Wanneer de zon begint te schijnen, komen ze te voorschijn. Zoemend door de lucht, of stilzittend op een steen of in het gras, opwarmen in de zon. Overal in Nederland zie je ze: juffers en libellen. Deze grote insectachtigen zijn er in veel soorten en maten, maar wat is nou het verschil tussen juffers en libellen? Zijn ze echt verschillend of gebruiken we twee benamingen voor dezelfde soort? In deze blog gaan we op zoek naar het antwoord!
Libellen zijn een van de grootste insecten van Europa en ze bestaan al miljoenen jaren. Zelfs in de tijd van de dinosaurussen waren er al libellen. Deze oerlibellen leefde ongeveer 280 miljoen jaar geleden in het Carboon (nog voor de dinosaurussen dus) en werden toen vele malen groter dan dat ze hedendaags worden. De grootste libelle die geleefd heeft, was de Meganeura monyi. Deze bereikte een lengte van 40 centimeter en een spanwijdte van circa 70 centimeter. Dit is waarschijnlijk het grootste insect dat ooit heeft geleefd en deze leefde onder andere in Europa.
Taxonomie juffers en libellen
Tegenwoordig zijn er geen oerlibellen meer. De insectenorde ‘libellen ‘ wordt tegenwoordig onderverdeeld in de nog levende onderordes de echte libellen (ongelijkvleugeligen) en de juffers (gelijkvleugeligen) (juffers leefde 290 miljoen jaar geleden in het Perm ook al). In de volksmond worden de echte libellen meestal ‘gewoon’ libellen genoemd.
Door het ontdekken van de oerlibellen is er wat opspraak geraakt bij de taxonomische indeling. De ene schrijft dat er drie onderordes zijn (oerlibelllen, echte libellen en juffers). De andere deelt de oerlibellen en echte libellen samen in een onderorde Epiprocta.
Hoe het ook ingedeeld wordt, de twee nog levende onderordes (echte libellen en juffers) zijn nauw aan elkaar verwant. Maar toch zijn er wel degelijk verschillen te vinden tussen de twee.
Verschillen juffers en libellen
Zoals de naamgeving van de onderordes al doet vermoeden, zijn er verschillen te vinden tussen juffers (gelijkvleugeligen) en libellen (ongelijkvleugeligen). En het eerste verschil zit hem dus in de vleugels. Bij de juffers zijn de voor- en achtervleugels gelijk aan elkaar. Bij libellen zijn de achtervleugels breder aan de basis ten opzichte van de voorvleugels. Daarnaast zijn libellen over het algemeen een stuk forser gebouwd en hebben ze in verhouding een korter lichaam. Juffers zijn daarentegen slank van vorm en hebben een relatief lang lichaam.
Een ander opmerkelijk verschil zijn de ogen. Zoals het lichaam van een libelle zijn ook de ogen een stuk groter dan bij juffers. Doordat ze zulke grote ogen hebben, raken ze elkaar bijna. Bij juffers zitten de kleine ogen meer aan de zijkant van de kop.
Ook aan de achterkant van het lichaam kun je kenmerken herkennen die wijzen op een juffer of libelle. Beide soorten hebben hier een soort grijpers zitten die gebruikt worden tijdens de voortplanting. De mannetjes van de libelle hebben er hier drie van, de mannetjesjuffers één meer. Deze grijpers zijn bij libelle relatief gezien ook wat groter.
Ook aan het voortbewegen kun je verschillen ontdekken tussen juffers en libellen. Juffers hebben een tragere vliegwijze. Waar het bij libellen lijkt alsof ze altijd haast hebben, komen juffers juist heel rustig over en vliegen ze vaak langer op één plek.
Als een juffer gaat rusten op een tak of een ander object, trekt deze de vleugels vaak samen. De vleugels zijn dan langs of boven het lichaam samengeklapt. Bij libelle staan de vleugels constant uit elkaar.
Tenslotte is er nog één verschil waar je misschien niet meteen aan zou denken. Deze heeft betrekking op het jongste levensstadium van deze vliegende insecten. De larven van libellen zijn namelijk een stuk groter en robuuster dan larven van een juffer. Het verschil is dus al bijna vanaf dag één te zien!
Overeenkomsten juffers en libellen
Naast de vele verschillen tussen juffers en libellen zijn er ook zeker overeenkomsten te vinden. Wat maakt het dat deze twee soorten tot eenzelfde klasse horen en zo dichtbij elkaar staan in de taxonomie?
Ze lijken natuurlijk erg op elkaar. De bouw van het lichaam en de vier vleugels waarmee ze zich voortbewegen verraden dat het neefjes en nichtjes van elkaar zijn. Ook de manier hoe ze geboren worden en zich ontwikkelen tot het volwassen stadium is bij beide soorten overeenkomstig.
Daarnaast is de levenswijze van juffers en libellen ook erg vergelijkbaar. Beide soorten zijn vaak te vinden in de buurt van water, floreren bij mooi weer en vallen vaak op door hun prachtige kleuren.
Juffers en libellen in je tuin
Deze prachtige dieren verdienen dus een plek in iedere tuin. We zullen je daarom nog een paar tips geven hoe je jouw tuin ook aantrekkelijk kunt maken voor deze gevleugelde insecten.
Een van de belangrijkste dingen om te regelen is natuurlijk water in de vorm van een vijver of een poel. Juffers en libellen brengen het grootste deel van hun leven door in het water, tijdens hun larvenstadium. Wil je dus in de zomer deze kleurrijke insecten in je tuin rond zien zoemen, leg dan zelf een poel aan.
Zorg verder voor zonnige plekjes in je tuin (leg een mooie steen neer die goed warm wordt), zodat ze in de ochtendzon kunnen opwarmen en zorg voor (nagenoeg) windstille plekken. Naast water is het ook goed om een open stuk in je tuin te hebben, zoals bijvoorbeeld gras (of een stukje grasland met kruiden als je een grotere tuin hebt). Dit is een uitstekende plek voor libellen om te jagen.
Als laatste tip raden we je aan een verrekijker of een goede camera te kopen. Vooral libellen vliegen erg snel en zijn daardoor erg lastig te herkennen als leek. Met een verrekijker kun je ze van een stuk dichterbij bekijken, waardoor je ze beter kunt determineren.
Er zijn veel verschillen te benoemen tussen juffers en libellen. De achtervleugels verschillen en libellen zijn een stuk forser gebouwd dan juffers. Daarnaast hebben libellen grotere ogen, die dicht op elkaar zitten en vliegen ze een stuk sneller dan juffers. De juffer klapt zijn vleugels in wanneer deze gaat zitten, de mannetjes hebben één voortplantingsgrijper meer dan mannetjeslibellen en zijn de larven van de juffer een stuk kleiner.
Wat zijn de overeenkomsten tussen juffers en libellen?
De leefwijze van juffers en libellen is erg overeenkomstig. Ze zijn vaak bij water te vinden en volop aanwezig bij mooi weer. Daarnaast lijken ze qua bouw erg op elkaar.
Hoe krijg je juffers en libellen in je tuin?
Water in de vorm van een poel of vijver aanleggen is het belangrijkst. Zorg daarnaast voor zonnige en windstille plekjes en creëer een open plek waar ze kunnen jagen.
Om de natuur een handje te helpen, hoef je niet per se hectares grond te hebben, of een grote zak met geld om natuurorganisaties te steunen. Met een beetje handigheid, een klein budget en flink wat creativiteit kun je een ontzettend goede bijdrage leveren aan de lokale natuur. In deze doe-het-zelf serie geven we je tips and tricks om op een creatieve manier van alles te maken om je tuin een natuur-upgrade te geven! In deze blog laten we je zien hoe je zelf een poel kunt aanleggen.
Een poel is een rijkdom aan leven
Een van die dingen die je prima zelf kunt doen is het aanleggen van een poel. Een poel is misschien wel een van de beste manieren om de biodiversiteit omhoog te krikken (lees hier waarom dat belangrijk is). Water trekt nou eenmaal van allerlei soorten planten en dieren aan, zelfs soorten die je tuin eerst links lieten liggen.
Poelen kun je maken in allerlei soorten en maten. Heb je een grote tuin, dan zou je ervoor kunnen kiezen met een graafmachine een flinke poel uit te graven. Denk hierbij aan een poel met een diameter van 20 tot 30 meter. Heb je wat minder ruimte of budget, dan is het aanleggen van een kleine poel ook al een enorme aanwinst.
Beide methodes vragen een totaal andere aanpak. In deze blog zullen we dan ook de zaken steeds benoemen voor enerzijds de grote aanpak en anderzijds voor de aanleg van een kleine poel.
Paradijs voor amfibieën
In Nederland leven in totaal zestien soorten amfibieën (kikkers, padden en salamanders), waarvan er zo’n vijf vrij algemeen voorkomen. De overige soorten komen maar in bepaalde delen van het land voor en stellen zeer specifieke eisen aan hun biotoop. Allemaal zijn ze in meer of mindere mate afhankelijk van natuurlijke poelen. Afhankelijk van onder andere de ligging, grootte en nog een aantal zaken kun je een aantal amfibieën soorten naar je tuin lokken met het aanleggen van een poel.
Amfibieën gebruiken poelen als voortplantingsplaatsen. Ze zetten hier de eieren af en de larven groeien hier op. De volwassen amfibieën trekken na de eiafzet naar het tweede gebied, het zomergebied. Hier verblijven ze de gehele zomer om vervolgens door te trekken naar het overwinteringsgebied. Dit is vaak een beschutte plek (eikenbos, houtwal, etc.) waar ze een winterslaap houden. Om je poel ideaal te maken voor amfibieën is het aan te raden een zomer- en winterverblijf nabij te hebben. Ook is het raadzaam om bij het aanleggen van een poel rekening te houden met andere poelen. Ideaal is het als er binnen enkele honderden meters van de aan te leggen poel nog een andere poel te vinden is. Dit zorgt ervoor dat je poel snel bevolkt is.
Zojuist omschreven we al een beetje waar je op moet letten om je poel tot een succesvolle amfibieënpoel te maken. Echter zijn er nog veel meer zaken om rekening mee te houden. Een goede voorbereiding is hierin zeker het halve werk. Je legt een poel immers maar één keer aan en iedere fout die je maakt is later moeilijk op te lossen. Denk dus eerst goed na en zet dingen op papier om tot een gedetailleerd plan te komen. Ook is het raadzaam om advies in te winnen. Dit kan bij collega-hobbyisten zijn, maar ook een stichting als RAVON of de provincie/gemeente kan je wellicht helpen je ideeën concreter te maken.
Algemene richtlijnen poel aanleggen
Als je nou kiest voor een grote natuurlijke poel of een kleine halfnatuurlijke poel, er zijn een paar richtlijnen die je altijd moet toepassen. Dit begint al bij de bepaling van de plek voor de poel. Wanneer je een poel gaat aanleggen dien je rekening te houden met de bestaande situatie. Kap geen volwassen bomen en verwijder geen zeldzame vegetatie of andere waardevolle natuurwaarden zoals houtwallen, graften, bomenlanen, etc.
Situeer je poel niet direct onder een bomengroep. Te veel bomen rondom je poel zorgen voor teveel schaduw, met als gevolg dat je poel (vooral) in het voorjaar niet genoeg opwarmt. Hierdoor is het water niet warm genoeg voor de ontwikkeling van de larven. Daarnaast zorgen bomen voor bladinval. Te veel bladinval is niet gewenst omdat dit het water verrijkt.
De omgeving
Eerder benoemde we al dat amfibieën een voortplantings-, zomer- en overwinteringshabitat hebben. Idealiter gezien wil je deze drie habitats binnen enkele honderden meters van elkaar zien. Verdiep je dus ook, naast het maken van een poel (voortplantingshabitat), in de andere habitats die amfibieën nodig hebben. Deze kunnen per soort sterk verschillen. Doe onderzoek (gebruik hiervoor bijvoorbeeld een website als waarneming.nl) naar welke amfibieën er in jouw regio voorkomen. Bestudeer je erf en aangrenzende percelen om te achterhalen op welke soort(en) jij je het beste kunt focussen. Cruciaal bij het bestuderen van aangrenzende zomer- en overwinteringshabitats is dat deze goed bereikbaar zijn voor amfibieën. De meeste amfibieën hebben een home range van enkele honderden meters, binnen deze range moeten dus alle drie habitats voorkomen. Let ook op barrières in het landschap. Drukke auto(snel)wegen en brede kanalen kunnen ervoor zorgen dat amfibieën niet de oversteek kunnen maken.
Situering en andere bewoners
Wanneer je de poel in een rivier rijk gebied aanlegt, zorg er dan voor dat je ver genoeg van een beek of rivier afblijft. Bij hevige regenval en hoogwater kan er water uitwisseling plaatsvinden, wanneer te dicht bij een beek of rivier gesitueerd, waardoor er vissen over kunnen komen of de watersamenstelling significant verandert.
Belangrijk is dat er geen (grote) vis in de poel aanwezig is. Vissen zijn predatoren van de juvenielen van amfibieën en te veel vis verstoort de populatiegroei aanzienlijk. Ook (te veel) eenden en ganzen zijn niet gewenst in de poel. Zij vormen een bedreiging (predatie) voor volwassen exemplaren.
Verder moet je voor dat het graafwerk gestart wordt nagaan of er een vergunning vereist is in jouw gemeente. Het kan zijn dat er een aanlegvergunning verplicht wordt gesteld of dat een ontgrondingsvergunning aangevraagd moet worden voor de graafwerkzaamheden. De voorwaarden hieromtrent verschillen per gemeente dus denk hier goed over om achteraf gedoe te voorkomen.
Beste periode voor het aanleggen van een poel
In principe kan een poel het hele jaar door aangelegd worden. Houd er in het groeiseizoen wel rekening mee dat bestaande natuur beschadigd/verstoord wordt. Voorkom dit ten alle tijden. In natte periodes (voorjaar/najaar) is het wellicht lastig met grote machines te werken. Voor het werken met machines lijken de zomer en de vorstperiodes het meeste geschikt. Voor het aanleggen van je poel lijkt daarom de winterperiode het meest geschikt, omdat veel soorten dan ook in rust zijn, wat beschadiging/verstoring beperkt. Het kan echter wel lastig zijn graafwerkzaamheden uit te voeren in een bevroren bodem.
Wanneer er bestaande vegetatie aanwezig is die behouden dient te worden en dient te worden verplaatst, dan kan dit het beste gedaan worden in het najaar, wanneer er al voldoende regen is gevallen (eind oktober – december). De bodem zou dan al voldoende verzadigd moeten zijn om vegetatie te laten herstellen van deze ingreep. De vegetatie heeft dan de hele periode de tijd om zijn wortelstelsel te herstellen en kan in het vroege voorjaar meteen bovengronds gaan groeien. Op het moment dat vegetatie in het vroege voorjaar (januari-maart) wordt verplaatst, zal het eerst het wortelstelsel gaan herstellen en heeft het een achterstand ten opzichte van de andere vegetatie. Bij verplaatsing van heesters en bomen is het wijs vooraf goed na te denken of dit noodzakelijk is en dient er uiterst zorgvuldig te werk worden gegaan.
Aanleggen grote natuurlijke poel
Wanneer je je plan op papier hebt gezet, is het tijd om aan de slag te gaan. Als je kiest voor een grote natuurlijke poel dan is het wijs om de poel zo groot mogelijk te maken. Dit biedt voldoende plek voor meerdere soorten amfibieën en daarnaast zorgt een grotere poel voor minder onderhoud. Ja inderdaad, een grotere poel vergt minder onderhoud dan een kleinere poel. Dit heeft er mee te maken dat een kleinere poel sneller last heeft van verlanding. Bij het proces verlanding veranderen ondiepe stukken met moerasplanten langzaam naar vast land, waardoor de poel kleiner wordt. Om dit tegen te gaan dient er regelmatig onderhoud gedaan te worden. Denk voor het aanleggen van de poel dus goed na over de grootte.
Diepte
De diepte van de poel is een ander belangrijk aspect om over na te denken. Droogvallen van de poel in de droogste periode van het jaar (nazomer) mag, maar deze periode moet wel kort zijn en het droogvallen mag niet te vroeg in het jaar gebeuren. Wanneer de poel te vroeg in het jaar droogvalt komt de voortplanting en de ontwikkeling van juvenielen in het geding, wat grote gevolgen kan hebben. Als je poel echter maar een korte periode droogvalt en niet te vroeg in het jaar, dan is het een voordeel te noemen, dit zorgt er namelijk voor dat kolonisatie door vissen praktisch onmogelijk is. Daarnaast zorgt deze natuurlijke dynamiek (constante verandering van waterniveau) dat je poel interessant wordt voor bepaalde soorten. Rugstreeppadden, geelbuikvuurpadden en boomkikkers hebben een voorkeur voor dergelijke poelen.
Een te diepe poel zal niet droogvallen, maakt het aantrekkelijk voor vissen en zal in het voorjaar niet genoeg opwarmen. Vaak wordt een diepte van minimaal 50 centimeter en maximaal 1 meter aangehouden. Dit verschilt echter per regio/gebied en is vooral afhankelijk van het grondwaterniveau en de glooiing van het terrein. Zoek vooraf uit hoe hoog de grondwaterstand is. Hiervoor kun je terecht bij het waterschap. Het is ook mogelijk om met behulp van een grondboor zelf de grondwaterstand te meten.
Maak bij het aanleggen van de poel ook een ondieper stuk. Dit zorgt ervoor dat het water op die plek in het vroege voorjaar snel opwarmt, wat het voortplantingsproces kan bevorderen. In dit gedeelte worden vaak de eitjes afgezet in de periode van maart tot en met mei en groeien de larven hoofdzakelijk op. Zorg daarom ook voor voldoende vegetatie in het ondiepe gedeelte, zodat larven genoeg schuilmogelijkheden hebben.
Afdichten
Wanneer water niet voldoend blijft staan (wat vaak het geval is in sterk glooiende terreinen), is het wellicht wenselijk de poel bodem af te dichten. Dit kan gedaan worden door deze met een graafmachine af te smeren met leem of klei. Hiermee creeër je een ondoordringbare laag waardoor het water niet weg kan stromen. Dit is echter alleen gewenst als een natuurlijke situatie niet het gewenste resultaat oplevert.
Oever
Hiermee zijn we aangekomen bij de oeverrand. Amfibieën hebben baat bij een grillige oeverrand in plaats van een strakke rechte oeverrand. Een grillige onregelmatige oeverrand zorgt voor meer biodiversiteit en creëert een microklimaat. Plant de oever aan met inheemse planten, of laat deze oevervegetatie spontaan groeien. Spontaan laten groeien duurt natuurlijk wel wat langer.
Houd bij het aanleggen van de poel rekening met de hellingshoek. Een hellingshoek van 1:3 wordt vaak aangehouden. Dit wil zeggen dat je 1 meter hoogteverschil overbrugt over 3 meter. Als deze oevers steiler worden gemaakt (door ruimtegebrek of andere redenen) dan zullen warmteminnende soorten je poel links blijven laten liggen. Als je je oevers niet overal aan deze hellingshoek kunt laten voldoen, kies er dan zeker voor de noordelijke oever op deze manier te maken. Dit is namelijk de oeverkant waar de zon op staat en is daardoor het meest waardevol voor warmteminnende soorten.
Houd er rekening mee dat na de aanleg en de jaren daarop volgend de soortensamenstelling in je poel kunnen veranderen. Je poel is in het begin, wanneer er nog weinig tot geen begroeiing is, bijvoorbeeld interessant voor de rugstreeppad , maar wanneer deze meer en meer dichtgroeit met vegetatie, zal de rugstreeppad weer vertrekken. In dit stadium zal je poel aantrekkelijker worden voor andere soorten.
Aanleggen kleine halfnatuurlijke poel
Heb je geen ruimte of budget voor een grote poel, dan kun je alsnog de natuur een handje helpen door een kleine poel in je tuin aan te leggen. Je zult al gauw merken dat er een verscheidenheid aan dieren dankbaar gebruik zal maken van je kleine waterpartij. Vogels komen er drinken en badderen, juffers en libellen zullen de poel binnen no-time weten te vinden, insecten en kleine zoogdieren drinken uit je poel en algemene amfibieën soorten zullen de poel koloniseren. Daarnaast kan een kleine poel uitstekend fungeren als stapsteen in stedelijk gebied om van het ene natuurgebied naar het andere natuurgebied te komen. Het draagt verder ook bij aan habitat vergroting voor amfibieën, daar waar geschikte habitats in de afgelopen decennia juist sterk zijn afgenomen.
Het is bij een kleine poel belangrijk om realistisch te zijn. Zeldzame soorten als de knoflookpad en vroedmeesterpad zul je er waarschijnlijk niet in krijgen, maar het kan een perfect plekje vormen voor onder andere groene kikkers, gewone padden en kleine watersalamanders. Zorg ervoor dat je poel goed bereikbaar is, door bijvoorbeeld een stuk uit je erfafscheiding te knippen/breken.
Om ervoor te zorgen dat je voldoende water in je poel houdt, is het onvermijdelijk om voor een kleine poel een voorgevormde vijverbak of vijverfolie te gebruiken. Vijverbakken hebben vaak een steile rand, wat niet gewenst is, dus in de meeste gevallen kan het beste vijverfolie gekozen worden. Maak de poel zo groot mogelijk, zorg voor licht hellende oeverranden en creëer een ondieper gedeelte in de poel. Het diepste punt van de poel moet minimaal 50 centimeter zijn, maar nog iets dieper heeft de voorkeur.
Gezien de geringe grootte van de poel en het feit dat hij sneller opwarmt, zullen er ook meer algen groeien in je poel. Dit hoeft niet per se nadelig te zijn, maar om een balans in je poel te houden is het wel aan te raden om te zorgen voor voldoende zuurstofplanten. Wanneer er te veel algengroei is, dan kan dit handmatig verwijderd worden. Probeer dit wel tot een minimum te beperken om verstoren zoveel mogelijk te vermijden. Net zoals bij een grote poel is het belangrijk om ook structuurvariatie in je oeverrand aan te brengen. Zorg ervoor dat bepaalde delen van de oever aangeplant zijn (biologisch gekweekte en inheemse beplanting), maar dat er ook open stukken zijn. Zorg ook rondom de poel voor planten wat als beschutting kan dienen.
Beheer
Een poel aanleggen is één ding, maar een juist beheer uitvoeren is essentieel om de komende jaren te blijven genieten van de poel. Om ervoor te zorgen dat planten- en diersoorten zo min mogelijk gestoord worden is het goed om hier vooraf over na te denken. Verkeerd uitgevoerd beheer kan er voor zorgen dat soorten verdwijnen. Een goed uitgedacht beheerplan opstellen is dan ook zeker geen overbodige luxe.
Indien je zelf te weinig kennis bezit om een gedegen beheerplan op te zetten is het raadzaam hiervoor de hulp van een expert in te schakelen. Daarnaast is er ook het nodige terug te vinden in de literatuur. Een goed voorbeeld hiervan is het handboek ‘Praktisch Natuurbeheer: Amfibieën en Reptielen’ geschreven door bioloog (en tevens natuurfotograaf) Edo van Uchelen. Helaas is het boek niet meer nieuw te bestellen, maar zo nu en dan is het 2e hands nog te verkrijgen. Dit boek is een aanrader voor iedereen die zich meer wil verdiepen in de herpetofauna van Nederland.
Om de poel aantrekkelijk te houden voor amfibieën is het van belang dat het water niet te voedingsrijk wordt en verlanding wordt tegengegaan. Hiervoor moet bladinval verwijderd worden en zal er zo nu en dan gebaggerd moeten worden. Houd er rekening mee dat een beheersmaatregel als baggeren een zeer ingrijpende maatregel is en wanneer in de verkeerde periode in het jaar uitgevoerd wordt meer kwaad doet dan goed. Zo is het bijvoorbeeld geen goed idee om dit in het voorjaar te doen en moet het altijd in fases gedaan worden om dieren genoeg uitwijkmogelijkheden te geven.
Subsidie aanleggen poel
In sommige gevallen is het mogelijk om subsidie te krijgen voor het aanleggen van een poel. Als je de poel zoveel mogelijk wilt vullen met hemelwater dan zou je ervoor kunnen kiezen om het hemelwater af te koppelen van de riolering. Dit zorgt ervoor dat tijdens piekmomenten de riolering minder belast wordt waar gemeenten en provincies erg blij zijn. De geldende subsidie hiervoor verschilt per gemeente en vaak wordt het bedrag hiervan vastgesteld tijdens een gesprek met de gemeente.
Naast subsidie voor het afkoppelen van hemelwater is er ook nog een mogelijkheid om een SNL subsidie te krijgen. Deze subsidie is er speciaal voor beheerders van een natuurterrein. Hier gelden wel strikte voorwaarden. Zo is het bijvoorbeeld verplicht om het terrein waar het om gaat open te stellen voor publiek en worden er periodiek controles uitgevoerd of de subsidie wel gerechtvaardigd is. Een stichting zoals de Bosgroepen Nederland kan je helpen met het aanvragen van een dergelijke subsidie. Meer informatie vinde je op bosgroepen.nl.
Profijt door andere soorten
Het prachtige aan natuur is dat als je iets doet ten behoeve van een bepaalde soort of bepaalde soortengroep, dan profiteren andere soorten hier altijd van mee. Zo ook bij het aanleggen van een poel voor amfibieën, diverse andere dieren- en plantensoorten zullen hiervan profiteren.
Juffers en libellen
Juffers en libellen zijn onlosmakelijk verbonden aan water en snel nadat er een poel is aangelegd zullen de eerste soorten zich laten zien. Dit komt omdat juffers en libellen hun eitjes afzetten in of nabij het water. Soorten als de azuurwaterjuffer, het lantaarntje of glazenmakers kunnen zomaar eens bij de eerste dieren horen die je poel komen verkennen.
Vogels zullen je poel ook snel ontdekken. Deze zullen de poel voornamelijk gebruiken om uit te drinken en op warme dagen zullen ze zich tegoed doen aan een verfrissend bad. Mussen, mezen, duiven, merels, roodborstjes en groenlingen zullen allemaal je poel op zoeken. Woon je wat vrijer en heb je een grote poel? Let dan in de zomer op zwaluwen. Deze zullen in grote groepen om beurten over het water vliegen om muggen te vangen en om te drinken, een prachtig tafereel om waar te nemen! Lees hierandere tips hoe je meer vogels in je tuin krijgt.
Zoogdieren
Naast vogels zullen ook kleine zoogdieren je poel op zoeken om te drinken. Deze zijn wel wat lastiger waar te nemen, maar ze zijn er zeker. Muizen, ratten, marters, vossen en egels zullen (voornamelijk ‘s nachts) dankbaar gebruik maken van het aanwezige water. Wil je weten welke zoogdieren er ’s avonds en ’s nachts naar je poel komen? Overweeg dan eens een wildcamera op te hangen.Daarnaast is er nog een andere soort die wellicht minder voor de hand ligt: vleermuizen. Vleermuizen maken dankbaar gebruik van water om te jagen. Soorten als de dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis rosse vleermuis en watervleermuizen jagen hoofdzakelijk op insecten boven en rondom het wateroppervlak.
Overige
De aanwezigheid van water zorgt als laatste ook nog voor een totale andere plantengroei. Op noordelijke oevers (de warme oevers) ontstaat een specifiek microklimaat waar warmteminnende soorten goed zullen gedijen. De dynamiek van een poel (wisselende waterstand) zorgt ook weer voor een specifieke habitat waar unieke plantensoorten van profiteren.
Verder kan de ringslang (afhankelijk van de regio) je poel bezoeken en zijn er talloze ongewervelden en micro- en macro-organismen terug te vinden in het water.
Conclusie
Mocht je nog twijfelen of het wel zo’n goed idee is om een poel aan te leggen, dan hopen we dat je na het lezen van dit artikel overtuigd bent geraakt van de meerwaarde van een poel in je tuin. Water is altijd een belangrijke bron voor veel planten- en diersoorten en zorgt voor iets meer biodiversiteit in onze toch steeds meer verstedelijkte omgeving.