Dit zijn de zes spechten die in Nederland voorkomen:
Kleine bonte specht (Dryobates minor)
Middelste bonte specht (Dendrocoptes medius)
Grote bonte specht (Dendrocopos major)
Zwarte specht (Dryocopus martius)
Groene specht (Picus viridis)
Draaihals (Jynx torquilla)
Vijf van de zes soorten behoren tot de onderfamilie echte spechten, één soort behoord tot de draaihalzen. In het verleden (tot 2015) werden de kleine-, middelste- en grote bonte specht allemaal tot hetzelfde geslacht (Dendrocopos) gerekend, maar tegenwoordig behoren ze allemaal tot een eigen geslacht.
Taxonomie spechten in Nederland (De natuur van hier)
Kleine-, middelste- en grote bonte specht
Als we het hebben over de soorten, dan kunnen we maar het beste meteen beginnen met de drie die het meest op elkaar lijken. De bonte spechten. Als beginner heb je geen idee waar je op moet letten en kom je vaak niet verder dan; ‘ik heb een bonte specht gezien’. Maar na het lezen van deze blog lukt het de volgende keer vast om die bonte specht verder op soort te kunnen determineren. Let hierbij niet alleen op het uiterlijk van de specht, de omgeving vertelt vaak ook al veel!
Kleine bonte specht (Dryobates minor)
De kleine bonte specht is, hoe kan het ook anders, de kleinste van het bont gezelschap en wordt niet groter dan 14 tot 16 centimeter met een spanwijdte van 25 tot 27 centimeter. De vrouwtjes zijn volledig zwart-wit gekleurd, de mannetjes hebben een rood petje. De kleine bonte specht is het best te onderscheiden door de grote en het ontbreken van de witte schoudervlekken.
De kleine bonte specht wordt slechts zestien centimeter groot en is daarmee ook goed te onderscheiden van de andere bonte spechten
Kleine bonte spechten zijn voor het maken van een nest vaak op zoek naar zachtere boomsoorten zoals wilg, berk en populieren. Ze komen dan ook vaak voor in loofbossen (ook wel in gemengde bossen), waarin voldoende van zulke bomen te vinden zijn. Daarnaast is het belangrijk dat er ook voldoende dood hout staat en ligt in het bos. Dit zorgt voor een hoge insectendichtheid in het bos, het hoofdvoedsel van de kleine bonte specht. Kleine bonte spechten zijn standvogels, wat betekent dat ze het jaarrond te vinden zijn in onze Nederlandse bossen.
Middelste bonte specht (Dendropicos medius)
De middelste bonte specht is de lastigste van de drie om waar te nemen, omdat deze wat meer eisen stelt aan zijn habitat. Wil je een middelste bonte specht spotten, dan moet je op zoek naar oude bossen met bij voorkeur veel eikenbomen. De middelste bonte specht wordt zo’n 19 tot 22 centimeter groot, met een spanwijdte van 32 tot 35 centimeter. Waar de meeste mannetjes en vrouwtjes vogels van een soort uiterlijke verschillen tonen, is dit bij de middelste bonte specht eigenlijk niet zo.
De middelste bonte specht is de lastigste bonte specht om te spotten in Nederland. Ze stellen specifieke eisen aan hun leefomgeving
Om hem te kunnen onderscheiden van de grote bonte specht kun je het beste letten op de kruin, deze is rood bij de middelste en bij de grote is deze zwart. Daarnaast is deze net wat kleiner dan de grote specht. Ten opzichte van de kleine heeft de middelste bonte witte schoudervlekken en is deze aanzienlijk groter.
Zoals gezegd houden middelste bonte spechten van oude eikenbossen. Hier zijn ze op de takken van oude bomen opzoek naar insecten. Naast insecten eten ze ook af en toe noten en bessen. Net zoals de kleine bonte is de middelste bonte een echte standvogel, wat betekent dat je in de winter ook op zoek kunt naar ze. De beste kans op een waarneming maak je in het Oosten en Zuiden van ons land.
Als laatste van de drie is er nog de grote bonte specht, de meest algemene van de drie. De grote bonte specht is iets groter dan de de middelste bonte specht, volwassen exemplaren zijn zo’n 20 tot 24 centimeter groot. De spanwijdte bedraagt zo ’n 34 tot 39 centimeter.
De grote bonte spechtis de meest algemene van de drie bonte spechten soorten in ons land
Grote bonte spechten zijn, naast de grootte, goed te herkennen aan de grote, witte schoudervlekken. Mannetjes hebben daarnaast een rode vlek aan de achterkant van het zwarte petje, bij vrouwtjes ontbreekt deze rode vlek. Het zijn echte standvogels, die het hele jaar in Nederland verblijven.
Het hoofdvoedsel bestaat uit insecten. Maar ook noten, zaden en zelfs vogelvoer in tuinen eten ze graag. Grote bonte spechten maken daarnaast ook drinkgaatjes in bomen (Naturetoday). Dit zijn kleine gaten in de stam van de boom, die vollopen met boomsappen. Deze boomsappen zijn rijk aan suikers en mineralen en daardoor een goede toevoeging op het menu. Andere spechtensoorten profiteren mee van deze drinkgaatjes.
Jongen grote bonte spechten
De grote bonte specht kun je tegenkomen in bossen maar ook in stadsparken en zelfs op vakantieparken. Ga je in het voorjaar op pad, dan maak je zelfs kans op jongen grote bonte spechten te treffen. De jongen zijn in de periode eind mei/begin juni zo groot geworden dat ze bijna kunnen uitvliegen. Ze zitten dan ongeduldig met hun kopje naar buiten gestoken om hun ouders te roepen voor meer voedsel. Kijk dus goed om je heen als je door het bos wandelt en houd je oren goed open, wellicht zie je dit bijzondere tafereel.
Groene specht (Picus viridis)
De meest opvallende is met stip op nummer één toch wel de groene specht. Deze kleurrijke verschijning is absoluut niet te verwarren met de andere spechtensoorten. De groene specht is hoofdzakelijk olijfgroen gekleurd, met een grijsgroene buik, gele borst en staartbasis vlekken. Het gezicht bevat zwarte vlekken en rood op het kopje. De mannetjes hebben daarnaast nog een rode wangvlek.
Door zijn overwegend groene kleur valt de specht niet op als hij op de grond in het gras zit. Op de grond? Ja, ten opzichte van de andere spechten eerder benoemd leeft de groene specht veel op de bodem. Hier is hij naarstig op zoek naar mieren, zijn hoofdvoedsel. Dit doet hij door met zijn snavel een nest open te hakken en met zijn lange, kleverige tong het nest binnen te gaan.
Groene spechten brengen veel tijd door in het gras, op zoek naar mieren
Naast de kleur en de plek waar je een groene specht treft, heeft deze specht nog een bijzonderheid. In tegenstelling tot de andere soorten herken je deze soort niet op afstand door zijn roffel, maar door zijn roep. Deze wordt vaak aangehoord als een soort lach. Mocht je dus door de natuur lopen en lijkt het net alsof je verder weg een lach hoort, dan is er een grote kans dat je net een groene specht hoorde roepen.
De groene specht kun je in bijna alle provincies treffen, echter is de soort in Flevoland, Friesland en Groningen erg schaars. Dit heeft te maken met minder bos in deze provincies.
Zwarte specht (Dryocopus martius)
De zwarte specht is de grootste spechtensoort van Europa en de op een na grootste (na de poederspecht) van de wereld. Met zijn lichaamslengte van 45 tot 57 centimeter is deze specht ruim 20 centimeter groter dan de grote bonte specht. De spanwijdte is 64 tot 73 centimeter. Een imposante verschijning kun je wel zeggen.
De grootste specht van Nederland én Europa, is de zwarte specht
Zoals de naam wel doet vermoeden is het verenkleed van de specht overwegend zwart. Ze hebben daarnaast een rode kruin. Dit is ook het kenmerk waarmee je de mannetjes van de vrouwtjes kunt scheiden. Bij de mannetjes begint de rode tekening vaak al op het voorhoofd en loopt deze taps toe tot bijna in de nek. Bij vrouwtjes is alleen de kruin rood.
Naast grootte en het verenkleed, is er nog een andere manier om de zwarte specht te onderscheiden van andere spechtensoorten. Ze vliegen namelijk niet in een golvende beweging, wat erg opvallend is voor andere spechtensoorten, maar meer in een rechte lijn zoals bijvoorbeeld een gaai zich voortbeweegt.
De zwarte specht is een echte bosbewoner. In de 19e eeuw werden er in Nederland veel bossen met naaldbomen aangeplant. Dit heeft de opmars van de zwarte specht in gang gezet. Hij heeft zich toen vrij algemeen gevestigd door het land, met uitzondering van de provincies waar bos schaars is. Goede plekken om op zoek te gaan naar de zwarte specht zijn het Drents-Friese Wold, de Schinveldse bossen in Limburg of het Amerongse bos in Utrecht. Ze hebben een voorkeur voor dode eikenbomen, dus let hier goed op!
De laatste specht die we bespreken, de draaihals, wordt gauw over het hoofd gezien als je er niet naar op zoek bent. Door zijn teruggetrokken levensstijl, onopvallende kleuren en omdat hij overwegend op de grond leeft, is dit een vogel die niet veel mensen in hun leven zullen treffen.
Met een lichaamslengte van circa 16 centimeter en een spanwijdte van ongeveer 34 centimeter, behoort de draaihals tot de wat kleinere spechtensoorten van ons land. Zoals gezegd is het verenkleed van de draaihals onopvallend. Zwarte, grijze en bruine strepen kleuren het verenkleed en als je goed kijkt lijkt er een soort van boomschorspatroon in te zitten. Dit is ook wel te verklaren daar de draaihals veel op de grond zit en hierdoor dus bijna niet opvalt.
De draaihals is een onopvallende vogel en door het niet geoefende oog lastig te ontdekken.
Zijn naam heeft hij te danken aan het vermogen dat hij zijn nek in allerlei verschillende standen kan draaien. Dit geeft hem het voordeel dat hij zijn omgeving goed in de gaten kan houden. Het dieet bestaat hoofdzakelijk uit mieren. De draaihals houdt van open loofbossen op voornamelijk zandgronden. Een goede kans op een waarneming maak je op de Veluwe, bijvoorbeeld in het Deelerwoud. Het is echter een erg onopvallende vogel en er zijn maar weinig broedparen in Nederland, dus je zult goed je best moeten doen om er een te vinden.
Een andere goede plek om een draaihals is waar te nemen is Texel. Maar Texel lijkt in eerste instantie niet echt een spechtenplek. Dat klopt, maar de draaihals is een trekvogel, vrij ongewoon voor een specht. Daarom worden in het voor- en najaar regelmatig draaihalzen waargenomen, op weg (of juist op weg terug) naar tropisch Afrika.
Grijskopspecht (Picus canus)
Bij de draaihals schreven we dat dit de laatste specht was die we zouden bespreken, maar we hebben er nog eentje achter de hand gehouden, de grijskopspecht. De grijskopspecht is een specht die zelden wordt gezien in Nederland, een echte dwaalgast, maar algemener aanwezig is in onze buurlanden. Een keer in de zoveel jaar wordt er eens een grijskopspecht in Nederland waargenomen die hier dan een tijdje bivakkeert.
De grijskopspecht is gemakkelijk aan te zien voor een groene specht, maar is wat kleiner en heeft een grijze kop. De mannetjes hebben een rode kruin op de kop. Qua gedrag en dieet lijkt de grijskopspecht ook erg op de groene. Hij leeft ook veel op de grond waar hij op zoek is naar mieren.
De grijskopspecht is een zeldzaamheid in Nederland (Saxifrage, Mark Zekhuis)
Wil je eens op zoek gaan naar de grijskopspecht? Dan kunnen we je een reis naar het Teutoburgerwoud in Duitsland aanraden. We hebben het Teutoburgerwoud ontdekt middels een meerdaagse wandelvakantie. Lees hier verder als je daar meer over wil weten. Ook in de Ardennen is deze gave specht te zien. Helaas hebben we hem hier zelf niet gezien, maar hij zit er wel degelijk.
Spechten in de tuin
Je zou het misschien niet meteen zeggen, maar als je een wat grotere tuin hebt is het zeer goed mogelijk een specht in je tuin te krijgen. Zo komt de grote bonte specht zelfs voor in de top 20 van meest getelde tuinvogels tijdens de jaarlijkse tuinvogeltelling. Ben je na het lezen van dit artikel enthousiast geworden en wil je zelf ook een specht in je tuin? Lees dan snel deze tips!
Het meest voor de hand liggend is natuurlijk dat je moet zorgen voor veel groen en bomen in je tuin. Heb je een volwassen boom? Kap deze dan zeker niet! Volwassen bomen bieden een verscheidenheid aan insecten wat voor veel spechten een groot percentage van het dieet is. Ook dode bomen hebben in deze nog een perfecte functie. Een dode boom kan een uitstekende plek zijn om een nest te maken. Daarnaast trekt het zeldzame(re) insectensoorten aan wat weer een grotere verscheidenheid van voedselaanbod biedt. En een hogere biodiversiteit zorgt nou eenmaal voor meer bijzondere soorten.
Nestkastjes en voedsel aanbieden
Naast bomen aanplanten en behouden is het ook een goed idee om wat voedsel aan te bieden. Spechten zijn gek op pinda’s (hier te bestellen via vivara). Biedt deze op een rustige, beschutte plek aan in de tuin en naast spechten zou het zomaar kunnen dat er ook wat sijsen of een boomklever op af komen. Naast pinda’s kun je ook een pindakaaspotje (vivara), speciaal voor spechten ophangen. Een (of meerdere) insectenhotel ergens in de tuin is ook zeker een goed idee. Het grotere aanbod insecten in je tuin zal naast spechten ook veel andere insectenetende vogels aantrekken.
De grote bonte specht is een graag geziene gast in groene tuinen
Uiteraard kun je er ook nog voor kiezen een spechtenkast op te hangen. Zorg ervoor dat je de nest tegen een grote, wat oudere boom hangt op ongeveer drie meter hoogte. Via deze link (bol.com) is een nestkast voor de grote bonte specht te bestellen. Deze ziet er natuurlijk uit waardoor die niet opvalt en deze is gemakkelijk vanuit de zijkant te openen. Handig als je de nestkast in het najaar gaat schoon maken. Daarnaast is deze extra lang (aangepast op het formaat van de specht) en moet de invliegopening door de specht zelf nog verder uitgehakt worden.
De soorten waarop je de meeste kans maakt
Het meeste kans maak je om de grote bonte specht te lokken. Deze wordt zelfs waargenomen in kleinere tuinen in dorpen en steden. Daarnaast is het ook goed mogelijk om de groene specht in je tuin te zien, alleen moet je hiervoor al wat landelijker en in een meer open terrein wonen. Het is echter zeer de moeite waard om je tuin aantrekkelijker maken voor spechten (of vogels in het algemeen). Het is een zeer bijzondere ervaring om een dergelijke vogel vanaf je bank te kunnen waarnemen!
Ieder najaar vindt het weer plaats, een van de grootste natuurfenomenen der aarde. Grote groepen vogels komen samen om gezamenlijk aan hun verre reis naar het zuiden te beginnen. Het klassieke beeld van ganzen dat in een v-vorm zich door de lucht voortbeweegt kennen we allemaal wel. In het voorjaar verzamelen de vogelsoorten zich eveneens en beginnen ze aan de weg terug. Dit fenomeen noemen we de vogeltrek. Maar waarom trekken vogels? Is het niet verstandiger om in het zuiden te blijven? Zijn alle vogels trekvogels? Hoe vinden ze de weg? In deze blog vind je antwoord op al deze vragen. Dus lees snel verder!
Trekvogels, wat zijn dat?
Voordat we het gaan hebben over de vogeltrek is het wijs om wat begrippen door te nemen. Vogels hanteren nogal wat verschillende strategieën waardoor er in de loop der tijd flink wat begrippen zijn ontstaan. Om het verhaal goed te begrijpen is het raadzaam om eerst deze begrippen verder te definiëren.
We beginnen met de meest voor de hand liggende; de trekvogel. Onder trekvogels verstaan we alle vogelsoorten waarvan alle individuen in een bepaalde periode in het jaar (ver) weg trekken naar een ander gebied en in een later stadium weer terugkeren. Meestal vindt de trek naar het Zuiden in het najaar plaats en vindt de terugkeer plaats in het voorjaar. Het tegenovergestelde van een trekvogel is een standvogel. Standvogels zijn vogels die niet naar een andere plek trekken om te overwinteren, maar het hele jaar door op dezelfde plek verblijven.
Ganzen zijn typische trekvogels
Seizoenen
Soorten die alleen in de zomer in ons land verblijven en hier broeden noemen we zomervogels. Vogels die in de zomer in ons land verblijven, maar niet broeden noemen we een zomergast. Vogels die het hele jaar in Nederland verblijven, maar niet broeden zijn jaargasten. Wintergasten zijn vogels die hier alleen in de winter verblijven, maar niet broeden. Vaak zijn dit vogels die de zomer doorbrengen in Scandinavië of Noord-Rusland en komen overwinteren in onder andere Nederland. Dan zijn er nog de vogels die door ons land heen reizen en alleen enkele dagen aanwezig zijn om uit te rusten/aan te sterken. Deze vogels noemen we doortrekkers. Vervolgens is er nog de groep die niet duidelijk een keuze kan maken, de deeltrekkers/twijfelaars. Hiervan trekken een aantal individuen naar een ander gebied en blijft het andere deel van de soort op de plek het hele jaar door.
Langs de kust heb je kans om tijdens de trek honderdduizenden vogels tegelijk te zien
Zichtbaar is dat door klimaatverandering vogels van strategie veranderen en echte trekvogels van vroeger tegenwoordig als deeltrekkers geclassificeerd kunnen worden. Daarnaast kan er gesteld worden dat trekvogels vaak insecteneters zijn. In de gebieden waar ze in de zomer verblijven wordt het in de winter vaak te koud om voldoende voedsel (insecten) te vinden, waardoor ze genoodzaakt zijn naar het zuiden te trekken.
Dan is er nog een laatste begrip wat de moeite waard is om te benoemen: de dwaalgasten. Dit zijn soorten die hier van nature niet voorkomen maar waarvan soms toch een exemplaar wordt waargenomen. Dit exemplaar verblijft hier in het algemeen maar kort en zal spoedig terugkeren naar zijn echte leefomgeving. Reden dat dwaalgasten op vreemde plekken terecht komen zijn oriëntatieproblemen, voedselgebrek, storm of ziekte.
Goudplevieren zijn vogels die hier het hele jaar door verblijven, maar niet broeden. Echte jaargasten dus
Het nut van trekken en de kunst ervan
Nu we weten welke soorten trekvogels we allemaal kunnen waarnemen in Nederland, is het tijd om uit te zoeken waarom vogels eigenlijk trekken. En hoe doen ze dat dan? Nemen ze altijd dezelfde route? En hoe weten ze of ze wel de juiste route vliegen? Complexe vragen waar wetenschappers al decennia lang antwoorden op proberen te vinden.
Het nut van trekken
De grote vraag is natuurlijk: waarom beginnen vogels aan zo’n grote onderneming? Waarom riskeren ze hun leven, putten ze zichzelf helemaal uit en laten ze hun vertrouwde omgeving (tijdelijk) achter zich om ergens anders de winter door te brengen om vervolgens diezelfde gevaarlijke route nogmaals af te leggen en weer terug te keren op de plek waar ze vorig jaar gebroed hebben? Want ga maar na wat voor een gevaren er op de loer liggen. Onderweg trotseren ze windmolens en hoge gebouwen die ze niet zien. Komen ze in stormen terecht, kunnen verdwaald raken en zijn ze uitgeput een makkelijkere prooi voor roofdieren. Deze risico’s nemen ze allemaal voor een betere kans om nageslacht groot te brengen.
In de winter verandert het weer en wordt het kouder in ons land. Dit is op zichzelf niet voornaamste de reden waarom vogels besluiten naar het warmere zuiden te trekken. Maar met de warmte die in het najaar ons land verlaat, verdwijnen ook de insecten en worden de dagen korter. Dit zorgt ervoor dat er voor de trekvogels te weinig voedsel is om zich in de winter mee te voeden en dat verklaart waarom ze hun heil tijdelijk ergens anders gaan zoeken.
Waarom komen trekvogels weer terug?
Maar als ze in het zuiden meer voedsel kunnen vinden, is het dan niet logischer om daar in de zomermaanden ook te verblijven? Dat zou je in eerste instantie denken, maar er zijn een paar redenen aan te halen waarom het toch logischer is om weer terug te keren. De eerste is concurrentie. Als alle vogels in het zuiden zouden blijven, zou er veel te veel concurrentie onderling zijn en alsnog te weinig voedsel en broedmogelijkheden.
Daarnaast zorgen de seizoenen in het gematigd klimaat in West- en Noord-Europa voor een explosie van leven (en dus ook insecten) in het voorjaar. Voedsel in overvloed dus.
Terug trekken naar het noorden heeft nog een laatste voordeel ten opzichte van blijven in het zuiden: in het voorjaar en de zomer beginnen de dagen te lengen. Dit biedt vogels langer de tijd om opzoek te gaan naar voedsel en hun jongen groot te brengen. In het zuiden is er in de zomer relatief minder daglicht, waardoor het zoeken naar voedsel beperkt is. Deze drie factoren zorgen ervoor dat vogels in het noorden gemiddeld meer jongen kunnen grootbrengen dan wanneer ze in het zuiden zouden blijven.
In juli en augustus starten de grutto’s aan hun trektocht langs de kust van Nederland, België, Frankrijk en Spanje om in Afrika te overwinteren
De kunst van het trekken en de route
Hoe weten vogels nou wanneer het tijd wordt om te vertrekken? Hiervoor bestuderen ze hun omgeving. Wanneer de hoek van de zon (zon staat lager in het najaar) verandert, het kouder wordt en het voedselaanbod minder wordt dan weten vogels dat de trek nadert. Zelfs vogels die leven in gevangenschap merken dit en tonen opmerkelijk gedrag. Wetenschappers hebben bij vogels die leven in gevangenschap de gedragsveranderingen onderzocht die vogels ondergaan op het moment dat het bijna tijd is om te vertrekken. Vogels worden onrustiger en zelfs hun slaappatroon veranderd. Dit gedrag wordt omschreven (door Duitse wetenschappers) als Zugunruhe.
Wanneer het tijd is om te vertrekken, verzamelen individuen zich vaak om samen de reis te maken. Iedere soort houdt er zijn eigen strategie op na. Sommige vliegen langs de kust, andere vliegen over het binnenland naar het zuiden. Wil je meer lezen over tien vogels met een bijzondere ‘trek-strategie’, lees dan deze blog!
Deze strategieën zijn overigens niet in beton gegoten. Door klimaatverandering zijn er duidelijk wijzigingen in strategieën zichtbaar. Waar de ooievaar vroeger steevast een trekvogel was, zien we tegenwoordig steeds meer individuen kiezen om te blijven en is de ooievaar daarom voortaan een deeltrekker te noemen.
Hulplijntjes
Om ervoor te zorgen dat ze ieder jaar weer op de juiste plek terecht komen hebben vogels een aantal hulpmiddelen. Zoals al eerder gezegd gebruiken een aantal vogelsoorten de kustlijn als navigatiepunt. Een goed voorbeeld hiervan zijn de grutto’s. Deze vliegen helemaal vanaf de kust van Nederland, via België, Frankrijk en Spanje naar Afrika en gebruiken de kustlijn als navigatiepunt. Andere herkenningspunten in het landschap worden ook gebruikt om te navigeren. Daarnaast oriënteren vogels zich ook met behulp van de zon en de sterren (afhankelijk van of het dag- of nachttrekkers zijn). Als laatste hulpmiddel hebben vogels het magnetisch veld. Wetenschappers hebben aangetoond dat vogels dit magnetisch veld letterlijk kunnen zien door een speciaal orgaan in hun hoofd.
Met behulp van deze middelen kunnen vogels dus jaarlijks duizenden kilometers afleggen om op de juiste plek terecht te komen.
Hoe trekvogels spotten?
De massale trek van vogels in het najaar is een natuurfenomeen wat iedereen een keer ervaren moet hebben. We kennen allemaal wel de beelden van ganzen of kraanvogels in hun klassieke v-vorm formatie
Maar er zijn nog veel meer trekvogels die je kunt spotten. Hoe pak je dit het beste aan? Zoals gezegd is dit het beste waar te nemen in het najaar. Oktober is de piekmaand en vertrekken er miljoenen vogels zuidwaarts.
Zorg ervoor dat je een goede verrekijker hebt en houd websites als waarneming.nl in de gaten om te zien waar grote aantallen vogels worden gespot. Daarnaast is een vogelboekje essentieel om je waarneming snel te kunnen controleren. Zelf zijn we begonnen met de Vortex Diamontback XD met een vergroting van 8x en een lensdiameter van 32mm. Een betaalbaar instapmodel waar wij veel plezier van hebben beleeft. Bestel hem hier via bol.com. Als vogelgids gebruikten we deze (bol.com) ‘zakgids vogels Nederland en België’. Deze is compact, dus handig mee te nemen, en kleurrijk geïllustreerd.
Een goede plek om te starten is op of nabij de waddeneilanden en dan verder zuidwaarts langs de kustlijn. Ga vroeg op pad, zo zorg je ervoor dat je zoveel mogelijk soorten op een dag mee kunt nemen.
De trek achterna
Ook in het buitenland zijn uitstekende plekken te bezoeken om trekvogels te spotten. Neem bijvoorbeeld Extremadura in Spanje. Dit is een belangrijke overwinterplek voor veel vogels, of een tijdelijke rustplek voordat ze het laatste stuk naar Afrika afleggen. In het najaar kun je hier duizenden kraanvogels, reigers, zangvogels en grutto’s treffen.
Ieder jaar is er in oktober ook de internationale vogeltrekteldag. Dan worden er door heel Europa door duizenden vogelaars miljoenen trekvogels geteld. Hiermee wordt belangrijke informatie vervaardigd over de aantallen trekvogels en de belangrijke rustplaatsen en trekroutes van vogels om deze in de toekomst te kunnen beschermen. Zet deze datum dus jaarlijks in je agenda om ook jouw steentje bij te dragen aan het behoud en beschermen van dit natuurfenomeen.
Verschillende strategieën kennen we bij trekvogels: er zijn dagtrekkers (ooievaars en ganzen bijvoorbeeld) en je hebt nachttrekkers (eendensoorten)
De meeste vogels trekken in het najaar richting het zuiden. Afhankelijk van de soort kan dit Zuid-Europa zijn of Noord-Afrika. Vogels uit Scandinavië en Rusland trekken hoofdzakelijk naar de gematigde streken in West-Europa, waaronder Nederland. Er zijn ook enkele soorten die juist van het Zuiden naar het Noorden trekken, zoals de grote pijlstormvogel.
Waarom trekken vogels naar het zuiden?
Vogels trekken naar het zuiden omdat er in de winter te weinig voedsel aanwezig is in hun huidige leefgebied. In het voorjaar trekken de vogels weer terug naar hun oorspronkelijke leefgebied omdat er dan weer genoeg voedselaanbod is en ze daar kunnen gaan broeden.
Wanneer trekvogels spotten?
De beste tijd om vogels tijdens de trek te spotten is in het najaar, met oktober als piekmaand. Er zijn echter ook al soorten die eerder vertrekken. Vanaf juli t/m november is het mogelijk vogels te spotten die naar het zuiden trekken. Afhankelijk van het weer keren de vogels in het voorjaar weer terug en zijn ze te zien vanaf eind februari tot in juni.