We zijn aanbeland bij het derde en laatste deel van onze uilenserie ‘Uilen in Nederland’. In deel I bespraken we de algemene kenmerken van uilen, de kerkuil en de velduil. In deel II kwamen de steenuil en de ransuil aan bod. Dit derde deel sluit af met de oehoe en de bosuil. Ook worden er enkele dwaalgasten besproken.
Oehoe (Bubo bubo)
Deze opvallende uilen behoren tot de grootste uilen ter wereld. Hij lijkt door zijn oorpluimen weliswaar op de ransuil, maar de oehoe is maar liefst twee keer zo groot als de ransuil. Het gaat nu weer wat beter met de oehoe. Jarenlang is deze grote uil vervolgd, waardoor er nog maar weinig exemplaren over waren. Nog steeds heeft hij het zwaar. De oehoe heeft zijn naam aan zichzelf te danken: hij is naar zijn eigen geluid vernoemd (onomatopee).
Kenmerken
Zoals hierboven al benoemd, behoort de oehoe tot de grootste uilen ter wereld. Voor Nederland is het de grootste uil. De oehoe wordt tussen de 60-75 centimeter groot. Het vrouwtje is groter dan het mannetje. De spanwijdte bedraagt tussen de 160-190 centimeter. Het lichaam van de oehoe is groot. Bovenop het hoofd zitten twee oorpluimen van bijna tien centimeter. De grote, oranje ogen vallen ook op. De oehoe zelf daarentegen valt nauwelijks op in zijn natuurlijke habitat. Zijn verenkleed, bovenop lichtbruin tot donkerbruin met donkere vlekken en banden en van onder lichter van kleur met donkere lengtestrepen, vormt de perfecte camouflage tegen bomen of steenwanden. Door zijn grootte herken je de oehoe vrijwel gelijk. Daardoor is deze uil niet snel te verwarren met andere uilen.
Voedsel en verspreiding
Deze grote uilen eten voornamelijk wat er op hun pad komt. Dit kunnen kleine zoogdieren, maar soms ook grotere zoogdieren zijn, zoals een vos. Roofvogels en andere uilen worden ook door de oehoe gegeten. Er zijn resten van buizerds en haviken aangetroffen in prooiresten van oehoes. Qua kleinere prooien zijn dit vaak muizen, ratten, vogels en amfibieën.
In kleine zoogdieren die de oehoe eet, zoals muizen, zit helaas vaak vergif. Toegediend door de mens, omdat ze als overlast worden ervaren. De oehoe (en andere roofdieren) krijgt dit dan ook binnen. Het gif wordt opgeslagen in de vetreserves, waardoor de oehoe er niet altijd gelijk iets van merkt. Maar in jaren met minder voedselaanbod worden de vetreserves van de oehoe aangesproken en komt het gif vrij. Dit is de reden waarom oehoes vaak niet ouder dan een jaar of 4-6 worden, terwijl ze een leeftijd kunnen bereiken van twintig jaar of zelfs nog ouder. Gebruik dus nooit gif, niet tegen dieren en niet in de tuin.
Deze uilen hebben zich door de jaren heen aangepast aan allerlei verschillende soorten landschappen en omgevingen. Zelfs in stedelijke omgeving duikt er af en toe eentje op. Een belangrijke voorwaarde voor een territorium is het voedselaanbod. Er moet jaarrond genoeg aanbod zijn. Water is een andere belangrijke voorwaarde, om te kunnen drinken en te badderen.
Broeden
Door de jarenlange vervolging van de oehoe is er lange tijd geen broedsel geweest in Nederland. Sinds 1997 wordt er weer jaarlijks gebroed en verspreidt de oehoe zich meer door het land. Elk jaar in de herfst begint de paarvorming van de oehoe. De uilen blijven hun leven lang in hetzelfde territorium, maar wisselen wel eens van nest. Er wordt wel eens een oud nest van een roofvogel gebruikt, maar er wordt ook wel op de grond gebroed. Vaker worden nesten gevonden op richels van steengroeven, zoals bij Maastricht en Winterswijk. Kunstnesten in bossen worden ook gebruikt.
Gemiddeld worden er 3-5 eieren gelegd. De oehoe broedt vanaf het eerste ei, waardoor de eieren niet tegelijk uitkomen. De broedtijd neemt een dikke maand in beslag. De jonge oehoes zijn na tien weken vliegvlug. Voor die tijd klauteren ze al uit het nest. Daarna wordt hen de kneepjes van het jagen bijgebracht. Dit moeten de jonge uilen na 5 maanden zelf kunnen, want dan is het tijd om een eigen territorium op te zoeken. En daarvoor trekken de jongvolwassen oehoes ver, zo’n 100 kilometer. Soms zelfs nog verder.
Lees ook: arenden in Nederland
Bosuil (Strix aluco)
Waarschijnlijk heb je de bosuil nog nooit gezien, maar de kans is groot dat je hem wel eens hebt gehoord. Is het niet tijdens een avondlijke boswandeling, dan is het wel in een film. Het kenmerkende geroep van de bosuil draagt namelijk ver én wordt gebruikt in heel veel films en series, om de sfeer van de nacht op te roepen.
Hoewel zijn naam anders doet vermoeden, komt de bosuil niet alleen in het bos voor. Deze uil is niet de meest kieskeurige en kan een woongebied vinden in verschillende soorten bossen, parken en soms ook rondom bebouwing, mits er voldoende groen aanwezig is.
Kenmerken
De bosuil is een middelgrote uil. Hij wordt zo rond de 40-42 centimeter groot. Een andere vogel van die grootte is bijvoorbeeld de zwarte kraai. De spanwijdte van de bosuil is tussen de 90-95 centimeter. Het vrouwtje is zwaarder dan het mannetje. De ogen van de bosuil vallen op, deze zijn groot en donker. Ook de kop van deze uil is relatief groot, het lichaam daarentegen is gedrongen. Bosuilen zitten graag in boomholtes, zoals op de foto hierboven. Maar ook zitten ze overdag op takken, tegen de boom aan gedrukt.
De bosuil heeft een gevarieerd verenkleed, van donkergrijs en donkerbruin tot donkerrood. Op de vleugels zijn lengtestrepen te zien en bevinden zich witte vlekken. Doordat de veren zo opgaan in boomschors, zie je de bosuil makkelijk over het hoofd.
Voedsel en verspreiding
De bosuil is de meest voorkomende uilensoort van Europa. Dat heeft onder andere te maken met de verschillende leefgebieden waar hij zich kan standhouden en zijn voedselkeuze. Ook in Nederland komt de bosuil bijna overal voor, maar minder in de weidse delen in het noorden van Nederland en Zeeland (zie afbeelding hieronder). De bosuil heeft in ieder geval (oude) bomen nodig. Het maakt dan niet veel uit of dit in een bos of een park is. In het leefgebied moeten ook genoeg mogelijkheden zijn om te rusten en te broeden.
Een ander belangrijke voorwaarde om zich ergens te kunnen vestigen, is het voedselaanbod. De bosuil is een behoorlijke alleseter. Aan de jongen wordt in het begin vooral regenwormen gevoerd. Later eet deze uil kevers en amfibieën, maar ook vogels en kleine zoogdieren als konijn, muis en mol. In omgevingen met meer bebouwing staan meer vogels op het menu en in natuurlijkere omgevingen meer kleine zoogdieren. De bosuil eet soms zelfs vis.
Broeden
Man en vrouw bosuil zijn een koppel voor hun hele leven en leven altijd in hetzelfde territorium. De baltsperiode begint al vroeg, soms al in december. De eieren worden daardoor soms al in februari gelegd. De bosuil kan 1-7 eieren per broedsel leggen. Er wordt een legsel grootgebracht per jaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de kerkuil wordt bij de bosuil niet vanaf het eerste ei gebroed, maar vanaf het tweede of derde ei. De bosuil broedt ongeveer een maand. Afhankelijk van de omgeving kan er op verschillende plekken gebroed worden. Zo worden boomholtes gebruikt, maar ook wel oude nesten van bijvoorbeeld de ekster. In omgevingen met meer bebouwing kan de bosuil ook broeden in gebouwen. Nestkasten worden ook gebruikt door deze uil. Je kunt er eentje zelf maken met onze bouwtekening of er eentje kopen (vivara.nl). Bij Beleef de Lente wordt er al jaren een koppel bosuilen in hun broedperiode gevolgd.
Nadat de jongen uit de eieren zijn gekomen, brengen ze eerst een tijd in het nest door. Na enkele weken kunnen ze al hun weg naar buiten gaan zoeken, ze worden dan takkelingen. De jonge uilen brengen dan nog een tijdje door op een veilige plek op een tak. Ze worden nog gevoerd door de ouders. Na vier weken zijn de uilen vliegvlug en kunnen ze zelf op zoek gaan naar hun voedsel. De jonge uilen brengen nog een periode door in het territorium van hun ouders. Rond de herfst moeten ze dan echt uitvliegen en op zoek naar hun eigen gebied. Jonge bosuilen kunnen wel 50 kilometer trekken voor een eigen plek.
Lees ook: bouwtekening nestkast bosuil
Dwaalgasten
De zes broedende uilensoorten in Nederland zijn nu allemaal voorbij gekomen. Dat wil niet zeggen dat er in Nederland geen andere uilensoorten voorkomen. Er zijn een aantal dwaalgasten die hier wel eens voorkomen, maar (nog) niet broeden. Deze dwaalgasten worden vaak een paar dagen, maximaal een paar weken, gezien en vliegen vervolgens weer door.
Ruigpootuil
We beginnen gelijk met een uitzondering, want de ruigpootuil heeft wel enkele keren in ons land gebroed. In Drenthe zijn er broedgevallen bekend, maar helaas lijken alle uitgevlogen jongen het niet gered te hebben. Deze uilensoort broedt in Duitsland, niet ver weg van de grens. Dit is een soort die we misschien in de toekomst wel vaker kunnen gaan zien.
Dwerguil
Dit is de kleinste uilensoort van Europa. Hij wordt ook wel de musuil genoemd. De afgelopen twee decennia zijn er elf bevestigde waarnemingen van deze uil in Nederland. De dwerguil broedt in de Hoge Venen in België en in het Sauerland in Duitsland. Deze uil zou kunnen optrekken naar Nederland.
Dwergooruil
Er zijn in Nederland dertien bevestigde waarnemingen van deze uil. De dwergooruil is ook een kleine uil. Hij leeft vooral in het Middellandse zeegebied.
Sneeuwuil
De sneeuwuil leeft op de koude toendra’s in het noorden. Wanneer daar zeer strenge winters zich voordoen, wil de sneeuwuil nog wel eens wat afzakken en in Nederland aankomen als dwaalgast.
Uilen in Nederland deel I & deel II
Uilen in Nederland deel I: algemene kenmerken uilen, kerkuil en velduil
Uilen in Nederland deel II: ransuil en steenuil